Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Reimerswaal

Verordening jeugdhulp Reimerswaal 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieReimerswaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening jeugdhulp Reimerswaal 2021
CiteertitelVerordening Jeugdhulp Reimerswaal 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 2.9 van de Jeugdwet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Nadere regels Jeugdhulp gemeente Reimerswaal 2021

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2021Nieuwe regeling

24-11-2020

gmb-2020-337922

D20.065133

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening jeugdhulp Reimerswaal 2021

De raad van de gemeente Reimerswaal

Overwegende dat:

in de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente is belegd. Het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt. Daarbij is het noodzakelijk om regels vast te stellen,

• over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en algemene voorzieningen;

• over de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;

• over afstemming van een aanvraag om jeugdhulp met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen, schuldhulpverlening;

• over de wijze waarop ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, worden betrokken bij de uitvoering van de jeugdwet;

• over de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld;

• voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de jeugdwet;

• onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

• en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan.

 

het bovenstaande volgt uit de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid van de Jeugdwet. De Jeugdwet biedt verder ruimte om met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Jeugdwet ook op andere onderwerpen bij verordening regels te stellen. Deze verordening maakt hier spaarzaam gebruik van.

 

Eenduidigheid in de Oosterschelderegio.

 

Deze verordening is van kracht voor de gemeente Reimerswaal. Eenzelfde verordening is vastgesteld door de gemeenteraden van alle gemeenten in de Oosterschelderegio.

 

 

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

• Aanvraag: een schriftelijk verzoek van een jeugdige of zijn ouders aan het college om een besluit te nemen over een individuele voorziening Jeugdhulp;

• algemene of vrij toegankelijke voorziening: jeugdhulpvoorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders;

• andere voorziening: een voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen of schuldhulpverlening;

• budgethouder: de persoon aan wie een pgb is toegekend op basis van de Jeugdwet;

• college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reimerswaal;

• gebruikelijke hulp: de normale, dagelijkse hulp en zorg die ouders en/of wettelijke verzorgers geacht worden aan hun kinderen te verlenen. Het college gaat hierbij uit van de actuele richtlijn gebruikelijke zorg van het CIZ zoals omschreven in Hoofdstuk 4 van de Beleidsregels indicatiestelling Wet langdurige zorg (Wlz) 2020.zie bijlage A bij deze verordening;

• hulpvraag: de behoefte van een jeugdige of zijn ouder aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en/of stoornissen;

• individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid van deze verordening;

• ondersteuningsplan: een document, dat samen met de ouders en jeugdige wordt opgesteld, waarin de problematiek van de jeugdige beschreven staat en de manier waarop diens problematiek aangepakt gaat worden;

• pgb: een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

• wet: de Jeugdwet.

 

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

1. De volgende algemene of vrij toegankelijke voorzieningen zijn beschikbaar:

a. Informatie en advies

b. Lichte vormen van opvoedingsondersteuning

c. Kort ambulante ondersteuning

d. Ondersteuning op locatie in het onderwijs

e. Groepstrainingen

f. Jongerenwerk

2. De volgende individuele voorzieningen zijn, onder voorwaarden, bij besluit toe te kennen;

• Persoonlijke verzorging

• Dagbehandeling

• Vervoersvoorziening

• Jeugdhulp verblijf (inclusief en exclusief behandeling)

• Jeugdhulp ambulant

• Jeugdhulp crisis

• Jeugdreclassering

• Jeugdbescherming

• Activiteiten in preventief justitieel kader

• Maatwerkarrangementen jeugdwet

• Kindergeneeskunde

• Jeugd-ggz

3. Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de vormen van jeugdhulp en de uitwerking

daarvan.

 

Artikel 3. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

1. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, voor zover de jeugdhulpaanbieder door de gemeente gecontracteerd is en de jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

2. Het college maakt afspraken met de huisartsen, medisch specialisten, jeugdartsen over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing, als bedoeld in artikel 2.6 eerste lid, onderdeel e van de wet en in lid 1 van dit artikel, plaatsvindt.

3. Wanneer een jeugdige of zijn ouders zich bij een aanbieder meldt met een verwijzing van een medisch verwijzer, dan meldt de aanbieder dit voordat hij de jeugdhulp start, bij de gemeentelijke toegang.

4. Tussen de aanbieder en het college is afstemming met betrekking tot:

a. het woonplaatsbeginsel,

b. contract met de jeugdhulpaanbieder,

c. de productcategorie en/of productcode,

d. de eenheid/frequentie,

e. leeftijd van de jeugdige,

f. de relatie met reeds toegewezen jeugdhulp,

g. de termijn voor jeugdhulp en evaluatiemoment(en) bepaald.

5. De jeugdhulpaanbieder kan namens en met toestemming van de jeugdige of zijn ouders eenmalig een met redenen omklede verlenging van de verstrekte voorziening in natura aanvragen bij het college.

6. Het college legt de inzet van de betreffende jeugdhulp door een jeugdhulpaanbieder na een verwijzing genoemd in het eerste lid van dit artikel vast in een beschikking als bedoeld in artikel 8. wanneer de jeugdige of zijn ouders daarom verzoeken.

Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gecertificeerde instelling, de kinderrechter, het openbaar ministerie en de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting

1. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp-dwangmaatregel die de gecertificeerde instelling noodzakelijk acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering. Tevens draagt het college zorg voor de inzet van jeugdhulp die de rechter, de officier van justitie, de directeur van de justitiële jeugdinrichting (JJI) of de selectiefunctionaris van de JJI noodzakelijk acht bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing.

2. Hiervoor verleent het college geen beschikking.

Artikel 5. Toegang jeugdhulp via het college

1. De voorzieningen die worden geregeld in deze verordening zijn toegankelijk voor jeugdigen en hun gezin die, conform de Jeugdwet, onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Reimerswaal vallen.

2. Voor jeugdigen of hun ouders met een hulpvraag zijn algemene voorzieningen vrij toegankelijk.

3. Jeugdigen of hun ouders met een hulpvraag kunnen bij het college een schriftelijke aanvraag indienen om een besluit te nemen voor een individuele voorziening.

4. Het college informeert de jeugdige of zijn ouders dat deze zich bij een aanvraag voor een voorziening kosteloos kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke cliëntondersteuner.

5. Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, binnen 8 weken vast in een beschikking.

6. Wanneer de veiligheid van de jeugdige in het geding is, kan een jeugdhulpaanbieder de hulpverlening starten zonder zorgtoewijzing. De aanbieder dient de eerstvolgende werkdag alsnog bij de gemeentelijke toegang te melden dat er jeugdhulp gestart is zodat er een aanvraag gedaan kan worden.

7. Het college stelt nadere regels vast met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Het college geeft daarbij aan op welke wijze het jeugdigen en ouders informeert over de mogelijkheid en het belang om in bepaalde gevallen een beroep op jeugdhulp te doen.

 

Artikel 6. Criteria voor individuele voorziening (maatwerkvoorziening)

1. In het onderzoek naar een maatwerkvoorziening is er aandacht voor:

a. de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de jeugdige en zijn ouders, de veiligheid en ontwikkeling van de jeugdige en de gezinssituatie;

b. de vraag of sprake is van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie gerelateerde problemen, en zo ja:

I. welke problemen of stoornissen dat zijn en wie dat heeft vastgesteld (professionele indicatiestelling!);

II. welke ondersteuning, hulp en zorg naar aard en omvang nodig zijn voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;

III. of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren toereikend zijn om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden, en

IV. voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, de mogelijkheden om met de inzet van een algemene, andere voorziening of individuele voorziening te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg;

2. Jeugdigen of ouders kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag:

a. Binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen, waaronder in ieder geval wordt verstaan:

I. Gebruikelijke hulp van ouders en hulp van andere personen uit het sociale netwerk;

II. Bovengebruikelijke hulp van ouders voor zover zij beschikbaar en in staat zijn de noodzakelijke hulp te bieden, dit geen overbelasting oplevert en er ook geen financiële problemen in het gezin ontstaan als de hulp door de ouder wordt geboden;

III. Het aanspreken van een aanvullende verzekering als die is afgesloten.

b. Door gebruik te maken van een algemene voorziening, of;

c. Door gebruik te maken van een andere voorziening.

3. Voor dat deel van de problematiek dat de jeugdige of zijn ouders binnen de eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen kunnen oplossen, zal geen individuele voorziening te worden verstrekt.

4. Als een individuele voorziening noodzakelijk is, verstrekt het college immer de goedkoopst adequate en tijdig beschikbare voorziening.

5. Het college kent geen voorziening toe als het gaat om kosten die gemaakt zijn vóór de aanvraag. Gaat het om hulp die na de aanvraag en vóór de datum van het besluit is ingezet, dan verstrekt het college hier enkel een voorziening voor als het daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven of de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.

6. Het college kan nadere regels stellen ter verdere uitwerking van de algemene criteria, zoals genoemd in het eerste lid, waaronder de beleidsregels gebruikelijke hulp of ter bepaling van specifieke criteria voor bepaalde individuele voorzieningen.

 

Artikel 7. Afstemming met andere voorzieningen

1. Afstemming met gezondheidszorg

a. het college maakt afspraken met de huisartsen, medisch specialisten, jeugdartsen en de zorgverzekeraars over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing, als bedoeld in artikel 2.6 eerste lid, onderdeel e van de wet en artikel 3 van deze verordening, plaatsvindt;

b. het college maakt afspraken met de zorgverzekeraars en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) hoe de continuïteit van zorg te garanderen voor jeugdigen die jeugdhulp ontvangen en de leeftijd van 18 jaar bereiken en daarmee onder de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg komen te vallen, en hoe te voorkomen dat jeugdigen tussen wal en schip vallen wanneer er discussie is over het wettelijk kader;

c. het college draagt er zorg voor dat de jeugdige of zijn ouders ondersteund worden richting het CIZ, indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg.

2. Afstemming met gecertificeerde instellingen

a. het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over de samenwerking bij de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering en inzet van het preventief justitieel kader met betrekking tot:

i. de aanmelding dat een maatregel is geïnitieerd;

ii. het inzetten van de hulp door de gecertificeerde instelling;

iii. het afronden van de hulp door de gecertificeerde instelling en de overdracht naar het lokale veld;

iv. afronden van inzet op basis van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering naar inzet vanuit het preventief justitieel kader;

v. eventuele verlenging van de inzet vanuit het preventief justitieel kader.

b. het college en de gecertificeerde instellingen leggen de afspraken vast in een protocol.

3. Afstemming met het justitiedomein

a. het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering;

b. het college en de betrokken instellingen leggen de afspraken vast in samenwerkingsafspraken.

4. Afstemming met voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht

a. het college zorgt ervoor dat alle locaties voor kinderopvang, primair en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs een contactpersoon hebben bij de gemeentelijke toegang;

b. het college draagt zorg voor een goede afstemming tussen de in lid 1 genoemde contactpersonen en de leerplichtambtenaren;

c. afspraken over de afstemming van jeugdhulpvoorzieningen, onderwijszorg en leerplichtzaken worden vastgelegd in het ondersteuningsplan van de jeugdige of zijn ouders;

d. de gemeente hanteert voor de afbakening van jeugdhulp in het onderwijs de richtlijn 7.1 uit Passend Onderwijs, gedateerd van 2014;

e. als voor een jeugdige speciaal onderwijs beschikbaar is, dan beoordeelt de gemeente de aanvraag ‘alsof de jeugdige onderwijs volgt op het speciaal onderwijs’.

5. Afstemming met Veilig Thuis

Het college maakt afspraken met Veilig Thuis over de toegang naar algemene en individuele voorzieningen.

6. Afstemming met Wmo-voorzieningen

a. het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en voorzieningen voor jeugdigen dan wel ouders op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

b. het college draagt zorg voor continuïteit van zorg onder zijn verantwoordelijkheid wanneer de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt.

7. Afstemming met voorzieningen werk en inkomen

Het college draagt zorg dat de gemeentelijke toegang, jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig signaleren en waar nodig jeugdigen en hun ouders helpen bij de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke voorzieningen – zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen, re-integratievoorzieningen en armoedevoorzieningen – te krijgen om deze belemmeringen weg te nemen.

 

Artikel 8. Inhoud beschikking

1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura wordt verleend of als pgb wordt verstrekt.

2. Binnen 3 maanden na dagtekening van de beschikking moet men zich melden bij de beoogde jeugdhulpverlener, danwel moet een aanvang zijn gemaakt met de zorg, die bekostigd is uit het PGB, anders vervalt het recht op jeugdhulp, tenzij anders is bepaald in de beschikking.

3. Bij het verlenen van een voorziening in natura wordt in de beschikking voor zover van toepassing vastgelegd:

a. welke de te verstrekken voorziening is en wat de omvang en het beoogde resultaat daarvan is;

b. wat de ingangsdatum en de duur van de verstrekking is;

c. hoe de voorziening wordt verstrekt;

d. welke andere voorzieningen relevant (kunnen) zijn.

4. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking voor zover van toepassing vastgelegd:

a. voor welk resultaat het pgb moet worden aangewend;

b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

c. wat de hoogte van het pgb is en hoe dit is bepaald;

d. welke voorwaarden aan het pgb zijn verbonden;

e. voor welke periode het pgb wordt verstrekt;

f. de wijze van verantwoording van de besteding van het budget.

5. Het ondersteuningsplan maakt onderdeel uit van de beschikking. In het geval dat een pgb wordt toegekend, maakt ook het budgetplan onderdeel uit van de beschikking.

6. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de te naamstelling en inhoud van de beschikking.

Artikel 9. Regels voor persoonsgebonden budget

1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet en legt dit vast in een beschikking bedoeld als in artikel 8 van deze verordening.

2. Als een jeugdige of zijn ouders in aanmerking wenst te komen voor een pgb, dient hij daartoe een budgetplan in volgens een door het college vastgesteld format. In het budgetplan is in ieder geval opgenomen:

a. de motivering waarom het natura-aanbod van de gemeente niet passend en gewenst is;

b. de voorgenomen uitvoerder van de individuele voorzieningen en de wijze waarop de jeugdhulp georganiseerd wordt;

c. op welke wijze de kwaliteit van de jeugdhulp gewaarborgd is;

d. de kosten van de uitvoering, uitgedrukt in eenheden en tarief.

3. De persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt kan de jeugdhulp, uitgezonderd, jeugdhulp verblijf (inclusief en exclusief behandeling), jeugdhulp crisis, jeugdreclassering, jeugdbescherming, activiteiten in preventief justitieel kader, jeugd-ggz of kindergeneeskunde, betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk, mits deze persoon:

a. meerderjarig is, en

b. veilige, doelmatige en cliëntgerichtheid jeugdhulp verleent, die is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige of zijn ouders, en

c. deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de jeugdige of ouders voor hem niet tot overbelasting leidt.

4. Onder personen van het sociaal netwerk wordt verstaan:

• familie van de jeugdige of zijn ouders tot en met bloed –of aanverwantschap in de derde graad;

• andere betrokkenen bij het gezin, zoals vrienden, buren, studenten, collega’s.

5. Een persoonsgebonden budget dient door de jeugdige of zijn ouders binnen drie maanden na

toekenning te worden aangewend ten behoeve van het resultaat waarvoor het is verstrekt.

6. Het college kan nadere regels stellen over de aan een pgb verbonden voorwaarden en

verplichtingen.

 

Artikel 10. Onderscheid formele en informele hulp

1. Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de budgethouder:

a. personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of

b. personen die aangemerkt zijn als Zelfstandigen zonder personeel, die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of

c. personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van Jeugdhulp.

2. Indien de jeugdhulp geboden wordt door een bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad van de budgethouder, is er altijd sprake van informele hulp.

3. Indien de hulp wordt verleend door een andere persoon dan beschreven in lid 1 onder a, b of c, is er sprake van informele hulp.

 

Artikel 11. De hoogte van het persoonsgebonden budget

1. Het persoonsgebonden budget voor formele hulp bedraagt ten hoogste 75% van het tarief voor de meest goedkoop adequate individuele voorziening van zorg in natura, tenzij op basis van het door de jeugdige of zijn ouders ingediende budgetplan passende en toereikende jeugdhulp voor een lager tarief ingekocht kan worden.

2. In afwijking van het eerste lid kan het college een hoger persoonsgebonden budget toekennen wanneer het hier genoemde tarief niet toereikend is om de bij de hulpvraag passende jeugdhulp in te kopen. Het persoonsgebonden budget dat het college toekent, bedraagt maximaal 100% van de goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.

3. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor dienstverlening kan opgebouwd zijn uit verschillende kostencomponenten zoals salaris, vervanging tijdens vakantie en verzekeringen. De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een pgb:

a. kosten voor bemiddeling

b. kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers

c. kosten voor het voeren van een pgb-administratie

d. kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb

e. kosten voor feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering

f. reiskosten van de hulpverlener.

4. De hoogte van een pgb voor informele hulp bedraagt het minimumuurloon, inclusief vakantietoeslag, zoals bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantietoeslag voor een persoon van 22 jaar.

5. In afwijking van het bepaalde onder lid 4 bedraagt de hoogte van het pgb voor logeren binnen het sociaal netwerk 75% van het tarief voor weekend/netwerkpleegzorg.

6. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de hoogte van de tarieven.

 

Artikel 12. Verhouding prijs en kwaliteit jeugdhulpaanbieders en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

a. de aard en omvang van de te verrichten taken;

b. de voor de sector toepasselijke cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

c. een redelijke toeslag voor overheadkosten;

d. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte en werkoverleg;

e. kosten voor bijscholing van het personeel.

 

Artikel 13. Voorkoming en bestrijding van ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet

1. Het college informeert de jeugdige en zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

2. Degene aan wie krachtens deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, is verplicht op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

3. Het college kan een besluit, aangaande een individuele voorziening of pgb beëindigen, wijzigen, herzien of intrekken als het college vaststelt dat:

a. de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid, of

b. de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of persoonsgebonden budget zijn aangewezen, of

c. de individuele voorziening of het persoonsgebonden budget niet meer toereikend is te achten, of

d. de jeugdige langer dan 2 maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of Zorgverzekeringswet, of

e. de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het persoonsgebonden budget, of

f. de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het daarmee samenhangende persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

4. Als het college een besluit op grond van het tweede en/of derde lid heeft herzien of ingetrokken, kan het college de geldswaarde vorderen van de teveel of ten onrechte genoten individuele voorziening of het teveel of ten onrechte genoten persoonsgebonden budget.

Artikel 14. Onderzoek naar recht- en doelmatigheid individuele voorzieningen en pgb’s.

1. Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van individuele voorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de recht- en doelmatigheid daarvan.

2. Het college kan toezichthouders aanwijzen die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van de wet.

3. Het college kan nadere regels stellen over de bevoegdheden van de toezichthouder(s).

 

Artikel 15. Opschorting betaling uit het pgb

1. Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van de persoon aan wie het pgb is verstrekt een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4, eerste lid, onder a, d of e, van de Jeugdwet.

2. Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 16, derde lid, onder d.

3. Het college stelt de pgb-houder schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste en tweede lid.

 

Artikel 16. Vertrouwenspersoon

1. Het college zorgt ervoor dat de jeugdige, zijn ouders of pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

2. Het college wijst de jeugdige, zijn ouders of pleegouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 17. Inspraak en medezeggenschap

1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de inspraakverordening van de gemeente Reimerswaal en krachtens de in artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

2. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

4. Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van het tweede en derde lid.

 

Artikel 18. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per vier jaar geëvalueerd.

 

Artikel 19. Hardheidsclausule

Het college kan in uitzonderlijke gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

 

Artikel 20. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

1. De Verordening jeugdhulp Reimerswaal 2015 wordt ingetrokken.

2. Een jeugdige of ouders houdt(en) recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de Verordening jeugdhulp Reimerswaal 2015 totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening jeugdhulp Reimerswaal 2015 en waarop nog

niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens

deze verordening.

4. Beslissing op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening jeugdhulp gemeente Reimerswaal 2015 geschiedt op grond van deze verordening, die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht behoudt.

 

Artikel 21. Inwerkingtreding en citeertitel

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2021

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp Reimerswaal 2021.

 

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Reimerswaal in de raadsvergadering van 24 november 2020