Organisatie | Midden-Delfland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland houdende regels omtrent beschermd wonen (Beleidsregel Beschermd wonen, Beschermd thuis (centrumgemeente)Delft 2020) |
Citeertitel | Beleidsregel Beschermd wonen, Beschermd thuis (centrumgemeente)Delft 2020 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregel Maatschappelijke ondersteuning Delft 2019.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-12-2020 | 01-01-2020 | nieuwe regeling | 13-10-2020 |
Het college van burgemeester en wethouders
overwegende dat: het college met betrekking tot de beoordelingsvrijheid bij de uitvoering van de wet het noodzakelijk vindt om aan te geven op welke wijze daarmee wordt omgegaan en daartoe beleidsregels wenst vast te stellen;
Beleidsregel Beschermd Wonen, Beschermd thuis (centrum)gemeente Delft 2020
Hoofdstuk 1 Begripsomschrijving
Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, de Algemene wet bestuursrecht en de Verordening maatschappelijke ondersteuning Delft 2020.
Beschermd wonen is voor inwoners van 18 jaar en ouder met psychiatrische stoornissen of ernstige psychosociale problematiek, die een beschermde woonomgeving en toezicht nodig heeft, maar voor wie er geen noodzaak (meer) is voor verblijf in een instelling vanwege een psychiatrische behandeling.
Beschermd thuis is voor inwoners van 18 jaar en ouder met psychiatrische stoornissen of ernstige psychosociale problematiek, die zelfstandig kunnen wonen maar nog wel bescherming en toezicht in nabijheid nodig hebben.
Hoofdstuk 2 (Landelijke) toegang
Een melder, of zijn wettelijk vertegenwoordiger, voor beschermd wonen of beschermd thuis kan zich melden bij elke (centrum)gemeente.
Een begeleider cq. zorgaanbieder kan niet namens een cliënt een melding indienen.
Delft Support (toegang Delft) voert de indicatiestelling voor Beschermd wonen/beschermd thuis uit voor de regiogemeenten in DWO.
Artikel 3.2 Vertrouwenspersoon
De melder kan zich bij zijn melding laten bijstaan door een vertrouwenspersoon. Dit kan een naastbetrokkene zijn, een patiëntenvertrouwenspersoon of een onafhankelijke cliëntondersteuner. De wenscentrumgemeente – waar de cliënt zich meldt – zal de melder daarop wijzen.
Elke melding bij een centrumgemeente voor beschermd wonen wordt gevolgd door een onderzoek en een besluit door de centrumgemeente van de gemeentelijke regio waar de aanvrager zich wil vestigen. Dit betreft de wenscentrumgemeente als een cliënt zich elders wil vestigen.
Elke centrumgemeente hanteert eigen toegangscriteria en beschikt over een eigen infrastructuur aan beschermd wonen en beoordeelt de aanvraag op basis hier van. De gemeente die beoordeelt kan ervoor kiezen het eventuele besluit van de gemeente van herkomst van de cliënt over te nemen.
Artikel 3.5 Passende centrumgemeente/regio
Het is de combinatie van de wens van de cliënt met zorginhoudelijke criteria die de doorslag geven bij het besluit of de centrumgemeente/regio passend is voor de cliënt om zich te vestigen. Aanbevolen wordt de gemeente van herkomst van de cliënt te betrekken bij het onderzoek en onderstaande criteria te hanteren:
Artikel 3.6 Besluit centrumgemeente
Het uiteindelijke besluit van de centrumgemeente noemt en onderbouwt in ieder geval de aanbevolen zorginhoudelijke argumenten. Onderzoek en besluit worden binnen 6 weken afgerond. Geschillen tussen centrumgemeenten kunnen worden voorgelegd aan de geschillencommissie.
Indien er niet direct toegang is tot de gewenste plek, dan komt de aanvrager op een wachtlijst. Gemeenten zijn vanaf het moment dat met de cliënt wordt gesproken over de plaatsing in een instelling transparant over de wachtlijsten
Als de wenscentrumgemeente positief besluit, maar de aanvrager op een wachtlijst plaatst, dan moet die gemeente besluiten of overbruggingszorg noodzakelijk is. Totdat de geschikte plek beschikbaar is, levert de instelling waar de cliënt op dat moment verblijft de eventuele overbruggingszorg. De herkomstgemeente is verantwoordelijk voor de financiering. Als een cliënt in een behandelsetting (zorginstelling, forensische penitentiaire kliniek) verblijft vindt overleg plaats over de datum van uitstroom. Als de aanvrager al gebruik maakt van een plek in een voorziening voor beschermd wonen, blijft de bestaande situatie gehandhaafd tot de geschikte plek in de wensgemeente beschikbaar is.
Artikel 3.9 Tijdelijk verblijf
Indien een cliënt uit centrumgemeente A bewust tijdelijk in een instelling in een andere centrumgemeente (centrumgemeente B) verblijft kan sprake zijn van een ‘Tijdelijk verblijf’. Tijdelijk verblijf is verblijf korter dan een jaar, waarbij vanaf het begin de intentie aanwezig is om de cliënt terug te laten keren naar een instelling van centrumgemeente A of om de uitstroom te realiseren. Centrumgemeente A financiert in dit geval de plek voor de cliënt in centrumgemeente B. Dit maakt het tijdelijke verblijf voor de cliënt mogelijk.
Artikel 3.10 Overdracht van cliënten
Gemeenten dragen zorg voor een warme overdracht van cliënten, maar ook instellingen hebben een verantwoordelijkheid om aan een warme overdracht van cliënten mee te werken.
De overdracht van een cliënt vindt plaats onder regie van centrumgemeenten. Hierbij maken de betrokken instellingen in elk geval afspraken over:
Artikel 3.11 Andere wenscentrumgemeente
Als uit het onderzoek bij de gemeente van aanmelding (centrumgemeente A) volgt dat het beschermd wonen het beste in een andere centrumgemeente (wens)centrumgemeente B) kan plaatsvinden of als een cliënt zelf naar wenscentrumgemeente B gaat, neemt de aangewezen contactpersoon van de centrumgemeente A contact op met de aangewezen contactpersoon van de andere (wens)centrumgemeente B:
Indien de cliënt onder het landelijk overgangsrecht valt, kan hij hieraan ook bij een aanvraag in een andere centrumgemeente rechten ontlenen. De centrumgemeente kan kiezen om deze aanvrager zonder onderzoek een vergelijkbare plek te geven of een onderzoek in te stellen en in overleg met de aanvrager te komen tot een Wmo-besluit, waarbij de aanvrager een terugvaloptie behoudt op een voorziening tot het einde van de CIZ-indicatie of uiterlijk 1 januari 2021.
Hoofdstuk 4 Maatwerkvoorziening beschermd wonen of beschermd thuis
Artikel 5 Afbakening met zelfstandig wonen met begeleiding
Geen toelating tot beschermd wonen of beschermd thuis wordt afgegeven indien de cliënt in staat is om zelfstandig te blijven wonen. Een cliënt kan zelfstandig wonen (eventueel met ambulante ondersteuning) als hij/zij in staat is zich op de volgende gebieden te handhaven:
Beschermd wonen en beschermd thuis vormen de twee zorgprofielen. Aanvullend kan een module toegekend worden voor dagbesteding (inclusief vervoer indien nodig).
Beschermd wonen is voor cliënten die zeer beperkt zelfredzaam zijn en waarbij sprake is van (meervoudige) complexe problematiek op het gebied van psychiatrie en/of psychosociaal en/of verslaving eventueel in combinatie met een (licht) verstandelijke beperking. Begeleiding is intensief of veelvuldig ongepland noodzakelijk in een 24-uursvoorziening. Cliënten kunnen hun zorgvraag niet uitstellen en hebben (hardnekkig) regieverlies. Tegelijk zijn zij vaak zorgmijdend en/of behandelschuw, waar zij dit wel nodig hebben.
Voor beschermd wonen gelden de volgende algemene criteria:
Cliënten wonen in een intramurale accommodatie van een aanbieder en hebben daar een eigen woonruimte welke geschikt is gezien de beperkingen van de cliënt (bijvoorbeeld rolstoel). De cliënt kan gebruik maken van gedeelde voorzieningen als keuken en een woonkamer. Hier wordt een veilige woonomgeving geboden en is een gecontroleerde toegang (cliënt heeft geen eigen voordeur). De eigen woonruimte beschikt zoveel mogelijk over de noodzakelijke voorzieningen om zelfstandig te kunnen leven en terugkeer naar de maatschappelijk mogelijk te maken.
Intensieve begeleiding wordt geboden op meerdere levensdomeinen en kan omvatten het overnemen van taken, coachen en aanleren van vaardigheden of het motiveren en stimuleren, aansluitend bij eigen mogelijkheden en talenten. Ook verzorging en verpleging, voor zover niet vallend onder de zorgverzekeringswet, zijn onderdeel van de ondersteuning.
Voor beschermd wonen plus geldt, in aanvulling op het eerste lid, de volgende algemene criteria:
Zowel de woonbegeleiders als individuele en groepsbegeleiders dienen specifieke kennis en vaardigheden te hebben voor de omgang met deze cliënten vanwege de ernst van de problematiek en/of te beschikken over extra specifieke kennis vanwege het gedrag van cliënten (agressie, manipulatie, dwangmatig of destructief gedrag inclusief zelfverwondend of zelfbeschadigend gedrag).
Beschermd thuis is voor cliënten die beperkt zelfredzaam zijn en waarbij sprake is van (meervoudige) complexe problematiek op het gebied van psychiatrie en/of psychosociaal en/of verslaving eventueel in combinatie met een (licht) verstandelijke beperking die zo groot is dat begeleiding veelvuldig gepland geboden moet worden, maar die ook gedurende 24/7 ongepland ingeroepen moet kunnen worden.
Voor Beschermd Thuis gelden de volgende algemene criteria:
De cliënt kan zelf zijn hulpvraag onderkennen en formuleren. De cliënt kan deze hulpvraag over het algemeen uitstellen tot het volgende contactmoment met de begeleider. Ook als de hulpvraag niet uitgesteld kan worden en begeleiding ter plaatse nodig is, kan cliënt enige tijd met een maximum van 30 minuten wachten totdat de begeleiding ter plaatse is.
Er wordt intensieve begeleiding op meerdere levensdomeinen geboden waaronder het aansturen of overnemen van taken, coachen en aanleveren van vaardigheden of het motiveren en stimuleren, aansluitend bij eigen mogelijkheden en talenten. Ook verzorging en verpleging, voor zover niet vallend onder de zorgverzekeringswet, horen tot de ondersteuning.
Voor beschermd wonen plus geldt in aanvulling op het derde lid de volgende algemene criteria:
Deze cliënten doen een groot beroep op hun sociale omgeving. Ze zijn beperkt gevoelig voor correctie en hebben weinig inzicht in hun eigen aandeel bij interactieproblemen. De kennis en inzet van medewerkers, zowel woonbegeleiders, individuele als groepsbegeleiders dient hierop toegerust te zijn. Er kan sprake zijn van verbaal agressief gedrag, manipulatief, dwangmatig, destructief en reactief gedrag met betrekking tot interactie. De kennis en inzet van medewerkers, zowel woonbegeleiders, individuele als groepsbegeleiders dient hierop toegerust te zijn.
7.3 Module Dagbesteding (inclusief noodzakelijk vervoer)
Bij elke aanvraag voor beschermd wonen/ beschermd thuis wordt een afweging gemaakt of de toekenning met of zonder dagbesteding moet zijn. Indien dagbesteding toegekend wordt, dient onderzocht te zijn wat de inhoud wordt, voor hoeveel dagdelen deze toegekend wordt en waar deze plaats zal vinden. Dit wordt in het ondersteuningsplan vastgelegd.
De activiteiten zijn gericht op persoonlijke ontwikkeling, toename zelfredzaamheid en aansluiting met participatie in de lokale gemeenschap. De dagbesteding sluit aan bij de interesses en mogelijkheden van de cliënt en biedt hem zingeving en kan plaatsvinden bij een andere aanbieder dan de zorgaanbieder van beschermd wonen/beschermd thuis.
Indien melder in aanmerking komt voor beschermd wonen of beschermd thuis en deze zorg niet direct kan worden geëffectueerd, wordt (in samenwerking met de betreffende aanbieder) gezorgd voor overbruggingszorg, vanuit het zorgprofiel Beschermd Thuis of een combinatie van resultaatgebieden uit de Resultaatmatrix.
Hoofdstuk 5 Wijze van verstrekking
Artikel 9 Regels voor en hoogte van een persoonsgebonden budget (pgb)
Als de cliënt ervoor kiest zijn ondersteuning te willen ontvangen via een pgb, dan is hij in principe ook de budgetbeheerder. Is hij minderjarig of handelingsonbekwaam, dan treedt een wettelijk vertegenwoordiger op als budgetbeheerder. Deze derde persoon moet een familielid zijn tot maximaal de 2de graad of moet een aantoonbare relatie met cliënt hebben. Het college kan de budgetbeheerder die namens cliënt het pgb beheert om een VOG vragen.
Voor de hoogte van een pgb geldt als richtlijn de kostprijs van de voorziening of dienst in natura wanneer deze wordt geleverd door een aanbieder die niet door de gemeente gecontracteerd is, maar wel voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen van de gemeente zoals geformuleerd bij gecontracteerde zorg.
Artikel 10 Voorwaarden waaraan voldaan moet worden om een pgb te kunnen krijgen
In uitwerking van artikel 16 van de Verordening, stelt het college dat:
Het pgb dient in Nederland besteed te worden. Er bestaat geen recht op pgb voor zover het is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij het college hier vooraf expliciet toestemming voor verleent. Het recht op pgb vanuit centrumgemeente Delft vervalt per definitie als de cliënt geen hoofdverblijf meer heeft in de regio DWO.
Artikel 11 Weigeringsgronden voor het toekennen van een pgb en intrekking van het pgb
De verlening van een persoonsgebonden budget kan geweigerd of ingetrokken worden indien:
naar het oordeel van het college onvoldoende aannemelijk is dat met het persoonsgebonden budget zal worden voorzien in toereikende ondersteuning van goede kwaliteit. Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt het college mee of de diensten en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt;
Artikel 12 Aanvullende kwaliteitscriteria pgb
Het college stelt op grond van artikel 14 van de Verordening voorwaarden aan de kwaliteit van zorgverlening. De professionele zorgverleners die door middel van een pgb betaald worden, dient in het bezit te zijn van een recente gelijkwaardige kwalificatie zoals professionele zorgverleners die Zorg in Natura (ZIN) bieden. Onder recent verstaan we dat de opleiding korter dan 5 jaar geleden is afgerond. Is het afronden van de opleiding langer geleden, dan moet de zorgverlener aantonen dat hij in de laatste 5 jaar als professioneel zorgverlener deze werkzaamheden heeft uitgevoerd.
HOOFDSTUK 7 OVERIGE BEPALINGEN
Voor Beschermd wonen (incl. wooncomponent) wordt een eigen bijdrage voor een instelling in rekening gebracht. De berekening hiervan is dezelfde als voor de Wet langdurige zorg. De eigen bijdrage voor Beschermd thuis (zonder wooncomponent) valt onder het abonnementstarief. Hiervan is in artikel 12 van de Verordening vastgelegd hoe en tot welk bedrag de eigen bijdrage wordt vastgesteld. De inning van de eigen bijdrage gebeurt per maand door het CAK.
Overgangsrecht geldt voor voormalig AWBZ-cliënten die een indicatie hebben voor Beschermd wonen, afgegeven voor 1 januari 2015. Hiervoor geldt een verlengde overgangstermijn die eindigt op 1 januari 2021.
Bij verzamelen en verwerken van de persoonsgegevens wordt de AVG in acht genomen. De privacywetgeving heeft betrekking op de gehele procedure.
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland in de vergadering d.d.13 oktober 2020
Het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland,
Secretaris,
de burgemeester,
De grondslag (ofwel de reden voor de aanvraag en het afgeven van een positieve beschikking) voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen of beschermd thuis is gebaseerd op de constatering dat het gaat om psychiatrische stoornissen of ernstige psychosociale problematiek. Daarbij kan sprake zijn van verstandelijke -, lichamelijke - of zintuiglijke problematiek, echter de psychiatrische problemen staan op de voorgrond. Voorgaande betekent dat er geen beschermd wonen/ beschermd thuis plaatsen bezet kunnen worden door personen waarbij andere problemen op de voorgrond staan.
Het vaststellen van psychiatrische problematiek (op basis van relevant onderzoek/diagnostiek) gebeurt door of onder verantwoordelijkheid van een daartoe bevoegd deskundige (bijvoorbeeld een psychiater of GZ-psycholoog), verslaglegging hiervan wordt door de cliënt en/of zorgaanbieder overlegd op verzoek van de regionale Toegang: Delft Support.
Ernstige psychosociale problemen
Deze doelgroep kenmerkt zich door het ontbreken van voldoende maatschappelijke- en zelfredzaamheidsvaardigheden en het ontbreken van een bewuste zorgbehoefte. Er is daarnaast veelal sprake van (ernstige) gezondheidsproblemen en (ernstige) gedragsproblematiek.
Een belangrijk kenmerk van de cliënten met ernstige psychosociale problemen die vanwege deze problematiek in aanmerking kunnen komen voor beschermd wonen, is dat er sprake is van ernstige ontregeling op meerdere of alle leefgebieden.
Bij ‘beschermd wonen’ gaat het om de burger die een beschermende woonomgeving en toezicht nodig heeft, maar voor wie er geen noodzaak is voor verblijf in een ziekenhuis of GGZ-instelling vanwege een psychiatrische behandeling.
Het betreft die zorgvrager die vanwege zijn beperkingen op meerdere momenten van de dag begeleiding en toezicht nodig heeft. De zorgverlening moet hem op relevante (onverwachte) momenten ondersteunen bij de oordeelsvorming over essentiële zaken in het dagelijkse bestaan. Hij kan de consequenties van eigen handelen niet overzien. Mogelijk gevaar kan optreden als gevolg van het ontbreken van voldoende regie en regelvermogen.
Het kerndoel van verblijf op basis van ‘beschermd wonen’ is gericht op het creëren van de noodzakelijke voorwaarden om samenhangende zorg te kunnen leveren die in de thuissituatie van de zorgvrager niet adequaat of niet effectief geleverd kan worden. De zorgbehoefte is niet op te lossen met voorliggende voorzieningen en/of extramurale zorg.
Bij ‘beschermd thuis’ gaat het om de burger die een beschermende woonomgeving en begeleiding nodig heeft. Het betreft die zorgvrager die vanwege zijn beperkingen op meerdere momenten van de dag begeleiding en toezicht nodig kan hebben. De begeleiding vindt op afspraak plaats, maar kan ook ongepland noodzakelijk zijn en ingeroepen worden door de zorgvrager. De zorgvrager heeft een dusdanig inzicht dat hij die zorg dan kan inroepen. De zorgvraag kan op dat moment veelal afdoende telefonisch/ op afstand afgehandeld worden. Als de zorgverlening bij de cliënt ter plekke nodig is, kan deze binnen 30 minuten ter plaatse zijn. De zorgvrager kan de komst van de begeleiding zolang afwachten. Het wachten op de komst van de zorgverlener als zich ongeplande zorgmomenten voordoen brengt hem niet in levensgevaar.
Het Rijk heeft bij de decentralisatie van Beschermd wonen van AWBZ naar Wmo in 2015 bepaald dat cliënten die op dat moment nog een lopende indicatie hadden, een overgangsrecht van 5 jaar hadden. Dit is in 2019 verlengd met 1 jaar naar 1 januari 2021.
Het doel van Beschermd Wonen is dat een cliënt met een (zeer) intensieve of een zeer specifieke begeleidingsvraag een zo groot mogelijke mate van zelfredzaamheid bereikt en behoudt en een mogelijke crisis dan wel maatschappelijke teloorgang wordt voorkomen. Het gaat om het toewerken naar meer herstel zowel maatschappelijk als persoonlijk en het vergroten van de eigen regie. Het kan zijn dat stabilisatie van de mate van zelfredzaamheid voorop staat, maar anders wordt toegewerkt naar uitstroom naar Beschermd Thuis of naar zelfstandig wonen met ambulante begeleiding.
Het doel van Beschermd thuis is dat een cliënt met een intensieve begeleidingsvraag in staat is om zelfstandig te wonen en daarbij een zo groot mogelijke mate van zelfredzaamheid bereikt en behoudt, niet in een crisissituatie raakt, meedoet, een sociaal netwerk opbouwt en behoudt, een zinvolle daginvulling heeft of aan activiteiten deelneemt die gericht zijn op persoonlijk herstel. Vanuit beschermd thuis wordt gewerkt aan uitstroom naar volledig zelfstandig wonen, eventueel met ambulante begeleiding. Voor een klein deel van de cliënten zal (geclusterd) wonen permanent de best passende woonvorm blijven of zal op termijn doorstroming naar beschermd wonen binnen de Wmo of de Wlz nodig worden.
Dagbesteding als er geen voorliggende mogelijkheden zijn: uitgangspunt is dat werk (betaald of onbetaald) of opleiding voor eenieder het streven is, en indien dit niet mogelijk blijkt te zijn dat andere activiteiten worden ontplooid. De centrale vraag rondom het al dan niet toekennen van dagbesteding is uiteraard in hoeverre dagbesteding noodzakelijk is. Indien er voorliggende mogelijkheden zijn (opleiding, een traject toeleiding naar werk, betaald of vrijwilligerswerk), dan worden deze eerst aangesproken en wordt er geen dagbesteding vanuit BW toegekend.
Artikel 9 Regels voor een persoonsgebonden budget
De wet biedt zorgvragers of hun wettelijk vertegenwoordigers de mogelijkheid om hun zorg in te kopen met behulp van een persoonsgebonden budget (pgb). Het pgb is een verstrekkingsvorm die bij uitstek geschikt is voor mensen die zelf de regie over hun leven kunnen voeren.
Het pgb is per definitie ‘maatwerk’ en een goed alternatief voor cliënten die binnen de bestaande voorzieningen geen of onvoldoende passende zorg vinden. Bij de aanvraag van een maatwerkvoorziening kan de klant aangeven dat hij de maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wenst. Vervolgens ontvangt hij schriftelijk informatie waarin wordt aangegeven de soort en omvang van de maatwerkvoorziening. Aan de hand van die informatie moet hij een budgetplan opstellen en bij de gemeente indienen. Daarna vindt de beoordeling van het budgetplan plaats.
Aan het verstrekken van een pgb is wel een aantal voorwaarden verbonden.
In artikel 11 van de Verordening is vastgelegd hoe de hoogte van het pgb wordt vastgesteld.
Delft kiest voor de mogelijkheid tot differentiatie in de hoogte van het pgb bij verschillende typen hulpverleners in de domeinen van zorg.
zorg die geleverd wordt door een aanbieder die niet door de gemeente gecontracteerd is, maar wel voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen van de gemeente zoals geformuleerd bij gecontracteerde zorg zorg die geleverd wordt door een ZZP’er die zorgprofessional is informele zorg die geleverd wordt door het sociale netwerk zoals familie in de eerste en tweede graad of behorend tot het sociale netwerk van de zorgvrager
De situatie waarin het door de cliënt beoogde aanbod duurder is dan het aanbod van het college betekent niet bij voorbaat dat het pgb om die reden geheel geweigerd wordt. Cliënten kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod.
Betaling mantelzorgers met een pgb
Binnen het afwegingskader valt mantelzorg onder ”eigen kracht en netwerk” en staat daar in principe geen betaling tegenover als deze beschikbaar is. Aan de andere kant kan de zorgvrager door middel van een pgb de zorg inkopen binnen zijn informele netwerk, en dit kan ook de mantelzorger zijn.
In artikel 11 lid 3 sub d van de Verordening is opgenomen dat de hulp uit het sociaal netwerk een vaste maandelijkse tegemoetkoming kan aanvragen. Deze tegemoetkoming moet dan wel door de hulp als inkomen op het belastingformulier worden aangegeven.
Trekkingsrecht en administratieve zaken
De zorgvrager dient een overeenkomst af te sluiten met zijn zorgverlener(s). Hij krijgt het geldbedrag op een account bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De budgethouder stuurt de factuur van de zorgverlener naar de SVB die het bedrag overmaakt, nadat zij een arbeidsrechtelijke toets op de werkgeversverplichtingen van de budgethouder heeft gedaan. Na afloop van de verantwoordingsperiode stort de SVB het resterende deel terug naar de gemeente. Deze werkwijze geldt niet voor pgb’s ten behoeve van hulpmiddelen of materiële verstrekkingen, deze pgb’s worden direct op de rekening van de klant gestort.
De Sociale Verzekeringsbank is verantwoordelijk voor de uitvoering van de betalingen, controle op de zorgovereenkomst en de uitvoering van alle werkgeversverplichtingen.
Het college is inhoudelijk verantwoordelijk, zij dient te toetsen of de gedeclareerde zorg verloopt conform de doelen en werkwijze van het zorgplan. Periodiek verricht de medewerker Team Wmo, dan wel de Toezichthouder Wmo huisbezoeken om te checken of:
de zorgverlening verloopt conform de doelen en werkwijze zoals geformuleerd in het zorgplan zorgverlener(s) de gecontracteerde zorg effectief leveren en zich houden aan de kwaliteitsafspraken budgethouder alle verplichtingen nakomt.
Besteding pgb in het buitenland
Er bestaat geen recht op pgb voor zover het is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij het college hier vooraf expliciet toestemming voor verleent. De cliënt dient uiterlijk een maand voor het verblijf in het buitenland om toestemming te vragen bij het college. Als de cliënt niet tijdig aan het verblijf in het buitenland toestemming van het college heeft gekregen, wordt de maatwerkvoorziening ingetrokken en eventueel wordt tot terugvordering overgegaan.
Een maximale termijn van 13 weken wordt aangehouden als termijn dat in het buitenland verbleven kan worden met een pgb. Na 13 weken wordt de beslissing voor de maatwerkvoorziening ingetrokken. De eisen uit de wet, Verordening en deze beleidsregels gelden ook voor besteding van het pgb in het buitenland.
Het recht op pgb vervalt per definitie als de cliënt geen hoofdverblijf meer heeft in de gemeente Delft.
Artikel 12 Aanvullende kwaliteitscriteria pgb
1. Kwaliteitseisen zoals deze in de zorg in natura, bij de inkoop, zijn gesteld:
De competenties, het niveau, de deskundigheid en de vaardigheden van het in te zetten personeel moeten passend zijn bij de te realiseren doelen en resultaten voor de cliënt en in overeenstemming zijn met de in de branche vastgestelde basiscompetentieprofielen (bcp’s). Bcp’s zijn op te vragen bij onder andere VGN en Actiz. Medewerkers hebben deze vaardigheden en kennis aantoonbaar verworven via opleidingen en/of ervaring.
Zorgaanbieder zorgt dat het medewerkersbestand een adequate mix van Mbo en Hbo-opgeleide medewerkers omvat, waardoor de organisatie toegerust is om passende zorg en ondersteuning te bieden. Daar waar nodig voor de ondersteuning en doorontwikkeling van het primaire proces, worden specifieke WO-opgeleide mensen ingezet, denk bijvoorbeeld aan gedragsdeskundigen/orthopedagogen ter ondersteuning van medewerkers die de directe cliëntondersteuning verzorgen.
De Zorgaanbieder (en in geval van aanmelding als Combinatie iedere combinant afzonderlijk) werken systematisch aan het verbeteren van de kwaliteit en heeft/hebben (bij inschrijving en gedurende de looptijd van de Raamovereenkomst) een kwaliteitssysteem dat gepaard gaat met onafhankelijke toetsing, en aansluit op de uit te voeren dienstverlening. Aanbieder dient in het bezit te zijn van (ten minste) één van de navolgende kwaliteitssystemen. Een beroep op het kwaliteitssysteem van een derde (certificaat of statuut op naam van een derde) is NIET toegestaan.
Het volgende ISO-certificaat wordt in het kader van deze aanmeldprocedure als voldoende bewijs gezien van een kwaliteitssysteem:
ISO-9001:2015 of daarvan afgeleide EN 15224.
Overige ISO-certificaten worden niet als vergelijkbaar gezien.
De volgende HKZ-certificaten worden in het kader van deze aanmeldprocedure als voldoende bewijs gezien van een kwaliteitssysteem
HKZ 165 (Zorg & Welzijn) of HKZ 144 (VVT) of HKZ 138, 139 (Welzijn en Maatschappelijke dienstverlening) of HKZ 129, 148 (GGZ) of HKZ 143 (kleine organisaties).
Overige HKZ-certificaten die zien op andere onderwerpen worden niet als vergelijkbaar gezien.
De volgende PREZO-certificaten worden in het kader van deze aanmeldprocedure als voldoende bewijs gezien van een kwaliteitssysteem:
PREZO VV&T 2017 of PREZO Care.
Overige PREZO-certificaten worden niet als vergelijkbaar gezien.
Artikel 17 Inwerkingtreding en titel
Deze beleidsregel treedt met terugwerkende kracht in werking ten behoeve van onderbouwing van besluiten die vanaf 1 januari 2020 zijn genomen.