Organisatie | Harderwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harderwijk houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Harderwijk 2021) |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Harderwijk 2021 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt het Besluit maatschappelijke ondersteuning Harderwijk 2018.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2021 | nieuwe regeling | 08-12-2020 |
Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Harderwijk 2021 vast te stellen en het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Besluit maatschappelijke ondersteuning Harderwijk 2018 in te trekken.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harderwijk;
gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Harderwijk 2018;
vast te stellen het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Harderwijk.
Artikel 2 - Hulp bij het huishouden en persoonsgebonden budget
Artikel 5 - Uitsluitingsgronden pgb
Naast de in de wet en de verordening genoemde uitsluitingsgronden kan een pgb niet worden gebruikt voor:
Artikel 6 - Bedragen voor maatwerkvoorziening beschermd wonen
De omvang van het persoonsgebonden budget voor de maatwerkvoorziening beschermd wonen wordt bepaald op basis van een naar omvang oplopend budget, zoals vermeld in de bijlage “persoonsgebonden budgetten beschermd wonen vanaf 1 januari 2017” bij dit Besluit.
Artikel 10 - Tegemoetkoming voor kosten woningaanpassing.
Een tegemoetkoming is van toepassing voor individuele aard- en nagelvaste woningaanpassingen aan ADL clusterwoningen (fokuswoningen).
Artikel 11 - Controle en betaling tegemoetkoming woonvoorzieningen
De gemeente behoudt zich het recht voor om een voorziening die is aangeschaft met de tegemoetkoming en niet langer door de aanvrager wordt gebruikt in te nemen en voor herverstrekking doeleinden in te zetten. Als richtsnoer voor inname geldt een tegemoetkoming voor een voorziening van meer dan € 3.000,die binnen twee jaar niet meer wordt gebruikt. Ook de door de aanvrager op eigen kosten aangebrachte opties worden ingenomen.
Artikel 14 - Hoogte tegemoetkoming voor woningaanpassingen
Voor aantal m2 waarvoor financiële tegemoetkoming kan worden gegeven i.v.m. verwerven van grond ten behoeve van aanbouw en/of uitbreiding (aangegeven p/vertrek in een zelfstandige woning)
Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, (dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort), dat bij het nieuw aanleggen van paden, (dan wel bij het aanpassen van bestaande paden), ten hoogste voor een financiële bijdrage in aanmerking komt bedraagt: 20.
Artikel 18 - Tegemoetkoming voor kosten taxi, rolstoeltaxi, autoaanpassing, sportvoorziening
De tegemoetkoming voor gebruik van een taxi of rolstoeltaxi, voor realisatie van een autoaanpassing of voor aanschaf van een sportvoorziening bedraagt:
Artikel 19 - Tegemoetkoming rolstoelvoorziening
Regels rond verantwoording en uitbetaling.
De tegemoetkoming wordt vastgesteld na opstelling van het ondersteuningsplan en verstrekt voor een periode van vijf jaar. In deze vijf jaar wordt verondersteld dat de aanvrager zelf de verantwoording neemt om een adequate voorziening aan te schaffen en in stand te houden. Deze periode wordt beschouwd als een bruikleenperiode. Binnen deze vijf jaar wordt voor dezelfde voorziening niet tweemaal een tegemoet-koming of een voorziening in natura verstrekt.
Een uitzondering op het hierboven gestelde is van toepassing in situaties waarin de beperkingen van de aanvrager dusdanig zijn veranderd dat de reeds verstrekte voorziening niet meer adequaat is.
De gemeente behoudt zich het recht voor om een voorziening die is aangeschaft met de tegemoetkoming en niet langer door de aanvrager wordt gebruikt in te nemen en voor herverstrekking doeleinden in te zetten. Als richtsnoer voor inname geldt een tegemoetkoming voor een voorziening van meer dan € 3.000,00 die binnen twee jaar niet meer wordt gebruikt. Ook de door de aanvrager op eigen kosten aangebrachte opties worden ingenomen. De uitbetaling van de tegemoetkoming vindt plaats na het overleggen van een nota waaruit blijkt dat een voorziening is gekocht conform de gestelde indicatie in de toekenningsbeschikking. Rechten en plichten van degene die de tegemoetkoming ontvangt zijn opgenomen in de beschikking.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college
van burgemeester en wethouders van Harderwijk
van
de burgemeester,
de secretaris,
Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven, worden hieronder behandeld.
Artikel 2 - Reële kostprijzen voor te leveren diensten (zorg in natura)
Op grond van artikel 5.4, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 dient het college voor het vaststellen van de vaste prijs of reële prijs rekening te houden met de vastgestelde kwaliteit van de dienst en de continuïteit in de relatie tussen cliënt en hulpverlener. Met het derde lid van artikel 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 wordt een vaste prijs of reële prijs nader gedefinieerd en geconcretiseerd, zodat kan worden beoordeeld of in redelijkheid de kostprijselementen zijn verdisconteerd in een reële prijs. De kostprijselementen waar het college ten minste een vaste prijs of reële prijs op moet baseren staan hierin vermeld en zijn opgenomen in het tweede en derde lid van artikel 16 van de verordening. Het betreft de kosten van de beroepskracht, redelijke overheadkosten en overige kostprijselementen.
Om te voldoen aan de eisen die aan de vaststelling van reële kostprijzen voor thuisondersteuning worden gesteld, hebben de gemeenten in de regio Noord Veluwe en Zeewolde, waartoe ook de gemeente Harderwijk behoort, een kostprijsonderzoek laten instellen door Adviesbureau Berenschot. Dit kostprijsonderzoek is ingesteld onder de gecontracteerde aanbieders van Wmo-diensten in onze regio. De uitkomsten van dit onderzoek geven de reële kostprijzen weer van de hulp bij het huishouden, begeleiding, kortdurend verblijf en de opslag voor vervoerskosten, voor zover het vervoer wordt uitgevoerd/geregeld door de aanbieder. Op basis van de uitkomsten van het kostprijsonderzoek zijn de kostprijzen bepaald en vastgelegd in artikel 2 van dit Besluit.
Om voor een PGB in aanmerking te komen moet de burger zelf, dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of zijn vertegenwoordiger, aan een aantal voorwaarden voldoen. Samengevat zijn dat:
Bij het beoordelen van de kwaliteit wordt meegewogen of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het PGB wordt verstrekt.
De aanvrager maakt dit inzichtelijk door een persoonlijk plan waarin is vastgelegd:
Bij de toekenning en de herbeoordeling(en) toetst het college of de aanbieder/zorgverlener tenminste aan de gestelde kwaliteitseisen voldoet.
Voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van zijn belangen
Van een aanvrager wordt verwacht dat deze zelfstandig of met behulp van zijn netwerk een redelijke waardering kan maken van zijn belangen ten aanzien van de ondersteuningsvraag. Een persoon moet duidelijk kunnen maken welke problemen hij heeft, hoe deze zijn ontstaan en bij welke ondersteuning hij gebaat zou zijn. Daarnaast wordt van de aanvrager verwacht dat deze de aan het PGB verbonden taken op een verantwoorde wijze kan uitvoeren. Bijvoorbeeld het kiezen van de juiste zorgverlener, het aangaan van een zorgovereenkomst, het in de praktijk aansturen van de zorgverlener en het bijhouden van een correcte administratie. Door het trekkingsrecht, waarbij het belangrijkste deel van het budgetbeheer wordt overgenomen door de SVB, gaat het bij het toetsen van de bekwaamheid niet om de vaardigheden van de cliënt om een budget te beheren. De budgethouder kan vanuit de landelijke collectiviteit ondersteuning krijgen van SVB in de taken als opdracht- en/of werkgever. De budgethouder kan ook ondersteuning vragen aan derden bij het beheer van het persoonsgebonden budget. Deze ondersteuning mag niet betaald worden uit het PGB.
Per Saldo heeft een pgb-test voor cliënten ontwikkeld. Cliënten kunnen de zelftest op internet invullen en krijgen aan de hand van een aantal vragen inzicht in de vaardigheden die nodig zijn voor het beheren van een PGB en de mate waarin zij zelf reeds over deze vaardigheden beschikken. Zie ook de website van Per Saldo, www.PGB-test.nl.
De bekwaamheid voor het hebben van een pgb wordt in samenspraak met de aanvrager
getoetst, maar het oordeel van de gemeente is leidend. Mocht de gemeente van oordeel zijn dat de persoon niet bekwaam is voor het houden van een pgb, dan wordt het PGB geweigerd. Tegen die beslissing van de gemeente kan een aanvrager bezwaar maken.
In de Wmo moet de aanvrager motiveren waarom hij de maatwerkvoorziening als PGB geleverd wenst te krijgen. Uit de argumentatie moet duidelijk worden dat de aanvrager zich voldoende heeft georiënteerd op de voorziening in natura. Wanneer een persoon de onderbouwing in redelijkheid heeft beargumenteerd, mag de gemeente de aanvraag niet weigeren. De argumentatie geeft de gemeente de informatie waarom mensen niet voor zorg in natura, maar voor het pgb kiezen.
Bij deze voorwaarde is niet het oordeel van het college leidend, maar het oordeel van de aanvrager. Dit geldt ook wanneer de gemeente in haar ogen een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod in natura heeft gedaan aan de cliënt. In deze gevallen kan de gemeente het pgb op grond van de motivering niet weigeren, mits ook wordt voldaan aan de overige voorwaarden. Uiteindelijk ligt de keuze om wel of geen beschikking af te geven bij de gemeente. Als de gemeente weigert een pgb te verstrekken, dan is dat een besluit waartegen een aanvrager bezwaar kan maken.
Op grond van de Wmo kan het college een pgb weigeren voor zover de kosten van het betrekken van de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen van derden hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening. De woorden “voor zover” betekent dat de gemeente het pgb alleen kan weigeren voor dat deel van de kosten die meer zijn dan bij zorg in natura (artikel 2.3.6 lid 5 aanhef en onder a Wmo 2015).
Hieronder staan enkele voorbeelden van argumenten die aanvragers kunnen aanvoeren
om te motiveren dat de hulp in natura niet passend is:
Waarborgen goede kwaliteit voorzieningen
Bij de Wmo heeft de budgethouder zelf de regie over de ondersteuning die hij met het persoonsgebonden budget contracteert. Daarmee krijgt hij de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde ondersteuning en kan hij deze zo nodig bijsturen. Om in aanmerking te komen voor een pgb moet de kwaliteit van de ondersteuning naar het oordeel van het college gewaarborgd zijn. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van zorg en ondersteuning en, voor zover van toepassing, in ieder geval in verband met de te bieden deskundigheid en/of het vereiste opleidingsniveau en/of er gewerkt wordt volgens toepasselijke professionele of kwaliteitsstandaarden. De gestelde eisen staan in directe relatie met de vaststelling van de hoogte van het pgb (zie hierna). Het college kan op basis van deze bepaling vooraf toetsen of de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid voldoende is gegarandeerd.
Kwaliteitseisen voor aanbieders in de Wmo die werken volgens vastgestelde kwaliteitseisen
Het gaat hier om zorg die ingekocht wordt met het pgb bij professionele organisaties. Hierbij gelden voor zover van toepassing bij een pgb, dezelfde kwaliteitseisen als voor voorzieningen die in natura worden verstrekt. Deze kwaliteitseisen zijn vastgelegd in inkoopdocument waarop de gecontracteerde aanbieders voor zorg in natura hebben ingeschreven. In artikel 3 lid 3 onder a is vastgelegd aan welke kwaliteitseisen tenminste moet zijn voldaan.
Kwaliteitseisen voor aanbieders die niet werken volgens vastgestelde kwaliteitsstandaarden
Het gaat hier om zorg die ingekocht wordt met het pgb bij zelfstandig werkende professionals (bijv. ZZP-ers). Ook voor deze aanbieders geldt dat de zorg die met een pgb wordt ingekocht in redelijkheid geschikt moet zijn voor het doel waarvoor het pgb wordt verstrekt. Ook moet deze ondersteuning bijdragen aan de participatie en zelfredzaamheid van de aanvrager en moet de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid van de ondersteuning gewaarborgd zijn. In artikel 3 lid 3 onder b is vastgelegd aan welke kwaliteitseisen deze categorie van hulpverleners tenminste moeten voldoen.
Artikel 4 - Voorwaarden pgb sociaal netwerk
In dit artikel zijn de voorwaarden opgenomen voor een pgb voor hulp vanuit het sociale netwerk.
Gebruikelijke hulp kan niet via een pgb worden gefinancierd. Bij de afweging of er sprake is van
gebruikelijke hulp maken we gebruik van het protocol gebruikelijke zorg van het CIZ. Dit protocol is
echter slechts een hulpmiddel. Voor iedere individuele situatie zal een afweging moeten worden
gemaakt wat als gebruikelijke hulp kan worden aangemerkt gelet op de omstandigheden van de
individuele situatie. Naast dat de hulp gebruikelijke hulp moet overstijgen, moet deze ook van redelijke omvang zijn, structureel noodzakelijk zijn en daarmee ook een verplichtend karakter hebben.
Gemotiveerd moet kunnen worden dat het betrekken van hulp vanuit het sociale netwerk
meerwaarde heeft ten opzichte van professionele hulp. De persoon uit het sociale netwerk moet
door het verlenen van hulp niet overbelast raken. Het verlenen van hulp moet met andere woorden
De hulp geboden vanuit het sociale netwerk moet veilig, passend en van voldoende kwaliteit zijn,
en bijdragen aan het behalen van de doelen genoemd in het persoonlijk plan.
Er kan ook een pgb toegekend worden voor het bieden van respijtzorg door het sociale netwerk.
Respijtzorg is een tijdelijke volledige overname van hulp om de mantelzorger adempauze te geven.
Hierdoor kunnen de mantelzorgers de zorg beter volhouden.
Artikel 5 - Uitsluitingsgronden pgb
Bemiddelingskosten en doorlopende administratiekosten die de budgethouder bij derden heeft belegd komen niet voor vergoeding uit het pgb in aanmerking. Het pgb moet worden aangewend voor het inkopen van ondersteuning. Het zoeken van een hulpverlener en het voeren van de pgb-administratie doet een budgethouder zelf of een vertegenwoordiger doet dit zonder hiervoor geld uit het pgb te ontvangen. De mogelijke meerkosten die facturering met zich meebrengt kunnen niet afzonderlijk worden voldaan vanuit het pgb.
De kosten van coördinatie kunnen niet uit een pgb voldaan worden. Een inwoner komt in principe alleen in aanmerking voor een pgb als hij zelf (of een vertegenwoordiger) op verantwoorde wijze regie kan voeren. Bij een budgethouder zal daarom coördinatie niet aan de orde zijn, deze rol vervult de budgethouder immers zelf of is belegd bij de vertegenwoordiger.
Er wordt geen pgb verstrekt voor Crisishulp/Crisisopvang. Wanneer in geval van crisis direct hulp moet worden ingezet is er geen tijd om een plan op te stellen, de hoogte van het pgb te bepalen en een (arbeids)overeenkomst te sluiten met een hulpverlener/organisatie. Bovendien moet deze hulp voldoen aan kwaliteitseisen. Voor crisishulp is het om deze redenen niet mogelijk een pgb te ontvangen.
Het is niet mogelijk te beschikken over een vrij besteedbaar bedrag of een fiscale vrijwilligersvergoeding uit het pgb te verstrekken. Op deze wijze worden cliënten met een pgb en cliënten met zorg in natura op gelijke wijze behandeld. Cliënten die zorg in natura ontvangen hebben ook niet de beschikking over een vrij besteedbaar bedrag.
Reiskosten van een zorgverlener kunnen niet afzonderlijk worden voldaan uit het pgb. Deze kosten dienen door de zorgverlener te worden meegenomen in het uurtarief.
Feestdagenuitkeringen aan een zorgverlener kunnen niet afzonderlijk worden voldaan uit het pgb. Deze kosten dienen door de zorgverlener te worden meegenomen in het uurtarief.
Een voorziening waarvoor middels collectieve voorziening kan worden voorzien is uitgesloten van PGB. Een voorbeeld hiervan is het collectief vraagafhankelijk vervoer (Regiotaxi).
Gemeenten hebben de vrijheid om zelf de hoogte van het tarief voor het pgb te bepalen. Hierbij hebben de gemeente ook ruimte om indien gewenst te kiezen voor differentiatie binnen de tarieven.
Wel moet de gemeente in de Verordening vastleggen hoe zij de tarieven voor het pgb (en tegemoetkoming) bepalen. Dit is vastgelegd in artikel 13 van de Verordening. De hoogte van de tarieven voor het pgb moet toereikend zijn. Dat betekent dat de tarieven in ieder geval zodanig moeten zijn om een situatie te kunnen realiseren, waarbij de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en dat deze persoon zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.