Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ridderkerk

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Ridderkerk houdende regels omtrent de heffing en invordering van parkeerbelasting (Verordening parkeerbelasting 2021)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRidderkerk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Ridderkerk houdende regels omtrent de heffing en invordering van parkeerbelasting (Verordening parkeerbelasting 2021)
CiteertitelVerordening parkeerbelasting 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening parkeerbelasting 2020.

De datum van ingang van heffing is 1 januari 2021.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 156, eerste lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 156, tweede lid, van de Gemeentewet
  3. artikel 225 van de Gemeentewet
  4. https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Ridderkerk/54678/CVDR54678_1.html
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-12-2020nieuwe regeling

14-12-2020

gmb-2020-337397

200747

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Ridderkerk houdende regels omtrent de heffing en invordering van parkeerbelasting (Verordening parkeerbelasting 2021)

De raad van de gemeente Ridderkerk;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 oktober 2020;

 

gelet op het advies van de commissie Samen Wonen van 26 november 2020;

 

overwegende dat de verordening en de bijbehorende tarieventabel voor 2021 dienen te worden vastgesteld door de gemeenteraad;

 

gelet op de artikelen 156, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel h, en artikel 225 van de Gemeentewet en de parkeerverordening;

 

BESLUIT:

 

Vast te stellen de

 

VERORDENING PARKEERBELASTING 2021

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

 

  • -

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.

  • -

    houder: degene op wiens naam het motorrijtuig ten tijde van het parkeren in het kenteken-register, bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994, was ingeschreven;

  • -

    centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente Ridderkerk een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of een ander communicatiemiddel;

  • -

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • -

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam “parkeerbelastingen” worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2.

    Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a)

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b)

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

      • 1e

        als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overlegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

      • 2e

        als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3.

    De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig gebruik heeft gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4.

    De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief, belastingtijdvak en kosten

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 5 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

  • 3.

    Bij de voldoening op aangifte moet het kenteken van het motorvoertuig waarmee wordt geparkeerd of waarvoor de vergunning geldt worden opgegeven.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een mobiele telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3.

    De naheffingsaanslag moet binnen één maand na de dagtekening worden betaald.

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9 Kosten naheffingsaanslag

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 65,30.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Verordening parkeerbelasting 2020” van 12 december 2019, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van heffing is 1 januari 2021.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening parkeerbelasting 2021.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 14 december 2020.

De griffier,

mr. J.G. van Straalen

De voorzitter,

mw. A. Attema

Bijlage 1: Tarieventabel parkeerbelasting 2021

 

behorende bij de VERORDENING PARKEERBELASTING 2021

 

1.0.

Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a van de verordening Parkeerbelasting, bedraagt bij parkeerapparatuur geschikt voor een parkeertijd van 180 minuten, per tijdseenheid van 60 minuten

€ 1,10

2.0.

Het tarief voor een vergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b van de verordening Parkeerbelasting, bedraagt:

2.1

voor de eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer deze woont in een gebied waar vergunninghouderplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, voor een vergunning afgegeven op naam en geldig in één deelgebied:

1 per kalendermaand

€ 6,70

2 per kalenderjaar

€ 80,10

2.2

voor de eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer deze een beroep of bedrijf uitoefent en is gevestigd in een gebied waar vergunninghouderplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en wanneer deze aantoont dat het in het belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren, voor een vergunning op naam geldig in één deelgebied:

1. per kalendermaand

€ 9,10

2. per kalenderkwartaal

€ 27,35

3. kalenderjaar

€ 109,80

2.3

In afwijking van het bepaalde in de artikelen 2.1 en 2.2 van de tarieventabel bedraagt het tarief op naam voor het deelgebied:

2.3.1

de Ridderhof per kalenderjaar

€ 894,40

2.3.2

de Ridderstraat per kalenderjaar

€ 445,00

2.3.3

de Ridderstraat per halfjaar

€ 250,00

2.4

voor de eigenaar of houder van een voertuig voor het parkeren van op een vergunninghouders- en/of parkeerapparatuurplaats in de gehele gemeente, voor een vergunning afgegeven op naam:

1 per dag

€ 11,90

2 per kalenderweek.

€ 29,70

2.5

In afwijking van het bepaalde in artikel 2.4 van de tarieventabel bedraagt het tarief voor het deelgebied de Ridderstraat op naam geldig, per dag

€ 5,50

 

Inwerkingtreding en citeertitel

 

  • 1.

    De “Tarieventabel parkeerbelasting 2020” van 12 december 2019, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich vóór die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze tarieventabel treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

  • 4.

    Deze tarieventabel wordt aangehaald als “Tarieventabel parkeerbelasting 2021”.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 14 december 2020.

 

De griffier,

mr. J.G van Straaalen

 

De voorzitter,

mw. A. Attema