Organisatie | Voerendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Voerendaal houdende gemeentelijke regelgeving op het gebied van openbare orde en veiligheid (Algemene plaatselijke verordening 2020) |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening Voerendaal |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | Openbare orde en veiligheid |
Geen
artikel 149 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-12-2020 | nieuwe regeling | 10-12-2020 | Zaaknr. 127039 |
De raad van de gemeente Voerendaal,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 november 2020, zaaknr. 125227,
gelet op de artikelen 149, 149a, 151a, 151b, 151c, 151d, 154 en 154a van de Gemeentewet, de artikelen 3 en 4 van de Wet openbare manifestaties, de artikelen 4 en artikel 25a van de Drank- en Horecawet, artikel 5.13 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 2.21 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet, artikel 64, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994 ;
Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
eigendom, bezit, beperkt rechtn wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de Woningwet;verkeerswet 1994;voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens, zoals kruiwagens en kinderwagens, en rolstoelen;
In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing als beslist wordt op een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in artikel 2.5, vijfde lid, een vergunning als bedoeld in artikel 2.6, tweede lid of een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid.
In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid beslist de burgemeester op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.15 voor een B-evenement respectievelijk een C-evenement als bedoeld in de door het Algemene Veiligheidsbestuur vastgestelde Handreiking Aanpak Evenementen Veiligheidsregio Zuid-Limburg binnen 13 weken respectievelijk 26 weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.
Artikel 1.4 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Elke vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1.5 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd als:
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
In afwijking van het bepaalde in het tweede lid kan een vergunning ingevolge artikel 2.15 voor een B-evenement respectievelijk C-evenement, als bedoeld in de door het Algemene Veiligheidsbestuur vastgestelde Handreiking Aanpak Evenementen Veiligheidsregio Zuid-Limburg, worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan 4 weken (B-evenement) respectievelijk 8 weken (C-evenement) voor de beoogde datum van het evenement is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.
HOOFDSTUK 2 OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID
Afdeling 2 Betoging en optocht
Artikel 2.2 Kennisgeving betogingen en optochten op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, of optocht te houden, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging of ten minste twee weken voordat de optocht wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
Hij, die op of aan de weg gedrukte of geschreven stukken aan publiek al dan niet tegen betaling aanbiedt, de kennisneming daarvan aanbeveelt of de inhoud ervan bekend maakt, is verplicht aan de vordering van een politie-ambtenaar, gedaan ter voorkoming of bestrijding van wanordelijkheden of verkeersbelemmeringen, terstond te voldoen.
Artikel 2.4b Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties
Het is verboden op openbare plaatsen of in voor publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.
Afdeling 2 Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen
Artikel 2.5 Het plaatsen van voorwerpen op, aan of boven de weg in strijd met de publieke functie ervan
Artikel 2.6 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wegenwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de provinciale Omgevingsverordening Limburg, de waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 2.8a Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 2.9 Openen straatkolken en dergelijke
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2.11 Vallende voorwerpen
Het is verboden aan een weg of enig deel van een bouwwerk een voorwerp te hebben dat niet deugdelijk beveiligd is tegen neervallen op de weg.
Het is verboden bij een evenement zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die de uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde.
Afdeling 4 Toezicht op openbare inrichtingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt of bereid; daaronder wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé (‘shisha-lounge’), cafétaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis;
Artikel 2.18 Exploitatie openbare inrichting
Artikel 2.18a Inhoud vergunning
Indien een leidinggevende, voor wier rekening en risico de activiteiten in de openbare inrichting worden uitgeoefend, geen bemoeienis heeft met de bedrijfsvoering of de exploitatie van de openbare inrichting, waarvoor de vergunning wordt gevraagd, en de aanvrager van de vergunning dit in een schriftelijke verklaring bevestigt, maakt de burgemeester daarvan een aantekening op het aanhangsel.
Artikel 2.18c Verbod geopend houden openbare inrichting
Het is verboden een openbare inrichting voor het publiek geopend te houden indien in de inrichting niet aanwezig is:
Artikel 2.19a Toegang ambtenaren van politie
De houder van een openbare inrichting is verplicht ervoor te zorgen dat ambtenaren van politie vanaf de weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot zijn inrichting:
Artikel 2.22 Handel binnen openbare inrichtingen
De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.
Afdeling 5 Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Drank- en Horecawet
bijeenkomst die gericht is op of waarvan de aanleiding is gelegen in een persoonlijke aangelegenheid, die geen direct verband houdt met de recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige activiteiten van de paracommerciële rechtspersoon, zoals o.a. bruiloften, feesten, partijen, recepties, jubilea, verjaardagen, bedrijfsfeesten, koffietafels, condoleancebijeenkomsten en dergelijke;
Artikel 2.23b Regulering schenktijden paracommerciële rechtspersonen
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.19 en behoudens het bepaalde in het tweede lid en artikel 2.23c, kan een paracommerciële rechtspersoon, die zich in hoofdzaak richt op een sportieve of recreatieve activiteit alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken in de avonduren waarop de betreffende sportieve of recreatieve activiteit voor senior-leden plaatsvindt vanaf een half uur voor aanvang van de activiteit tot 1 uur na afloop van de activiteit, in ieder geval niet vóór 19.00 uur en tot uiterlijk 01.00 uur.
Een paracommerciële rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid kan tijdens seniorenwedstrijden, die eindigen vóór 19.00 uur, alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken vanaf een half uur voor aanvang van de wedstrijd, in ieder geval niet vóór 12.00 uur, tot 3 uur na afloop van de wedstrijd, doch in ieder geval tot uiterlijk 19.30 uur.
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.19 en behoudens het bepaalde in artikel 2.23c, kunnen overige, dan de in het eerste lid bedoelde, paracommerciële rechtspersonen alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken vanaf een half uur voor aanvang tot het einde, doch in ieder geval tot uiterlijk 01.00 uur, van een sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige activiteit waarop de paracommerciële rechtspersoon of de vaste gebruiker van de inrichting van de paracommerciële rechtspersoon zich in hoofdzaak richt.
Artikel 2.23c Bijeenkomsten en daarbij in acht te nemen schenktijden bij paracommerciële rechtspersonen
Een paracommerciële rechtspersoon, die zich in hoofdzaak richt op een sportieve of recreatieve activiteit kan, in aanvulling op het bepaalde in het eerste en tweede lid van artikel 2.23b, ten hoogste 5 x per jaar tijdens een bijeenkomst die gericht is op personen, die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de betreffende paracommerciële rechtspersoon betrokken zijn, alcoholhoudende drank verstrekken, mits de alcoholverstrekking plaatsvindt in combinatie met en ondergeschikt is aan de sportieve of recreatieve activiteit waarop de paracommerciële rechtspersoon zich in hoofdzaak richt.
Een paracommerciële rechtspersoon, als bedoeld in het tweede lid, kan tijdens een bijeenkomst, als bedoeld in het tweede lid, alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken vanaf een half uur voor aanvang van de sportieve of recreatieve activiteit tot 1 uur na afloop van de activiteit, maar in ieder geval:
Het vijfde lid is niet van toepassing op een maximaal 2 x per jaar te houden verenigingsreceptie al dan niet met daaropvolgende feestavond van een vereniging, die statutair is gevestigd in de gemeente en die vaste gebruiker is van een perceel, gelegen in de kernen Voerendaal/Kunrade, Klimmen/Weustenrade, Ransdaal of Ubachsberg binnen welke kern ook de paracommerciële rechtspersoon het horecabedrijf exploiteert.
Een paracommerciële rechtspersoon, als bedoeld in het vijfde lid, kan tijdens een bijeenkomst, als bedoeld in het zesde lid, alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken vanaf aanvang van de receptie tot het einde van de receptie of daaropvolgende feestavond, doch in ieder geval tot uiterlijk 01.00 uur.
Afdeling 6 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
In deze afdeling wordt onder inrichting verstaan: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Afdeling 7 Toezicht op speelgelegenheden
In deze afdeling wordt onder speelgelegenheid verstaan een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
Afdeling 8 Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade
Artikel 2.32 Vervoer inbrekerswerktuigen
Het is verboden op een openbare plaats een werktuig, gereedschap of andere zaak te vervoeren of bij zich te hebben, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2.37a Afdwingen van steun, hulp of bijstand
Het is verboden op of aan de weg, aan de huizen en bij of in openbare gebouwen post te vatten, zich aldaar op te houden of aldaar kinderen neer te zetten of te leggen, een en ander met het kennelijk doel onderdak, steun, hulp of sociale bijstand af te dwingen.
Artikel 2.38 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval verstaan portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2.39 Neerzetten van fietsen of bromfietsen
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek als dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek of als daardoor die ingang versperd wordt.
Artikel 2:43a Gevaarlijke honden op eigen terrein
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:43, eerste lid, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.
De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een weiland of op een terrein dat niet van de weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op een openbare plaats te bedelen om geld of andere zaken.
Artikel 2.48a Handhaving bij diverse vormen van overlast
In het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat, de veiligheid van personen en goederen, de verkeersvrijheid of -veiligheid en de gezondheid of zedelijkheid, kan de burgemeester of een daartoe aangewezen politieambtenaar of bijzonder opsporingsambtenaar aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een bevel geven om zich gedurende een in het bevel bepaalde periode niet anders dan in een openbaar middel van vervoer in een of meer bepaalde, door het college aangewezen delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester of een daartoe aangewezen politieambtenaar of bijzonder opsporingsambtenaar aan de persoon aan wie eerder een bevel is opgelegd als bedoeld in dat lid en die bij een tweede constatering binnen één jaar opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een bevel geven om zich gedurende een in het bevel nader bepaalde periode niet anders dan in een openbaar middel van vervoer in een of meer bepaalde, door het college aangewezen delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Afdeling 9 Bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt onder handelaar verstaan de handelaar aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Afdeling 10 Consumentenvuurwerk
In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in het Vuurwerkbesluit.
Het verbod in het tweede lid is niet van toepassing als wordt voldaan aan de volgende voorschriften:
de volwassene die met carbid schiet neemt alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen om elk gevaar voor mens en dier te voorkomen waaronder de zorg voor een afgezet schietveld vrij van publiek, de schietrichting is van gebouwen af, een goede verlichting op het schietterrein, minimaal één volwassen toezichthouder op het schietterrein, de toezichthouder is herkenbaar door het dragen van een oranjekleurig hesje en is alcohol- en drugsvrij.
Artikel 2.53 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2.53a Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Artikel 2.53b Weggooien van spuiten en dergelijke
Het is verboden om injectiespuiten of onderdelen daarvan zoals naalden, reservoirs, zuigers e.d. of daarop gelijkende voorwerpen op of aan de openbare weg dan wel in afvalbakken achter te laten met het kennelijke doel om afstand van het voorwerp te doen.
Afdeling 12 Bijzondere bevoegdheid van de burgemeester
Artikel 2.54 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats als deze personen het bepaalde in de artikelen 2.1, 2.5, 2.6, 2.9, 2.11, 2.35, 2.36, 2.37, 2.37a, 2.38, 2.52 en 5.23 groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2.55 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2.57 Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een bevel geven zich gedurende ten hoogste 24 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een bevel als bedoeld in het eerste lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste 30 dagen niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Artikel 2.57a Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
Afdeling 13 Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat
In deze afdeling wordt verstaan onder:
bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een voor het publiek toegankelijk gebouw, niet zijnde een horecabedrijf zoals bedoeld in artikel 2:17 en/of een inrichting zoals bedoeld in artikel 3:1, of een daarbij behorend perceel of enige andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.
Artikel 2.59 Exploitatie bedrijf
De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het tweede lid van toepassing is. Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot één of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend voor de gehele gemeente aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.
De vergunning wordt uitsluitend aan natuurlijke personen verleend. Zij is persoons- en pandgebonden en kan niet worden overgedragen. Indien het bedrijf geëxploiteerd wordt door een Vennootschap onder Firma of een Commanditaire Vennootschap, dan dienen alle (beherende) vennoten afzonderlijk als exploitant op de vergunning vermeld te worden.
Artikel 2.60 Weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:7, wordt een vergunning als bedoeld in artikel 2:59 geweigerd indien:
de exploitant of een of meer beheerders van het bedrijf binnen drie jaar vóór de indiending van de vergunningaanvraag een bedrijf heeft geëxploiteerd of daar leiding aan heeft gegeven, dat wegens het aantasten van de openbare orde, de aantasting van het woon- en leefklimaat daaronder begrepen, gesloten is geweest dan wel waarvoor de vergunning om die reden is ingetrokken.
Artikel 2.62 Intrekken vergunning
Een vergunning als bedoeld in artikel 2:59 kan worden ingetrokken indien:
Hoofdstuk 3 SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels e.d.
Artikel 3.5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid is de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustasius, Aruba, Curacao en St. Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,-- of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning, bedoeld in artikel 3.4, eerste lid is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3.7a Intrekking van de vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.5 kan het bevoegde bestuursorgaan met het oog op de in artikel 3.13, tweede lid genoemde belangen of in geval van handelen of nalaten in strijd met de bepalingen in dit hoofdstuk, de aan de vergunning verbonden voorschriften of nadere regels als bedoeld in artikel 3.3, de vergunning intrekken.
Artikel 3.8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal), XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet Wapens en Munitie en
Het is aan personen van wie redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij zich op dat moment ter prostitutie aanbieden verboden, zich binnenshuis bevindende, door handelingen, houding, woord, gebaar, kledij of op enige andere wijze de aandacht te trekken van iemand die zich op een openbare plaats bevindt.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren, tenzij dit op grond van een bestemmingsplan is toegestaan.
Artikel 3.11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen e.d.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet.
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant besluit de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3.13, eerste lid, aanhef en onder a is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4 BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
Afdeling 1 Voorkomen of beperken geluidhinder
Artikel 4.2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19 en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden niet voor maximaal drie door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen. Wel dient de houder van de inrichting maatregelen te treffen ter voorkoming van overmatige hinder.
Artikel 4.3 Melding incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan op maximaal elf incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19 en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
Artikel 4.4 Overige geluidhinder
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4.8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4.9 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid of nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen oplevert.
Afdeling 3 Gemeentelijke houtopstanden
Artikel 4.9b Bescherming gemeentelijke houtopstanden en gemeentelijke wegbermen
In dit artikel wordt verstaan onder:
vellen: rooien; kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood, de ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben;
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.10 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke.
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de open lucht of buiten de weg, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Artikel 4.11 Verwijdering onkruid
De rechthebbende op een perceel is verplicht op aanschrijving van burgemeester en wethouders binnen de door hen in die aanschrijving gestelde termijn het perceel voldoende van onkruid te reinigen en gereinigd te houden.
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Hoofdstuk 5 ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING VAN DE GEMEENTE
Afdeling 1 Parkeerexcessen en stopverbod
Artikel 5.4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan gedurende drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5.9 Uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5.11 Overlast van fietsen of bromfietsen
Het is verboden fietsen of bromfietsen die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en in een verwaarloosde toestand verkeren, op de weg of door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de gezondheid aangewezen plaatsen te laten staan.
Artikel 5.12 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwerving
Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets te crossen buiten wedstrijdverband, een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets, met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Afdeling 9 Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt onder incidentele asverstrooiing verstaan het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Hoofdstuk 6 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Overtreding van het bij of krachtens de artikelen van deze verordening bepaalde en de daarbij op grond van artikel 1.3 gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de buitengewone opsporingsambtenaren die in dienst zijn van de gemeente Voerendaal dan wel die zijn aangesteld als onbezoldigd gemeente-ambtenaar van de gemeente Voerendaal en zijn beëdigd op grond van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar.
Artikel 6.3 Binnentreden woningen
Zij, die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften, welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.