Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zutphen

Verordening van de raad van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over het gebruik van de havens en de IJsselkade (Haven- en IJsselkadeverordening gemeente Zutphen 2020)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZutphen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de raad van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over het gebruik van de havens en de IJsselkade (Haven- en IJsselkadeverordening gemeente Zutphen 2020)
CiteertitelHaven- en IJsselkadeverordening gemeente Zutphen 2020
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

N.v.t.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 149 van de Gemeentewet
  2. artikel 156, derde lid, van de Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-12-2020Nieuwe regeling

14-12-2020

gmb-2020-335279

122508

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de raad van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over het gebruik van de havens en de IJsselkade (Haven- en IJsselkadeverordening gemeente Zutphen 2020)

 

De raad van de gemeente Zutphen,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 september 2020 met nummer 122508;

 

gelet op artikel(en) 149 en 156, derde lid van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de:

 

Verordening van de raad van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over het gebruik van de havens en de IJsselkade (Haven- en IJsselkadeverordening gemeente Zutphen 2020)

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

 

  • a.

    binnenschip: schip, niet zijnde een zeeschip;

  • b.

    bedrijfsvaartuig: een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, niet zijnde een zee-, binnen- of horecaschip, hoofdzakelijk gebruikt als of bestemd voor de uitoefening van enig bedrijf of beroep dan wel voor de uitoefening van sociaal-culturele activiteiten;

  • c.

    bijboot: een klein vaartuig dat behoort bij een woonboot, bedrijfsvaartuig, horecaschip of historisch schip en bestemd en geschikt is voor onderhoud of het kunnen bereiken van de woonboot, bedrijfsvaartuig, horecaschip of historisch schip;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    exploitant: eigenaar, beheerder, rompbevrachter of ieder ander die zeggenschap heeft over het gebruik van het schip;

  • f.

    gemeente: gemeente Zutphen;

  • g.

    gevaarlijke stoffen: stoffen die gevaar voor explosie, brand, corrosie, vergiftiging, bedwelming of straling kunnen opleveren, zoals vermeld in:

    • i.

      de IMO Code voor het vervoer van verpakte gevaarlijke stoffen over zee (International Maritime Dangerous Goods Code);

    • ii.

      de Code voor de bouw en uitrusting van schepen die gevaarlijke chemicaliën in bulk vervoeren (International Bulk Chemical Code);

    • iii.

      de Internationale Code voor de bouw en uitrusting van schepen die vloeibaar gemaakte gassen in bulk vervoeren (International Gas Carrier Code), en

    • iv.

      het in de bijlage bij het Europees Verdrag inzake het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over binnenwateren opgenomen Reglement (ADN), met uitzondering van eetbare oliën;

  • h.

    haven: de volgende havens alsmede alle daartoe behorende kunstwerken, meergelegenheden, trappen, scheepshellingen, dokken, scheepsreparatiewerven en los- en laadplaatsen:

    • i.

      de Houthaven;

    • ii.

      de Industriehaven;

    • iii.

      de Marshaven;

    • iv.

      de Noorderhaven, en

    • v.

      de Vispoorthaven,

  • zoals weergegeven op de bij deze verordening behorende kaart;

  • I.

    historisch schip: een vaartuig dat een positieve beoordeling van de betreffende behoudsorganisatie voor historische schepen heeft gekregen en/ of door het college eveneens als behoudenswaardig wordt beoordeeld;

  • j.

    horecaschip: een vaartuig dat is ingericht en hoofdzakelijk wordt gebruikt als hotel-, restaurant- en/ of café of voor aanverwante activiteiten;

  • k.

    kade: de kaden langs een haven en het kadegedeelte langs de IJssel, tot de begrenzing zoals weergegeven op bij deze verordening behorende kaart;

  • l.

    kegelschip: een schip dat gevaarlijke of schadelijke stoffen vervoert en volgens wettelijk voorschrift overdag één of meer blauwe kegels moet voeren;

  • m.

    ligplaatsvergunninghouders: degene aan wie het bevoegd gezag een vergunning voor een ligplaats in een haven heeft verleend;

  • n.

    openbaar water: alle wateren binnen de gemeente die voor het publiek toegankelijk of bevaarbaar zijn;

  • o.

    passagiersschip: elk schip dat is ingericht voor het vervoer van meer dan twaalf passagiers en dat in het bezit is van toereikende en geldige certificaten;

  • p.

    pleziervaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebruikt voor sportbeoefening of vrijetijdsbesteding;

  • q.

    schip: elk vaartuig met inbegrip van een watervliegtuig, een draagvleugelboot, een luchtkussenvoertuig, een boorinstallatie, een werkeiland of soortgelijk object, een baggermolen, een drijvende kraan, een elevator, een ponton, een drijvend werktuig, een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting;

  • r.

    schipper: degene die de feitelijke leiding over een schip voert;

  • s.

    tankschip: schip, gebouwd of aangepast en gebruikt voor het vervoer van onverpakte vloeibare lading in zijn laadruimten;

  • t.

    vaartuig: een schip, pleziervaartuig, bedrijfsvaartuig, passagiersschip, historisch schip, woonboot, horecaschip, bijboot of ponton;

  • u.

    woonark: een waterwoning op een rechthoekige stalen of betonnen ponton te water dat wordt gebruikt als woonverblijf en dat uit hoofde van deze functie in grote mate plaatsgebonden is;

  • v.

    woonboot: een woonschip, woonark of historisch schip waarop wordt gewoond;

  • w.

    woonschip: een vaartuig met een (metalen) scheepsromp, dat is ingericht of verbouwd voor permanente bewoning waarbij de oorspronkelijke verschijningsvorm grotendeels behouden is gebleven;

  • x.

    zeeschip: vaartuig dat blijkens zijn constructie uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor de vaart ter zee.

 

Artikel 2 Toepassingsgebied

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing in de havens, de kades langs een haven en het kadegedeelte langs de IJssel.

  • 2.

    Deze verordening is tevens van toepassing op vaartuigen die buiten een haven, maar binnen de gemeente direct of indirect gemeerd liggen aan de kades, aanlegsteigers, meerpalen of andere voorzieningen in beheer bij de gemeente.

 

Artikel 3 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om vergunning of ontheffing binnen 8 weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Het college kan deze termijn eenmaal met ten hoogste 8 weken verlengen.

 

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Het college kan aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen verbinden.

  • 2.

    Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, houdt zich aan de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen.

 

Artikel 5 Geldigheidsduur vergunning of ontheffing

  • 1.

    Tenzij bij of op grond van deze verordening anders is bepaald, wordt een vergunning of ontheffing verleend voor de duur van 1 jaar.

  • 2.

    Een ontheffing voor een eenmalige gedraging of handeling wordt verleend voor de duur van die gedraging of handeling, waarbij de ontheffing in ieder geval voor ten hoogste zes maanden wordt verleend.

 

Artikel 6 Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden

Het college kan een vergunning of ontheffing in ieder geval weigeren, wijzigen of intrekken, als:

  • a.

    dit in het belang van de orde, de veiligheid en het milieu in of in de omgeving van de haven of de kade, of de kwaliteit van de dienstverlening in de haven of de kade nodig is;

  • b.

    de daaraan verbonden voorschriften of beperkingen niet zijn of worden nageleefd;

  • c.

    op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na de verlening van de vergunning of ontheffing, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan deze is vereist;

  • d.

    ter verkrijging van de vergunning of ontheffing onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • e.

    van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn of, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn, of

  • f.

    de houder van de vergunning of ontheffing dit verzoekt.

 

Artikel 7 Verplichtingen van houders van een vergunning of ontheffing

Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, houdt deze, of een (digitale) kopie daarvan, aan boord van het schip waarop deze betrekking heeft, tenzij het een schip zonder bemanningsverblijf betreft.

 

Artikel 8 Normadressaat

  • 1.

    Tenzij in deze verordening anders is bepaald, is de schipper verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of op grond van deze verordening.

  • 2.

    Bij afwezigheid van een schipper, is de exploitant verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of op grond van deze verordening.

 

Artikel 9 Aanwijzing havenmeester

Het college wijst een havenmeester aan en zijn vervanger.

 

Artikel 10 Nadere regels

Het college kan in het kader van de orde, de veiligheid, de bescherming van het milieu, de kwaliteit van de dienstverlening in of in de omgeving van de haven of de kade of ter voorkoming van gevaar, schade of hinder, nadere regels stellen over:

  • a.

    de gegevens die aan de havenmeester moeten worden gemeld voordat:

    • i.

      met een schip een haven wordt aangedaan;

    • ii.

      ligplaats wordt ingenomen, of

    • iii.

      bepaalde activiteiten worden ondernomen;

  • b.

    de wijze waarop de melding, bedoeld onder a., moet plaatsvinden;

  • c.

    de wijze waarop een aanvraag om vergunning of ontheffing moet plaatsvinden;

  • d.

    de voorwaarden waaronder een schip zich in een door het college aangewezen gebied mag bevinden, die betrekking kunnen hebben op daar te ondernemen activiteiten en op eisen waaraan een schip of bemanning moeten voldoen om deze activiteiten te mogen ondernemen;

  • e.

    de aanvraag om vergunning of ontheffing als bedoeld in de artikelen 13 en 29;

  • f.

    de wijze van afmeren van een schip en het innemen van een ligplaats.

 

Hoofdstuk 2 Ordening en gebruik van de haven en de kade

Artikel 11 Verkeerstekens

  • 1.

    Het college kan in de haven en aan de kade verkeerstekens plaatsen die zijn vermeld in het Binnenvaartpolitiereglement en deze voorzien van nadere aanduidingen.

  • 2.

    Een verkeersteken en de daarbij behorende nadere aanduidingen moeten worden nageleefd.

  • 3.

    Wat in het eerste en tweede lid staat, is van overeenkomstige toepassing op een bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken.

 

Artikel 12 Ligplaatsenoverzicht

Het college kan per haven een ligplaatsenoverzicht vaststellen, met daarop aangegeven:

  • a.

    de plaatsen die bestemd zijn om ligplaats te nemen;

  • b.

    indien van toepassing, de plaatsen die bestemd zijn voor bepaalde categorieën schepen;

  • c.

    indien van toepassing, de plaatsen die bestemd zijn voor ligplaatsvergunninghouders.

 

Artikel 13 Verbod nemen ligplaats

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning een schip ligplaats te doen nemen op een plaats die:

    • a.

      niet als ligplaats is aangewezen;

    • b.

      is aangewezen voor een schip van een andere categorie;

    • c.

      is aangewezen als plaats voor ligplaatsvergunninghouders.

  • 2.

    Het in het eerste lid, aanhef en onder a. bedoelde verbod geldt niet als het ligplaats nemen gebeurt in overeenstemming met de geplaatste verkeerstekens en de daarbij behorende nadere aanduidingen.

  • 3.

    Het in het eerste lid, aanhef en onder c. bedoelde verbod geldt niet als aan de exploitant of schipper van het schip voor die ligplaats vergunning of ontheffing is verleend.

  • 4.

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

 

Artikel 14 Duur verblijf in haven of aan kade

  • 1.

    Het is verboden met een schip langer dan 48 uur achtereen te verblijven in de haven of aan de IJsselkade.

  • 2.

    Als een schip terugkeert in de haven of aan de IJsselkade zonder dat er sprake is geweest van bedrijfsmatig vervoer als bedoeld in artikel 1 van de Binnenvaartwet, wordt de looptijd of overschrijding van de periode, bedoeld in het eerste lid, geacht niet te zijn onderbroken of beëindigd.

  • 3.

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

 

Artikel 15 Voorzieningen en voorwerpen

  • 1.

    Het is verboden in het gebied, zoals weergegeven op bij deze verordening behorende kaart, voorzieningen of voorwerpen in, op, onder of boven openbaar water te hebben, te plaatsen of aan te brengen, als daardoor gevaar, schade of hinder kan ontstaan.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het hebben, plaatsen of aanbrengen van scheepstoebehoren en voorzieningen die dienen, en als zodanig in gebruik zijn, voor het laden en lossen van schepen.

  • 3.

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

 

Artikel 16 Verhalen van schepen

  • 1.

    Het college kan een exploitant of schipper schriftelijk opdragen een schip te verhalen of te doen verhalen naar een andere ligplaats, als dit in het kader van de bescherming van de orde, de veiligheid of het milieu in of in de omgeving van de haven of de kade noodzakelijk is.

  • 2.

    Als geen gevolg wordt gegeven aan de opdracht een schip te verhalen kan het college het schip voor rekening en risico van de exploitant of schipper verhalen of doen verhalen.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen of als de exploitant of schipper onbekend is, kan het college het schip voor rekening en risico van de exploitant of schipper direct verhalen of doen verhalen.

 

Artikel 17 Gebruik van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven

  • 1.

    Het is verboden voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven te gebruiken als het schip:

    • a.

      aan de grond zit;

    • b.

      gemeerd, ten anker of op spudpalen ligt, of

    • c.

      ter hoogte van de kade of oever wordt gaande gehouden of tegen de kade of oever wordt gedrukt, anders dan nodig voor het ontmeren of afmeren.

  • 2.

    Tijdens het gebruik van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven is een persoon die bekend is met de bediening van het schip in de stuurhut aanwezig.

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing als het een aan een ander schip gemeerd bunker- of bevoorradingsschip betreft, dat moet bij- of afdraaien om schade te voorkomen.

  • 4.

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod of ontheffing verlenen.

 

Artikel 18 Plezier- en zeilvaart in de haven

  • 1.

    Het is verboden zich met een pleziervaartuig, waarmee al dan niet eveneens bedrijfsmatig wordt gevaren, in de haven te bevinden, tenzij:

    • a.

      het schip ligplaats heeft genomen in overeenstemming met het ligplaatsenoverzicht, de geplaatste verkeerstekens en de daarbij behorende nadere aanduidingen, of

    • b.

      het schip zich rechtstreeks en zonder onderbreking begeeft naar een in de haven gelegen ligplaats waar het in overeenstemming met het ligplaatsenoverzicht, de geplaatste verkeerstekens en de daarbij behorende nadere aanduidingen, ligplaats inneemt.

  • 2.

    Het is verboden met een schip dat uitsluitend door middel van zeilen wordt voortbewogen te varen in de Industriehaven, zoals deze is weergegeven op bij deze verordening behorende kaart.

  • 3.

    Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen, ook bij een evenement als bedoeld in artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening Zutphen.

 

Artikel 19 Overlast aan schepen

Tenzij bij of op grond van deze verordening anders bepaald, mogen alleen rechthebbenden een schip vasthouden, zich daarop bevinden of losmaken.

 

Artikel 20 Melding bedrijfsstoring, gebrek of schade

  • 1.

    Een bedrijfsstoring, gebrek en/ of schade aan of aan boord van een schip die gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken aan het schip of de omgeving, moet direct aan de havenmeester worden gemeld.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde melding vindt plaats per telefoon, per marifoon op het daarvoor bestemde kanaal of per e-mail.

 

Artikel 21 Maatregelen bij ijsgang of dichtgevroren water

Bij ijsgang of dichtgevroren water in de haven is de exploitant of schipper verplicht, als hij met zijn schip een ligplaats wil innemen of verlaten, of een aanwijzing van het college daartoe ontvangt, voor zijn rekening en risico zo nodig het ijs te breken of een sleepboot te gebruiken.

 

Artikel 22 Aanwijzen gebieden

Het college kan gebieden aanwijzen waar schepen zich alleen mogen bevinden, daaronder begrepen het nemen van ligplaats, onder de door het college nader te bepalen voorwaarden. Het college kan in de aanwijzing periodes aangeven waarbinnen de aanwijzing van toepassing is.

 

Hoofdstuk 3 Veiligheid en bescherming milieu in en in de omgeving van de haven en kade

Artikel 23 Verontreiniging van lucht; stank, hinder of risico veroorzakende stoffen

Het is verboden stoffen uit een schip te laten ontsnappen, waardoor gevaar, schade of hinder ontstaat of kan ontstaan.

 

Artikel 24 Gebruik afvalverbrandingsoven

Het is verboden aan boord van een schip een afvalverbrandingsoven te gebruiken.

 

Artikel 25 Melding en verwijdering van te water geraakte stoffen of voorwerpen

Degene door wiens toedoen een voorwerp of stof vrijkomt of in het openbaar water terechtkomt, waardoor gevaar, schade of hinder wordt of kan worden veroorzaakt, zorgt ervoor dat:

  • a.

    daarvan onmiddellijk kennis wordt gegeven aan de havenmeester, en

  • b.

    de stof of het voorwerp onmiddellijk wordt verwijderd, tenzij dit redelijkerwijs niet uitvoerbaar is.

 

Artikel 26 Veilige toegang

  • 1.

    Een afgemeerd schip beschikt over een toegang die geen gevaar of schade kan veroorzaken.

  • 2.

    Een binnenschip hoeft niet over een toegang te beschikken als:

    • a.

      de feitelijke situatie dit onmogelijk maakt door laad- of loshandelingen, of

    • b.

      het afmeren van korte duur is.

 

Artikel 27 Verbod gebruik hoofdmotor

  • 1.

    Het is verboden aan de IJsselkade en in de Industriehaven, zoals deze zijn weergegeven op bij deze verordening behorende kaart, op een afgemeerd schip de hoofdmotor in werking te hebben, behalve direct voor vertrek of vlak na aankomst van het schip.

  • 2.

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

 

Artikel 28 Laden en lossen

  • 1.

    Het is verboden te laden of te lossen op een schip dat op ondeugdelijke wijze is afgemeerd.

  • 2.

    Het is verboden om de Safe Working Load van aan de wal geplaatste bolders te overschrijden. De Safe Working Load van bolders geldt bij een verticale troshoek van maximaal 45 graden.

  • 3.

    Het college kan van het in dit artikel bepaalde of ontheffing verlenen.

 

Artikel 29 Gebruik van ankers

  • 1.

    Het is verboden een anker te gebruiken, tenzij:

    • a.

      ligplaats wordt genomen in een boeienspan of een palenligplaats, of

    • b.

      dit gebeurt door een drijvende kraan, waarbij zeker is gesteld dat gebruik van een anker geen schade toebrengt aan de in de onderwaterbodem aangebrachte leidingen, kabels, duikers of oever- of kadeverdedigingswerken en het voornemen daartoe overeenkomstig het tweede lid aan de havenmeester is gemeld.

  • 2.

    De in het eerste lid, onder b. bedoelde melding vindt direct plaats per telefoon, per marifoon op het daarvoor bestemde kanaal of per e-mail.

  • 3.

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

 

Artikel 30 Gebruik generator door binnenschepen

  • 1.

    Het is verboden om in een haven en aan de IJsselkade aan boord van een binnenschip een generator te gebruiken, behalve direct voor vertrek of vlak na aankomst.

  • 2.

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

 

Artikel 31 Verrichten van werkzaamheden

  • 1.

    Het is verboden om aan, buitenboord of onder een schip of aan een voorwerp aan boord van een schip werkzaamheden te verrichten of doen verrichten, die verband houden met de bedrijfsgereedheid, de aanpassing, het herstel of de verbetering van het schip of het voorwerp, tenzij:

    • a.

      het schip ligplaats heeft op of bij een scheepswerf of herstellingsinrichting waarvoor een vergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend, of

    • b.

      per scheepsbezoek aan de haven de te verrichten werkzaamheden ten hoogste drie dagen in beslag nemen en er door de werkzaamheden geen gevaar, schade of hinder kan ontstaan, en:

      • i.

        als de werkzaamheden plaatsvinden op een tankschip of aan of in een brandstoftank van een schip en er voor de reparatiewerkzaamheden door een gasdeskundige als bedoeld in artikel 4.1 van de Arbeidsomstandighedenregeling een Veiligheids- en Gezondheidsverklaring is afgegeven voor de uit te voeren werkzaamheden;

      • ii.

        doelmatige brandblusmiddelen en personen die met het gebruik van die middelen bekend zijn beschikbaar zijn, én

      • iii.

        de werkzaamheden plaatsvinden op ten minste 25 meter van gevaarlijke stoffen of brandbaar materiaal.

  • 2.

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

 

Artikel 32 Ontsmetten van schepen

  • 1.

    Het is verboden een schip of de lading te ontsmetten door het te behandelen met gassen of met stoffen die gassen afstaan.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is het verboden een schip, geladen met los gestorte bulklading in vaste vorm die is behandeld met gassen of met stoffen die gassen afstaan, te ontsmetten, tenzij dit wordt gedaan door een gasmeetdeskundige die in het bezit is van een bewijs van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 71, tweede en vierde lid van de Wet gewasbescherming en biociden, en er voor het schip een verklaring is afgegeven dat het schip en de lading voldoende vrij zijn van gassen of stoffen.

  • 3.

    Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen.

 

Hoofdstuk 4 Toezicht en handhaving

Artikel 33 Aanwijzingen

  • 1.

    Het college kan mondeling of schriftelijk aanwijzingen geven in het belang van de orde en veiligheid in de haven en de kade, in het bijzonder ter regeling van het scheepvaartverkeer, het nemen van ligplaats en ter voorkoming van gevaar, schade of hinder.

  • 2.

    Degene tot wie een aanwijzing is gericht, is verplicht de aanwijzing onmiddellijk op te volgen.

 

Artikel 34 Strafbepaling

  • 1.

    De in of op grond van deze verordening vastgestelde regels en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen moeten worden nageleefd. Het overtreden van deze regels en voorschriften is een strafbaar feit.

  • 2.

    Overtreding van het bepaalde bij of op grond van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

 

Artikel 35 Toezichthoudende ambtenaren

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of op grond van deze verordening zijn belast:

  • a.

    de havenmeester;

  • b.

    de bij besluit van het college aan te wijzen personen.

 

Artikel 36 Binnentreden van woningen

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of op grond van deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

 

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 37 Hardheidsclausule

Het college kan één of meer artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing daarvan, gelet op het belang van het gebruik van de haven en de kade, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

 

Artikel 38 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking.

 

Artikel 39 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Haven- en IJsselkadeverordening gemeente Zutphen 2020.

 

 

 

 

 

 

 

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van

de raad van de gemeente Zutphen,

gehouden op: 10 november 2020

De voorzitter, de griffier,

Bijlage 1 Kaart

 

 

Toelichting

 

Algemene toelichting

Deze verordening bevat de kaderstellende regels die van toepassing zijn op schepen als deze de havens, de kades langs deze havens en de IJsselkade van Zutphen aandoen. Deze verordening is tevens van toepassing op vaartuigen die buiten een haven, maar binnen de gemeente direct of indirect gemeerd liggen aan de kades, aanlegsteigers, meerpalen of andere voorzieningen in beheer bij de gemeente.

Hiermee worden de gemeentelijke belangen beschermd en tegelijkertijd worden de rechten en plichten van zowel de scheepvaart als de havenbeheerders inzichtelijker gemaakt. Daarbij heeft deze verordening tot doel om dit alles op een overzichtelijke, duidelijke manier te regelen, ontdaan van overbodige regels en administratieve lasten.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De begrippen die in deze verordening worden gebruikt worden in dit artikel omschreven. Deze begrippen behoeven geen nadere toelichting.

 

Artikel 2 Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing in de havens, langs de kades in deze havens en de IJsselkade, zo volgt uit het eerste lid. Op grond van het tweede lid is deze verordening ook van toepassing op vaartuigen die buiten een haven, maar binnen de gemeente direct of indirect gemeerd liggen aan kades, aanlegsteigers, meerpalen of andere voorzieningen in beheer bij de gemeente. Ter afbakening en verduidelijking zijn de havens en het kadegedeelte van de IJsselkade op de bij deze verordening behorende kaart in bijlage 1 weergegeven.

 

Artikel 3 Beslistermijn

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 5 Geldigheidsduur vergunning of ontheffing

Het tweede lid bepaalt dat een ontheffing, als deze wordt verleend voor een eenmalige gedraging of handeling, wordt verleend voor de duur van die gedraging of handeling, maar niet voor een duur langer dan zes maanden. Een gedraging of handeling die langer duurt dan zes maanden wordt beschouwd als een activiteit die vergunningplichtig is op grond van de Wet milieubeheer.

 

Artikel 6 Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden

Met het bepaalde in onderdeel c. worden ook beleidswijzigingen bedoeld. Deze kunnen aanleiding zijn voor intrekking of wijziging van een vergunning of ontheffing. Daarbij worden vanzelfsprekend de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht genomen.

 

Artikel 7 Verplichtingen van houders van een vergunning of ontheffing

Deze bepaling is relevant in het kader van toezicht en handhaving.

 

Artikel 8 Normadressaat

De schipper is in beginsel verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of op grond van deze verordening, tenzij in de verordening anders is bepaald.

In het tweede lid is bepaald dat bij afwezigheid van een schipper, de exploitant verantwoordelijk is voor de naleving van het bepaalde bij of op grond van deze verordening. Deze bepaling is opgenomen voor de gevallen waarin een ponton of een ander soort schip is afgemeerd en er geen bemanning (meer) aan boord is.

 

Artikel 9 Aanwijzing havenmeester

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 10 Nadere regels

In dit artikel is bepaald waar het college nadere regels over kan stellen. Deze nadere regels kunnen niet over andere onderwerpen gaan dan als bepaald in de verschillende onderdelen in dit artikel. Ook bepaalt dit artikel in welk kader nadere regels kunnen worden gesteld. Ook hierbij geldt dat niet buiten de aangegeven kaders nadere regels kunnen worden gesteld.

 

Hoofdstuk 2 Ordening en gebruik van de haven en de kade

Artikel 11 Verkeerstekens

In het Binnenvaartpolitiereglement (hierna: Bpr) is een voor Nederland uniform systeem van verkeerstekens vastgelegd. Om dit systeem niet te doorkruisen, is in dit artikel vastgelegd dat dezelfde tekens worden gebruikt voor de orde en veiligheid in de haven. Het Bpr regelt de verkeersafhandeling, terwijl de verordening het havengebruik regelt vanuit bepaalde belangen (milieu, orde en veiligheid).

 

Artikel 12 Ligplaatsenoverzicht

Door het vaststellen van een ligplaatsenoverzicht kan het college bepalen waar in de haven schepen ligplaats mogen nemen. Zo nodig kan ook bepaald worden dat bepaalde plaatsen of gebieden bestemd zijn voor schepen van bepaalde categorieën of voor ligplaatsvergunninghouders.

 

Artikel 13 Verbod nemen ligplaats

Op grond van dit artikel is het verboden ligplaats te nemen of zich met een schip op een ligplaats te bevinden, tenzij zich één van de uitzonderingen, als omschreven in het eerste lid van dit artikel, onder a. tot en met c., voordoet. Het nemen van ligplaats omvat tevens het ankeren.

Het tweede lid regelt het afmeren van schepen met verkeerstekens. Deze verkeerstekens dienen, conform artikel 11, te zijn vermeld in het Bpr. Hierbij valt te denken aan het afmeren van kegelschepen. Als uit praktische overwegingen géén verkeerstekens geplaatst kunnen worden, kan er ook een bekendmaking gelden met eenzelfde strekking als een verkeersteken.

Het derde lid regelt het ligplaats innemen op een plaats voor ligplaatsvergunninghouders. Als aan de exploitant of de schipper een vergunning of ontheffing is verleend, dan is dit toegestaan.

In het vierde lid is tot slot bepaald dat het college ontheffing kan verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod. Er is in dat geval geen vergunning meer nodig; de ontheffing volstaat.

 

Artikel 14 Duur verblijf in haven of kade

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 15 Voorzieningen en voorwerpen

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 16 Verhalen van schepen

In bepaalde gevallen moeten schepen - in verband met de orde, veiligheid of het milieu - verhaald kunnen worden, ook al liggen deze schepen er in overeenstemming met de daarvoor toepasselijke regels of met een vergunning of ontheffing van het college.

Om de havengebruiker tegen onnodig optreden te beschermen, is in het eerste lid bepaald dat deze opdracht schriftelijk moet gebeuren. Voorts kan uitsluitend van de bevoegdheid gebruik worden gemaakt als dit nodig is in het kader van de orde of ter bescherming van veiligheids- of milieubelangen. Een voorbeeld van een niet-spoedeisend belang in het kader van de orde van de haven, is het nodig worden van het plegen van onderhoud aan een kademuur of steiger waaraan reeds voor langere periode een schip gemeerd ligt.

De exploitant of schipper van een schip kan op basis van dit artikel schriftelijk worden verzocht binnen een redelijke termijn het schip te verhalen naar een andere ligplaats. Als medewerking wordt geweigerd, kan het schip verhaald worden.

Het derde lid regelt dat schepen voor de veiligheid of het milieu met spoed – en voor rekening en risico van de exploitant of schipper - verhaald kunnen worden als zich een calamiteit voordoet in de haven of als de exploitant of schipper onbekend is. Bij een brand kunnen de schepen bijvoorbeeld in de weg liggen voor incidentenbestrijdingsvaartuigen.

 

Artikel 17 Gebruik van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven

Dit artikel beoogt bescherming van de onderwaterinfrastructuur in de haven. In, onder en langs de haven bevinden zich onder meer kunstwerken, kabels, tunnels, pijpleidingen, kades en zinkers. Het gebruik van voortstuwers (schroeven), boegschroeven of hekschroeven kan schade veroorzaken aan deze voorzieningen, als het in andere gevallen wordt gebruikt dan voor het bereiken of verlaten van een ligplaats. Onder gebruik wordt in dit geval verstaan, dat de schroeven een daadwerkelijke waterverplaatsing genereren. Als de schroeven dit niet doen, zoals bijvoorbeeld het geval is bij een verstelbare schroef in een neutrale positie, dan is dit artikel niet van toepassing.

Het verbod van dit artikel geldt ook in die situaties waarbij het schip op spudpalen ligt of als men anders dan nodig voor het ontmeren of afmeren, het schip gaande houdt of tegen de kade of oever drukt waarbij het schip niet met meerdraden is afgemeerd.

Reden waarom het verbod wordt ingevoerd ligt in het feit dat als door gebruikers van de haven schepen gaande worden gehouden zeer gevaarlijke situaties kunnen worden veroorzaakt. Voorts kan – vooral – het proefdraaien van machines, maar ook het trachten los te komen als een schip aan de grond zit, grote schade veroorzaken. Het bij- of afdraaien door een bunker- of bevoorradingsschip, dat afgemeerd is aan een ander schip, ter voorkoming van schade levert een verwaarloosbaar risico op voor de haveninfrastructuur en is gelet op de vaak moeilijke afmeersituatie ter voorkoming van directe schade aanvaardbaar.

Ten slotte is in het artikel een verplichting opgenomen dat tijdens het in werking zijn van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven een persoon in de stuurhut aanwezig moet zijn die bekend is met de bediening van het schip. In de praktijk is gebleken dat dit regelmatig niet het geval is. Dit kan tot zeer gevaarlijke en ongewenste situaties leiden.

 

Artikel 18 Plezier- en zeilvaart in de haven

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting, anders dan dat ook in het geval van een evenement in de zin van artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Zutphen van de gestelde verboden in dit artikel het college ontheffing kan verlenen.

 

Artikel 19 Overlast aan schepen

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 20 Melding bedrijfsstoring, gebrek of schade

Dit artikel bevat de verplichting om alle bedrijfsstoringen, gebreken of schades aan boord van een schip, die een gevaar voor het schip of de omgeving kunnen opleveren direct aan de havenmeester te melden. Een voorbeeld hiervan is het niet functioneren van de inert gasinstallatie op een tankschip. De bepaling is van toepassing op alle schepen en is een aanvulling op de meldingsartikelen van de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen die alleen van toepassing is op zeeschepen met gevaarlijke stoffen.

 

Artikel 21 Maatregelen bij ijsgang of dichtgevroren water

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 22 Aanwijzen gebieden

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Hoofdstuk 3 Veiligheid en bescherming milieu in en in de omgeving van de haven en kade

Artikel 23 Verontreiniging van lucht; stank, hinder of risico veroorzakende stoffen

Het in dit artikel gestelde verbod beperkt zich tot handelingen die plaatsvinden aan boord van een schip. Handelingen gepleegd aan wal vallen hierbuiten. Het is onder meer verboden om aan boord van een schip, met geperst gas of stoom, het uitlaatgassensysteem van verbrandingsmotoren naar de buitenlucht door te blazen, waardoor roet uit het schip ontsnapt.

 

Artikel 24 Gebruik afvalverbrandingsoven

Dit artikel is opgenomen in verband met het toenemende gebruik van afvalverbrandingsovens aan boord van schepen. Om gevaar, schade en hinder voor de omgeving, door bijvoorbeeld ernstige rookontwikkeling en het gebruik van de afvalverbrandingsoven terwijl het schip is afgemeerd, te voorkomen, is het verboden afvalverbrandingsovens aan boord van schepen te gebruiken. Afval kan afgegeven worden aan de daartoe bestemde inzamelaars.

 

Artikel 25 Melding en verwijdering van te water geraakte stoffen of voorwerpen

Uit het oogpunt van veiligheid en het voorkomen van belemmeringen van de vaarweg regelt dit artikel dat als stoffen of voorwerpen te water geraken, hiervan onmiddellijk kennis wordt gegeven aan de havenmeester. Deze kennisgeving is niet aan voorschriften verbonden. Vervolgens moet de stof of het voorwerp – voor zover mogelijk – onmiddellijk worden verwijderd.

 

Artikel 26 Veilige toegang

In de havenpraktijk doen zich bij het betreden van schepen regelmatig zeer gevaarlijke en onaanvaardbare situaties voor. Daarom wordt voorgeschreven dat schepen in principe over een toegang moeten beschikken waardoor – in redelijkheid – geen gevaar of schade voor personen kan ontstaan.

Voor vooral binnenschepen is het in sommige gevallen echter niet mogelijk of zeer onpraktisch om een dergelijke toegang tot het schip mogelijk te maken. Enerzijds is dit het geval bij laad- of loshandelingen. Door het laden of lossen van lading aan boord van een binnenschip, kan het schip aanzienlijk bewegen. In dit soort situaties kan een veilige toegang niet worden gegarandeerd. Sterker nog een toegang is in dit soort gevallen juist onveilig. Anderzijds meert een binnenschip soms kort af, bijvoorbeeld om passagiers of een auto af te zetten. Om bij dit soort korte handelingen van een binnenschipper te eisen dat hij een veilige toegang creëert, levert een onevenredige belasting voor een binnenschipper op.

 

Artikel 27 Verbod gebruik hoofdmotor

Het komt zeer regelmatig voor dat afgemeerde schepen hun hoofdmotor onnodig laten draaien, anders dan direct voor vertrek van het schip. Dit betekent een onnodige belasting van het milieu en het kan hinder voor omwonenden veroorzaken. Het artikel betreft geen absoluut verbod, maar geldt voor de IJsselkade en de Industriehaven. Bovendien kan het college ontheffing verlenen van het verbod, bijvoorbeeld ten dienste van proefdraaien van de hoofdmotor.

 

Artikel 28 Laden en lossen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 29 Gebruik van ankers

In de onderwaterbodem van de haven bevinden zich op een groot aantal plaatsen infrastructurele voorzieningen, zoals bodembescherming, leidingen en kabels. Het gebruikmaken van ankers zonder vooraf kennis te nemen van de locaties van deze infrastructurele voorzieningen kan leiden tot beschadiging hiervan. Om dit te voorkomen, is als uitgangspunt genomen dat het in de haven verboden is van een anker gebruik te maken, met uitzondering van de gevallen genoemd in het eerste lid, onder a en b.

 

Artikel 30 Gebruik generator door binnenschepen

Het is verboden om in een haven en aan de IJsselkade aan boord van een binnenschip een generator te gebruiken (behalve direct voor vertrek of vlak na aankomst). In het kader van het leveren van een bijdrage aan het verbeteren van de (lokale) luchtkwaliteit worden in de haven bij de openbare ligplaatsen voor de binnenvaart aansluitingen voor de afname van elektriciteit (voor de binnenvaart) gerealiseerd. Op het moment dat het op een ligplaats dermate druk is met binnenschepen dat geen aansluitingen meer beschikbaar zijn (bijvoorbeeld tijdens kerst of andere feestdagen), of voor binnenschepen die voor hun elektriciteitsvoorziening meer stroom nodig hebben dan de walstroomvoorziening kan leveren, kan het college ontheffing verlenen van het verbod, op grond van het tweede lid.

 

Artikel 31 Verrichten van werkzaamheden

Dit artikel geeft regels over het verrichten van werkzaamheden aan schepen. Hieronder vallen ook werkzaamheden die buitenboord of onderwater aan het schip plaatsvinden.

Grote reparaties aan schepen vinden doorgaans plaats op of aan een werf of in een dok. Kleine reparaties worden echter vaak aan boord verricht door de eigen bemanning of door buitenstaanders. Het verrichten van reparaties kan onder bepaalde omstandigheden gevaren met zich meebrengen.

Om te voorkomen dat een kleine scheepsreparatie buiten een werf of herstellingsinrichting tot een reparatie van grote omvang, met inherente veiligheidsrisico's en grote tijdsduur uitgroeit, is in het eerste lid, onder b. opgenomen dat de reparatieduur ten hoogste drie dagen mag duren. Als de werkzaamheden langer dan drie dagen in beslag nemen, kan ontheffing worden aangevraagd op grond van het tweede lid.

 

Artikel 32 Ontsmetten van schepen

Omdat tijdens het gassen van ruimten aan boord van een schip (het ontsmetten) risico's kunnen ontstaan voor het haven- en kadegebied is dit in beginsel verboden.

Het verbod te ontsmetten van het tweede lid is beperkt tot schepen die zijn geladen met los gestorte bulklading in vaste vorm. Hierdoor worden alle containerschepen van de toepassing uitgesloten. Deze schepen hebben containers als lading onder gas aan boord en zouden dus allemaal een ontheffing moeten krijgen. Dit is niet wenselijk. Het onder gas staan van te vervoeren containers is in de IMDG-Code geregeld, inclusief de labeling. Het onder gas zetten van containers geschiedt binnen een inrichting en valt onder de vergunningplicht op grond van de Wet milieubeheer. Er wordt tevens rekening gehouden met schepen die in het buitenland zijn beladen met aldaar (in de silo) aan de wal ontsmette lading, die in de haven wordt gelost. Deze lading kan eveneens bepaalde risico’s met zich meebrengen.

In het derde lid is een ontheffingsmogelijkheid opgenomen. In de praktijk bepaalt de havenmeester namens het college of in het specifieke geval mag worden ontsmet en waar dat, met het oog op de veiligheid van de omgeving, moet plaatsvinden.

 

Hoofdstuk 4 Toezicht en handhaving

Artikel 33 Aanwijzingen

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 34 Strafbepaling

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 35 Toezichthoudende ambtenaren

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 36 Binnentreden van woningen

In artikel 5:15 Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat een toezichthouder een woning niet mag betreden als de bewoner daar geen toestemming voor geeft. De bevoegdheid tot het binnentreden is gestoeld op artikel 149a Gemeentewet. Artikel 149a strekt ertoe dat de gemeenteraad in bepaalde gevallen de bevoegdheid kan verlenen tot het binnentreden in woningen zonder toestemming van de bewoner. Het gaat hier om binnentreden ter uitoefening van toezicht en opsporing in verband met de naleving van voorschriften inzake handhaving van de openbare orde of veiligheid en bescherming van het leven of de gezondheid van personen. Het binnentreden in woningen behoort niet tot de bevoegdheden die afdeling 5.2 van de Awb aan iedere toezichthouder verleent. De bevoegdheid tot uitoefening van bestuursdwang is in de Gemeentewet voor alle gevallen geregeld in artikel 125. De Algemene wet op het binnentreden is ook hier van toepassing, zodat voor binnentreden zonder toestemming van de bewoner een machtiging noodzakelijk is. De Algemene wet op het binnentreden maakt onderscheid tussen het bevoegd zijn tot binnentreden in een woning en het nodig hebben van een machtiging om tot binnentreden in een woning in een concreet geval over te mogen gaan. Artikel 149a attribueert aan de gemeenteraad de bevoegdheid om personen de bevoegdheid, en dus niet de machtiging, te verlenen tot binnentreden. Op grond van artikel 5:27, tweede lid Awb is het bestuursorgaan dat bestuursdwang toepast bevoegd tot het verlenen van deze machtiging. De bevoegdheid tot binnentreden zal slechts uitgeoefend mogen worden voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van de taak waarvoor binnen wordt getreden, nodig is (Kamerstukken II 22 539, 1991/91, nr. 3, p. 17).

Opgemerkt wordt dat onder het begrip ‘woning’ tevens een woning aan boord van een schip moet worden verstaan.

 

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 37 Hardheidsclausule

Het college kan één of meer artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing daarvan, gelet op het belang van het gebruik van de havens, de IJsselkade en de kades in de havens, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Dit kan echter alleen in die gevallen die niet zijn voorzien ten tijde van het vaststellen van de verordening. Wordt een geval onder de hardheidsclausule gebracht, dan heeft dit tot gevolg dat de verordening op dit punt moet worden aangepast. Het geval is immers voorzienbaar geworden.

 

Artikel 38 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 39 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.