Organisatie | Raalte |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Raalte 2021 |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Raalte 2021 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Geen
https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Raalte/645172/CVDR645172_1.html
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2021 | nieuwe regeling | 08-12-2020 | 65070-2020 |
Hoofdstuk 3 PERSOONSGEBONDEN BUDGET
Het Pgb wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn om, rekening houdend met de economische levensduur, het geïndiceerde hulpmiddel met het Pgb aan te schaffen. Deze termijnen zijn opgenomen in artikel 3.2. De budgethouder wordt geacht gedurende deze periode te kunnen gebruikmaken van een compenserende maatwerkvoorziening.
Artikel 3.4 Pgb woningaanpassing
Voor de verstrekking van een Pgb voor een woningaanpassing gelden ook de volgende voorwaarden:
De gemeente geeft geen hulp als de inwoner de voorziening zelf al heeft gerealiseerd, geaccepteerd of gekocht. Met de werkzaamheden waarop de maatwerkvoorziening betrekking heeft, mag geen aanvang worden gemaakt voordat het college positief heeft beslist op de aanvraag. Dit is anders als het college vooraf schriftelijk toestemming heeft verleend;
Hoofdstuk 4 KOSTPRIJS MAATWERKVOORZIENING EN PERSOONSGEBONDEN BUDGET EN REIZIGERSBIJDRAGE
Artikel 4.2 Maximum Pgb-tarieven voor begeleiding
Artikel 4.3 Maximumtarief vervoer van en naar ondersteuning in groepsverband (per dag)
De hoogte van het Pgb voor vervoer van en naar ondersteuning in groepsverband bedraagt:
Hoofdstuk 5 BIJDRAGE IN DE KOSTEN
Artikel 5.1 Periode verschuldigde bijdrage in de kosten
De inwoner is een bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening voor diensten verschuldigd, zolang hij van de maatwerkvoorziening in natura gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het Pgb is toegekend, met uitzondering van het plaatselijk (collectief) vervoerssysteem (Service Vervoer Raalte).
In afwijking op lid 2 worden beschikkingen van inwoners voor de voorziening Activerende ondersteuning groep (AOG) die doorlopen na 1 januari 2021 in 2021 herzien conform de voor 2021 geldende verordening en beleidsregels Wmo. De hoogte van het Pgb in de nieuwe beschikking die na de herbeoordeling wordt opgesteld, wordt gebaseerd op de tarieven in dit Besluit.
Vastgesteld in het college van 8 december 2020
de secretaris,
Karin Cornelissen
De burgemeester,
Martijn Dadema
Toelichting Besluit maatschappelijke ondersteuning
In dit hoofdstuk zijn de begripsbepalingen uitgewerkt. Daarbij zijn vooral de begrippen inwoner, budgethouder en instandhoudingskosten van belang. De hoogte van het Pgb voor diensten is namelijk afhankelijk van het antwoord op de vraag hoe degene aan wie het Pgb wordt besteed moet worden gekwalificeerd. Zie hoofdstuk 3 van dit Besluit. Andere begrippen die in dit Besluit worden gebruikt zijn gedefinieerd in bijvoorbeeld de wet of de Verordening. Denk bijvoorbeeld aan het begrip sociaal netwerk en professionele hulpverlener.
Dit hoofdstuk bevat een aantal bijzondere bepalingen. Het betreft in artikel 2.1 van dit Besluit onder meer het bedrag wanneer het college over gaat tot de beoordeling van het primaat van verhuizen. Dit betekent niet dat het primaat van verhuizen zonder meer wordt toegepast, maar het college beoordeelt of het gelet op de omstandigheden van de individuele situatie daartoe kan overgaan. Verder zijn regels neergelegd die gelden voor woonwagens en woonschepen. Indien de afschrijftermijnen van de genoemde voorzieningen in artikel 2.2 van dit Besluit zijn bereikt, dan kan het college de aanvraag daartoe afwijzen. Het betreft in voorkomende gevallen algemeen gebruikelijke voorzieningen voor de persoon als de aanvrager.
In hoofdstuk 3 zijn regels neergelegd die betrekking hebben op het Pgb.
In artikel 3.1 van dit Besluit zijn algemene bepalingen neergelegd. Indien de inwoner met een indicatie voor een maatwerkvoorziening voor diensten, bijv. Ondersteuning individueel basis een Pgb wenst, is hij verplicht een Budgetplan op te stellen (zie de Verordening). Naast de gestelde indicatie wordt de hoogte van het Pgb voor diensten mede gebaseerd op het Budgetplan.
Afschrijvingstermijnen hulpmiddelen
Artikel 3.2 van dit Besluit gaat over de afschrijvingstermijnen van hulpmiddelen. Het is niet zo dat een economisch afgeschreven aangeschafte maatwerkvoorziening niet meer als passende bijdrage kan worden aangemerkt. Hiermee worden nadrukkelijk niet die situaties bedoeld wanneer de inwoner een andere voorziening aanschaft dan de geïndiceerde maatwerkvoorziening en binnen de budgetperiode een nieuwe aanvraag indient, omdat de aanschafte voorziening niet meer functioneert en de inwoner dat te verwijten valt. Denk bijvoorbeeld aan de inwoner die een (tweede hands) Canta aanschaft terwijl het college een scootmobiel heeft geïndiceerd (zie bijv. CRVB:2015:4918). Een andere handelswijze van het college zou er feitelijk op neer komen dat ook de aan de keuze van de inwoner verbonden extra kosten moeten worden vergoed. Dit verdraagt zich niet met het aan de wet verbonden uitgangspunt dat slechts aanspraak bestaat op de goedkoopste passende bijdrage.
Artikel 3.3 van dit Besluit stelt nadere regels in geval het Pgb wordt besteed aan een hulpmiddel. Denk bijvoorbeeld aan een vervoersvoorziening, een tillift, een douchestoel of een traplift. Een Pgb voor een hulpmiddel wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn om, rekening houdend met de economische levensduur, het geïndiceerde hulpmiddel met het Pgb aan te schaffen. Een Pgb wordt verstrekt voor deze periode (de zgn. budgetperiode). Afhankelijk van het aan te schaffen hulpmiddel kan het college voorwaarden stellen. Feitelijk komt dit neer op de besteding van het Pgb. Het college is bevoegd om de maatwerkvoorziening die met het Pgb is aangeschaft te bezichtigen en te (laten) beoordelen.
Artikel 3.4 van dit Besluit stelt nadere regels op basis waarvan het Pgb wordt vastgesteld in geval het wordt besteed aan een woningaanpassing. De inwoner mag niet beginnen met het laten uitvoeren van de aanpassing zonder dat het college positief heeft besloten, tenzij schriftelijk toestemming is verleend. Veder gelden termijnen waarbinnen een aanvang moet worden gemaakt en de aanpassing in principe moet zijn afgerond. Gedurende de werkzaamheden is het college bevoegd om ‘vinger aan de pols’ te houden. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner om de opstalverzekering van de (eigen) woning in overeenstemming te brengen met de waardevermeerdering van de aanpassingen.
Artikel 3.5 van dit Besluit stelt nadere regels over de hoogte van het Pgb voor diensten. Die zijn afgeleid van de tarieven waarvoor het college deze diensten in natura inkoopt. De wet en de Verordening geven het college de bevoegdheid om gedifferentieerde tarieven te hanteren. Daarnaast wordt in artikel 3.5 aanvullend bepaald wat niet uit het Pgb betaald mag worden. Ook wordt er vastgesteld dat er geen verantwoordingsvrij bedrag is.
Eenmalige uitkering bij beëindiging van rechtswege
Artikel 3.6 van dit Besluit regelt de aanspraak op een eenmalige uitkering in geval van een beëindiging van rechtswege. Een eenmalige uitkering is bedoeld voor ondersteuners die werknemer of opdrachtnemer zijn (waren) van de budgethouder en die plotseling zonder werk komen door de beëindiging van een overeenkomst.
Voorwaarden zijn dat er een geldige overeenkomst moet zijn afgesloten én dat er voldoende Pgb moet zijn. Het kan dus gaan om een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht met een partner of een familielid. De uitkering is nadrukkelijk niet bedoeld voor ondersteuning die is ingekocht bij een professionele organisatie. Een voorbeeld wanneer de overeenkomst van rechtswege eindigt is als de budgethouder overlijdt.
Tarieven (kostprijs)in artikelen 4.1 tot en met 4.4 van dit Besluit
Spreken voor zich, behoeven geen toelichting.
In artikel 4.5 is de hoogte van de reizigersbijdrage vastgelegd.
Artikel 5.1 van dit Besluit bepaalt nader wanneer een bijdrage in de kosten geldt en hoe de perioden die gelden worden vastgesteld.
Het abonnementstarief, een vast tarief voor de eigen bijdrage aan Wmo-voorzieningen is per 1 januari 2020 van kracht. De ondersteuning vanuit de Wmo kost vanaf 2020 voor iedereen maximaal € 19,- per maand voor alle Wmo-voorzieningen tezamen. Bij de Wmo werkt dat zo: zolang een inwoner een toegekende voorziening heeft voor een Wmo-voorziening, betaalt hij/zij het abonnementstarief. Voor 2020 was voor hulpmiddelen en woningaanpassingen de periode van betaling van de eigen bijdrage gekoppeld aan de afschrijvingstermijn van het hulpmiddel / de woningaanpassing. Dit komt niet overeen met de gedachte achter het abonnementstarief.
De inwoner betaalt het abonnementstarief gedurende de hele periode van het gebruik van het hulpmiddel. Voor die hele periode is de gemeente verantwoordelijk voor een goed functionerend, passend en adequaat middel. Voldoet het middel niet meer aan de gestelde eisen, dan wordt dit middel aangepast of vervangen door een gelijkwaardig middel op kosten van de gemeente. Het is wettelijk bepaald dat de eigen bijdrage voor het hulpmiddel gedurende het gebruik van de voorziening de kostprijs niet mag overstijgen. Daarom wordt de betaling van de eigen bijdrage stopgezet op het moment dat de kostprijs (inclusief onderhoud en servicekosten) van het middel is bereikt.
Voor de verstrekking van hulpmiddelen in eigendom of met een Pgb en woningaanpassingen ligt dit anders. De inwoner is in die gevallen een eigen bijdrage verschuldigd gedurende de periode waarvoor het (persoonsgebonden) budget is toegekend. Bij een eenmalig Pgb, een verstrekking in eigendom of een woningaanpassing is een inwoner veelal niet meer in beeld en wordt niet duidelijk hoe lang hij/zij van zijn/haar voorziening gebruik maakt. Om te voorkomen dat in deze gevallen de inwoner te kort of te lang voor zijn Wmo-voorziening betaalt, is deperiode waarover de eigen bijdrage moet worden betaald, gelijk gesteld met de in het Besluit genoemde perioden waarin de budgethouder geacht wordt gebruik te kunnen maken van een compenserende maatwerkvoorziening. Uiteraard geldt ook hier weer dat de eigen bijdrage de kostprijs niet mag overstijgen.
Voor de startdatum van de eigen bijdrage hanteren we de datum van toewijzing (oftewel: de datum van de toekenningsbeschikking). Het CAK, dat de eigen bijdrage voor de zorg vanuit de Wmo berekent en int, start met innen in de maand volgend op de maand van de startdatum. Alleen bij een startdatum gelegen op de eerste van de maand wordt voor die maand al de eigen bijdrage geïnd. Voor de meeste (eerste) aanvragen moet dit passen en gaan inwoners de eigen bijdrage pas betalen als de ondersteuning daadwerkelijk is gestart. Voor de situaties waarin wordt voorzien dat de levering langer duurt, kan de gemeente het startbericht later aanleveren bij het CAK. Voor de stopdatum wordt aangesloten bij de datum van het intrekkingsbesluit, de datum waarop de indicatie afloopt dan wel de datum waarop de kostprijs wordt bereikt. Evenals bij het startbericht het geval is, stopt het CAK met innen van de eigen bijdrage vanaf de maand volgend op de stopdatum, tenzij de stopdatum gelegen is op de eerste van de maand.
In hoofdstuk 6 is het overgangsrecht opgenomen dat nodig is, omdat er door het sluiten van nieuwe contracten wijzigingen zijn in de gecontracteerde producten en zorgaanbieders. Dit betekent dat sommige inwoners naar een andere zorgaanbieder of een ander product moeten worden omgezet. Aangezien hiermee hun recht op zorg en veelal ook de hoogte van de zorg ongewijzigd blijft, wordt er overgangsrecht gebruikt om de tijd te nemen om deze inwoners van een juiste beschikking te voorzien. Tot die tijd kunnen de uit te stromen aanbieders of kunnen aanbieders voor de uit te stromen producten de in het overgangsrecht vastgestelde tarieven in hoofdstuk 6 van het Besluit gebruiken. Als een aanbieder afwijkende zorg in natura tarieven heeft in de overeenkomst, zijn die geldend en niet de zorg in natura tarieven in het overgangsrecht. Ook kunnen budgethouders met een lopende voorziening met een Pgb gebruik blijven maken van de in het overgangsrecht vastgestelde Pgb tarieven. De lopende maatwerkvoorzieningen in Pgb blijven onder deze producten en tarieven vallen totdat een intrekkings- of herzieningsbesluit is genomen of de datum waarop de huidige voorziening afloopt is bereikt. De tarieven begeleiding en kortdurende verblijfsonderstuening voor zorg in natura zijn conform de overeenkomst geïndexeerd. Daarom zijn de Pgb tarieven overeenkomstig aangepast.
In hoofdstuk 7 zijn de slotbepalingen geregeld. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de inwoner afwijken van de bepalingen van dit Besluit. Dit afwijken kan alleen maar ten gunste en nooit ten nadele van de inwoner. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet nadrukkelijk worden beschouwd als een uitzondering. Bij de beoordeling van de aanvraag zou het college zelf aanleiding kunnen zien om de hardheidsclausule toe te passen. In het algemeen geldt echter dat de inwoner gemotiveerd moet aangeven dat zijn situatie bijzonder is en zal hij dat desgevraagd ook nader moeten onderbouwen. Dit hoofdstuk regelt ook de inwerkingtreding. Dat betekent dat dit Besluit onmiddellijke werking heeft.