Organisatie | Nijmegen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Schuldhulpverlening gemeente Nijmegen 2021 |
Citeertitel | Beleidsregels schuldhulpverlening gemeente Nijmegen 2021 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-12-2020 | Vervangende regeling | 15-12-2020 | Collegebesluit d.d. 15 december 2020, nr. 4.1 |
Artikel 3 Aanbod schuldhulpverlening
indien cliënt niet de beschikking heeft over een betaalrekening op eigen naam en zonder debetstand bij een reguliere bank, kan het college cliënt de verplichting opleggen om een basisbankrekening te openen als voorwaarde voor de inzet van stabilisatie, budgetbeheer, betalingsregelingen en/of een schuldregeling.
Onverminderd de overige bepalingen in deze beleidsregels, kan het college besluiten tot beëindiging van de schuldhulpverlening indien:
Aldus vastgesteld in de collegevergadering van: 15 december 2020.
de gemeentesecretaris
mr. drs. A.H. van Hout
de burgemeester
drs. H.M.F. Bruls
Per 1 juli 2012 is de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening van kracht geworden. Daardoor is schuldhulpverlening een wettelijke/publiekrechtelijke taak geworden. In het beleidsplan Schuldhulpverlening zijn de uitgangspunten van de gemeente Nijmegen neergelegd op het terrein van schuldhulpverlening. Deze beleidsregels zijn een nadere concretisering hiervan. De inwoner weet hierdoor wat de voorwaarden zijn voor toelating tot de gemeentelijke schuldhulpverlening en waaraan hij zich dient te houden en de gemeente op haar beurt weet welke verplichtingen zij aan de burger mag opleggen en wanneer zij de toegang tot de schuldhulpverlening kan weigeren of beëindigen.
Schuldhulpverlening valt binnen het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor tegen besluiten in het kader van schuldhulpverlening bezwaar en beroep mogelijk is.
Goede en tijdige schuldhulpverlening is van groot belang om escalatie van schuldenproblematiek te voorkomen. De toegang tot schuldhulpverlening is laagdrempelig. Dat betekent dat de gemeente maximaal inzet op toegankelijkheid en minimaal uitsluit. Er zijn slechts enkele redenen die op voorhand aanleiding geven om schuldhulpverlening te weigeren. In het verleden werd schuldhulpverlening bijvoorbeeld ook geweigerd als er sprake was van fraude. In de huidige aanpak wordt dit anders beschouwd. Ook bij fraude wordt de toegang tot schuldhulpverlening niet geheel geweigerd. Wel kan de aard van de schulden of de persoonlijke omstandigheden van de schuldenaar een rol spelen bij de keuze van de insteek van het schuldhulpverleningstraject. Zo kan niet worden gekozen voor een schuldregeling als evident is dat schuldeisers niet gaan of mogen meewerken. In dat geval zal eerder volstaan worden met een adviesgesprek.
In artikel 6 geldt de uitsluitingstermijn dan ook voor de schuldregeling. Afhankelijk van de situatie blijft de inzet van Informatie & Adviesgesprekken en doorverwijzing naar ketenpartners mogelijk.
Landelijk is er nog enige discussie over tegen welke besluiten bezwaar en beroep mogelijk is. Duidelijk is dat in ieder geval bezwaar en beroep mogelijk is tegen besluiten betreffende de toegang tot de schuldhulpverlening, dus tegen het doen van een aanbod en het weigeren van schuldhulp-verlening en over het beëindigen van de schuldhulpverlening, waarbij het besluit tot verlening van schuldhulpverlening wordt ingetrokken. Het is nog de vraag of ook alle andere besluiten die tijdens een schuldhulpverleningstraject worden genomen vatbaar zijn voor bezwaar en beroep. De jurisprudentie zal moeten uitwijzen over welke besluiten nu precies bezwaar en beroep mogelijk is. Onze gemeente zal hier ruim mee omgaan en alle schriftelijke besluiten, gericht op een rechtsgevolg tijdens het traject, vatbaar voor bezwaar en beroep achten. Dus bijvoorbeeld ook het aangeboden plan van aanpak. De medewerkings- en inlichtingenplicht uit de wet werken immers door nadat het besluit tot de toegang is genomen, wat leidt tot een publiekrechtelijke basis van besluiten die tijdens het traject genomen worden.
Er wordt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid van artikel 3 Wgs om schuldhulpverlening uit te sluiten bij fraude.
Dit artikel is grotendeels gebaseerd op artikel 1 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.
Voor de duidelijkheid zijn toegevoegd zijn de definities van onverwijld, plan van aanpak, schuldhulpverlening, schuldregeling en vroegsignalering.
Onder schuldhulpverlening valt ook preventie en nazorg. Nazorg omvat alle activiteiten die plaatsvinden na beëindiging van het traject schuldhulpverlening, gericht op het voorkomen van herhaling.
Schuldhulpverlening staat in beginsel open voor alle inwoners van Nijmegen. Een specifiek doelgroepenbeleid wordt niet gevoerd door de gemeente.
Schuldhulpverlening staat open voor natuurlijke personen. De schulden kunnen ook
voortvloeien uit ondernemerschap, maar voor de afbakening is van belang dat de schuldenlast
drukt op de natuurlijke persoon. Als alleen de rechtspersoon kampt met
schuldenproblematiek, is gemeentelijke schuldhulpverlening niet de aangewezen oplossing.
Daarvoor kan contact worden opgenomen met het Ondernemerspunt.
Bij een verhuizing buiten de gemeente, na een akkoord in fase 2, kan schuldhulpverlening worden voortgezet aan een niet- inwoner.
Artikel 3. Aanbod schuldhulpverlening
Een gerichte en selectieve toepassing van schuldhulpverlening vraagt om maatwerk. Of aan de inwoner een aanbod schuldhulpverlening zal worden gedaan en vervolgens welk product of combinatie van producten kan worden ingezet hangt onder meer af van de situatie van de inwoner, de doelstelling van de schuldhulpverlening en de voorwaarden van het betreffende product. De inzet van producten kan per situatie verschillen. Er worden in artikel 3 enkele factoren genoemd die bepalen in welke mate de gemeente één of meerdere producten schuldhulpverlening aanbiedt. Afhankelijk van de persoonlijke situatie wordt de voor de inwoner geschikte dienstverlening ingezet. Dat kan bijvoorbeeld afhangen van de aard van de schulden in een situatie. Het aanbod schuldhulpverlening is ook afhankelijk van de specifieke woonsituatie, zoals bij de eigenwoningbezitters en de mensen met een briefadres.
Lid 4 van dit artikel toont de kern van de schuldhulpverlening: een gerichte en selectieve toepassing van schuldhulpverlening, het gaat om maatwerk. De inzet van producten kan per situatie verschillen. Er worden in dit artikel enkele factoren (geen limitatieve opsomming) genoemd die bepalen in welke mate de gemeente één of meerdere producten schuldhulpverlening aanbiedt. Op deze manier wordt enerzijds recht gedaan aan het beleidsmatige uitgangspunt van de eigen verantwoordelijkheid. Daar waar de burger in staat moet worden geacht om de (dreigende) schuldenproblematiek zelf aan te pakken en te regelen, kan schuldhulpverlening achterwege blijven. Anderzijds wordt middels dit lid, evenals in lid 2, recht gedaan aan het beleidsmatige uitgangspunt dat schuldhulpverlening selectief en gericht ingezet dient te worden.
In lid 5 is opgenomen dat het bestuur de inzet van aanpalende hulpverlening als voorwaarde kan
stellen bij de inzet van (onderdelen van de) schuldhulpverlening. Vanuit de integraliteitsgedachte is
het voor het effectief kunnen inzetten van schuldhulpverlening soms noodzakelijk dat een burger de
juiste flankerende hulpverlening ontvangt van de ketenpartners (zoals verslavingszorg). Uitgangspunt daarbij is het bereiken van een duurzaam resultaat van de schuldhulpverlening. De opsomming is niet limitatief bedoeld, het college kan ook andere voorwaarden stellen.
Voor het uitvoeren van stabilisatie, Duurzaam financiële dienstverlening, budgetbeheer, betalingsregelingen en/of een schuldregeling is het noodzakelijk dat een inwoner op eigen naam een eenvoudige betaalrekening heeft, waarop geen roodstand mogelijk is. Indien hij daarover geen beschikking heeft, kan op basis van lid 3, sub i. van dit artikel als voorwaarde worden gesteld dat de burger een basisbankrekening opent bij een reguliere bank. Op basis van artikel 2, lid 5 van de Wgs en artikel 4:71f en g van de Wet op het financieel toezicht zijn banken (onder voorwaarden) verplicht om aan iedere burger een basisbankrekening ter beschikking te stellen.
De beschikking tot weigering bevat de motivering. Er is slechts één absolute weigeringsgrond welke is opgenomen in het vierde lid van artikel 3, te weten een persoon die geen verblijfstatus heeft komt niet in aanmerking voor schuldhulpverlening. De motivering kan beperkt blijven tot de constatering dat iemand geen verblijfstatus heeft. De overige reden om te weigeren zijn minder absoluut (artikel 3, tweede en derde lid, Wgs) en vereisen een deugdelijke motivering. In de beleidsregels is fraude niet opgenomen als uitsluitingsgrond. Gegevens hierover zullen dan ook niet worden opgevraagd bij (andere) bestuursorganen bij het besluit toegang tot schuldhulpverlening.
Artikel 5. Beeindigingsgronden
In dit artikel wordt beschreven wanneer schuldhulpverlening kan worden beëindigd. Het artikel laat in ieder geval de werking van artikel 4 onaangetast.
Van de gronden zoals benoemd, verdienen de gronden onder f. en g. bijzondere aandacht gelet op de visie zoals neergelegd in het beleidsplan schuldhulpverlening. Daar waar Nijmegen wil staan voor een selectieve en gerichte toepassing van schuldhulpverlening, kan dat betekenen dat schuldhulpverlening wordt beëindigd indien de vorm van hulpverlening niet langer aansluit bij de persoonlijke omstandigheden van de inwoner. Persoonlijke omstandigheden kunnen variëren in aard, omvang en duur. Ook hier is er sprake van maatwerk, hetgeen betekent dat er bij het gebruik van deze gronden extra aandacht dient te zijn voor een goede motivering van de beschikking. Bij een beëindiging van het traject kan nog gericht specifieke dienstverlening ingezet worden, bv Informatie & Adviesgesprekken nadat een schuldregeling niet is gelukt.
Het schuldhulpverleningstraject is afgerond, als het plan van aanpak volledig is uitgevoerd.
In artikel 6 en 7 Wgs worden de inlichtingen- en medewerkingsplicht vastgelegd. Indien deze niet worden nagekomen, kan het college de schuldhulpverlening beëindigen.
Artikel 5 is geformuleerd als een zogenaamde “kan”-bepaling. Het college heeft de bevoegdheid tot beëindiging, maar niet de verplichting. Dit geeft het college met name ruimte om van een beëindiging af te zien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
Het is van groot belang dat tijdens de schuldhulpverlening geen nieuwe schulden ontstaan of naar voren komen. Om die reden is de cliënt verplicht om volledige openheid van zaken te geven vanaf het eerste gesprek, tot en met de looptijd van de schuldhulpverlening. Daarnaast is van belang dat de cliënt zich gedraagt op zo’n manier dat geen nieuwe schulden meer ontstaan. Beide verplichtingen worden als voorwaarden verbonden aan de schuldhulpverlening.
In dit artikel wordt een nadrukkelijke grens gesteld aan het kunnen doen van herhalingsaanvragen. Dit artikel gaat enerzijds over eigen verantwoordelijkheid. Ontmoedigd moet worden dat burgers al te lichtvaardig gestarte hulpverlening beëindigen om vervolgens kort daarna een nieuwe aanvraag in te dienen Anderzijds gaat dit artikel over prioriteitstelling: keuzes tot al dan niet toelaten tot de schuldhulpverlening dienen mede te worden gemaakt tegen de organisatorische achtergrond van beschikbare formatie en tijd. Vandaar het gebruik van uitsluitingstermijnen. Bij het bepalen of een persoon al eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening telt de verleende schuldhulpverlening c.q. de contacten daaromtrent vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels ook mee.
De toegang tot schuldhulpverlening is laagdrempelig. De uitsluitingstermijn geldt voor het aanbieden van een schuldregeling.
Van de gronden zoals benoemd, wordt ter verduidelijking nog gewezen op de uitsluitingsgrond in artikel 6 lid 1. Dit is een uitsluiting wegens het eerdere voortijdige afbreken van een schuldregeling. Dit is het afbreken tijdens het zogeheten 120-dagenmodel: na ondertekening van de overeenkomst tot schuldregeling moet binnen 120 dagen duidelijk worden of een schuldregeling voor de schuldenaar kan worden opgezet. Dit is de werkwijze conform de gedragscode van de NVVK, de brancheorganisatie voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren.
De beleidsvrijheid zoals aan de gemeente gegeven om een dergelijke bepaling op te nemen, ontslaat de gemeente niet van de verplichting om, daar waar een onevenredige situatie ontstaat voor de inwoner, af te wijken van het bepaalde van artikel 6 indien nodig (ingevolge artikel 8: de hardheidsclausule). Bijvoorbeeld als er redenen zijn die de inwoner niet waren toe te rekenen.
De werkwijze in het kader van schuldhulpverlening wordt niet uitsluitend bepaald door de wet en deze beleidsregels. In dit artikel wordt uiteengezet welke documenten nog meer van toepassing zijn. De gemeente Nijmegen is aangesloten bij de NVVK (vereniging voor schuldhulpverlening, sociaal bankieren en bewindvoering). Dat betekent dat in dit verband afgesproken richtlijnen en gedragsregels door de gemeente dienen te worden opgevolgd. Dit wordt gecontroleerd door een periodieke audit van de NVVK.
Artikel 8. Onvoorziene omstandgheden
Dit artikel geeft ruimte aan het college om in bijzondere (lid 1) c.q. onvoorziene (lid 2) gevallen af te wijken van de regels zoals neergelegd in deze regeling.
Er kunnen zeer bijzondere gevallen zijn van deze beleidsregels af te wijken. Bijvoorbeeld als
er sprake is van een situatie waarin jonge (inwonende minderjarige) kinderen de dupe kunnen
worden. Bij een dreigende situatie als woningontruiming en afsluiting van energie moeten kinderen
beschermd kunnen worden als zij het slachtoffer dreigen te worden van de problematische
schuldsituatie van hun ouders. Met dit artikel geeft het college zichzelf de ruimte om in zulke gevallen af te wijken van deze beleidsregels.
Hoewel deze zogeheten inherente afwijkingsbevoegdheid voor bijzondere gevallen (hardheids- clausule geheten als het om een verordening gaat) al rechtstreeks uit artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht volgt, heeft het college uit hoofde van duidelijkheid ervoor gekozen om eenzelfde bepaling toch in lid 1 op te nemen.
De beleidsregels treden in werking dag na datum publicatie in het gemeenteblad.