Organisatie | Noardeast-Fryslân |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Noardeast-Fryslân houdende regels omtrent de heffing en de invordering van liggelden voor woonschepen en bedrijfsvaartuigen (Verordening liggelden woonschepen en bedrijfsvaartuigen 2021) |
Citeertitel | Verordening liggelden woonschepen en bedrijfsvaartuigen 2021 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening liggelden 2020.
De datum van ingang van heffing is 1 januari 2021.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-12-2020 | nieuwe regeling | 16-12-2020 |
De raad van de gemeente Noardeast-Fryslân;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 1 december 2020;
gelet op de artikelen 216, 219 en 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b van de Gemeentewet;
Vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en de invordering van liggelden woonschepen en bedrijfsvaartuigen 2021
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
Onder de naam ‘liggeld’ worden rechten geheven voor het innemen van een ligplaats met een woonschip of bedrijfsvaartuig en/of het genot van door of vanwege de gemeente verstrekte diensten die met het innemen van een ligplaats verband houden.
De rechten worden niet geheven voor:
Het innemen van een ligplaats met een historisch schip in de Museumhaven indien daarvoor huur is verschuldigd.
Artikel 9 Termijnen van betaling
In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnbedragen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnbedragen telkens een maand later.
In afwijking van het eerste en tweede lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, € 50,00 of minder bedraagt, dat de aanslag moet worden betaald in één termijn en wel één maand na dagtekening van het aanslagbiljet.
Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete zijn de leden 1, 2 en 3 van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de liggelden.
De “Verordening liggelden 2020”, van 7 november 2019 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.