Organisatie | Sluis |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afvalstoffenverordening |
Citeertitel | Afvalstoffenverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | Afvalstoffenverordening |
Geen
Wet milieubeheer, art. 10.23, lid 1
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-12-2004 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 23-09-2004 Zeeuws Vlaams Advertentieblad, 21 oktober 2004. | Afvalstoffenverordening |
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens verordening anders is bepaald.
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Het is voor de gebruiker van een perceel ten behoeve van wie krachtens artikel 9, tweede lid, voor een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen een inzamelmiddel is aangewezen of van gemeentewege is verstrekt, verboden de betreffende afvalstoffen anders aan te bieden dan via het daartoe aangewezen of verstrekte inzamelmiddel.
Het is de gebruiker van een perceel voor wie krachtens artikel 9, tweede lid, mede ten behoeve van zijn perceel een inzamelvoorziening voor een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen is aangewezen, verboden de betreffende afvalstoffen anders aan te bieden dan via de betreffende inzamelvoorziening.
In afwijking van hetgeen in deze paragraaf is bepaald kan het college regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst of andere inzamelaars.
§ 4 INZAMELING VAN BEDRIJFSAFVALSTOFFEN
Het college kan categorieën bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die door de inzameldienst worden ingezameld.
Het is voor de gebruiker van een perceel ten behoeve van wie krachtens artikel 22 voor een bepaalde categorie bedrijfsafvalstoffen een inzamelmiddel is aangewezen of van gemeentewege is verstrekt, verboden de betreffende afvalstoffen anders aan te bieden dan via het daartoe aangewezen of verstrekte inzamelmiddel.
Artikel 25 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging
Het is verboden buiten een daarvoor door het college bestemde plaats en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer een afvalstof, stof of voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins te plaatsen op een wijze die aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu.Het college kan van het verbod ontheffing verlenen. Het verbod is niet van toepassing op:het overeenkomstig deze verordening ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen;het thuiscomposteren van groente-, fruit- en tuinafval;voor zover de (afval)stoffen tijdelijk op de weg geraken of worden gebracht als onvermijdelijk gevolg van het laden, lossen of vervoeren van afvalstoffen dan wel het verrichten van andere werkzaamheden op of aan de weg. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voorzover de Wet bodembescherming of hetBouwstoffenbesluit voorziet in de beoogde bescherming van het milieu.
Artikel 26 Achterlaten van straatafval
1.Het is verboden straatafval in de openbare ruimte achter te laten zonder gebruik te maken van de van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen.
2. Het is verboden om andere afvalstoffen dan straatafval achter te laten in daartoe van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen.
De houder of beheerder van een inrichting waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, is verplicht:
zorg te dragen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met de toezicht op de naleving van dit artikel, in de nabijheid van de inrichting achtergebleven afval, voorzover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, wordt opgeruimd.
Degene die in de openbare ruimte reclamebiljetten of dergelijke of ander promotiemateriaal onder het publiek verspreidt, is verplicht deze of de verpakking daarvan terstond op te ruimen of te laten opruimen, indien deze in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen.
Een gedraging in strijd met de volgende artikelen is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 3º, Wet op de economische delicten:
Artikel 12 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen
Artikel 13 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan gebruikers van percelen
Artikel 14 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden
Artikel 15 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel
Artikel 16 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen
Artikel 17 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau
Artikel 18 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau
Artikel 19 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel
Artikel 20 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden
Artikel 23 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst
Artikel 24 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst
Artikel 25 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging
Artikel 26 Achterlaten van straatafval
Artikel 27 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen
Artikel 28 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
Artikel 29 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal
Artikel 30 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden
Artikel 31 Verbod op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig hebben van afvalstoffen
Artikel 32 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de krachtens artikel 18.4, derde lid, van de wet aangewezen ambtenaren.
1. Vergunningen en ontheffingen verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 35, tweede lid, blijven - indien en voorzover het gebod of het verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende twee jaren na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
2. Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de verordening bedoeld in artikel 35, tweede lid, blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende twee jaren na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van de verordening bedoeld in artikel 35, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
4. Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing bedoeld in het eerste lid, dan wel voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 35, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 35, tweede lid.
5. In afwijking van het eerste lid, blijft een vergunning of ontheffing van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.
6. Gebod- of verbodsbepalingen waarvoor een vergunning of ontheffing vereist is krachtens deze verordening en niet voorkomend in de verordening als bedoeld in artikel 35, tweede lid zijn niet van toepassing:
a. gedurende vier weken na het in werking treden van deze verordening;
b. ook na de onder a bepaalde termijn, voor zover degene die de vergunning of ontheffing nodig heeft, binnen deze termijn een aanvraag heeft ingediend, totdat onherroepelijk op deze aanvraag is beslist.
7. De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 35, tweede lid geeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels en aanwijzingsbesluiten, indien en voorzover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
A. De plaats en wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel ter inzameling moeten worden aangeboden.
- De gebruiker van een perceel moet het ter lediging aangeboden inzamelmiddel, met de voorkant naar de rijweg gericht, op het voetpad langs de rijweg, of bij het ontbreken van een voetpad, aan de kant van de rijweg plaatsen.
- Indien in de straat een verzamelplaats is aangegeven, herkenbaar aan de rode stip op het trottoir en/of wegdek, dient het ter lediging aangeboden inzamelmiddel op de verzamelplaats te worden geplaatst.
- De inzamelmiddelen op een verzamelplaats moeten op een afstand van ca. 30 cm. van elkaar worden geplaatst.
B. De voorwaarden waaronder van een inzamelmiddel is verstrekt.
- Een inzamelmiddel wordt van gemeentewege in bruikleen verstrekt aan de gebruiker van een perceel.
- Per perceel wordt van gemeentewege 1 minicontainer voor het huishoudelijke restafval, 1 minicontainer voor het groente-, fruit- en tuinafval en 1 chemobox voor het chemisch afval verstrekt.
- Op verzoek van de gebruiker van een perceel kan (een) extra inzamelmiddel(en) worden verstrekt. De kosten betreffende het verstrekken van een extra inzamelmiddel komen voor rekening van de gebruiker van het perceel ten behoeve waarvan het inzamelmiddel wordt verstrekt.
- De gebruiker van een perceel aan wie ten behoeve van zijn perceel een inzamelmiddel is verstrekt, is verantwoordelijk voor het in goede staat houden van het inzamelmiddel.
- Eventueel schade aan het inzamelmiddel, niet voortvloeiende uit normaal gebruik, die door toedoen van de gebruiker van een perceel aan het inzamelmiddel wordt toegebracht en waardoor deze niet meer voor haar doel gebruikt kan worden, komt voor rekening van de gebruiker van het perceel ten behoeve waarvan het inzamelmiddel is verstrekt.
- Een kwijtgeraakt inzamelmiddel wordt van gemeentewege vervangen. De kosten van het vervangen komen voor rekening van de gebruiker van het perceel ten behoeve waarvan het inzamelmiddel is verstrekt.
C. Het gebruik van een inzamelmiddel.
- Het deksel van een ter lediging aangeboden inzamelmiddel moet gesloten zijn.
- Het is verboden afvalstoffen naast het ter lediging aangeboden inzamelmiddel te plaatsen.
D. Het maximale gewicht van de afvalstoffen per inzamelmiddel.
- Het gewicht van een ter lediging aangeboden minicontainer mag, inclusief de in de minicontainer ter inzameling aangeboden afvalstoffen, maximaal 75 kilogram bedragen.
E. Het maximale aantal inzamelmiddelen dat per keer kan worden aangeboden.
- Per keer mag door de gebruiker van een perceel maximaal 1 inzamelmiddel worden aangeboden, tenzij van gemeentewege meerdere inzamelmiddelen zijn verstrekt ten behoeve van het betreffende perceel.