Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Duiven

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Duiven houdende regels omtrent gemeentelijke belastingen (Regeling gemeentelijke belastingen)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDuiven
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Duiven houdende regels omtrent gemeentelijke belastingen (Regeling gemeentelijke belastingen)
CiteertitelRegeling gemeentelijke belastingen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Regeling gemeentelijke belastingen 2020.

De datum van ingang van deze regeling is 1 januari 2021.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 6, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
  2. artikel 13, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
  3. artikel 14, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
  4. artikel 29 van de Invorderingswet 1990
  5. artikel 31 van de Invorderingswet 1990
  6. artikel 231, tweede lid, van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-12-2020nieuwe regeling

15-12-2020

gmb-2020-341304

Z/20/073767

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Duiven houdende regels omtrent gemeentelijke belastingen (Regeling gemeentelijke belastingen)

Burgemeester en wethouders van Duiven;

 

gelet op het bepaalde in de artikelen 6, derde lid, 13, eerste lid en 14, eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990 in verbinding met artikel 231, tweede lid, onderdeel a, en derde lid van de Gemeentewet en de betreffende bepalingen van de belastingverordeningen;

 

b e s l u i t e n:

 

vast te stellen de “Regeling met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen”.

Artikel 1 Reikwijdte van de regeling

De in deze regeling opgenomen regels gelden bij de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen op grond van de onderscheiden belastingverordeningen voor zover deze regels in artikel 5 voor de betreffende gemeentelijke belasting van toepassing is verklaard.

Artikel 2 Aangifte, afmelding en wijzigin

  • 1.

    De belastingplichtige die niet binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen een maand na het verstrijken van die zes maanden bij de gemeenteambtenaar, belast met de heffing van gemeentelijke belastingen, een verzoek in te dienen te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

  • 2.

    De belastingplichtige die niet binnen zes maanden na afloop van het belastingtijdvak is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het belastingtijdvak een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen een maand na afloop van die zes maanden bij de gemeenteambtenaar, belast met de heffing van gemeentelijke belastingen, een verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

  • 3.

    Indien in de loop van het belastingjaar de belastingplicht ontstaat, eindigt, dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige binnen dertig dagen na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan, geëindigd of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij de gemeenteambtenaar, belast met de heffing van gemeentelijke belastingen, schriftelijk een aanvraag indienen om uitreiking van een aangiftebiljet.

Artikel 3 Voorlopige aanslag

  • 1.

    De gemeenteambtenaar, belast met de heffing van gemeentelijke belastingen, legt een voorlopige aanslag op, indien het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld, na verrekening van voorheffingen en reeds opgelegde voorlopige aanslagen, zulks naar zijn mening rechtvaardigt. De maandelijkse voorlopige bedragen gaan in totaal niet uit boven het bedrag waarop de belasting of het verschuldigde recht vermoedelijk zal worden vastgesteld.

  • 2.

    De bepaling van het bedrag van een voorlopige aanslag die wordt vastgesteld in het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, dan wel na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan kan voor de onroerende-zaakbelastingen en voor de rioolheffing geschieden op grond van de gegevens die hebben gediend ter vaststelling van de meest recente belastingaanslag over, dan wel met betrekking tot het meest recente tijdvak of kalenderjaar, met dien verstande dat daarbij op benaderende wijze rekening kan worden gehouden met wijzigingen in de wettelijke bepalingen betreffende de heffing van de gemeentelijke belasting alsmede niet andere wijzigingen die voor de heffing van de gemeentelijke belasting van belang kunnen zijn.

Artikel 4 Rente

  • 1.

    Het percentage van de invorderingsrente volgt het percentage dat op grond van artikel 29 van de Invorderingswet 1990 voor het betreffende kalenderkwartaal voor de rijksbelastingen is vastgesteld.

  • 2.

    Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vindt de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    In afwijking in zoverre van de in het tweede lid bedoelde regeling wordt bij iedere betaling geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze in totaal een bedrag van € 22,69 niet te boven gaat.

Artikel 5 Gelding voor gemeentelijke belastingen

Met betrekking tot:

  • a.

    de onroerende-zaakbelastingen vinden de artikelen 2, eerste lid, 3 en 4 toepassing;

  • b.

    de afvalstoffenheffing vindt artikel 4 toepassing;

  • c.

    de rioolheffing vinden de artikelen 2, tweede lid, 3 en 4 toepassing;

  • d.

    de hondenbelasting vinden de artikelen 2, derde lid en 4 toepassing;

  • e.

    de leges vinden de artikelen 3 en 4 toepassing;

  • f.

    het marktgeld vindt artikel 4 toepassing;

  • g.

    de lijkbezorgingsrechten vindt artikel 4 toepassing;

Artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Regeling gemeentelijke belastingen 2020” van 17 december 2019 wordt op 1 januari 2021 ingetrokken.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van deze regeling is 1 januari 2021.

  • 4.

    Deze regeling kan worden aangehaald als “Regeling gemeentelijke belastingen”.

 

 

Burgemeester en wethouders van Duiven,

ing. C.J. (Chris) Papjes

secretaris

‎mr. H.B. (Huub) Hieltjes

burgemeester