Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Den Helder

Besluit van het college van de gemeente Den Helder, houdende regels over vrijlating giften en schadevergoedingen [Beleidsregel vrijlating giften en schadevergoedingen]

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDen Helder
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van de gemeente Den Helder, houdende regels over vrijlating giften en schadevergoedingen [Beleidsregel vrijlating giften en schadevergoedingen]
CiteertitelBeleidsregel vrijlating giften en schadevergoedingen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpBeleidsregel vrijlating giften en schadevergoedingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze beleidsregel vervangt beleidsregel Vrijlating giften.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

https://wetten.overheid.nl/BWBR0015703/2020-12-17

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-202105-06-2021nieuwe regeling

08-12-2020

gmb-2020-339217

2020-064297

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van de gemeente Den Helder, houdende regels over vrijlating giften en schadevergoedingen [Beleidsregel vrijlating giften en schadevergoedingen]

Grondslagen:

Participatiewet, artikel 31, tweede lid onder m

Algemene wet bestuursrecht

 

Burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder, gelet op de hem toekomende bevoegdheid;

Besluiten:

In te trekken zijn besluit van 25 november 2014 tot vaststelling van de Beleidsregel Vrijlating giften

Vast te stellen de navolgende Beleidsregel vrijlating giften en schadevergoedingen

 

Artikel 1 Giften

  • 1.

    Giften die leiden tot een structureel hoger besteedbaar inkomen dan het bestaansminimum kunnen met toepassing van deze beleidsregel in aanmerking worden genomen als middelen.

  • 2.

    Bij het vrijlaten van een gift wordt geen onderscheid gemaakt tussen giften van instellingen en giften van personen.

  •  

Artikel 2 Giften in afwachting van de afhandeling van de bijstandsaanvraag

Een gift die wordt verstrekt in afwachting van de afhandeling van de bijstandsaanvraag en die niet meer bedraagt dat de voor belanghebbende geldende netto bijstandsnorm (exclusief vakantiegeld), wordt niet in aanmerking genomen als middel.

  •  

Artikel 3 Giften met een specifieke bestemming

  • 1.

    Giften met een specifieke bestemming waarvoor belanghebbende -indien hij/zij de gift niet had ontvangen- aanspraak zou kunnen maken op bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet of een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo2015), worden volledig buiten beschouwing gelaten.

  • 2.

    Belanghebbende dient aan te kunnen tonen dat de gift is besteed aan de in het eerste lid bedoelde bestemming

  •  

Artikel 4 Eenmalige giften zonder specifieke bestemming

  • 1.

    Een eenmalige gift is een eenmaal per kalenderjaar ontvangen gift van één persoon of instelling. Giften die binnen het kalenderjaar eenmalig van verschillende personen of instellingen worden ontvangen, worden eveneens als eenmalige giften aangemerkt.

  • 2.

    Een eenmalige gift of een cumulatie van verschillende eenmalige giften wordt niet tot de middelen gerekend als het totaal aan giften niet meer bedraagt dan 50% van de jaarlijkse forfaitaire kostenvergoeding voor vrijwilligers zoals genoemd in artikel 7, onderdeel h van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ en artikel 2 lid 6 van de Wet op de loonbelasting 1964.

  • 3.

    Bij overschrijding van het bedrag zoals genoemd in het tweede lid, wordt het meerdere aangemerkt als verworven vermogen.

  •  

Artikel 5 Giften in natura

  • 1.

    Bij een gift in natura bepaalt het college wat de gift waard is in geld.

  • 2.

    Voor zover artikel 3, eerste lid, niet van toepassing is, wordt een gift/giften in natura niet tot de middelen gerekend als de (totale) waarde niet meer bedraagt dan 50% van de jaarlijkse forfaitaire kostenvergoeding voor vrijwilligers zoals genoemd in artikel 7, onderdeel h van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ en artikel 2 lid 6 van de Wet op de loonbelasting 1964.

  • 3.

    Bij overschrijding van het bedrag zoals genoemd in het tweede lid, wordt het meerdere aangemerkt als verworven vermogen.

  •  

Artikel 6 Periodieke giften zonder specifieke bestemming

  • 1.

    Periodieke giften zijn giften die binnen het kalenderjaar twee keer of vaker van dezelfde persoon of instelling worden ontvangen en in een dergelijk geval tot een structurele bijdrage in de voorziening van levensonderhoud van deze persoon leidt.

  • 2.

    Voor zover artikel 3, eerste lid niet van toepassing is, worden periodieke giften gezien als inkomen in de maand waarin de gift is ontvangen.

  •  

Artikel 7 Anticumulatie

  • 1.

    Het totaal aan ontvangen giften als bedoeld in de artikelen 4 en 5 mogen opgeteld, op jaarbasis niet meer bedragen dan 50% van de jaarlijkse forfaitaire kostenvergoeding voor vrijwilligers zoals genoemd in artikel 7, onderdeel h van de Regeling Participatiewet IOAW en IOAZ en artikel 2 lid 6 van de Wet op de loonbelasting 1964.

  • 2.

    Bij overschrijding van het bedrag zoals genoemd in het eerste lid, wordt het meerdere aangemerkt als verworven vermogen.

  •  

Artikel 8 Materiele schadevergoeding

  • 1.

    De schadevergoeding die de belanghebbende ontvangt voor materiele schade wordt niet als vermogen aangemerkt, tenzij de schadevergoeding niet wordt gebruikt voor het wegnemen van de geleden of toekomstige schade.

  • 2.

    Schadevergoeding die is bedoeld ter compensatie van het verlies van arbeidsvermogen, wordt aangemerkt als inkomen voor de periode waarop de vergoeding betrekking heeft.

Artikel 9 Immateriële schadevergoeding

  • 1.

    Bij het vaststellen van het vermogen na ontvangst van een immateriële schadevergoeding wordt buiten beschouwing gelaten: het bedrag genoemd in artikel 34, lid 3, onderdeel a van de Participatiewet.

  • 2.

    Indien de immateriële schadevergoeding meer bedraagt dan de vrijlating zoals genoemd in het vorige lid, wordt 2/3 deel van het meerdere van het bedrag van de immateriële schadevergoeding in aanmerking genomen als vermogen.

Artikel 10 Citeertitel

Deze beleidsregels treden na bekendmaking in werking op 1 januari 2021 en worden aangehaald als: Beleidsregel vrijlating giften en schadevergoedingen.

 

 

Aldus besloten in de vergadering van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Den Helder van 8 december 2020

Burgemeester

Jeroen Nobel

Secretaris Robert Reus

Artikelsgewijze toelichting

 

Algemeen

Op grond van artikel 31, tweede lid onder m van de Participatiewet kunnen giften niet tot de

middelen van belanghebbende worden gerekend voor zover deze naar het oordeel van het

college uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn.

Gezien het minimum behoeftekarakter van de bijstand kan vrijlating van giften niet onbeperkt

zijn. Wat betreft de hoogte van de gift geldt dat het in de rede ligt om deze in aanmerking te

nemen voor zover cumulatie daarvan met de bijstand leidt tot een bestedingsniveau dat

niet verenigbaar is met hetgeen op bijstandsniveau gebruikelijk is.

Door giften niet in aanmerking te nemen als middelen wordt voorkomen dat de

Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen.

 

Artikel 1 Giften

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 2 Giften in afwachting van de afhandeling van de bijstandsaanvraag

Het komt voor dat iemand in afwachting van de beslissing op zijn aanvraag om een bijstandsuitkering, een eenmalige gift ontvangt ter overbrugging van de periode tot de eerste uitbetaling van de uitkering. We laten deze eenmalige gift vrij indien deze de voor belanghebbende geldende netto maandelijkse bijstandsnorm(exclusief vakantietoeslag) niet overschrijdt.

 

Artikel 3 Giften met een specifieke bestemming

Giften waarvoor bijzondere bijstand of een Wmo voorziening mogelijk is, worden niet gerekend tot de middelen. Krijgt iemand bijvoorbeeld een gift om zelf een scootermobiel te kopen, dan wordt deze gift in principe buiten beschouwing gelaten. Dit is ook het geval als een belanghebbende bijvoorbeeld een gift heeft ontvangen voor opknapkosten (verf/behang) na een noodzakelijke verhuizing, en dit bedrag volledig besteed aan de aanschaf van verf en behang.

Belanghebbende dient wel aan te tonen dat de gift ook daadwerkelijk is besteed aan de voorziening.

 

Artikel 4 Eenmalige giften zonder specifieke bestemming

In dit artikel wordt bepaald dat een eenmalige gift wordt vrijgelaten wanneer de gift niet meer bedraagt dan 50% van de jaarlijkse forfaitaire kostenvergoeding voor vrijwilligers per kalenderjaar, zoals genoemd in artikel 7, onderdeel h van de Regeling Participatiewet IOAW en IOAZ en artikel 2 lid 6 van de Wet op de loonbelasting 1964.

Voorbeeld: In 2020 is de hoogte van de forfaitaire kostenvergoeding voor vrijwilligers € 1.700,00 per kalenderjaar. 50% hiervan is € 850,00.

 

Artikel 5 Giften in natura

Bij een gift in natura kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een schenking van een vliegticket.

Dit laten we vrij voor zover de waarde van de gift in natura uitgedrukt in geld, niet hoger bedraagt dan 50% van de jaarlijkse forfaitaire kostenvergoeding voor vrijwilligers per kalenderjaar, zoals genoemd in artikel 7, onderdeel h van de Regeling Participatiewet IOAW en IOAZ en artikel 2 lid 6 van de Wet op de loonbelasting 1964.

 

Artikel 6 Periodieke giften zonder specifieke bestemming

Periodieke giften zonder specifieke bestemming hebben het karakter van inkomsten. Dit betekent dat er sprake is van een besteedbaar inkomen dat structureel hoger ligt dan het bestaansminimum.

 

Artikel 7 Anti-cumulatie

De giften in één jaar tellen we bij elkaar op. Dat betekent dat belanghebbende per kalenderjaar één grote of meerdere kleine giften mag krijgen. Dit zolang het totaal aan ontvangen eenmalige en periodieke giften op jaarbasis niet meer bedragen dan 50% van de jaarlijkse forfaitaire kostenvergoeding voor vrijwilligers per kalenderjaar, zoals genoemd in artikel 7, onderdeel h van de Regeling Participatiewet IOAW en IOAZ en artikel 2 lid 6 van de Wet op de loonbelasting 1964.

 

Artikel 8 Materiële schadevergoeding

Een materiële schadevergoeding is een vergoeding voor kosten die gemaakt zijn of nog gemaakt moeten worden na bijvoorbeeld een (verkeers)ongeval of brand. Hierbij kun je denken aan kosten om een beschadigde auto of bril te laten repareren. Maar het kunnen ook ziektekosten zijn, reiskosten of revalidatiekosten. Ook kan iemand zijn baan verliezen omdat hij na het ongeval niet of niet volledig meer kan werken. Een materiële schadevergoeding is dus een vergoeding voor kosten die gemaakt zijn of nog gemaakt moeten worden of voor het verlies aan inkomen.

Het kan voorkomen dat niet duidelijk is welk deel van de schadevergoeding is bedoeld voor het verlies aan arbeidsvermogen en welk deel voor overige materiële schade. In dat geval moet de belanghebbende aantonen hoe de schadevergoeding is opgebouwd.

 

Lid 1

Indien een belanghebbende een materiële schadevergoeding heeft ontvangen, zal belanghebbende moeten aantonen waar de schadevergoeding voor bedoeld is. Ook moet belanghebbende bewijsstukken laten zien dat de vergoeding is gebruikt om de schade te herstellen. De schadevergoeding heeft dan geen gevolgen voor het recht op een uitkering.

Indien de schadevergoeding niet wordt gebruikt voor het wegnemen van de geleden of toekomstige schade, dient de schadevergoeding te worden meegeteld als vermogen.

Het kan zijn dat de schadevergoeding is bedoeld voor kosten die belanghebbende in de toekomst gaat maken. Het kan bijvoorbeeld zijn dat iemand voor de rest van zijn leven fysiotherapie nodig heeft of hulpmiddelen. Ook dat laten we de schadevergoeding vrij. Belanghebbende moet wel aantonen welke kosten nog genaakt gaan worden. Vaak is een overzicht van de schade van een schadespecialist of een uitspraak van de rechter voldoende.

 

Lid 2

Een materiële schadevergoeding kan ook bedoeld zijn ter compensatie van het verlies van arbeidsvermogen. Belanghebbende krijgt deze als hij/zij niet of niet volledig meer kan werken. Belanghebbende kan hierdoor bijvoorbeeld zijn baan verliezen waardoor het inkomen lager is of helemaal wegvalt. Een schadevergoeding die hiervoor bedoeld is, zien we als inkomen. We kijken dan voor welke periode de schadevergoeding precies bedoeld is. Dat kan ook een periode in het verleden zijn. Het afhandelen van een schade duurt namelijk vaak lang.

Meestal is de schadevergoeding één bedrag. Het is dan lastig om een bedrag per maand te bepalen. Belanghebbende moet dan aantonen hoeveel het inkomen is gedaald.

Dat kan met salarisstroken of jaaropgaven maar ook met een brief van bijvoorbeeld het UWV of de werkgever. Ook kan een overzicht van de schade van een schadespecialist duidelijkheid geven.

 

Artikel 9 Immateriële schadevergoeding

Lid 1

Immateriële schadevergoeding wordt ook wel smartengeld genoemd. Smartengeld is bedoeld als vergoeding voor emotionele schade. Het smartengeld is puur en alleen bedoeld ter compensatie van verdriet, pijn of een ander verlies van levensvreugde. Meestal krijgt iemand smartengeld naast de vergoeding van overige letstelschade. We hebben ervoor gekozen om immateriële schadevergoedingen tot een bepaald bedrag volledig vrij te laten.

We gebruiken hiervoor het bedrag aan vermogen dat een alleenstaande met een bijstandsuitkering mag hebben. Dit staat in artikel 34, lid 3, onderdeel a van de Participatiewet. De betekenis van dit artikel is hierbij niet van belang. Het gaat alleen om het bedrag. Het maakt ook niet uit of de belanghebbende alleenstaand of gehuwd of samenwonend is.

 

Lid 2

Is de immateriële schadevergoeding hoger dan het in het eerste lid van dit artikel genoemd bedrag, dan wordt van al het meerdere 2/3 deel in aanmerking genomen als vermogen.

 

Artikel 10 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.