Organisatie | Zutphen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de raad van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over het gebruik van de havens en de IJsselkade (Haven- en IJsselkadeverordening gemeente Zutphen 2020) |
Citeertitel | Haven- en IJsselkadeverordening gemeente Zutphen 2020 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
N.v.t.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-12-2020 | Nieuwe regeling | 14-12-2020 | 122508 |
De raad van de gemeente Zutphen,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 september 2020 met nummer 122508;
gelet op artikel(en) 149 en 156, derde lid van de Gemeentewet;
Verordening van de raad van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over het gebruik van de havens en de IJsselkade (Haven- en IJsselkadeverordening gemeente Zutphen 2020)
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
schip: elk vaartuig met inbegrip van een watervliegtuig, een draagvleugelboot, een luchtkussenvoertuig, een boorinstallatie, een werkeiland of soortgelijk object, een baggermolen, een drijvende kraan, een elevator, een ponton, een drijvend werktuig, een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting;
Artikel 6 Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden
Het college kan een vergunning of ontheffing in ieder geval weigeren, wijzigen of intrekken, als:
Artikel 7 Verplichtingen van houders van een vergunning of ontheffing
Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, houdt deze, of een (digitale) kopie daarvan, aan boord van het schip waarop deze betrekking heeft, tenzij het een schip zonder bemanningsverblijf betreft.
Hoofdstuk 2 Ordening en gebruik van de haven en de kade
Artikel 12 Ligplaatsenoverzicht
Het college kan per haven een ligplaatsenoverzicht vaststellen, met daarop aangegeven:
Artikel 18 Plezier- en zeilvaart in de haven
Artikel 19 Overlast aan schepen
Tenzij bij of op grond van deze verordening anders bepaald, mogen alleen rechthebbenden een schip vasthouden, zich daarop bevinden of losmaken.
Artikel 21 Maatregelen bij ijsgang of dichtgevroren water
Bij ijsgang of dichtgevroren water in de haven is de exploitant of schipper verplicht, als hij met zijn schip een ligplaats wil innemen of verlaten, of een aanwijzing van het college daartoe ontvangt, voor zijn rekening en risico zo nodig het ijs te breken of een sleepboot te gebruiken.
Hoofdstuk 3 Veiligheid en bescherming milieu in en in de omgeving van de haven en kade
Artikel 23 Verontreiniging van lucht; stank, hinder of risico veroorzakende stoffen
Het is verboden stoffen uit een schip te laten ontsnappen, waardoor gevaar, schade of hinder ontstaat of kan ontstaan.
Artikel 24 Gebruik afvalverbrandingsoven
Het is verboden aan boord van een schip een afvalverbrandingsoven te gebruiken.
Artikel 25 Melding en verwijdering van te water geraakte stoffen of voorwerpen
Degene door wiens toedoen een voorwerp of stof vrijkomt of in het openbaar water terechtkomt, waardoor gevaar, schade of hinder wordt of kan worden veroorzaakt, zorgt ervoor dat:
Het is verboden een anker te gebruiken, tenzij:
dit gebeurt door een drijvende kraan, waarbij zeker is gesteld dat gebruik van een anker geen schade toebrengt aan de in de onderwaterbodem aangebrachte leidingen, kabels, duikers of oever- of kadeverdedigingswerken en het voornemen daartoe overeenkomstig het tweede lid aan de havenmeester is gemeld.
Artikel 31 Verrichten van werkzaamheden
Het is verboden om aan, buitenboord of onder een schip of aan een voorwerp aan boord van een schip werkzaamheden te verrichten of doen verrichten, die verband houden met de bedrijfsgereedheid, de aanpassing, het herstel of de verbetering van het schip of het voorwerp, tenzij:
per scheepsbezoek aan de haven de te verrichten werkzaamheden ten hoogste drie dagen in beslag nemen en er door de werkzaamheden geen gevaar, schade of hinder kan ontstaan, en:
als de werkzaamheden plaatsvinden op een tankschip of aan of in een brandstoftank van een schip en er voor de reparatiewerkzaamheden door een gasdeskundige als bedoeld in artikel 4.1 van de Arbeidsomstandighedenregeling een Veiligheids- en Gezondheidsverklaring is afgegeven voor de uit te voeren werkzaamheden;
Artikel 32 Ontsmetten van schepen
In afwijking van het eerste lid is het verboden een schip, geladen met los gestorte bulklading in vaste vorm die is behandeld met gassen of met stoffen die gassen afstaan, te ontsmetten, tenzij dit wordt gedaan door een gasmeetdeskundige die in het bezit is van een bewijs van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 71, tweede en vierde lid van de Wet gewasbescherming en biociden, en er voor het schip een verklaring is afgegeven dat het schip en de lading voldoende vrij zijn van gassen of stoffen.
Hoofdstuk 4 Toezicht en handhaving
Artikel 35 Toezichthoudende ambtenaren
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of op grond van deze verordening zijn belast:
Artikel 36 Binnentreden van woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of op grond van deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Het college kan één of meer artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing daarvan, gelet op het belang van het gebruik van de haven en de kade, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Aldus besloten in de openbare vergadering van
de raad van de gemeente Zutphen,
gehouden op: 10 november 2020
De voorzitter, de griffier,
Deze verordening bevat de kaderstellende regels die van toepassing zijn op schepen als deze de havens, de kades langs deze havens en de IJsselkade van Zutphen aandoen. Deze verordening is tevens van toepassing op vaartuigen die buiten een haven, maar binnen de gemeente direct of indirect gemeerd liggen aan de kades, aanlegsteigers, meerpalen of andere voorzieningen in beheer bij de gemeente.
Hiermee worden de gemeentelijke belangen beschermd en tegelijkertijd worden de rechten en plichten van zowel de scheepvaart als de havenbeheerders inzichtelijker gemaakt. Daarbij heeft deze verordening tot doel om dit alles op een overzichtelijke, duidelijke manier te regelen, ontdaan van overbodige regels en administratieve lasten.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
De begrippen die in deze verordening worden gebruikt worden in dit artikel omschreven. Deze begrippen behoeven geen nadere toelichting.
Deze verordening is van toepassing in de havens, langs de kades in deze havens en de IJsselkade, zo volgt uit het eerste lid. Op grond van het tweede lid is deze verordening ook van toepassing op vaartuigen die buiten een haven, maar binnen de gemeente direct of indirect gemeerd liggen aan kades, aanlegsteigers, meerpalen of andere voorzieningen in beheer bij de gemeente. Ter afbakening en verduidelijking zijn de havens en het kadegedeelte van de IJsselkade op de bij deze verordening behorende kaart in bijlage 1 weergegeven.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 4 Voorschriften en beperkingen
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 5 Geldigheidsduur vergunning of ontheffing
Het tweede lid bepaalt dat een ontheffing, als deze wordt verleend voor een eenmalige gedraging of handeling, wordt verleend voor de duur van die gedraging of handeling, maar niet voor een duur langer dan zes maanden. Een gedraging of handeling die langer duurt dan zes maanden wordt beschouwd als een activiteit die vergunningplichtig is op grond van de Wet milieubeheer.
Artikel 6 Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden
Met het bepaalde in onderdeel c. worden ook beleidswijzigingen bedoeld. Deze kunnen aanleiding zijn voor intrekking of wijziging van een vergunning of ontheffing. Daarbij worden vanzelfsprekend de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht genomen.
Artikel 7 Verplichtingen van houders van een vergunning of ontheffing
Deze bepaling is relevant in het kader van toezicht en handhaving.
De schipper is in beginsel verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of op grond van deze verordening, tenzij in de verordening anders is bepaald.
In het tweede lid is bepaald dat bij afwezigheid van een schipper, de exploitant verantwoordelijk is voor de naleving van het bepaalde bij of op grond van deze verordening. Deze bepaling is opgenomen voor de gevallen waarin een ponton of een ander soort schip is afgemeerd en er geen bemanning (meer) aan boord is.
Artikel 9 Aanwijzing havenmeester
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
In dit artikel is bepaald waar het college nadere regels over kan stellen. Deze nadere regels kunnen niet over andere onderwerpen gaan dan als bepaald in de verschillende onderdelen in dit artikel. Ook bepaalt dit artikel in welk kader nadere regels kunnen worden gesteld. Ook hierbij geldt dat niet buiten de aangegeven kaders nadere regels kunnen worden gesteld.
Hoofdstuk 2 Ordening en gebruik van de haven en de kade
In het Binnenvaartpolitiereglement (hierna: Bpr) is een voor Nederland uniform systeem van verkeerstekens vastgelegd. Om dit systeem niet te doorkruisen, is in dit artikel vastgelegd dat dezelfde tekens worden gebruikt voor de orde en veiligheid in de haven. Het Bpr regelt de verkeersafhandeling, terwijl de verordening het havengebruik regelt vanuit bepaalde belangen (milieu, orde en veiligheid).
Artikel 12 Ligplaatsenoverzicht
Door het vaststellen van een ligplaatsenoverzicht kan het college bepalen waar in de haven schepen ligplaats mogen nemen. Zo nodig kan ook bepaald worden dat bepaalde plaatsen of gebieden bestemd zijn voor schepen van bepaalde categorieën of voor ligplaatsvergunninghouders.
Artikel 13 Verbod nemen ligplaats
Op grond van dit artikel is het verboden ligplaats te nemen of zich met een schip op een ligplaats te bevinden, tenzij zich één van de uitzonderingen, als omschreven in het eerste lid van dit artikel, onder a. tot en met c., voordoet. Het nemen van ligplaats omvat tevens het ankeren.
Het tweede lid regelt het afmeren van schepen met verkeerstekens. Deze verkeerstekens dienen, conform artikel 11, te zijn vermeld in het Bpr. Hierbij valt te denken aan het afmeren van kegelschepen. Als uit praktische overwegingen géén verkeerstekens geplaatst kunnen worden, kan er ook een bekendmaking gelden met eenzelfde strekking als een verkeersteken.
Het derde lid regelt het ligplaats innemen op een plaats voor ligplaatsvergunninghouders. Als aan de exploitant of de schipper een vergunning of ontheffing is verleend, dan is dit toegestaan.
In het vierde lid is tot slot bepaald dat het college ontheffing kan verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod. Er is in dat geval geen vergunning meer nodig; de ontheffing volstaat.
Artikel 14 Duur verblijf in haven of kade
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 15 Voorzieningen en voorwerpen
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 16 Verhalen van schepen
In bepaalde gevallen moeten schepen - in verband met de orde, veiligheid of het milieu - verhaald kunnen worden, ook al liggen deze schepen er in overeenstemming met de daarvoor toepasselijke regels of met een vergunning of ontheffing van het college.
Om de havengebruiker tegen onnodig optreden te beschermen, is in het eerste lid bepaald dat deze opdracht schriftelijk moet gebeuren. Voorts kan uitsluitend van de bevoegdheid gebruik worden gemaakt als dit nodig is in het kader van de orde of ter bescherming van veiligheids- of milieubelangen. Een voorbeeld van een niet-spoedeisend belang in het kader van de orde van de haven, is het nodig worden van het plegen van onderhoud aan een kademuur of steiger waaraan reeds voor langere periode een schip gemeerd ligt.
De exploitant of schipper van een schip kan op basis van dit artikel schriftelijk worden verzocht binnen een redelijke termijn het schip te verhalen naar een andere ligplaats. Als medewerking wordt geweigerd, kan het schip verhaald worden.
Het derde lid regelt dat schepen voor de veiligheid of het milieu met spoed – en voor rekening en risico van de exploitant of schipper - verhaald kunnen worden als zich een calamiteit voordoet in de haven of als de exploitant of schipper onbekend is. Bij een brand kunnen de schepen bijvoorbeeld in de weg liggen voor incidentenbestrijdingsvaartuigen.
Artikel 17 Gebruik van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven
Dit artikel beoogt bescherming van de onderwaterinfrastructuur in de haven. In, onder en langs de haven bevinden zich onder meer kunstwerken, kabels, tunnels, pijpleidingen, kades en zinkers. Het gebruik van voortstuwers (schroeven), boegschroeven of hekschroeven kan schade veroorzaken aan deze voorzieningen, als het in andere gevallen wordt gebruikt dan voor het bereiken of verlaten van een ligplaats. Onder gebruik wordt in dit geval verstaan, dat de schroeven een daadwerkelijke waterverplaatsing genereren. Als de schroeven dit niet doen, zoals bijvoorbeeld het geval is bij een verstelbare schroef in een neutrale positie, dan is dit artikel niet van toepassing.
Het verbod van dit artikel geldt ook in die situaties waarbij het schip op spudpalen ligt of als men anders dan nodig voor het ontmeren of afmeren, het schip gaande houdt of tegen de kade of oever drukt waarbij het schip niet met meerdraden is afgemeerd.
Reden waarom het verbod wordt ingevoerd ligt in het feit dat als door gebruikers van de haven schepen gaande worden gehouden zeer gevaarlijke situaties kunnen worden veroorzaakt. Voorts kan – vooral – het proefdraaien van machines, maar ook het trachten los te komen als een schip aan de grond zit, grote schade veroorzaken. Het bij- of afdraaien door een bunker- of bevoorradingsschip, dat afgemeerd is aan een ander schip, ter voorkoming van schade levert een verwaarloosbaar risico op voor de haveninfrastructuur en is gelet op de vaak moeilijke afmeersituatie ter voorkoming van directe schade aanvaardbaar.
Ten slotte is in het artikel een verplichting opgenomen dat tijdens het in werking zijn van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven een persoon in de stuurhut aanwezig moet zijn die bekend is met de bediening van het schip. In de praktijk is gebleken dat dit regelmatig niet het geval is. Dit kan tot zeer gevaarlijke en ongewenste situaties leiden.
Artikel 18 Plezier- en zeilvaart in de haven
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting, anders dan dat ook in het geval van een evenement in de zin van artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Zutphen van de gestelde verboden in dit artikel het college ontheffing kan verlenen.
Artikel 19 Overlast aan schepen
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 20 Melding bedrijfsstoring, gebrek of schade
Dit artikel bevat de verplichting om alle bedrijfsstoringen, gebreken of schades aan boord van een schip, die een gevaar voor het schip of de omgeving kunnen opleveren direct aan de havenmeester te melden. Een voorbeeld hiervan is het niet functioneren van de inert gasinstallatie op een tankschip. De bepaling is van toepassing op alle schepen en is een aanvulling op de meldingsartikelen van de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen die alleen van toepassing is op zeeschepen met gevaarlijke stoffen.
Artikel 21 Maatregelen bij ijsgang of dichtgevroren water
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Hoofdstuk 3 Veiligheid en bescherming milieu in en in de omgeving van de haven en kade
Artikel 23 Verontreiniging van lucht; stank, hinder of risico veroorzakende stoffen
Het in dit artikel gestelde verbod beperkt zich tot handelingen die plaatsvinden aan boord van een schip. Handelingen gepleegd aan wal vallen hierbuiten. Het is onder meer verboden om aan boord van een schip, met geperst gas of stoom, het uitlaatgassensysteem van verbrandingsmotoren naar de buitenlucht door te blazen, waardoor roet uit het schip ontsnapt.
Artikel 24 Gebruik afvalverbrandingsoven
Dit artikel is opgenomen in verband met het toenemende gebruik van afvalverbrandingsovens aan boord van schepen. Om gevaar, schade en hinder voor de omgeving, door bijvoorbeeld ernstige rookontwikkeling en het gebruik van de afvalverbrandingsoven terwijl het schip is afgemeerd, te voorkomen, is het verboden afvalverbrandingsovens aan boord van schepen te gebruiken. Afval kan afgegeven worden aan de daartoe bestemde inzamelaars.
Artikel 25 Melding en verwijdering van te water geraakte stoffen of voorwerpen
Uit het oogpunt van veiligheid en het voorkomen van belemmeringen van de vaarweg regelt dit artikel dat als stoffen of voorwerpen te water geraken, hiervan onmiddellijk kennis wordt gegeven aan de havenmeester. Deze kennisgeving is niet aan voorschriften verbonden. Vervolgens moet de stof of het voorwerp – voor zover mogelijk – onmiddellijk worden verwijderd.
In de havenpraktijk doen zich bij het betreden van schepen regelmatig zeer gevaarlijke en onaanvaardbare situaties voor. Daarom wordt voorgeschreven dat schepen in principe over een toegang moeten beschikken waardoor – in redelijkheid – geen gevaar of schade voor personen kan ontstaan.
Voor vooral binnenschepen is het in sommige gevallen echter niet mogelijk of zeer onpraktisch om een dergelijke toegang tot het schip mogelijk te maken. Enerzijds is dit het geval bij laad- of loshandelingen. Door het laden of lossen van lading aan boord van een binnenschip, kan het schip aanzienlijk bewegen. In dit soort situaties kan een veilige toegang niet worden gegarandeerd. Sterker nog een toegang is in dit soort gevallen juist onveilig. Anderzijds meert een binnenschip soms kort af, bijvoorbeeld om passagiers of een auto af te zetten. Om bij dit soort korte handelingen van een binnenschipper te eisen dat hij een veilige toegang creëert, levert een onevenredige belasting voor een binnenschipper op.
Artikel 27 Verbod gebruik hoofdmotor
Het komt zeer regelmatig voor dat afgemeerde schepen hun hoofdmotor onnodig laten draaien, anders dan direct voor vertrek van het schip. Dit betekent een onnodige belasting van het milieu en het kan hinder voor omwonenden veroorzaken. Het artikel betreft geen absoluut verbod, maar geldt voor de IJsselkade en de Industriehaven. Bovendien kan het college ontheffing verlenen van het verbod, bijvoorbeeld ten dienste van proefdraaien van de hoofdmotor.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
In de onderwaterbodem van de haven bevinden zich op een groot aantal plaatsen infrastructurele voorzieningen, zoals bodembescherming, leidingen en kabels. Het gebruikmaken van ankers zonder vooraf kennis te nemen van de locaties van deze infrastructurele voorzieningen kan leiden tot beschadiging hiervan. Om dit te voorkomen, is als uitgangspunt genomen dat het in de haven verboden is van een anker gebruik te maken, met uitzondering van de gevallen genoemd in het eerste lid, onder a en b.
Artikel 30 Gebruik generator door binnenschepen
Het is verboden om in een haven en aan de IJsselkade aan boord van een binnenschip een generator te gebruiken (behalve direct voor vertrek of vlak na aankomst). In het kader van het leveren van een bijdrage aan het verbeteren van de (lokale) luchtkwaliteit worden in de haven bij de openbare ligplaatsen voor de binnenvaart aansluitingen voor de afname van elektriciteit (voor de binnenvaart) gerealiseerd. Op het moment dat het op een ligplaats dermate druk is met binnenschepen dat geen aansluitingen meer beschikbaar zijn (bijvoorbeeld tijdens kerst of andere feestdagen), of voor binnenschepen die voor hun elektriciteitsvoorziening meer stroom nodig hebben dan de walstroomvoorziening kan leveren, kan het college ontheffing verlenen van het verbod, op grond van het tweede lid.
Artikel 31 Verrichten van werkzaamheden
Dit artikel geeft regels over het verrichten van werkzaamheden aan schepen. Hieronder vallen ook werkzaamheden die buitenboord of onderwater aan het schip plaatsvinden.
Grote reparaties aan schepen vinden doorgaans plaats op of aan een werf of in een dok. Kleine reparaties worden echter vaak aan boord verricht door de eigen bemanning of door buitenstaanders. Het verrichten van reparaties kan onder bepaalde omstandigheden gevaren met zich meebrengen.
Om te voorkomen dat een kleine scheepsreparatie buiten een werf of herstellingsinrichting tot een reparatie van grote omvang, met inherente veiligheidsrisico's en grote tijdsduur uitgroeit, is in het eerste lid, onder b. opgenomen dat de reparatieduur ten hoogste drie dagen mag duren. Als de werkzaamheden langer dan drie dagen in beslag nemen, kan ontheffing worden aangevraagd op grond van het tweede lid.
Artikel 32 Ontsmetten van schepen
Omdat tijdens het gassen van ruimten aan boord van een schip (het ontsmetten) risico's kunnen ontstaan voor het haven- en kadegebied is dit in beginsel verboden.
Het verbod te ontsmetten van het tweede lid is beperkt tot schepen die zijn geladen met los gestorte bulklading in vaste vorm. Hierdoor worden alle containerschepen van de toepassing uitgesloten. Deze schepen hebben containers als lading onder gas aan boord en zouden dus allemaal een ontheffing moeten krijgen. Dit is niet wenselijk. Het onder gas staan van te vervoeren containers is in de IMDG-Code geregeld, inclusief de labeling. Het onder gas zetten van containers geschiedt binnen een inrichting en valt onder de vergunningplicht op grond van de Wet milieubeheer. Er wordt tevens rekening gehouden met schepen die in het buitenland zijn beladen met aldaar (in de silo) aan de wal ontsmette lading, die in de haven wordt gelost. Deze lading kan eveneens bepaalde risico’s met zich meebrengen.
In het derde lid is een ontheffingsmogelijkheid opgenomen. In de praktijk bepaalt de havenmeester namens het college of in het specifieke geval mag worden ontsmet en waar dat, met het oog op de veiligheid van de omgeving, moet plaatsvinden.
Hoofdstuk 4 Toezicht en handhaving
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 35 Toezichthoudende ambtenaren
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 36 Binnentreden van woningen
In artikel 5:15 Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat een toezichthouder een woning niet mag betreden als de bewoner daar geen toestemming voor geeft. De bevoegdheid tot het binnentreden is gestoeld op artikel 149a Gemeentewet. Artikel 149a strekt ertoe dat de gemeenteraad in bepaalde gevallen de bevoegdheid kan verlenen tot het binnentreden in woningen zonder toestemming van de bewoner. Het gaat hier om binnentreden ter uitoefening van toezicht en opsporing in verband met de naleving van voorschriften inzake handhaving van de openbare orde of veiligheid en bescherming van het leven of de gezondheid van personen. Het binnentreden in woningen behoort niet tot de bevoegdheden die afdeling 5.2 van de Awb aan iedere toezichthouder verleent. De bevoegdheid tot uitoefening van bestuursdwang is in de Gemeentewet voor alle gevallen geregeld in artikel 125. De Algemene wet op het binnentreden is ook hier van toepassing, zodat voor binnentreden zonder toestemming van de bewoner een machtiging noodzakelijk is. De Algemene wet op het binnentreden maakt onderscheid tussen het bevoegd zijn tot binnentreden in een woning en het nodig hebben van een machtiging om tot binnentreden in een woning in een concreet geval over te mogen gaan. Artikel 149a attribueert aan de gemeenteraad de bevoegdheid om personen de bevoegdheid, en dus niet de machtiging, te verlenen tot binnentreden. Op grond van artikel 5:27, tweede lid Awb is het bestuursorgaan dat bestuursdwang toepast bevoegd tot het verlenen van deze machtiging. De bevoegdheid tot binnentreden zal slechts uitgeoefend mogen worden voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van de taak waarvoor binnen wordt getreden, nodig is (Kamerstukken II 22 539, 1991/91, nr. 3, p. 17).
Opgemerkt wordt dat onder het begrip ‘woning’ tevens een woning aan boord van een schip moet worden verstaan.
Het college kan één of meer artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing daarvan, gelet op het belang van het gebruik van de havens, de IJsselkade en de kades in de havens, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Dit kan echter alleen in die gevallen die niet zijn voorzien ten tijde van het vaststellen van de verordening. Wordt een geval onder de hardheidsclausule gebracht, dan heeft dit tot gevolg dat de verordening op dit punt moet worden aangepast. Het geval is immers voorzienbaar geworden.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.