Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Maassluis

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Maassluis houdende regels omtrent de heffing en invordering van afvalstoffenheffing (Verordening afvalstoffenheffing Maassluis 2021)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMaassluis
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Maassluis houdende regels omtrent de heffing en invordering van afvalstoffenheffing (Verordening afvalstoffenheffing Maassluis 2021)
CiteertitelVerordening afvalstoffenheffing Maassluis 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening reinigingsheffingen 2020.

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 15.33 van de Wet milieubeheer

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2021nieuwe regeling

15-12-2020

gmb-2020-337094

87390

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Maassluis houdende regels omtrent de heffing en invordering van afvalstoffenheffing (Verordening afvalstoffenheffing Maassluis 2021)

De raad van de gemeente Maassluis;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 1 december 2020 tot het vaststellen van de tarieven belastingen en heffingen 2021, zaaknummer 87390

 

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer

 

besluit

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing Maassluis 2021

 

(Verordening afvalstoffenheffing Maassluis 2021).

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 2. Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3. Voorwerp van de belasting

  • 1.

    Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2.

    Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d en f, van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde persoon in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 4. Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel.

Artikel 5. Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar, indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar, of indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door:

  • a.

    één persoon: € 360,00

  • b.

    meer dan één persoon: € 418,80

Artikel 6. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.

Artikel 9. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de in artikel 8 bedoelde belasting worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt dat, ingeval machtiging is verleend tot automatische incasso, de aanslagen moeten worden betaald in 10 gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later, dit met in achtneming van het bepaalde in artikel 11 lid 3 van de Regeling Automatische Incasso Gemeentelijk Belastingen.

  • 3.

    In geval van automatische incasso wordt een gehele of gedeeltelijke vermindering van aanslagen verrekend met de nog openstaande betaaltermijnen, te beginnen met de laatste termijn.

  • 4.

    De in het tweede lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend indien drie van de van toepassing zijnde termijnen, niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen één maand na afschrijving zijn gestorneerd. In dat geval gelden de betaaltermijnen als bedoeld in het eerste lid.

  • 5.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10. Overgangsrecht

De ‘Verordening reinigingsheffingen 2020’ van 17 december 2019 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 11, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 11. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Artikel 12. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening afvalstoffenheffing Maassluis 2021.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Maassluis, gehouden op 15 december 2020,

de griffier,

mr. R. van der Hoek

de voorzitter,

dr. T.J. Haan