Organisatie | Leeuwarden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening gemeente Leeuwarden 2020 |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Leeuwarden 2020 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Financiële verordening gemeente Leeuwarden 2020 |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-12-2020 | 01-01-2020 | nieuwe regeling | 02-12-2020 |
Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Leeuwarden.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.
Iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college.
Totaal van de baten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves.
Bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar.
Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteurenvorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa.
e. Onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting
Verschil tussen de opbrengst onroerende zaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerende zaakbelasting.
Onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.
Door de gemeenteraad aangewezen belangrijke projecten die van zodanige importantie zijn dat hiervoor een aparte rapportagestructuur is opgezet naast de reguliere P&C cyclus.
Het budget in de begroting voor de noodzakelijke (wettelijke plichten) of gewenste investeringen/uitgaven in het vervangen of verbeteren van bestaande ICT- en informatievoorzieningen ten behoeve van de kwaliteit van de bedrijfsvoering.
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de beleidsproducten per programma vast.
3. De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.
4. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen (thema's) naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.
5. Bij de voorbereiding van de besluitvorming over de in het voorgaande leden vermelde voorstellen wordt door het college de Auditcommissie betrokken.
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
Bij de begroting en de jaarstukken worden naast de programma’s, het overzicht van algemene dekkingsmiddelen, het overzicht van de overhead, het overzicht van de vennootschapsbelasting en het overzicht van de onvoorziene uitgaven, de baten en lasten per beleidsproduct weergegeven. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de beleidsproducten per programma vast.
In het Meerjaren investeringsprogramma (bijlage begroting) worden als uitvloeisel van de financiële positie van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen in de jaarrekening het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven (restant kredietenlijst).
In de paragraaf Financiering wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.
Het college van burgemeester en wethouders legt een structureel sluitende ontwerpbegroting aan de gemeenteraad voor. Van een structureel sluitende begroting is sprake als de laatste jaarschijf van de meerjarenraming een positief of neutraal saldo laat zien en eventuele tekorten in de voorgaande drie jaren opgevangen kunnen worden ten laste van de algemene reserve zonder dat deze de benodigde ondergrens overschrijdt. Deze ondergrens wordt bepaald in de kader van de minimaal benodigde weerstandscapaciteit voor het opvangen van financiële risico’s en staat in de paragraaf weerstandsvermogen. Hier kan alleen van worden afgeweken als de provinciale toezichthouder daarvoor ruimte biedt.
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten
Naast de benodigde budgetruimte voor de kapitaallasten stelt de gemeenteraad gelijktijdig met de primitieve begroting ook de bijbehorende investeringskredieten vast. Tevens geeft het college van burgemeester en wethouders aan voor welke investeringen op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet aan de gemeenteraad zal worden aangeboden.
Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor (separaat voorstel en/of verzamelvoorstel).
Artikel 6. Tussentijdse rapportage en informatie
Het college van burgemeester en wethouders informeert de gemeenteraad door middel van een tussentijdse rapportage (TURAP) over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste acht maanden van het lopende begrotingsjaar. Belangrijkste doelstelling van de TURAP is om richting en omvang van het rekeningresultaat over het lopende jaar te schatten.
Het college besluit niet over:
1. de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 2.500.000;
2. het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 250.000;
3. het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,
dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Artikel 9.Waardering en afschrijving vaste activa
Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de nota afschrijvingen. Uitgangspunt is dat er lineair afgeschreven wordt. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om in het kader van een goed financieel beheer tussentijds wijzigingen in de nota afschrijvingen aan te brengen. Het college maakt pas gebruik van de voorgaande bevoegdheid, nadat de Audit commissie is geïnformeerd over het voornemen tot wijziging van de nota afschrijvingen en in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.
Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen
Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt door het college van burgemeester en wethouders een voorziening wegens oninbaarheid gevormd.
Artikel 11. Reservering en vrijval niet bestede budgetten
Jaaroverstijgende budgetten, zoals investeringskredieten en voorzieningen, vallen vrij in het jaar dat de middelen niet meer benodigd zijn voor het doel waarvoor ze beschikbaar gesteld waren. Bij de jaarrekening en tussentijdse rapportage informeert het college van burgemeester en wethouders de gemeenteraad over de stand van zaken.
Eventuele onderuitputting op kapitaallasten van het totaal aan investeringskredieten respectievelijk uitgaven in het vervangen of verbeteren van bestaande ICT- en informatievoorzieningen uit de tijdelijke IM -middelen mag door het college van burgemeester en wethouders worden ingezet als dekking voor andere tijdelijke IM-middelen.
Indien er sprake is van geoormerkte middelen die nog vragen om formele besluitvorming over de exacte inzet ervan en de daarbij behorende activiteiten wordt er afgeweken van het gestelde onder lid 7. Deze niet bestede middelen worden gestort in de reserve 'voorwaardelijke budgetoverheveling'. Deze gevallen houden een voorlopige overheveling-status tot ze worden geclaimd middels een college besluit.
Artikel 12.Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken. Tevens wordt er rente toegerekend aan de grondexploitaties conform de in de BBV toegeschreven systematiek.
Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.
Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het programma overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.
Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten per taakveld van de geraamde personele inzet.
Omdat in sommige gevallen niet de volledige overhead dienstbaar is aan bepaalde activiteiten, wordt in die gevallen een correctie toegepast op de in lid 6 berekende opslag. Deze korting wordt in ieder geval toegepast bij de doorberekening van de overhead aan dienstverlening voor derden. De hoogte van de correctie wordt jaarlijks vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders bij het vaststellen van de begroting.
Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten en het rentepercentage van de rentevergoeding over de verstrekte leningen. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een kwart procent afgerond.
Artikel 13. Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk, na consultatie van de auditcommissie, een voorstel aan de raad, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd en door de audit commissie namens de Raad wordt bevestigd.
Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het college van burgemeester en wethouders doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen en rechten waaronder rioolheffingen, afvalstoffenheffing en leges. De uitgangspunten van dit voorstel staan in de paragraaf lokale heffingen van de begroting.
In de paragraaf lokale heffingen van de begroting wordt voor de zogenaamde kostendekkende heffingen een overzicht opgesteld waarin de mate van juridische kostendekkendheid wordt berekend. Met behulp van dit overzicht kan vastgesteld worden of de wettelijk toegestane kostendekkendheid van maximaal 100% niet overschreden wordt. In dit overzicht worden behalve de intracomptabele lasten en baten ook een aantal extracomptabele posten meegenomen.
Voorziening egalisatieheffingen: Deze voorziening bestaat uit de deelvoorzieningen rioolheffing, afvalstoffenheffing en hondenbelasting. Bij een negatief dan wel positief saldo (verschil werkelijke opbrengsten en werkelijke kosten) in de exploitatie van deze onderdelen wordt dit verrekend met de voorziening. Het primaire doel van de voorziening is om te voorkomen dat er door verschillen in de gecalculeerde kosten en opbrengsten en de werkelijke kosten en opbrengsten van de betrokken activiteiten grote schommelingen in het exploitatie resultaat ontstaan. De expliciete bovengrens (plafond) van de voorziening bedraagt 2% van de begrote baten. Tot aan deze grens fungeert de voorziening als buffer om eventuele nadelige exploitatie-uitkomsten op te vangen. Boven deze grens vindt terugbetaling aan de belastingplichtigen plaats via het tarief in de volgende jaren.
Artikel 15. Financieringsfunctie
Het college van burgemeester en wethouders draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor:
Artikel 16 – Verstrekken garanties en geldleningen
Het risico van verstrekte garanties en geldleningen wordt afgedekt bij de jaarlijkse berekening van de minimaal benodigde weerstandscapaciteit. Alleen in geval van substantiële risico’s wordt een separate voorziening op de balans gevormd ten laste van de begroting ter grootte van het risico dat de gemeente met de garantie of geldlening loopt.
In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
Artikel 19. Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Artikel 20. Onderhoud kapitaalgoederen
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval de voortgang van het geplande onderhoud aan openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, riolering en gebouwen op.
Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een kadernota openbare ruimte aan. De nota geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt de nota vast.
Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een beheerplan riolering aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.
Voorzieningen onderhoud kapitaalgoed: Deze voorzieningen bestaan uit de onderdelen onderhoud aan water, wegen, kunstwerken, riolering en gebouwen. Om tegenvallers of onvoorziene omstandigheden op te vangen en ervoor te zorgen dat het saldo van de voorziening toereikend is, wordt er een bandbreedte gehanteerd tussen 0% en 20% van de gemiddelde storting. Indien het eindsaldo hoger is dan de bandbreedte dan kan deze worden gekwalificeerd als te hoog en kan afroming plaatsvinden tot de bandbreedte middels een afroming ineens dan wel aanpassing jaarlijkse storting.
In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
a. Omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en loonkosten;
b. Omvang, ontwikkeling en kosten van externe inhuur.
Artikel 22. Verbonden partijen
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Artikel 25. Financiële organisatie
Het college draagt zorgt voor:
opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd. Voor registergoederen en bedrijfsmiddelen worden afhankelijk van de omvang en aard van het risico specifieke beheersmaatregelen genomen. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.
Artikel 27. Nadere uitwerking in richtlijnen
Het college kan deze verordening nader uitwerken in richtlijnen. Het college stelt in ieder geval richtlijnen vast voor de volgende onderwerpen:
Artikel 28. Intrekken oude verordening en overgangsrecht
Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de Tweede wijziging van de Financiële verordening Leeuwarden 2014, vastgesteld bij raadsbesluit van 13 juni 2016 van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.
Artikel 29.Inwerkingtreding en citeertitel