Organisatie | Drechtsteden |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Regeling Tegemoetkoming eigen bijdrage kinderopvang Drechtsteden |
Citeertitel | Regeling Tegemoetkoming Eigen Bijdrage Kinderopvang Drechtsteden |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2021 | Nieuwe regeling | 03-12-2020 |
Hoofdstuk 2 Aanvraag van de tegemoetkoming
Artikel 2.1 Criteria voor de tegemoetkoming
Hoofdstuk 3 Verlening van de tegemoetkoming
Artikel 3.4 De hoogte van de tegemoetkoming
Bij het vaststellen van de grondslag, als bedoeld in het eerste lid, wordt ervan uitgegaan dat de ouder geen eigen bijdrage heeft in de kosten van kinderopvang. De hoogte van de tegemoetkoming is gebaseerd op het feitelijke aantal uren, vermeerderd met reistijd, dat voor kinderopvang als gevolg van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, scholing of een opleiding, of het verrichten van arbeid noodzakelijk is, alsmede de feitelijke prijs die de ouder en de kinderopvanginstelling zijn overeengekomen.
De verhouding tussen het aantal uren waarover tegemoetkoming wordt aangevraagd en het aantal uren dat de ouder en zijn partner gebruik maken van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, scholing of een opleiding volgen, of arbeid verrichten, inclusief de in verband daarmee benodigde reistijd, gaat het door de wetgever daarover bepaalde, niet te boven.
Het Drechtstedenbestuur kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien de toepassing van de regeling tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Aldus besloten in de vergadering van het Drechtstedenbestuur van 3 december 2020,
drs. C.H.W.M. Post Mcm mr. A.W. Kolff
secretaris voorzitter
Algemene toelichting bij de regeling tegemoetkoming eigen bijdrage kinderopvang Drechtsteden
Deze regeling is bestemd voor gebruik door de Sociale Dienst Drechtsteden. De Sociale Dienst Drechtsteden maakt onderdeel uit van de Gemeenschappelijke Regeling Drechtsteden. De taken en bevoegdheden die in de Wet kinderopvang en diverse andere wetten - waaronder de Algemene Wet Bestuursrecht - toegedeeld zijn aan het college van burgemeester en wethouders, respectievelijk de gemeenteraad komen binnen deze gemeenschappelijke regeling te liggen bij het Drechtstedenbestuur en de Drechtraad.
De Wet kinderopvang regelt de verstrekking van toeslagen voor kinderopvang, stelt eisen aan de kwaliteit van de opvang en regelt de handhaving daarvan. Voor de sociale diensten zijn de bepalingen over de toeslagen van belang. Door middel van deze toeslagen wordt het ouders of verzorgers gemakkelijker gemaakt arbeid en zorg te combineren. De wet geldt niet alleen voor werkenden, maar ook voor personen die een traject volgen gericht op arbeidsinschakeling of inburgering, of die scholing of een studie volgen. Op grond van de wet kunnen de doelgroepen, die zijn beschreven in artikel 1.6 van wet, aanspraak maken op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang.
In deze afdeling zijn definities en begripsbepalingen opgenomen die noodzakelijk zijn voor het begrip van deze regeling. De begripsbepalingen in de Wet kinderopvang en kwaliteitsregels peuterspeelzalen en aanpalende regelgeving, waaronder de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene subsidieverordening openbaar lichaam Drechtsteden zijn ook van toepassing op deze regeling.
Artikel 2.1 Criteria voor de tegemoetkoming
Het Drechtstedenbestuur heeft criteria opgesteld voor het bepalen van de noodzaak tot tegemoetkoming.
Voor een tegemoetkoming komen alleen die personen in aanmerking die staan vermeld in lid 1 en 2.
In het derde lid is de doelgroep zoals bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onderdeel j nader gespecificeerd. De tegemoetkoming geldt uitsluitend voor hen die een rijksbekostigde opleiding volgen ten behoeve van – het uiteindelijk behalen van – een startkwalificatie (een diploma havo, vwo of mbo niveau 2).
De ouder moet woonachting zijn in een van de Drechtsteden.
De tegemoetkoming moet worden gezien als een instrument ten behoeve van personen met een beperkte draagkracht. De gestelde grens van maximaal 110% van het wettelijke sociaal minimum is gelijk aan de inkomensgrens die geldt voor het minimabeleid binnen de Drechtsteden.
De tegemoetkoming wordt te allen tijde gezien als aanvulling op de kinderopvangtoeslag die via de Belastingdienst wordt verstrekt. De tegemoetkoming dient als een Drechtsteden specifieke compensatie in de eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang. Indien er geen recht bestaat op kinderopvangtoeslag bestaat er ook geen recht op een tegemoetkoming.
Artikel 2.2 Bij de aanvraag te verstrekken gegevens
De tegemoetkoming wordt door de ouder aangevraagd bij het Drechtstedenbestuur en moet schriftelijk gebeuren. De gegevens die moeten worden aangeleverd om in aanmerking te komen voor de tegemoetkoming zijn vermeld in de werkinstructie. Een verhoging van de tegemoetkoming in verband met een verhoging van het aantal uren kinderopvang per week, zal ook moeten worden aangevraagd. Een verlaging van de tegemoetkoming in verband een vermindering van de omvang van de kinderopvang hoeft niet te worden aangevraagd. De ouder moet hiervan wel onmiddellijk mededeling doen aan het Drechtstedenbestuur.
De ouder moet gegevens overleggen waaruit blijkt dat hij behoort tot de doelgroep. In het geval dat de ouder bijstandsgerechtigd is en een op arbeidsinschakeling gericht traject volgt (onderdelen c en e van artikel 1.6, lid 1 van de wet), volstaat een door de Sociale Dienst Drechtsteden opgestelde en ondertekende verklaring. In het geval van scholing (onderdeel j van artikel 1.6, lid1 van de wet) gaat het om een geldig bewijs van inschrijving bij school of instelling. Tevens dienen de inkomensgegevens en – indien al beschikbaar – een beschikking van de belastingdienst met betrekking tot de toekenning van kinderopvangtoeslag te worden overlegd.
De ouder moet gegevens overleggen aan de hand waarvan de duur en de hoogte van de tegemoetkoming kunnen worden vastgesteld. In het geval dat de ouder bijstandsgerechtigd is gaat het in ieder geval om een opgave van het aantal uren dat per week kinderopvang in het licht van het traject noodzakelijk wordt geacht (inclusief reistijd), de aanvangsdatum van het traject alsmede de (voorgenomen) duur van het traject in maanden. In het geval van scholing of studie geldt de periode van inschrijving bij school of instelling.
Bij de aanvraag moet een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen moet worden gevoegd. Dit betekent dat de aanvraag voor een tegemoetkoming pas bij de Sociale Dienst Drechtsteden kan worden ingediend als de ouder over een offerte of contract beschikt. Op basis van de offerte of het contract kan het Drechtstedenbestuur de hoogte van de tegemoetkoming vaststellen. Het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen, moet ingeschreven staan in een gemeentelijk register (conform artikel 1.5, eerste lid van de wet).
In de regeling wordt aangesloten bij de wettelijk bepaalde beslistermijn Awb van ten hoogste acht weken, die eventueel met vier weken kan worden verlengd. Door middel van mandatering van de beslissingsbevoegdheid kan de besluitvorming worden versneld.
Dit artikel bevat een aantal weigeringsgronden, die corresponderen met de criteria in artikel 2.1.
Onderdeel b bepaalt dat een tegemoetkoming een vangnetvoorziening is. Indien de studerende ouder en/of partner voldoende (bij)verdient om zelf de eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang te kunnen bekostigen, wordt geen tegemoetkoming verleend. De inkomensgrens hiervoor is, conform het Drechtstedelijke minimabeleid, gesteld op 110% van het wettelijk sociaal minimum.
Onderdeel c bepaalt dat een tegemoetkoming en kinderopvangtoeslag complementair zijn. Indien er geen recht bestaat op kinderopvangtoeslag bestaat er ook geen recht op een tegemoetkoming. Indien niet kan worden aangetoond, of indien redelijkerwijs niet mag worden verwacht, dat de ouder kinderopvangtoeslag ontvangt of zal gaan ontvangen, wordt de aanvraag afgewezen.
De ingangsdatum van de tegemoetkoming heeft betrekking op het moment waarop de aanspraak op een tegemoetkoming ontstaat. Dat is de datum waarop de kinderopvang een aanvang neemt. De uitbetaling van de tegemoetkoming vindt plaats vanaf het moment dat het besluit tot verlening is genomen. De betaling vindt dan met terugwerkende kracht plaats tot de datum waarop de kinderopvang een aanvang heeft genomen. De terugwerkende kracht van betaling is hierbij beperkt tot 6 maanden na ontvangst van de volledige aanvraag door het Drechtstedenbestuur.
De ingangsdatum van verstrekking van de tegemoetkoming is ook van toepassing op aanvragen voor uitbreiding van het aantal uren kinderopvang. De verhoogde tegemoetkoming wordt verstrekt vanaf het moment dat de verhoging van het aantal uren is ingegaan, met een terugwerkende van maximaal 6 maanden na ontvangst van de volledige aanvraag door het Drechtstedenbestuur.
Indien de kinderopvang pas start na het moment dat de aanvraag voor een tegemoetkoming bij het Drechtstedenbestuur is ingediend, geldt de datum waarop de kinderopvang een aanvang neemt als startdatum van de tegemoetkoming.
Artikel 3.4 De hoogte van de tegemoetkoming
Bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming wordt uitgegaan van de feitelijke uren, inclusief reistijd, die voor de kinderopvang noodzakelijk worden geacht.
In het eerste lid wordt aangegeven dat het Drechtstedenbestuur jaarlijks de grondslag voor de tegemoetkoming vaststelt. Hiermee wordt bedoeld: een vast percentage als tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang, geldend voor alle inkomenscategorieën die vallen binnen de reikwijdte van deze regeling. Dit percentage dient als aanvulling op het percentage dat de Belastingdienst hanteert bij de bepaling van de tegemoetkoming van het Rijk in de kosten van kinderopvang. De kinderopvangtoeslagtabel is als bijlage bijgevoegd bij artikel 6 van het Besluit kinderopvangtoeslag. Bij de bepaling van het toetsingsinkomen wordt uitgegaan van de door de Belastingdienst gehanteerde methodiek.
In het tweede lid wordt de berekeningswijze van de grondslag voor de tegemoetkoming bepaald. De Drechtsteden hebben er voor gekozen dat voor ouders in de laagste inkomenscategorie geen eigen bijdrage geldt.
Het derde lid heeft betrekking op het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming. Daarbij wordt, zolang de wettelijke maxima niet worden overschreden, uitgegaan van de feitelijke kosten van de noodzakelijk geachte kinderopvang: prijs per uur * vermenigvuldigd met het noodzakelijk aantal uren. Bij de vaststelling van de prijs wordt uitgegaan van de feitelijke prijs die de ouder en de kinderopvanginstelling zijn overeengekomen. Het aantal uren is afhankelijk van het aantal feitelijke contacturen gedurende het traject of de scholing, vermeerderd met de reistijd. Aangezien deze uren per periode kunnen variëren, kan worden volstaan met een gemiddelde per maand over de totale periode. Het is aan de medewerker van de Sociale Dienst Drechtsteden om te bepalen hoeveel uren noodzakelijk worden geacht voor het traject of de scholing. De tegemoetkoming die de ouder uiteindelijk ontvangt is dus een percentage (= de grondslag) van noodzakelijk geachte kosten voor kinderopvang.
Het vierde tot en met zesde lid geven aan dat bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming de wettelijke maxima, zoals gesteld in artikel 1.7, tweede tot en met vierde lid, in acht moeten worden genomen. Indien deze wel worden overschreden geldt het wettelijk maximum als uitgangspunt voor de berekening. Dit betekent dat de meerkosten in dat geval voor rekening van de ouder komen.
Artikel 3.5 Inhoud van de beschikking
Besluiten over de toekenning van de tegemoetkoming worden in een beschikking vastgelegd.
De onderdelen a tot en met f spreken voor zich en zijn gebaseerd op de methodiek zoals vastgelegd in artikel 3.4.
Onderdeel g verwijst naar artikel 3.6.
Onderdeel h schrijft voor dat in de beschikking de verplichtingen van de ouder worden opgenomen. Daarbij moet aan de volgende verplichtingen worden gedacht:
Met het begrip “subsidieplafond” wordt bedoeld: het maximale bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak beschikbaar is voor de verstrekking van een bepaalde subsidie. Indien een subsidieplafond is vastgesteld moet de subsidie worden geweigerd wanneer bij verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden (artikel 4.25, tweede lid Awb).
Artikel 4.1 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming
Op grond van artikel 4:47, onderdeel a, Awb kan het Drechtstedenbestuur een subsidie ook ambtshalve vaststellen. De ouders hoeven dan geen aanvraag tot het vaststellen van de tegemoetkoming bij het Drechtstedenbestuur in te dienen.
In het besluit tot het vaststellen van de tegemoetkoming wordt bepaald wat het bedrag is waar de ouder die de tegemoetkoming heeft aangevraagd recht op heeft. De tegemoetkoming wordt vastgesteld op basis van het in de offerte aangegeven aantal uren kinderopvang dat in de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming is vastgelegd. Dat is een maximum aantal uren. In de beschikking tot vaststelling van de tegemoetkoming kan wel worden uitgegaan van een lager aantal uren, maar niet van een hoger aantal.
Als de aanvrager de offerte van de kinderopvang niet verstrekt, kan het Drechtstedenbestuur de tegemoetkoming buiten behandeling stellen.
Het bedrag van de subsidie is afhankelijk is van de kosten zoals die in de offerte worden vermeld. Kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie worden niet in aanmerking genomen.
Artikel 4.3 Intrekken van de beschikking en terugvorderen van de tegemoetkoming
Conform de Awb kan een subsidie (tegemoetkoming) worden ingetrokken en teruggevorderd. Daarbij moeten twee situaties worden onderscheiden:
Ad a. De tegemoetkoming is nog niet vastgesteld: intrekken of wijzigen van de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming (artikel 4:48 Awb)
Zolang de tegemoetkoming nog niet is vastgesteld kan het Drechtstedenbestuur de beschikking tot verlening in of ten nadele van de ontvanger van de tegemoetkoming wijzigen, indien:
De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald. De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd, indien vijf jaren zijn verstreken sinds de dag waarop zij is bekendgemaakt.
Opschorten van de bevoorschotting (artikel 4:56 Awb)
Het Drechtstedenbestuur hoeft niet te wachten met het treffen van een maatregel tot dat het besluit tot verlening van de tegemoetkoming is ingetrokken of gewijzigd. Het Drechtstedenbestuur kan al eerder besluiten de betaling van de tegemoetkoming op te schorten. Op grond van artikel 4:56 Awb kan het Drechtstedenbestuur de verplichting tot betaling van een voorschot opschorten met ingang van de dag waarop het Drechtstedenbestuur aan de ouder schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming in te trekken of te wijzigen. Deze opschorting duurt tot en met de dag waarop de beschikking over de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.
Ad b. de tegemoetkoming is wel vastgesteld: intrekken of wijzigen van de beschikking tot subsidievaststelling (artikel 4:49 Awb)
Ook als de tegemoetkoming is vastgesteld, is het Drechtstedenbestuur in bepaalde gevallen bevoegd de beschikking tot het vaststellen van de tegemoetkoming in te trekken of ten nadele van de ontvanger te wijzigen. Het gaat om de volgende gevallen:
De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd, indien vijf jaren zijn verstreken sinds de dag waarop zij is bekendgemaakt.
Terugvordering (artikel 4.57 Awb)
Indien de beschikking tot het verlenen of het vaststellen van de tegemoetkoming is ingetrokken of ten nadele van de ouder is gewijzigd, vordert het Drechtstedenbestuur het reeds betaalde bedrag van de ouder terug. Dit betekent bijvoorbeeld dat het bedrag dat wordt teruggevorderd kan worden verrekend met de tegemoetkoming die aan de kinderopvanginstelling wordt verstrekt. In het besluit tot terugvordering moet de wijze waarop zal worden teruggevorderd, worden vermeld.
Artikel 5.1 Inlichtingenplicht
Om het recht en de hoogte van de tegemoetkoming te kunnen vaststellen, dient het Drechtstedenbestuur te beschikken over alle gegevens die daarvoor van belang zijn.
Het niet nakomen van de verplichtingen kan leiden tot intrekking en/of terugvordering van de tegemoetkoming zoals vastgelegd artikel 4.3.
Met het oog op de mogelijkheid van het Drechtstedenbestuur om ook na de vaststelling van de tegemoetkoming te controleren of de tegemoetkoming rechtmatig is verstrekt, is in dit artikel een bewaarplicht opgenomen.
De directeur van de Sociale Dienst Drechtsteden is belast met de uitvoering van deze regeling.
Dit artikel spreekt voor zich.