Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sint Anthonis

Verordening leerlingenvervoer gemeente Sint Anthonis 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSint Anthonis
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening leerlingenvervoer gemeente Sint Anthonis 2013
CiteertitelVerordening leerlingenvervoer gemeente Sint Anthonis 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingstredingbesluit 22-04-2013 Bron ondertekening inwerkingstredingbesluit Elektronisch gemeenteblad01-05-2013

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-05-201304-06-2019Nieuwe Regeling

22-04-2013

Elektronisch gemeenteblad 01-05-2013

Geen.
10-07-200304-06-2019Nieuwe regeling

07-07-2003

PeelrandWijzer 09-07-2003

Geen.

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening leerlingenvervoer gemeente Sint Anthonis 2013

Verordening “Leerlingenvervoer gemeente Sint Anthonis 2013”.

De Raad van de gemeente Sint Anthonis;

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 19 maart 2013;

gelet op de artikelen 4 van de Wet op het Primair Onderwijs, de Wet op Expertisecentra en de Wet op het Voortgezet Onderwijs;

 

BESLUIT:

 

vast te stellen de volgende verordening “Leerlingenvervoer gemeente Sint Anthonis 2013“.

Titeldeel 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling.

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. School:◦ een basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs (Stb. 1998, 495);◦ een school voor speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra (Stb. 1998, 496);◦ een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1998, 512);◦ een school voor speciaal voortgezet onderwijs als bedoeld in◦ deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs;

b. Ouders:de ouders, voogden of verzorgers van de leerling;

c. Leerling:een leerling van een school als bedoeld onder a;

d. Gehandicapte leerling:een leerling bedoeld onder c, die door een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijk handicap niet, of niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kan maken.

e. Woning:de plaats waar de leerling feitelijk zijn hoofdverblijf heeft;

f. Afstand:de afstand tussen de woning en de school, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg;

g. Vervoer:openbaar vervoer, aangepast vervoer of eigen vervoer tussen de woning dan wel de opstapplaats en de school dat plaatsvindt in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens het schoolplan, tenzij de structurele handicap van een leerplichtige leerling die aansluiting onmogelijk maakt;

h. Openbaar vervoer:voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling per trein, metro, tram, bus, veerdienst of auto;

i. Aangepast vervoer:vervoer per besloten (school)busvervoer, taxi, treintaxi of bustaxi;

j. Eigen vervoer:vervoer per eigen motorvoertuig, bromfiets of fiets;

k. Reistijd:de totale tijdsduur die ligt tussen het verlaten van de woning en de aanvang van de schooldag volgens het schoolplan, minus maximaal 10 minuten indien en voorzover de leerling het schoolgebouw met bijbehorend terrein gewoonlijk eerder bereikt dan het schoolplan aangeeft, dan wel de totale tijdsduur die ligt tussen het einde van de schooldag volgens het schoolplan en de aankomst bij de woning;

l. Toegankelijke school:◦ voor basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs: de basisschool van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school of de speciale school voor basisonderwijs waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school;◦ voor scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en scholen voor voortgezet onderwijs: de school van de soort waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school van de soort waarop de leerling is aangewezen;

m. Inkomen:het ingevolge de Wet op de inkomstenbelasting 2001 (Stb. 2000, 215) vastgestelde gecorrigeerde verzamelinkomen van de ouders in het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het schooljaar waarvoor bekostiging van de vervoerskosten wordt gevraagd;

n. Opstapplaats:plaats aangewezen door het college, vanaf waar de leerling gebruik kan maken van het vervoer;

o. Commissie voor de begeleiding:de commissie die is ingesteld door het bevoegd gezag van een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, niet zijnde een instelling, of de bevoegde gezagsorganen van twee of meer scholen als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, niet zijnde instellingen, die hetzelfde regionaal expertisecentrum in stand houden;

p. Vervoersvoorziening:een gehele of gedeeltelijke bekostiging van de door het college noodzakelijk geachte vervoerskosten van de leerling en zo nodig diens begeleider;◦ de verstrekking van een abonnement of strippenkaart voor de leerling en zo nodig diens begeleider, of:◦ aanbieding van aangepast vervoer dat de gemeente verzorgt of doet verzorgen;

q. Permanente commissie leerlingenzorg;de commissie als bedoeld in artikel 23 van de Wet op het primair onderwijs;

r. Samenwerkingsverband:het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18 van de Wet op het primair onderwijs.

s. Regionale verwijzingscommissie:de commissie als bedoeld in artikel 10g van de Wet op het voortgezet onderwijs;

t. OPDC:orthopedagogisch en –didactisch centrum als bedoeld in artikel 10h, derde lid Wet op het voortgezet onderwijs.

u. Ambulante begeleiding:de begeleiding door een personeelslid van een school of instelling als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra van leerlingen die zijn geplaatst op een basisschool of leerlingen die zijn geplaatst op een school voor voortgezet onderwijs en naar het oordeel van het bevoegd gezag zonder die begeleiding zouden zijn aangewezen op het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs.

v. Commissie voor de indicatiestelling:de commissie als bedoeld in artikel 28c van de Wet op de expertisecentra.

Artikel 2 Bekostiging van de door het college noodzakelijk te achten vervoerskosten.

1. Ten behoeve van het schoolbezoek kent het college aan de ouders van in de gemeente verblijvende leerlingen op aanvraag een vervoersvoorziening toe met inachtneming van het bepaalde in deze verordening.

2. Indien het college toepassing geeft aan het eerste lid, verlangt zij van de ouders aan wie slechts een ge­deel­te­lijke bekostiging van de vervoerskosten toekomt, betaling van een bijdrage tot ten hoogste het bedrag dat de ouders volgens het bepaalde in deze verordening moeten bijdra­gen aan de kosten van het vervoer. Weigering tot of nalatigheid in de betaling van de in de vorige volzin bedoelde bijdrage doet de aanspraak op bekostiging vervallen.

3. De bepalingen in deze verordening laten onverlet de verantwoor­delijkheid van de ouders voor het schoolbezoek van hun kinderen.

4. Indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, wordt de bekostiging op aanvraag verstrekt aan de leerling.

Artikel 3 Bekostiging naar dichtstbijzijnde toegankelijke school.

1. Bekostiging van de vervoerskosten wordt toegekend over de af­stand tussen de woning dan wel de opstapplaats en de dichtstbij­zijnde voor de leerling toegankelijke school, tenzij vervoer naar een verder weg gelegen school voor de gemeen­te min­der kos­ten met zich mee zou brengen en de ouders met het ver­voer naar die school schriftelijk instemmen.

2. Indien ouders bekostiging van de vervoerskosten aanvragen voor het bezoeken van een school die op grotere afstand van de wo­ning is gelegen dan in artikel 11 of 15 is bepaald, terwijl een of meer scholen van dezelfde onderwijssoort dichter bij de woning zijn gelegen, ontstaat slechts aanspraak op bekostiging naar eerstgenoemde school als door de ouders schriftelijk wordt ver­klaard dat zij overwegende bezwaren hebben tegen het openbaar onderwijs dan wel tegen de richting van het onderwijs van alle bijzondere scholen, van de soort waarop de leerling is aangewe­zen, die dichter bij de woning zijn gelegen.

Artikel 4 Uitbetaling van de bekostiging.

Het college bepaalt bij het verstrekken van bekostiging van de vervoerskosten de wijze en het tijdstip van de uit­be­taling, alsmede de tijdsduur van de verstrekte bekostiging.

Artikel 5 Aanvraagprocedure.

1. De aanvraag wordt, indien het een aanvraag voor het eerstvol­gen­de schooljaar betreft, vóór 1 juni voor­afgaand aan dat schooljaar ingediend.

2. Indien dit voor een juiste beoordeling van de aanvraag noodzake­lijk is, kan het college de ouders verzoeken aanvullende gegevens te verstrekken.

3. Het college besluit over de aanvraag binnen 8 weken na ontvangst van alle benodigde gegevens. Indien het een aanvraag voor het eerstvolgende schooljaar betreft vangt deze termijn aan op 1 juni voorafgaande aan dat schooljaar.

4. Het college kan het in het vorige lid bedoel­de besluit met ten hoogste 4 weken ver­dagen. Het stelt de aanvra­ger hiervan schriftelijk in kennis.

5. Indien een vervoersvoorziening wordt toegekend, wordt deze ge­troffen:

a. met ingang van het nieuwe schooljaar indien de aanvraag vóór 1 juni is ingediend;

b. met ingang van de door de ouders ver­zochte datum als het een aanvraag gedurende het schooljaar be­treft, met dien verstande dat de datum waarop de bekostiging wordt verstrekt niet ligt vóór de datum van ont­vangst van de aanvraag door het college.

Artikel 6 Doorgeven van wijzigingen.

1. De ouders zijn verplicht wijzigingen die van invloed kunnen zijn op de verstrekte bekostiging van de vervoerskosten, onder vermelding van de datum van wijziging, onverwijld schriftelijk mede te delen aan het college.

2. Indien sprake is van een wijziging die van invloed is op de verstrekte bekostiging, vervalt de aanspraak op bekostiging en verstrekt het college al dan niet opnieuw bekostiging van de vervoerskosten.

3. Indien de ouders niet voldoen aan het bepaalde in het eerste lid en het college een wijziging als bedoeld in het tweede lid vaststelt, waardoor blijkt dat ten on­rechte een bekostiging is verstrekt, vervalt de aanspraak op bekostiging van de vervoerskos­ten terstond en verstrekt het college al dan niet opnieuw bekostiging van de vervoerskosten. Het college deelt hun besluit schriftelijk mee aan de ouders.

4. Ten onrechte genoten bekostiging kan van de ouders worden te­ruggevorderd, dan wel worden verrekend bij een eventuele nieuwe toe­kenning van bekostiging.

Artikel 7 Peildatum leeftijd leerling.

Voor het verstrekken van bekostiging op basis van artikel 12 is bepalend de leeftijd van de leerling op 1 augustus van het school­jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.

Artikel 8 Andere vergoedingen.

De aanspraak op bekostiging wordt verminderd met de aanspraak op een toelage, voor zover die voor de betrokken leerling betrekking heeft op de reiskosten.

Titeldeel 2 Bepalingen omtrent het vervoer van de (niet gehandicapte) leerlingen van scholen voor primair onderwijs.

Artikel 9 Bekostiging voor de dichtstbijzijnde toegankelijke speciale school voor basisonderwijs in een samenwerkingsverband.

Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 wordt bekostiging verstrekt van de kosten van het vervoer over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en:

a. de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband van de basisschool waarvan de leerling afkomstig is, of:

b. een andere speciale school voor basisonderwijs in het onder a. bedoelde samenwerkingsverband indien het vervoer naar die school voor de gemeente minder kosten mee zou brengen dan het vervoer naar de speciale school voor basisonderwijs, bedoeld onder a.

Artikel 10 Permanente commissie leerlingenzorg.

1. Indien het college de gevraagde voorziening ten behoeve van een leerling op een school voor primair onderwijs niet of slechts gedeeltelijk toekent, dient het bij de beschikking de beslissing te betrekken van de permanente commissie leerlingenzorg over de toelating van de leerling op een speciale school voor basisonderwijs.

2. Het college betrekt bij de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer eventuele adviezen van de permanente commissie leerlingenzorg die voor de beoordeling van die aanvraag van belang zijn.

Artikel 11 Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per fiets.

1. Het college verstrekt aan de ouders van de leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor hem toegankelijke school meer dan 6 km bedraagt.

2. In afwijking van het eerste lid verstrekt het college de ouders bekostiging op basis van de kosten van het vervoer per fiets indien de leerling naar het oordeel van het college, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets.

Artikel 12 Bekostiging van de kosten van vervoer ten behoeve van een begeleider.

1. Indien aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 11, bekostigt het college tevens de daarin bedoelde kosten ten behoeve van een begeleider indien de leerling jonger dan 9 jaar is, en door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat de leerling niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik te maken.

2. Indien een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van het vervoer ten behoeve van één begeleider voor bekostiging in aanmerking.

Artikel 13 Bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer.

Het college verstrekt een bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, indien voldaan wordt aan het afstandscriterium van artikel 11, en:

a. de leerling met gebruikmaking van het openbaar vervoer naar school of terug meer dan 1½ uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht, of:

b. openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets.

Artikel 14 Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer.

1. Indien aanspraak bestaat op bekostiging van de vervoerskosten, kan het college de ouders op aanvraag toestaan één of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren.

2. Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigt het college aan de ouders die één leerling zelf vervoeren dan wel laten vervoeren:

a. een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer indien aanspraak zou bestaan op bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, behoudens het bepaalde in het vijfde lid;

b. een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling Binnenland, indien aanspraak zou bestaan op bekostiging van de kosten van aangepast vervoer, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

3. Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigt het college aan de ouders die meer dan één leerling tegelijk zelf vervoeren dan wel laten vervoeren, een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling Binnenland, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

4. Aan de ouders die één of meer leerlingen laten vervoeren door andere ouders die van gemeentewege voor het vervoer van één of meer leerlingen bekostiging ontvangen, afgeleid van de Reisregeling Binnenland, wordt door het college geen bekostiging verstrekt.

5. Indien aanspraak bestaat op bekostiging van de vervoerskosten en het college desgewenst toestaat dan wel van oordeel is dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per fiets, bekostigt het college aan de ouders een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de fiets, afgeleid van de Reisregeling Binnenland.

Titeldeel 3 Bepalingen omtrent vervoer van de leerlingen van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs.

Artikel 15 Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per fiets, danwel per bromfiets.

1. Het college verstrekt aan de ouders van de leerling die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs bezoekt, bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school meer dan 6 km bedraagt.

2. In afwijking van het eerst lid verstrekt het college de ouders bekostiging op basis van de kosten van het vervoer per fiets dan wel bromfiets, indien de leerling naar het oordeel van het college, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets, dan wel zelfstandig gebruik kan maken van het vervoer per bromfiets.

Artikel 15a Bekostiging naar de dichtstbijzijnde toegankelijke WECschool cluster 4.

Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 geldt voor de leerling die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs uit cluster 4 bezoekt als dichtstbijzijnde toegankelijke school, de school die door de commissie voor de indicatiestelling is geadviseerd. Dit is van toepassing zolang de leerling zijn woonplaats heeft in het gebied van het regionale expertisecentrum waaraan voornoemde commissie is verbonden.

Artikel 16 Commissie voor de begeleiding.

Indien het college de gevraagde voorziening ten behoeve van een leerling op een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs niet of slechts gedeeltelijk toekent, dient het bij de beschikking het advies van de commissie voor de begeleiding of het advies van andere deskundigen te betrekken.

Artikel 17 Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer ten behoeve van een begeleider.

1. Indien aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 15, bekostigt het college tevens de daarin bedoelde kosten ten behoeve van een begeleider indien door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat de leerling, gelet op zijn lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap of leeftijd, niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik te maken.

2. Indien het college de in het vorige lid bedoelde aanvraag niet of slechts gedeeltelijk toekent, dient het advies van de commissie voor begeleiding of het advies van andere deskundigen te betrekken.

3. Indien een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van het openbaar vervoer ten behoeve van één begeleider voor bekostiging in aanmerking.

Artikel 18 Bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer.

1. Het college verstrekt bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs bezoekt indien voldaan wordt aan het afstandscriterium van artikel 15, en:

a. de leerling, naar het oordeel van het college, gelet op zijn lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet in staat is ‑ ook niet onder begeleiding ‑ van het openbaar vervoer gebruik te maken, of:

b. de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan 1½ uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht, of:

c. openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets, dan wel zelfstandig gebruik kan maken van het vervoer per bromfiets.

2. Indien het college de in het vorige lid bedoelde aanvraag niet of slechts gedeeltelijk toekent, dient het bij de beschikking het advies van de commissie voor de begeleiding of het advies van andere deskundigen te betrekken.

Artikel 19 Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer.

1. Indien aanspraak bestaat op bekostiging van de vervoerskosten, kan het college de ouders op aanvraag toestaan één of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren.

2. Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigt het college aan de ouders die één leerling zelf vervoeren dan wel laten vervoeren:

a. een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer indien aanspraak zou bestaan op bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, behoudens het bepaalde in het vijfde lid;

b. een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling Binnenland, indien aanspraak zou bestaan op bekostiging van de kosten van aangepast vervoer, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

3. Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, verstrekt het college aan de ouders die meer dan één leerling tegelijk zelf vervoeren dan wel laten vervoeren, bekostiging van een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling Binnenland, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

4. Aan de ouders die één of meer leerlingen laten vervoeren door andere ouders die van gemeentewege voor het vervoer van één of meer leerlingen bekostiging ontvangen, afgeleid van de Reisregeling Binnenland, wordt door het college geen bekostiging verstrekt.

5. Indien aanspraak bestaat op bekostiging van de vervoerskosten en het college desgewenst toestaat dan wel van oordeel is dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per fiets of bromfiets, verstrekt het college aan de ouders bekostiging van een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de fiets dan wel bromfiets, afgeleid van de Reisregeling Binnenland.

Artikel 20 Bekostiging vervoerskosten van gehandicapte leerlingen naar scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs.

1. Het college verstrekt eveneens bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de ouders van de leer­ling die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs bezoekt, in het geval dat de af­stand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school minder bedraagt dan is bepaald in artikel 15, indien het college van oordeel is dat de leerling gehandicapt is.

2. Indien het college de in het vorige lid bedoelde aanvraag niet of slechts gedeeltelijk toekent, dient het bij de beschikking het advies van de commissie voor de begeleiding of het advies van andere deskundigen te betrekken.

3. Indien aanspraak bestaat op bekostiging van de vervoerskosten zoals bedoeld in het eerste lid, is artikel 19 van toepassing.

Titeldeel 4 Bepalingen omtrent weekeinde‑ en vakantievervoer.

Artikel 21 Bekostiging kosten weekeinde‑ en vakantievervoer aan de in de gemeente wonende ouders.

Het college bekostigt desgewenst de kosten van het weekeinde‑ en vakantievervoer aan de in de gemeente wonende ouders van de leerling die, met het oog op het volgen van voor hem passend (voortgezet) speciaal onderwijs, in een internaat of pleeggezin verblijft, volgens het bepaalde in deze Titel.

Artikel 22 Bekostiging kosten weekeinde‑ en vakantievervoer.

1. Het college verstrekt aan de ouders bekostiging van de kosten van het weekeinde-vervoer van de leerling voor de, eenmaal per week­einde gemaakte, reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en terug, voor­zover de weekeinden niet vallen binnen de in het tweede lid be­doelde schoolvakanties.

2. Het college bekostigt de kosten van het vakantie­vervoer van de leerling voor de, eenmaal per schoolvakantie van twee dagen of meer, gemaakte reis van het internaat of het pleegge­zin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en terug, voor zover de vakantie voorkomt in de schoolgids van de school die de leerling bezoekt.

3. Titel 3 van deze verordening is van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 16, artikel 17, tweede lid, artikel 18, eerste lid onder b, artikel 18, tweede lid en artikel 20.

Titeldeel 5 Eigen bijdrage en bekostiging naar financiële draagkracht.

Artikel 23 Drempelbedrag.

1. Aan de ouders van een leerling die een school voor basisonder­wijs bezoekt, van wie het inkomen tezamen meer bedraagt dan € 22.050,00 wordt slechts bekostiging verstrekt voorzo­ver de kos­ten van het vervoer van die leerling de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 11 bepaalde afstand te boven gaan.

2. In geval het college in plaats van bekostiging in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgt dan wel doet verzorgen, be­talen de ou­ders van een leerling die een school voor basisonder­wijs bezoekt, per leerling per schooljaar een eigen bijdra­ge die gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 11 bepaalde afstand indien het inkomen van de ouders meer bedraagt dan € 22.050,00.

3. De kosten voor openbaar vervoer, genoemd in het eerste en tweede lid, betreffen de kosten van openbaar vervoer die op grond van de zone-indeling in de regeling die gebaseerd is op artikel 30, eerste lid van de Wet personenvervoer 2000, voor de afstand redelijkerwijs zouden worden gemaakt, ongeacht de aanwezigheid van openbaar vervoer of het daadwerkelijk gebruik ervan.

4. Het bedrag van € 22.050,00 genoemd in het eerste en tweede lid, wordt met ingang van 1 januari 2009 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcij­fer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van het voorafgaande jaar en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 450,00.Het aangepaste bedrag treedt in plaats van het in het eer­ste en tweede lid genoemde bedrag van € 17.700,00.

5. Deze bepaling is niet van toepassing op de leerling van wie ingevolge Titel 6 een vervoersvoorziening is verstrekt.

Artikel 24 Financiële draagkracht.

1. Indien de afstand van de woning naar de dichtst­bijzijnde toegan­kelijke school voor basison­derwijs meer dan 20 kilometer bedraagt, wordt de vast­ge­stelde bekostiging verminderd met een van de financiële draag­kracht van de ouders afhankelijk bedrag.

2. In geval het college in plaats van bekostiging in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgt dan wel doet verzorgen en de afstand van de woning naar de dichtstbijzijn­de toegankelijke school voor basisonderwijs meer dan 20 kilometer bedraagt, be­ta­len de ouders een van de fi­nan­ciële draag­kracht afhanke­lij­ke bijdrage tot ten hoogste het bedrag van de kosten van het ver­voer.

3. De hoogte van het bedrag als bedoeld in het eerste lid en de bijdrage als bedoeld in het tweede lid worden berekend per gezin en zijn afhankelijk van de hoogte van het gecorrigeerde verzamelinkomen van de ouders in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 2001. Zij bedragen:

 

inkomen in euro

eigen bijdrage in euro

◦ 0,00 – 29.500,00

nihil

◦ 29.500,00 – 35.500,00

115,00

◦ 35.500,00 – 41.000,00

475,00

◦ 41.000,00 – 46.500,00

890,00

◦ 46.500,00 – 53.000,00

1.300,00

◦ 53.000,00 – 58.500,00

1.715,00

◦ Bij € 58.500,00 en verder per € 4.500 extra inkomen wordt de eigen bijdrage steeds opgehoogd met € 420,00.

4. De inkomensbedragen, genoemd in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 2009 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 500,00

5. De bedragen van eigen bijdrage, bedoeld in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 2009 jaarlijks aangepast aan de wijzi­ging die het consumentenprijsindexcijfer van de reeks alle huis­houdens op het onderdeel ver­voersdien­sten heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het vooraf­gaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veel­voud van € 5,00.

6. Deze bepaling is niet van toepassing op de leerling voor wie ingevolge Titel 6 een vervoersvoorziening is verstrekt.

Titeldeel 6 Bepalingen omtrent het vervoer van gehandicapte leerlingen van scholen voor primair onderwijs en voortgezet onderwijs.

Artikel 25 Bekostiging op basis van de kosten van openbaar vervoer met begeleiding.

1. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 verstrekt het college bekostiging op basis van de kosten van openbaar vervoer met begeleiding aan de ouders van de leerling die een basisschool, speciale school voor basisonderwijs of een school voor voortgezet onderwijs bezoekt en die gehandicapt is. Ten aanzien van een leerling van een speciale school voor basisonderwijs neemt het college artikel 9 in acht.

2. Indien het college de in het vorige lid bedoelde aanvraag niet of slechts gedeeltelijk toekent, dient het bij de beschikking het advies van de permanente commissie leerlingenzorg, de ambulante begeleider of het advies van andere deskundigen te betrekken.

3. Indien een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van het openbaar vervoer ten behoeve van één begeleider voor bekostiging in aanmerking.

4. In afwijking van het eerste lid verstrekt het college de ouders bekostiging op basis van de kosten van het vervoer per fiets dan wel bromfiets, indien de leerling naar het oordeel van het college, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets, dan wel zelfstandig gebruik kan maken van het vervoer per bromfiets.

Artikel 26 Bekostiging op basis van kosten van aangepast vervoer.

1. Het college verstrekt bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een basisschool, speciale school voor basisonderwijs of een school voor voortgezet onderwijs bezoekt indien

a. de leerling, naar het oordeel van het college, gelet op zijn lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet in staat is, ook niet onder begeleiding, van openbaar vervoer gebruik te maken. Ten aanzien van een leerling van een speciale school voor basisonderwijs neemt het college artikel 9 in acht, of:

b. aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 25 en de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school en terug, meer dan 1½ uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht, of:

c. aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 25 en openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets, dan wel zelfstandig gebruik kan maken van het vervoer per bromfiets.

2. Indien het college de in het vorige lid bedoelde aanvraag niet of slechts gedeeltelijk toekent, dient het bij de beschikking het advies van de permanente commissie leerlingenzorg, de ambulante begeleider of het advies van andere deskundigen te betrekken.

Artikel 27 Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer.

1. Indien aanspraak bestaat op bekostiging van de vervoerskosten, kan het college de ouders op aanvraag toestaan één of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren.

2. Indien toestemming ingevolge van het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigt het college aan de ouders die één leerling zelf vervoeren of laten vervoeren:

a. een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer indien aanspraak zou bestaan op bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, behoudens het bepaalde in het vijfde lid;

b. een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling Binnenland, indien de aanspraak zou bestaan op bekostiging van de kosten van aangepast vervoer, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

3. Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, verstrekt het college aan de ouders die meer dan één leerling tegelijk zelf vervoeren of laten vervoeren, bekostiging van een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Regeling Binnenland, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

4. Aan de ouders die één of meer leerlingen laten vervoeren door andere ouders die van gemeentewege voor het vervoer van één of meer leerlingen bekostiging ontvangen afgeleid van de Reisregeling Binnenland, wordt door het college geen bekostiging verstrekt.

5. Indien aanspraak bestaat op bekostiging van de vervoerskosten en het college desgewenst toestaat dan wel van oordeel is dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per fiets of bromfiets, verstrekt het college aan de ouders bekostiging van een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de fiets of bromfiets, afgeleid van de Reisregeling Binnenland.

Titeldeel 7 Slotbepalingen.

Artikel 28 Beslissing college in gevallen waarin de regeling niet voorziet.

In gevallen die, de uitvoering van het leerlingenvervoer betreffen en waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 29 Afwijken van bepalingen.

Het college kan in bijzondere gevallen, het vervoer voor onderwijs aangaande, ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, zono­dig na advies te hebben gevraagd aan de permanente commissie leerlingenzorg, de commissie voor de begeleiding, de regionale verwijzingscommissie of andere deskundigen.

Artikel 30 Overgangsregeling

Er zijn geen overgangsbepalingen.

Artikel 31 Inwerkingtreding.

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van haar bekendmaking.

2. Op dat tijdstip vervalt de verordening “Leerlingenvervoer gemeente Sint Anthonis 2007”, vastgesteld bij raadsbesluit van 24 september 2007.

Artikel 32 Citeertitel.

Deze verordening wordt aangehaald als: "Verordening Leerlingenvervoer gemeente Sint Anthonis 2009".

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Sint Anthonis van 15 december 2008.

De Raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

mr. A.P.J.L. Keijzers J.M.J. Verbeeten

Toelichting 1  

“Artikelsgewijze toelichting op de verordening leerlingenvervoer gemeente Sint Anthonis 2009”.

Titel 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen In dit artikel worden een aantal begrippen nader gedefinieerd, die regelmatig gebruikt worden in de verordening.a. SchoolOnder een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de WVO, vallen het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (VWO), het hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (HAVO en MAVO) en het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (VMBO), waar praktijkonderwijs en leerwegondersteunend onderwijs deel van uitmaken.

d. Gehandicapte leerlingEen leerling die door een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kan maken, wordt aangemerkt als een gehandicapte leerling in de zin van de verordening.

e. WoningOnder ‘woning’ wordt verstaan: de plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft. Met andere woorden, de plaats van waaruit het kind de school bezoekt. In dezen is het niet relevant in welke gemeente de ouders en/of het kind staan ingeschreven. In het geval een leerling vanuit een ouderlijke woning een school bezoekt en vanuit die school, omwille van een medische of sociale indicatie, naar een dagcentrum (bijvoorbeeld Boddaertcentrum) reist, is de gemeente derhalve niet verplicht het vervoer van school naar het dagcentrum te bekostigen. Als het dagcentrum als structureel feitelijk (eventueel tweede) verblijf aangemerkt kan worden, kan de gemeente ervan uitgaan dat het kind twee woningen in de zin van de verordening heeft. Dit is een keuze van de gemeente. Het vervoer van het dagcentrum naar huis valt dan overigens niet onder leerlingenvervoer.

Een kind van gescheiden ouders kan twee woningen hebben in de zin van de verordening. Om aanspraak te maken op bekostiging van leerlingenvervoer moeten beide ouders afzonderlijk, voor de dagen dat het kind doordeweeks bij hen verblijft, een aanvraag indienen.

f. AfstandDe afstand wordt gemeten volgens de meest actuele routeplanner gehanteerd. i. Reistijd.In de onderwijswetgeving wordt niet meer het begrip “schoolplan” gehanteerd, maar wordt gesproken van “schoolgids”.

j. Toegankelijke school.De permanente commissie leerlingenzorg beslist of een leerling op het onderwijs van een speciale school voor basisonderwijs is aangewezen. Het college moet bij de beoordeling van een aanvraag voor leerlingenvervoer van dit besluit uitgaan. k. Inkomen.Om te bepalen of op grond van artikel 23 een drempelbedrag kan worden geheven, is het inkomen van ouders in het peiljaar nodig. Ouders kunnen een IB 60-formulier opvragen bij de Belastingdienst, waarop dit gecorrigeerde verzamelinkomen staat vermeld.

o. Permanente commissie leerlingenzorgDe WPO kent de permanente commissie leerlingenzorg (PCL). Besluiten van de PCL over de toelating van een leerling tot een speciale school voor basisonderwijs dienen door het college bij de beoordeling van een aanvraag voor leerlingenvervoer betrokken te worden, ingeval het college een negatieve beschikking geeft op de gevraagde voorziening.

p. SamenwerkingsverbandOp basis van de WPO moeten basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs die samenwerken, een zodanige zorgstructuur inrichten, dat voor elke leerling de benodigde zorg geboden kan worden.

q. Regionale verwijzingscommissie.De regionale verwijzingscommissie heeft op grond van artikel 10g WVO tot taak te beoordelen of een leerling tot het praktijkonderwijs toelaatbaar is.

r. OPDC. (Orthopedagogisch en didactisch centrum)Bovenschoolse voorziening bedoeld om leerlingen extra aandacht te geven. Op een OPDC kan ook onderwijs gegeven worden maar de leerlingen blijven ingeschreven op een school voor voortgezet onderwijs.Leerlingen die volledig onderwijs volgen op een OPDC, kunnen in aanmerking komen voor leerlingenvervoer naar het OPDC. Leerlingen die gedeeltelijk onderwijs volgen op een OPDC en gedeeltelijk aan een school voor voortgezet onderwijs, kunnen alleen in aanmerking komen voor leerlingenvervoer naar de school voor voortgezet onderwijs.

s. Ambulante begeleiding.Een ambulante begeleider is verbonden aan een school voor speciaal onderwijs en geeft ondersteuning aan gehandicapte leerlingen in het reguliere primair en voortgezet onderwijs. De gemeente kan aan de ambulante begeleider van gehandicapte leerlingen in het regulier onderwijs, voor wie een aanvraag leerlingenvervoer wordt ingediend, advies vragen over de vervoersbehoefte van die leerlingen.

t. Commissie voor de indicatiestelling.Elk kind dat wordt aangemeld voor het speciaal onderwijs moet worden geïndiceerd. De commissie voor de indicatiestelling beoordeelt aan de hand van onafhankelijke landelijke criteria of een leerling in aanmerking komt voor leerlinggebonden financiering en in welk cluster de leerling wordt geplaatst.

Artikel 2 Bekostiging van de door het college noodzakelijk te achten vervoerskosten. In de verordening worden aanspraken van de ouders op gehele of gedeeltelijke bekostiging voor dagelijks vervoer van leerlingen naar de hiervoor bedoelde scholen vastgelegd. Indien het college het vervoer zelf laat verzorgen, kan het van ouders, die voor bekostiging van de vervoerskosten in aanmerking komen, verlangen dat hun kinderen van dit vervoer gebruik maken. Tevens kan zij van ouders verlagen een eigen bijdrage te betalen aan het vervoer van de leerlingen. De hoogte van de eigen bijdrage, die slechts van toepassing is op ouders van leerlingen die scholen voor basisonderwijs bezoeken, is afhankelijk van het inkomen van de ouders en de afstand tussen de woning en de te bezoeken school. Indien ouders weigeren of nalatig zijn met betrekking tot de ingevolge de verordening te betalen bijdrage, leidt dit tot het vervallen van de aanspraak op de bekostiging dan wel, indien gebruik wordt gemaakt van bijvoorbeeld een taxi(busje), tot stopzetting van vervoer.De verantwoordelijkheid voor het schoolbezoek blijft ingevolge de Leerplichtwet in alle gevallen bij de ouders liggen. In het vierde lid staat dat een leerling die meerderjarig en handelingsbekwaam is, zelf een aanvraag voor leerlingenvervoer kan doen in plaats van de ouders/verzorgers.

Artikel 3 Bekostiging naar dichtstbijzijnde toegankelijke school. Als dichtstbijzijnde school kan worden aangemerkt: de school die naar afstand het dichtstbij gelegen is, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende (meest) begaanbare, veilige weg.Als toegankelijke school is aan te merken wat betreft het PO: de school van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school. Op grond van de WPO dient voor speciale scholen voor basisonderwijs het vervoer naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school in het samenwerkingsverband te worden bekostigd. Zie hiervoor artikel 9 van deze verordening. Wat betreft het (V)SO wordt hier nog een tweede criterium aan toegevoegd: de school van de soort waarop de leerling is aangewezen op grond van zijn lichamelijke of geestelijke toestand. De soorten zijn schooltypen zoals vermeld in artikel 2 van de WEC en artikel 5 van de WVO. Het spreekt voor zich dat op een toegankelijke school wel ruimte voor de leerling moet zijn en dat de leerling moet zijn/worden toegelaten. Indien de dichtstbijzijnde school niet toegankelijk is voor een leerling omdat er een wachtlijst bestaat, dient bekostiging plaats te vinden naar de eerstvolgende dichtstbijzijnde, toegankelijke school. De aanspraak op vervoer naar deze verder weg gelegen school blijft bestaan, zolang er een wachtlijst is voor de dichtstbijzijnde school. Indien de wachtlijst is opgelost - de gemeente dient naar de duur van de wachtlijst te informeren - kan de bekostiging beperkt worden tot aan de dichtstbijzijnde school, aangezien deze weer toegankelijk is geworden. Dit is ongeacht of de leerling vanaf dat moment ook daadwerkelijk de dichtstbijzijnde school gaat bezoeken: ouders zijn vrij om hun kind naar elke school van hun keus te laten gaan, echter in het kader van het leerlingenvervoer hoeft slechts een vervoerskostenvergoeding voor de dichtstbijzijnde, toegankelijke school te worden verstrekt. Van belang hierbij is dat wanneer het college een aanvraag om bekostiging afwijst in verband met de aanwezigheid van een dichterbij gelegen school van (de aangewezen soort en van) dezelfde richting, het dient aan te tonen dat de leerling daadwerkelijk kan worden toegelaten tot die school. StagevervoerIs de stage een onderdeel van het onderwijsprogramma en krijgt de leerling dagelijks leerlingenvervoer naar de school, dan bestaat in beginsel aanspraak op leerlingenvervoer naar het stageadres. Dit is dan immers aan te merken als de ‘dichtstbijzijnde toegankelijke school’. De gemeente kan scholen er op attenderen dat stageplaatsing financiële gevolgen kan hebben voor gemeenten. Scholen kunnen dit aspect mee laten wegen in de plaatsing van leerlingen door bijvoorbeeld een stageplek te zoeken op de route van het leerlingenvervoer.Verklaring van bezwaarOp grond van artikel 3, tweede lid, van de modelverordening dienen ouders, indien een leerling een school voor basisonderwijs bezoekt op grotere afstand dan bepaald in de modelverordening, terwijl zich dichterbij andere (openbare en bijzondere) basisscholen bevinden, schriftelijk te verklaren, dat zij overwegende bezwaren hebben tegen het openbaar onderwijs dan wel tegen de richting van de dichterbij gelegen bijzondere basisscholen.

Artikel 5 Aanvraagprocedure. De aanvraag kan in principe op twee tijdstippen plaatsvinden namelijk:1. indien het betreft een aanvraag voor het nieuwe schooljaar, dient de aanvraag voor 1 juni voorafgaande aan dat nieuwe schooljaar ingediend te worden. Het college heeft op basis van deze verordening, acht weken tot uiterlijk het begin van het nieuwe schooljaar de tijd een besluit te nemen en aan de aanvragers af te geven. Indien deze afwikkelingstermijn niet haalbaar, kan het college beslissen deze termijn met 4 weken te verdagen. Biedt ook deze verdagingstermijn onvoldoende soelaas, is het van belang dat er toch een beschikking wordt afgegeven. Dit is dan ook geregeld in artikel 16, derde lid.Indien voornoemde termijnen overschreden worden, dan kunnen de aanvragers op basis van artikel 6:2 van de Awb daartegen bezwaar maken en beroep instellen. In het onderhavige geval is het bezwaar en beroep niet aan een termijn gebonden, maar wordt niet-ontvankelijk verklaard indien het onredelijk laat is ingediend (artikel 6:12, derde lid).Bekostiging valt in principe samen met de eerste schooldag van het nieuwe schooljaar, dat het vervoer daadwerkelijk plaatsvindt.2. indien het betreft een aanvraag gedurende het schooljaar, kan de aanvraag gedurende het schooljaar worden ingediend.Het college neemt acht weken na ontvangst van het formulier een beslissing, nadat ouders in voorkomend geval in de gelegenheid zijn gesteld de aanvraag met ontbrekende gegevens aan te vullen. Bekostiging valt in principe samen met de in het aanvraagformulier verzochte datum van ingang, echter niet voor de datum waarop de aanvraag wordt gedaan.

Titel 2 Bepalingen omtrent het vervoer van de leerlingen van scholen voor basisonderwijs en speciale scholen voor basisonderwijs.

Artikel 9 Vergoeding naar de dichtstbijzijnde toegankelijke speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband. Dit artikel is een aanvulling op artikel 3 van de modelverordening. Voor alle onderwijssoorten geldt de hoofdregel van artikel 3, eerste lid. Artikel 4 van de WPO bevat echter een uitgebreidere regeling. Voor speciale scholen voor basisonderwijs kan namelijk óók het vervoer naar de dichtstbijzijnde school in het samenwerkingsverband worden vergoed. Dat hoeft niet de dichtstbijzijnde school van zijn soort te zijn. Deze regeling is getroffen om zo veel mogelijk opvang binnen het eigen samenwerkingsverband te realiseren. Evenals bij de regeling voor basisscholen wordt bij het toekennen van een voorziening voor leerlingenvervoer rekening gehouden met de toegankelijkheid voor de leerling en de op godsdienst of levensbeschouwing berustende keuze van de ouders.

Artikel 10 Permanente commissie leerlingenzorg. In de WPO wordt aan de PCL de taak opgedragen om een besluit te nemen over de toelating van een leerling tot een speciale school voor basisonderwijs. Indien het college een negatieve beschikking geeft op de gevraagde voorziening, dient hierbij het advies van de PCL betrokken te worden.

Artikel 13 Bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer. In veel gevallen zal het voorkomen dat het college het aangepast vervoer zelf organiseert. Begeleiding van vervoer is primair een taak van de ouders. Ook indien dit medische begeleiding betreft. Als dat niet mogelijk is, dienen zij zelf voor een oplossing te zorgen. In noodsituaties kunnen ouders een beroep doen op de hardheidsclausule. Uit uitspraken van Raad van State blijkt onder meer dat de verklaring van de ouders, dat er thuis kinderen zijn die verzorging behoeven, niet voldoende. De gemeente zal de afweging moeten maken wat van ouders, die in aanmerking komen voor bekostiging van leerlingenvervoer, meer gevraagd wordt ten aanzien van de begeleiding van hun kinderen, dan van ouders die niet voor die bekostiging in aanmerking komen.

Artikel 14 Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer. Of van bekostiging van eigen vervoer sprake kan zijn is ter beoordeling van het college. Een belangrijke maatstaf hierbij kan zijn dat dit vervoer voor de gemeente een goedkopere wijze van vervoer is.

Titel 3 Bepalingen omtrent het vervoer van de leerlingen van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en scholen voor speciaal voortgezet onderwijs.

Artikel 15 Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per fiets, danwel per bromfiets. Mochten leerlingen in staat zijn met de (brom)fiets te gaan, dan kan de gemeente een (brom)fietsvergoeding toekennen.

Artikel 16 Commissie voor de begeleiding. Bij de besluitvorming omtrent een aanvraag voor leerlingenvervoer is het belangrijk dat de gemeente zorgvuldig handelt. Bij negatieve advisering moet de gemeente advies bij voornoemde commissie, c.q. een deskundige inwinnen. Dit hoeft niet altijd de commissie voor de begeleiding te zijn. Het mogen ook andere deskundigen zijn, bijvoorbeeld verbonden aan de gemeente. De kosten hiervan komen voor rekening van de gemeente. De commissie heeft alleen een adviserende taak als het gestel van de leerling betreft. De commissie heeft geen adviserende taak indien het gaat om de wijze of duur van het vervoer.

Titel 4: Bepalingen omtrent weekeinde- en vakantievervoer.

Artikel 21 Bekostiging kosten weekeinde- en vakantievervoer aan de in de gemeente wonende ouders. Het college bekostigt aan de in de gemeente wonende ouders van de leerling die, met het oog op het volgen van voor hem passend (voortgezet) speciaal onderwijs in een internaat of pleeggezin verblijft. Het college van de gemeente waar de leerling in een internaat of een pleeggezin verblijft, bekostigt het dagelijks vervoer van het internaat of pleeggezin naar de school en terug, indien de leerling daarvoor in aanmerking komt.

Doorslaggevend voor het college is de directe relatie tussen het verblijf in een internaat of pleeggezin en het volgen van passend onderwijs. Dit betekent dat het college geen bekostiging voor het weekeinde- en vakantievervoer verstrekt, als de leerling passend onderwijs kan volgen dat met dagelijks vervoer vanuit het ouderlijk huis bereikt kan worden. Tevens betekent dit dat het vervoer niet wordt bekostigd van gemeentewege indien de leerling om medische of sociale redenen in een internaat of pleeggezin verblijft.

Titel 5: Eigen bijdrage en vergoeding naar financiële draagkracht.

Artikel 23 Drempelbedrag. De doelgroep voor het drempelbedrag bestaat uit leerlingen die een school voor basisonderwijs bezoeken en waarvan de ouders een gezamenlijk inkomen van meer dan € 22.050,00 (geïndexeerd) hebben. Het bedrag wordt per leerling in rekening gebracht. Indien een leerling slechts een deel van het schooljaar gebruik maakt van het leerlingenvervoer, wordt het drempelbedrag naar evenredigheid in rekening gebracht. Onder inkomen wordt het gecorrigeerde verzamelinkomen in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 in het peiljaar verstaan. Als peiljaar moet op grond van de wet worden aangemerkt het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het schooljaar waarvoor bekostiging van de vervoerskosten wordt gevraagd. Voor het schooljaar 2008-2009 is het peiljaar 2006. Wanneer ouders weigeren de gevraagde informatie over hun inkomen te verstrekken, wordt op grond van artikel 4:15 van de Awb de beslistermijn opgeschort tot de dag waarop de aanvraag met de ontbrekende gegevens is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken. Vervolgens kan het college besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen. De aanvragers worden hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

Voogdij-instellingen kunnen ook als “ouder” worden aangemerkt. Zij kunnen tevens een aanvraag indienen. Bij hen kan echter geen drempelbedrag worden vastgesteld, omdat zij geen inkomen in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting hebben. (Deze wet ziet op natuurlijke personen).

Artikel 24 Financiële draagkracht. Artikel 4 van de WPO biedt gemeenten de mogelijkheid om van de ouders wier kinderen een school voor basisonderwijs bezoeken en wie de school ten minste twintig kilometer van de woning is verwijderd, een van de draagkracht afhankelijke bijdrage te vragen in de kosten van het vervoer. Deze inkomensafhankelijke bijdrage wordt per gezien geheven en kan dus alleen bij het reguliere basisonderwijs worden gevraagd.

Titel 6 Bepalingen omtrent het vervoer van gehandicapte leerlingen van scholen voor primair onderwijs en voortgezet onderwijs.

Artikel 25 Bekostiging op basis van de kosten van openbaar vervoer met begeleiding. Indien in de verordening gesproken wordt van een handicap, wordt een structurele handicap bedoeld. In het leerlingenvervoer kennen we geen tijdelijke handicap. Dit betekent dat d gemeente geen vervoer hoeft te verzorgen om tijdelijke medische redenen. Ouders hebben hier zelf een verantwoordelijkheid in. In sommige gevallen vergoedt de ziektekostenverzekeraar een gedeelte. Indien een leerling een grootgedeelte van het schooljaar afhankelijk is van rolstoel en/of krukken vanwege herstel of revalidatie, geeft de gemeente een beschikking af voor de duur van het herstel en/of de revalidatie. Als de noodzaak voor het vervoer verdwijnt, heeft de leerling geen recht meer op vervoer. Ook voor leerlingen die onder titel 6 vallen geldt, dat ze, overeenkomstig artikel 9, recht hebben op vervoer naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school in het samenwerkingsverband. Verder geldt voor deze leerlingen dat als zij niet (zelfstandig) met het openbaar vervoer kunnen reizen maar wel kunnen (brom)fietsen, dat het college daarvoor moet kunnen kiezen.

Artikel 26 Bekostiging op basis van kosten van aangepast vervoer. Gehandicapte leerlingen die zelfstandig met openbaar vervoer kunnen reizen, maar die daartoe niet in staat zijn omdat het openbaar in de regio ontbreekt, kunnen geen aanspraak maken op aangepast vervoer. Dat er geen openbaar vervoer aanwezig is, is niet relevant. Zij kunnen immers zelfstandig met het openbaar vervoer reizen.

Indien een gehandicapte leerling niet zelfstandig gebruik van het openbaar vervoer kan maken, heeft deze leerling, los van het feit of openbaar vervoer ontbreekt, recht op aangepast vervoer. Zij zijn dan immers niet in staat om onder begeleiding met het openbaar vervoer te reizen, omdat het niet aanwezig is. De gemeente heeft dan de plicht om passend vervoer te verzorgen, in zo’n geval dus aangepast vervoer. Daarom is in artikel 26 opgenomen dat indien de leerling op grond van artikel 25 recht heeft op openbaar vervoer met begeleiding, terwijl openbaar vervoer ontbreekt of te lang duurt, de leerling aanspraak op aangepast vervoer kan maken.

Titel 7: Slotbepalingen.

Artikel 29 Afwijken van bepalingen. Toekenning van de vervoerskosten wordt alleen dan toegekend indien het schoolbezoek voor onderwijs betreft. Dit houdt onder andere in dat er geen recht op vergoeding bestaat indien het vervoer betreft naar bijvoorbeeld buitenschoolse opvang, vervoer in het kader van voorheen de AWBZ of vervoer naar een school waar tevens de medische zorg aanwezig is enz.

In bijzondere gevallen kan het college, het vervoer voor onderwijs aangaande, ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening. Voorts dient erop te worden toegezien dat ter voorkoming van –ongewenste- precedentwerking de toepassing van de hardheidsclausule wordt onderbouwd met op de specifieke, concrete situatie van ouders van een leerling betrekking hebbende argumenten.

Artikel 31 Overgangsregeling. In het eerste lid wordt gesproken over een bruikleenauto of leefvervoervoorziening. Deze voorzieningen zijn aan te vragen bij en worden verstrekt door het UWV en niet de gemeente.

Met een gelijkwaardige voorziening wordt bedoeld dat leerlingen die in het schooljaar 2001-2002 op basis van de Wet Rea taxivervoer kregen, niet in het schooljaar 2002-2003 van de gemeente bekostiging openbaar vervoer of openbaar vervoer met begeleiding mogen krijgen. Ook zal het vervoer in een busje door de wetgever niet worden opgevat als gelijkwaardig aan taxivervoer. Wel mogen gemeenten in gevallen waar dat praktisch mogelijk is, individuele taxiritten met elkaar combineren. Dit zou bijvoorbeeld mogelijk zijn als twee leerlingen elk een individuele taxivoorziening naar dezelfde school ontvangen en de twee ritten, zonder dat de leerlingen daar aantoonbaar nadeel van ondervinden, kunnen worden gecombineerd.

Ook zal in sommige gevallen vervoer verzorgd moeten worden naar een school die niet de dichtstbijzijnde, toegankelijke school is voor de betrokken leerling. In de Wet Rea wordt dit criterium namelijk niet gehanteerd.

In het tweede lid wordt gesproken over een vervoersvoorziening nar een OPDC. Zie hiervoor ook de toelichting op artikel 1.

De aanspraak op leerlingenvervoer op grond van lid 2 komt te vervallen indien de leerling binnen de afstandsgrens komt te wonen.

De gemeente kan leerlingen die op basis van de overgangsregeling (artikel 31, lid 2) een vervoersvergoeding krijgen naar een school voor praktijkonderwijs of leerwegondersteunend onderwijs, een drempelbedrag of een draagkrachtafhankelijke bijdrage opleggen.