Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haarlem

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Haarlem houdende regels omtrent coördinatie Wet ruimtelijke ordening (Coördinatieverordening Gemeente Haarlem)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaarlem
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Haarlem houdende regels omtrent coördinatie Wet ruimtelijke ordening (Coördinatieverordening Gemeente Haarlem)
CiteertitelCoördinatieverordening gemeente Haarlem
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening
  2. artikel 149 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-12-2020nieuwe regeling

26-11-2020

gmb-2020-334465

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Haarlem houdende regels omtrent coördinatie Wet ruimtelijke ordening (Coördinatieverordening Gemeente Haarlem)

De raad van de gemeente Haarlem;

Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 15 september 2020, nr. 2020/512694;

 

Gelet op onderstaande wettelijke bepalingen:

 

Artikel 3.30, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening juncto. artikel 149 van de Gemeentewet

 

Besluit

De Coördinatieverordening Haarlem met bijbehorende toelichting vast te stellen:

 

Coördinatieverordening gemeente Haarlem

 

HOOFDSTUK 1 - ALGEMEEN

Artikel 1 - Begripsomschrijvingen

De verordening verstaat onder:

  • a.

    aanvrager: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die een aanvraag om een omgevingsvergunning heeft ingediend;

  • b.

    besluit: te coördineren besluiten als bedoeld in artikel 3.30, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro);

  • c.

    bestemmingsplan: een plan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wro daaronder mede verstaande een beheersverordening of wijzigingsplan of uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a respectievelijk b van de Wro;

  • d.

    bouwen: bouwen als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

  • e.

    coördineren: het gelijktijdig en in samenhang voorbereiden en bekendmaken van besluiten in één gezamenlijke procedure overeenkomstig de coördinatieregeling van Afdeling 3.6 van de Wro;

  • f.

    gemeentelijk ruimtelijk beleid: ruimtelijk beleid zoals neergelegd in ruimtelijke visies, ruimtelijke en stedenbouwkundige plannen, beleidsnota's/-visies en kaders met inbegrip van daarmee naar aard en strekking te vergelijken documenten;

  • g.

    omgevingsvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 van de Wabo;

  • h.

    raad: raad van Haarlem;

  • i.

    structuurvisie: een structuurvisie als bedoeld in artikel 2.1 van de Wro.

Artikel 2 - Reikwijdte van de verordening

  • 1.

    Het coördinerend bestuursorgaan kan ambtshalve en/of op verzoek besluiten tot een gecoördineerde behandeling van aanvragen en verzoeken met betrekking tot ruimtelijke projecten en tot een ecoördineerde voorbereiding en bekendmaking van (alle) besluiten ter verwezenlijking van een onderdeel van gemeentelijk ruimtelijk beleid.

  • 2.

    Het bepaalde onder 1 is met dien verstande dat deze verordening strekt tot de gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking van in ieder geval een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 1, onder c van deze verordening of een omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo, met de voorbereiding van besluiten over één of meer van de in artikel 3 genoemde besluiten.

Artikel 3 - Besluiten (vergunningen en ontheffingen) die naast de omgevingsvergunning of het besluit om een bestemmingsplan, een wijziging of een uitwerking van een bestemmingsplan vast te stellen, deel uit kunnen maken van de coördinatie

De voorbereiding en bekendmaking van besluiten over onderstaande vergunningen en/of ontheffingen kunnen voor zover van toepassing dan wel nodig ter verwezenlijking van het project, gecoördineerd worden met de in artikel 2 genoemde besluiten die de basis vormen voor de toepassing van de coördinatieregeling op grond van deze verordening:

  • a.

    een besluit hogere waarden als bedoeld in artikel 110a van de Wet geluidhinder;

  • b.

    de omgevingsvergunning(en) voor de voor het project benodigde activiteiten als bedoeld in de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wabo;

  • c.

    toestemmingen op grond van de Wet natuurbescherming;

  • d.

    vergunningen en toestemmingen op grond van de Waterwet;

  • e.

    vergunningen en toestemmingen op grond van de Wet bodembescherming;

  • f.

    verkeersbesluiten op grond van de Wegenverkeerswet en/of Administratieve Bepalingen voor het Wegverkeer;

  • g.

    wegonttrekkingsbesluiten op grond van de Wegenwet;

  • h.

    toestemmingen en/of vergunningen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening;

  • i.

    en overige, hiervoor niet in het bijzonder genoemde besluiten die passend zijn binnen het project, waarvan het college voor het welslagen van het project de coördinatie wenselijk acht om deze al dan niet onderdeel te laten zijn van de gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking.

HOOFDSTUK 2 - COÖRDINATIE

Artikel 4 - Gevallen waarin besluiten kunnen worden gecoördineerd

Met het bepaalde in artikel 2 acht het college van burgemeester en wethouders onder de volgende condities een gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking van besluiten als bedoeld in artikel 2 en 3 wenselijk:

  • a.

    een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 1, onder c van deze verordening of een omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo, maken tenminste deel uit van de te coördineren besluiten en

  • b.

    het college van burgemeester en wethouders heeft vastgesteld dat het besluit of de besluiten als bedoeld in artikel 3, en in het bijzonder het bepaalde onder h, gecoördineerd kan/kunnen worden voorbereid en bekendgemaakt kan/kunnen worden en

  • c.

    het college van burgemeester en wethouders heeft vastgesteld dat zich geen belemmering als bedoeld in artikel 5 voordoet en

  • d.

    de aanvrager zich schriftelijk akkoord heeft verklaard met de gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking evenals met de gevolgen die dat voor de aanvrager heeft.

Artikel 5 - Geval waarin geen coördinatie op grond van deze verordening plaatsvindt

In het volgende geval is een gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking op grond van deze verordening niet mogelijk:

  • a.

    uit een schadeveroorzakend besluit blijkt dat schade kan worden veroorzaakt als bedoeld in artikel 6.1 van de Wro en de aanvrager is niet bereid deze schade voor zijn rekening te nemen;

  • b.

    er nog geen overeenstemming is bereikt met de aanvrager over kostenverhaal overeenkomstig afdeling 6.4 van de Wro.

HOOFDSTUK 3 - PROCEDUREBEPALINGEN

Artikel 6 - Procedureregeling

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan een procedureregeling vaststellen ten behoeve van een goede uitvoering van de coördinatieregeling.

  • 2.

    Zolang het college van burgemeester en wethouders geen regeling als bedoeld in het eerste lid heeft vastgesteld, is, aanvullend op de artikelen 3.30 tot en met 3.32 van de Wro en op deze verordening, paragraaf 3.5.3 van Afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing, met uitzondering van artikelen 3:28 met betrekking tot administratief beroep van die wet.

  • 3.

    Bij toepassing van het tweede lid is het college van burgemeester en wethouders het aangewezen coördinerend bestuursorgaan als bedoeld in artikel 3:22 van de Awb.

HOOFDSTUK 4 - SLOTBEPALINGEN

Artikel 7 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de dag van bekendmaking.

Artikel 8 - Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Coördinatieverordening gemeente Haarlem.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 november 2020.

de griffier,

dhr. M.C.C. Philips

de voorzitter,

dhr. J. Wienen

ALGEMENE TOELICHTING  

Besluitvorming in ruimtelijke projecten ondervindt vaak vertraging doordat elk besluit afzonderlijk moet worden behandeld, met eigen procedures, met eigen voorschriften en met eigen

rechtsbescherming. De belangenafweging wordt steeds complexer. Het resultaat is dat ruimtelijke initiatieven in een stroperige besluitvorming terechtkomen.

 

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt gemeenten de mogelijkheid efficiënter en meer inzichtelijk besluiten te nemen over projecten in de ruimtelijke ordening: de coördinatie van ambtshalve of op

aanvraag te nemen besluiten, in het belang van de verwezenlijking van onderdelen van het

gemeentelijk ruimtelijk beleid. Eén en ander is neergelegd in artikel 3.30 en verder Wro. Met de

coördinatieregeling kan het gemeentebestuur de voorbereiding, vaststelling, bekendmaking en

beroepsgang van een tal aan besluiten bundelen. Bevoegdheden worden niet overgedragen.

Bijvoorbeeld: de omgevingsvergunning wordt door het college verleend nádat het

bestemmingsplan door de raad is vastgesteld. Gezamenlijk gaan ze daarna de beroepsprocedure in. Voor de gecoördineerde besluitvorming staat direct beroep open bij de Afdeling

Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen het besluit om coördinatie toe te passen staat op grond van artikel 8:5 Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen bezwaar en beroep open.

 

Artikel 3.30 lid 1 Wro geeft de raad de bevoegdheid gevallen of categorieën van gevallen aan te

wijzen waarvoor de coördinatieregeling van toepassing is. Dat kan in de vorm van een verordening. Het college geeft uitvoering aan de in artikel 3.30 Wro bedoelde coördinatie. Het college kan een

gecoördineerde behandeling gebruiken voor alle initiatieven die een ruimtelijk plan vereisen, zolang dit is gericht op de verwezenlijking van onderdelen van het gemeentelijk ruimtelijk beleid.

 

Het college behoeft niet alleen de eigen bevoegdheden te coördineren, maar kan ook coördineren met betrekking tot de bevoegdheden van andere bestuursorganen. Zo kunnen ook besluiten van andere bestuursorganen in de bundel aan te coördineren besluiten worden betrokken. Het spreekt voor zichzelf dat het college met de andere bestuursorganen eerst tot afstemming komt, voordat het college overgaat tot coördinatie van de besluiten van deze bestuursorganen. Het college kan

niet beslissingen nemen over de bevoegdheid van andere bestuursorganen. De raad blijft dus

bevoegd een bestemmingsplan vast te stellen. Wél kan het college andere bestuursorganen

verzoeken mee te werken aan het welslagen van de gecoördineerde behandeling (artikel 3.31 lid 1 Wro).

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1

In artikel 1 worden de belangrijkste begrippen beschreven.

 

Onderdeel c

Ter verwezenlijking van onderdelen van het gemeentelijk ruimtelijk beleid kan het wenselijk zijn dat de voorbereiding en bekendmaking van bepaalde besluiten gecoördineerd wordt. Het gemeentelijk ruimtelijk beleid is gedefinieerd als ruimtelijk beleid zoals is terug te vinden in verschillende relevante beleidsstukken, als de Structuurvisie, bestemmingsplannen en diverse beleidsnota's/- visies en kaders. Het begrip is ruim gedefinieerd om te voorkomen dat onderdelen van het gemeentelijk ruimtelijk beleid afkomstig van de bestuursorganen van de gemeente bij voorbaat van coördinatie worden uitgesloten. Overigens is daar waar er sprake is van strijd met het ruimtelijke beleid/kader maar waarbij het bevoegd gezag heeft besloten daarvan te willen afwijken, eveneens sprake van verwezenlijking van onderdelen van het gemeentelijk ruimtelijk beleid.

 

Artikel 2

Artikel 2 geeft de reikwijdte aan waarbij alle besluiten ter verwezenlijking van een onderdeel van gemeentelijk ruimtelijk beleid kunnen worden gecoördineerd al dan niet op verzoek van een derde. De voorliggende verordening strekt dus tot de gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking van een bestemmingsplan, of een wijziging dan wel uitwerking van een bestemmingsplan, of een omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo, met de voorbereiding van besluiten over één of meer van de in artikel 3 genoemde vergunningen en/of ontheffingen.

 

Binnen de reikwijdte van de voorliggende verordening vallen ook die vergunningen/toestemmingen waarvoor een ander bestuursorgaan bevoegd is om de noodzakelijke vergunning/toestemming te verlenen. Per aanvraag of verzoek met betrekking tot ruimtelijke projecten zal in overleg met de aanvrager/verzoeker moeten worden afgewogen welke besluiten gecoördineerd kunnen worden ten behoeve van het welslagen van een ruimtelijk project. Ten overvloede wordt opgemerkt dat er geen verplichting bestaat tot coördineren.

 

Artikel 3

Artikel 3 geeft een opsomming van de vergunningen en ontheffingen die in combinatie met het bestemmingsplan (dit is met inbegrip van een herziening van een bestemmingsplan, beheersverordening, uitwerkingsplan of wijzigingsplan) of een omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo, gecoördineerd kunnen worden voorbereid en bekendgemaakt kunnen worden.

 

De Wabo heeft als uitgangspunt gediend, maar het lijstje van de coördinatieverordening is korter.

De reden daarvoor is het streven om de coördinatieverordening inhoudelijk zo eenvoudig mogelijk te maken. Alleen vergunningen en ontheffingen met een ruimtelijke component (en dus met een relatie met het bestemmingsplan of met de omgevingsvergunning zijn opgenomen. De opsomming is niet limitatief van aard, wat tot uiting is gebracht in lid g.

 

Gelet op het feit dat wetsartikelen aan verandering onderhevig zijn is ervoor gekozen om in artikel 3 zo min mogelijk verwijzingen naar concrete wetsartikelen van de betreffende vergunningen en ontheffingen op te nemen. Daarnaast suggereert een concrete verwijzing naar wetsartikelen volledig/uitputtend te zijn, wat met deze verordening niet wordt beoogd maar juist ruimte/flexibiliteit wil bieden om (andere) vergunningen en ontheffingen niet op voorhand uit te sluiten van een gecoördineerde procedure. Bij enkele vergunningen en ontheffingen is een concrete verwijzing naar wetsartikel(en) opgenomen om verwarring te voorkomen en zekere richting/zekerheid te verschaffen voor zover dit mogelijk is. Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat indien na vaststelling er wetswijzigingen plaatsvinden die van invloed zijn op de concrete verwijzing naar wetsartikelen in deze verordening, dan dient niet strikt de ‘oude' verwijzing leidend te zijn maar de geest/bedoeling van wat in de verordening is vastgelegd in relatie tot de wetswijziging(en).

 

Artikel 4

In artikel 4 wordt aangegeven in welke gevallen het wenselijk is om de coördinatieregeling toe te passen. Elk lid wordt afgesloten met het woordje "en" om duidelijk te maken dat de coördinatieregeling alleen toegepast mag worden als aan alle voorwaarden is voldaan.

Onder a vormt de basis van de coördinatieverordening: coördinatie op grond van de coördinatieverordening is alleen mogelijk als tenminste het besluit over een bestemmingsplan of over een uitwerkingsplan of over een wijzigingsplan of het besluit over een of een omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo, tot de te coördineren besluiten behoren.

 

Een bestemmingsplan dat onderdeel is van de coördinatieregeling moet de beoogde strijdigheid met het vigerende bestemmingsplan opheffen, zodat de eventueel benodigde omgevingsvergunning verleend kan worden. Voor alle duidelijkheid: de coördinatieregeling mag op grond van deze verordening dus niet toegepast worden als de aanvraag omgevingsvergunning past in het geldende bestemmingsplan. In dat geval zou coördinatie met alleen een nieuw bestemmingsplan neerkomen op het omzeilen van de gewone procedure van een omgevingsvergunning.

Onder b moet ruim geïnterpreteerd worden. Het gaat hier niet alleen om de vaststelling dat aan de eisen van artikel 4 maar ook artikel 3 is voldaan, maar het college ziet ook of aan de procedure-eisen voldaan is. Het college kan ook afzien van coördinatie, bijvoorbeeld wanneer het college constateert dat de gemeente geen bestemmingswijziging wil.

 

Uit artikel 3.31 Wro blijkt dat het college niet verplicht is om de coördinatieregeling toe te passen.

De wet stelt dat het college coördinatie "bevordert". Uitgangspunt is dus dat het college, waar dat op grond van deze verordening mogelijk is, een gecoördineerde besluitvorming voorstaat maar niet daartoe verplicht is.

Een ruime uitleg van het gestelde onder b kan er niet toe leiden dat het college gevallen coördineert die niet onder de verordening vallen en waartoe de Gemeenteraad niet expliciet heeft besloten. De wet staat delegatie van de raadsbevoegdheid om te besluiten dat gecoördineerde besluitvorming wenselijk is niet toe.

 

Op grond van onder c stelt het college van burgemeester en wethouders vast of artikel 5 geen belemmering is voor het toepassen van de coördinatieregeling. Het gestelde onder c moet beperkt uitgelegd worden: áls er een belemmering is, dan is een gecoördineerde besluitvorming niet mogelijk.

 

 

Uit het gestelde onder d blijkt dat de aanvrager en de gemeente samen de coördinatieregeling willen toepassen. Een aanvrager kan niet gedwongen worden om mee te werken aan een gecoördineerde besluitvorming.

Dat zou namelijk inhouden dat de aanvrager gedwongen zou kunnen worden om een vergunning aan te vragen. De aanvrager kan natuurlijk goede redenen hebben om af te zien van coördinatie. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de aanvrager eerst zeker wil weten dat bijvoorbeeld de bestemmingsplanwijziging doorgevoerd is, voordat hij kosten wil maken voor het maken van een bouwtekening en/of constructieberekeningen uit te laten uitvoeren.

 

Artikel 5

In dit artikel staat in welke geval coördinatie niet mogelijk is. Het gestelde onder a en b sluit uit dat besluiten gecoördineerd worden voorbereid en bekendgemaakt, terwijl de uitkomst van de voorbereiding nog onzeker is.

 

Bij mogelijke planschade moet de aanvrager zich bereidt verklaren de kosten voor zijn rekening te willen nemen. Als de aanvrager dat niet wil, dan zou het financiële risico van bijvoorbeeld het vaststellen van het bestemmingsplan bij de gemeente liggen. De gemeente is in beginsel niet bereid tot een dergelijk risico. Gecoördineerde besluitvorming is in een dergelijk geval dan ook niet wenselijk.

 

Indien er met partijen geen overeenstemming is over de financiering moet er een exploitatieplan worden opgesteld, hetgeen de procedure complexer maakt en daarmee geen goede basis vormt voor een gecoördineerde besluitvorming.

 

Artikel 6

De wet geeft geen aanwijzingen over de manier waarop de coördinatieregeling uitgevoerd moet worden. Het is wel wenselijk dat de gemeente duidelijkheid geeft over de uitvoering. Daarom geeft de raad het college in dit artikel een bevoegdheid om een procedureregeling vast te stellen. Daarin kan bijvoorbeeld worden aangegeven hoeveel tijd de aanvrager heeft om de te coördineren vergunningen aan te vragen.

 

Hierbij heeft de wetgever hulp geboden met de opname van Afdeling 3.5 die een coördinatieprocedure toevoegt aan de Algemene wet bestuursrecht. Dit onderdeel van de Awb (met name: paragraaf 3.5.3) werkt pas als een wet of een gemeentelijke verordening de procedure van toepassing verklaart. Zolang het college nog geen procedureregeling heeft vastgesteld is op grond van lid 2 de procedure van de Awb van toepassing met uitzondering van de artikel 3:28 over administratief beroep. Dit artikel is overbodig, omdat de Wro en de Wabo dit aspect regelt. Bij toepassing van de coördinatieverordening volgen alle gecoördineerde besluiten de procedure van het bestemmingsplan of omgevingsvergunning.

 

Lid 3 is opgenomen voor alle duidelijkheid. Dat het college het "coördinerend orgaan" is.

 

Artikel 7

Dit artikel spreekt voor zichzelf en behoeft daarom geen toelichting.

 

Artikel 8

Dit artikel spreekt voor zichzelf en behoeft daarom geen toelichting.