Organisatie | Zandvoort |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Zandvoort houdende regels omtrent de heffing en de invordering van marktgelden (Verordening marktgelden Zandvoort 2021) |
Citeertitel | Verordening marktgelden Zandvoort 2021 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening marktgelden 2020.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-12-2020 | nieuwe regeling | 15-12-2020 |
De raad van de gemeente Zandvoort:
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 november 2020;
gelet op de overwegingen van de raadscommissie van 1/2 december 2020;
gelet op artikel 216 en 229 eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet;
besluit de volgende verordening, vast te stellen:
Verordening op de heffing en invordering van marktgelden 2021
Onder de naam "marktgelden" wordt een recht geheven voor het innemen van een marktplaats op de als marktterrein aangewezen gemeentegrond en voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, en de daarmee verband houdende handelingen en/of het gebruik van verstrekte hulpmiddelen.
Artikel 4 Heffingsmaatstaf en belastingtarief
Artikel 5 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien het recht wordt bepaald per kwartaal als bedoeld in artikel 4, eerste lid, letter a, en de belastingplicht in de loop van het kwartaal eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel derde gedeelten van het ingevolge artikel 4, eerste lid, letter a, berekende bedrag als er na het tijdstip van beëindiging van de belastingplicht nog volle maanden overblijven.
Indien het recht wordt bepaald per jaar als bedoeld in artikel 4, eerste lid, letter a, en de belastingplicht in de loop van het jaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het ingevolge artikel 4, eerste lid, letter a, berekende bedrag als er na het tijdstip van beëindiging van de belastingplicht nog volle maanden overblijven.
Het recht wordt geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een nota of andere schriftuur, waarop het gevorderde bedrag is vermeld.