Organisatie | Westland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Westland houdende regels omtrent de heffing en de invordering van forensenbelasting (Verordening Forensenbelasting Westland 2021) |
Citeertitel | Verordening Forensenbelasting Westland 2021 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening Forensenbelasting Westland 2020.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.
artikel 223 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-12-2020 | nieuwe regeling | 09-12-2020 |
De raad van de gemeente Westland;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders met nummer 20-0251941van 27 oktober 2020;
gelet op artikel 223 van de Gemeentewet;
gehoord de beraadslagingen in de vergadering van de raadscommissie Economie Financieel beleid en Organisatie (EFO) van 25 november 2020;
vast te stellen de volgende verordening:
VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN FORENSENBELASTING WESTLAND 2021.
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder woning: een gemeubileerde woning als bedoeld in artikel 223 van de Gemeentewet.
Niet belastingplichtig is degene die ter tijdelijke waarneming van een openbare betrekking of ter bijwoning van de vergaderingen van een algemeen vertegenwoordigend lichaam, waarvan hij het lidmaatschap bekleedt, dan wel ingevolge last of bevel van de overheid, buiten de gemeente van zijn hoofdverblijf vertoeft.
Artikel 7 Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, en de tweede termijn één maand later.
In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, € 100,00 of meer bedraagt, maar minder of gelijk is aan € 5.000,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste werkdag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. Elk van de volgende termijnen vervalt telkens één maand later op de laatste werkdag van die maand.