§ 2.1 De subsidieaanvraag
Artikel 2.1 De aanvrager
Subsidie op grond van deze nadere regels kan uitsluitend worden aangevraagd door een houder van een VVE-geregistreerd kindcentrum dat is gevestigd in Helmond.
Artikel 2.2 Aanvraag subsidie voor VVE-peuteropvang
- 1.
Een aanvraag om een subsidie voor VVE-peuteropvang wordt in afwijking van het bepaalde in de ASV 2009, voor 1 november voorafgaande aan het (eerste) subsidiejaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft ingediend bij het college.
- 2.
Bij een aanvraag om subsidie voor VVE-peuteropvang wordt gebruik gemaakt van een door het college hiervoor beschikbaar gesteld aanvraagformulier.
§ 2.2 Beslissing op de aanvraag
Artikel 2.3 Weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 4:25, 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, en artikel 2.5, eerste lid van de ASV 2009, kan het college besluiten een verzoek om subsidieverlening te weigeren, indien:
- 1.
de aanvraag onvoldoende of niet in het belang dan wel in strijd is met de doelstelling van deze regeling als bedoeld in artikel 1.2.
- 2.
de aanvraag niet voldoet aan de voorwaarden voor subsidieverlening als genoemd in deze regeling.
- 3.
het college een handhavingsbesluit heeft genomen naar aanleiding van een constatering van een overtreding door een toezichthouder, dan wel in het geval bij het college het voornemen bestaat om handhavend op te treden.
Artikel 2.4 Subsidiecriteria
Om voor subsidieverlening in aanmerking te komen, voldoet de aanvrager van de subsidie voor VVE-peuteropvang ten minste aan:
- 1.
De eisen die voortvloeien uit de Wet Kinderopvang, alsmede de landelijk vastgestelde kwaliteitseisen die voortvloeien uit het Besluit kwaliteit kinderopvang.
- 2.
De kwaliteitseisen zoals opgenomen in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.
Artikel 2.5 Verplichtingen
Naast de verplichtingen zoals die gelden op grond van artikel 2.8 van de ASV 2009, zijn aan de subsidieverlening de volgende bijzondere verplichtingen verbonden:
- 1.
De aanvrager dient de VVE-peuteropvang aan te bieden in een horizontale groep van kinderen van twee tot vier jaar;
- 2.
De aanvrager werkt met een door het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) erkend VVE-programma
- 3.
De aanvrager maakt gebruik van een instrument/kindvolgsysteem waarmee de brede ontwikkeling van peuters wordt gevolgd. Dit kindvolgsysteem voldoet aan de eisen die hieraan worden gesteld door de Inspectie van het Onderwijs;
- 4.
De aanvrager maakt afspraken met basisscholen over samenwerking, de doorgaande lijn en overdracht zoals opgenomen in het Handboek Helmond
- 5.
De aanvrager dient jaarlijks een locatieplan en een (herziene) kwaliteitsplan zoals opgenomen in het Handboek Helmond
- 6.
De aanvrager levert beschikbare data aan t.b.v. de jaarlijkse OAB/VVE monitor
- 7.
De aanvrager sluit aan of zorgt voor een zorgstructuur wanneer er opvallende of afwijkende signalen zijn in de ontwikkeling van een peuter.
- 8.
De aanvrager draagt zorg voor de inzet van HBO’ers in de VVE-peuteropvang voor minimaal 4 uur per week per groep
Artikel 2.6 (Sub)categorieën en hoogte subsidie
- 1.
Binnen deze subsidieregeling worden de volgende categorieën onderscheiden:
- a.
peuters zonder VVE indicatie die naar de VVE-peuteropvang gaan en waarvan de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;
- b.
peuters zonder VVE indicatie die naar de VVE-peuteropvang gaan en waarvan de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag;
- c.
peuters met VVE-indicatie die naar de VVE-peuteropvang gaan, waarvan de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;
- d.
peuters met VVE-indicatie die naar de VVE-peuteropvang gaan waarvan de ouders wel recht hebben op kinderopvangtoeslag;
- 2.
Het college subsidieert de VVE-peuteropvang tot een maximum van € 10,33 per uur.
- 3.
Voor peuters zonder VVE-indicatie geldt dat de kosten voor VVE-peuteropvang, per peuter, in anderhalf jaar voor maximaal 480 uur subsidiabel zijn, verdeeld over minimaal 2 dagdelen per week;
- 4.
Voor peuters met VVE-indicatie geldt dat de kosten voor VVE Peuteropvang, per peuter, in anderhalf jaar voor maximaal 960 uur subsidiabel zijn, verdeeld over minimaal 3 dagdelen per week;
- 5.
De hoogte van de subsidie is afhankelijk van de vraag of de ouders van het kind recht hebben op kinderopvangtoeslag.
- 6.
Het uurtarief genoemd in lid 2 en het aantal uren per jaar genoemd in lid 3 kan jaarlijks opnieuw worden bijgesteld door het college.
Artikel 2.7 Ouderbijdrage en inkomensverklaring
- 1.
De houder brengt bij ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag een inkomensafhankelijke bijdrage in rekening voor de VVE-peuteropvang gebaseerd op de meest recente VNG-adviestabel ouderbijdrage peuteropvang.
- 2.
Ouders van doelgroeppeuters betalen geen ouderbijdrage over maximaal 480 uur verdeeld over anderhalf jaar.
- 3.
Het inkomen wordt door de houder bepaald op basis van het verzamelinkomen over het voorgaande kalenderjaar. Dit inkomen wordt bepaald aan de hand van de door ouders te overleggen inkomensverklaring van de Belastingdienst.
- 4.
Voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag en een minimuminkomen hebben, wordt geen ouderbijdrage in rekening gebracht door de houder. Deze ouders dienen hun minimuminkomen aan te tonen met een gemeentelijke inkomensverklaring.
Artikel 2.8 Soort locatie en hoogte subsidie
VVE-locaties met gemiddeld meer dan 50% doelgroeppeuters per jaar, met een minimum van 7 doelgroeppeuters per groep, kunnen een beroep doen op een extra subsidie van maximaal € 4.800 per jaar. Deze subsidie kan door de locatie naar eigen inzicht in worden gezet t.b.v. de doelgroeppeuters.
Artikel 2.8 Voorschot
- 1.
Het college kan op grond van het verleningsbesluit een voorschot op de subsidie verstrekken tot maximaal 100% van het verleende bedrag.
- 2.
Het college bepaalt in het besluit als bedoeld in het eerste lid de hoogte van het voorschot en het aantal termijnen waarin dit betaalbaar wordt gesteld.
Artikel 2.9 Beslistermijnen
Op een aanvraag beslist het college uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het (eerste) subsidiejaar.