Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Schiedam

Verordening parkeerbelastingen Schiedam 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSchiedam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening parkeerbelastingen Schiedam 2021
CiteertitelVerordening parkeerbelastingen Schiedam 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 156, eerste lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 156, tweede lid, van de Gemeentewet
  3. artikel 225 van de Gemeentewet
  4. https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Schiedam/444482/CVDR444482_1.html
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-12-2023artikel 9, bijlage 1

09-11-2023

gmb-2023-512276

23VR048/23BIJ01259/23BIJ01262
24-11-202201-12-2023artikel 5, 9, bijlage 1

08-11-2022

gmb-2022-518795

22INT00189
19-11-202124-11-2022artikel 1, 4, 6, 9, bijlage 1

09-11-2021

gmb-2021-413608

21VR059/21BIJ01491
09-12-202019-11-2021nieuwe regeling

12-11-2020

gmb-2020-323769

20BIJ01115

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening parkeerbelastingen Schiedam 2021

De raad van de gemeente Schiedam;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 oktober 2020 (nummer 20INT00233);

 

gelet op de artikelen 156, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel h en 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening Gemeente Schiedam 2013;

 

besluit vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en invordering van Parkeerbelastingen Schiedam 2021

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op de binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    houder: degene op wiens naam het motorrijtuig ten tijde van het parkeren in het kentekenregister, bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994, was ingeschreven;

  • c.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamel-parkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan.

  • d.

    dag: een periode van 24 uren die om 0.00 uur aanvangt;

  • e.

    halve dag: een periode van 4 aaneengesloten uren binnen één kalenderdag;

  • f.

    centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente Schiedam of de uitvoerende organisatie namens de gemeente Schiedam een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon, ander communicatiemiddel of pas;

  • g.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam “parkeerbelastingen” worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 2.

    Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat:

      • 1.

        indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

      • 2.

        indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

      • 3.

        De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

      • 4.

        De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 3a Vrijstelling

De belasting bedoeld in artikel 2 wordt niet geheven in het geval het betreft:

  • a.

    motorvoertuigen als bedoeld in artikel 10, lid 1, van de Parkeerverordening Gemeente Schiedam 2013 en

  • b.

    door burgemeester en wethouders nader aangeduide voertuigen;

  • c.

    Burgemeester en wethouders kunnen voorwaarden verbinden aan het verlenen van een vrijstelling als bedoeld in artikel 3a onder a. en b.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij de verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel (bijlage 1) + overzichtskaart (bijlage 2).

Artikel 5 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1.
    • a.

      De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het

      parkeren.

    • b.

      In afwijking van het bepaalde onder punt 1. is de belasting verschuldigd na afloop van het

      parkeren indien deze wordt geheven door middel van het in werking zetten van een centrale computer.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 6 Wijze van heffing en termijnen van betaling

  • 1.
    • a.

      De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

    • b.

      In afwijking van het onder punt 1. bepaalde wordt de belasting geheven door middel van het aanmelden bij de centrale computer, indien de belastingplichtige bij de aanvang van het parkeren op de door het college van burgemeester en wethouders voorgeschreven wijze te kennen heeft gegeven voor deze wijze van heffing te opteren. Deze belasting wordt geheven bij wege van gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt verstaan een nota of andere schriftuur. Deze belasting moet binnen de op de schriftelijke kennisgeving vermelde termijn worden betaald.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3.

    Indien vergunninghouder het gebied waarvoor vergunning is verleend metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt wordt ontheffing verleend over zoveel driemaandelijkse of zoveel twaalfde gedeelten als er in dat kwartaal of jaar, na beëindiging van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Indien de vergunning in de loop van het jaar wordt verleend of beëindigd is het tarief naar evenredigheid verschuldigd, gerekend van de eerste dag van de maand volgend op de datum van verlening, dan wel tot de eerste dag van de maand na beëindiging.

  • 5.

    Indien de visiteparkeervergunning in de loop van het jaar wordt verleend, wordt het aantal toe te kennen uren naar rato, per hele kalendermaanden verleend, vanaf de maand waarin de visiteparkeervergunning wordt verleend. Bij beëindiging van de visiteparkeervergunning wordt het saldo dat op de bezoekersapp staat en dat niet gebruikt is voor parkeertransacties gerestitueerd

  • 6.

    Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 7 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 8 Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling

  • 1.

    Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het motorvoertuig een wielklem worden aangebracht, waardoor wordt verhinderd dat het motorvoertuig wordt weggereden.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

  • 3.

    Indien na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het motorvoertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Artikel 9 Kosten

  • 1.

    De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 69,30.

  • 2.

    De kosten van het aanbrengen en het verwijderen van de wielklem bedragen € 69,30.

  • 3.

    De kosten van de overbrenging bedragen € 187,92 en voor de bewaring € 55,50 per etmaal met dien verstande dat daarenboven voor het bewaren gedurende elk aansluitend half etmaal € 27,67 kosten berekend worden.

  • 4.

    De kosten voor de opsporing van degene aan wie de kennisgeving van de overbrenging en bewaring wordt gezonden bedragen € 25,29 per daaraan besteed kwartier, vermeerderd met € 79,49 voor het doen van de kennisgeving.

  • 5.

    De kosten voor de verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging van het voertuig bedragen € 101,53 per daaraan besteed uur.

  • 6.

    Voor de berekening van de in het derde tot en met vijfde lid bedoelde kosten wordt een gedeelte van een in deze leden genoemde eenheden voor een volle eenheid gerekend.

  • 7.

    Het bedrag van de ingevolge het derde tot en met vijfde lid in rekening te brengen kosten wordt bij voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Overgangsrecht

De "Verordening Parkeerbelasting 2015", vastgesteld bij raadsbesluit van 13 november 2014, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 12 november 2019 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft ten aanzien van de periode waarvoor zij heeft gegolden.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening parkeerbelastingen Schiedam 2021”.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schiedam in zijn openbare vergadering van 12 november 2020.

de griffier

J.W. Scherpenzeel

C.H.J. Lamers

de voorzitter,

Bijlage 1: Tarieventabel 2023 behorende bij de “Verordening parkeerbelastingen Schiedam 2021”

 

Bijlage 1: tarieventabel

 

  • 1.

    Het tarief voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt voor sector A:

    • a.

      € 2,90 per 60 minuten met een minimum van € 0,10 tot een maximum van € 14,00. In geval er minder dan een uur geparkeerd wordt, wordt het uurtarief naar rato berekend. Hierbij geldt dat er altijd een veelvoud van € 0,10 wordt berekend. Als hierdoor afronding noodzakelijk is, wordt de parkeertijd altijd afgerond in het voordeel van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • Voor de B, C, D of E:

    • b.

      € 2,10 per 60 minuten met een minimum van € 0,10 tot een maximum van € 7,80.

    • c.

      De onder b. genoemde tarieven zijn ook van toepassing voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen gelegen buiten de sectoren A, B, C, D en E.

    • d.

      Voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen die zijn aangewezen voor kortparkeren voor winkels, de eerste 60 minuten € 0,10, daarna per uur in alle sectoren m.u.v. sector A: € 2,10, daarna per uur in sector A: € 2,90.

      Het tarief voor de eerste 60 minuten geldt uitsluitend indien de eventuele voorafgaande aanvang van het parkeren minimaal 4 uur in het verleden ligt.

  • 2.

    Het tarief van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt:

  • 2.1

    Bewoners:

    Voor een vergunning als bedoeld in artikel 3, lid 3 onder a, van de Parkeerverordening 2013:

    • a.

      voor de eerste vergunning van maandag tot en met zaterdag inclusief koopavond, waarin een bepaald deel van de gemeente is aangewezen:

      per jaar € 79,00

    • b.

      voor de tweede vergunning van maandag tot en met zaterdag inclusief koopavond, waarin een bepaald deel van de gemeente is aangewezen:

      per jaar € 197,00

    • c.

      voor een derde vergunning van maandag tot en met zaterdag inclusief koopavond, waarin een bepaald deel van de gemeente is aangewezen:

      per jaar € 316,00

  • 2.2

    Beroep/bedrijf:

    Voor een vergunning als bedoeld in artikel 3, lid 3 onder b, van de Parkeerverordening 2013:

    • a.

      voor een vergunning van maandag tot en met zaterdag inclusief koopavond, waarin een bepaald deel van de gemeente is aangewezen:

      per jaar € 387,00

    • b.

      voor een vergunning van maandag tot en met vrijdag met uitzondering van de koopavond, waarin een bepaald deel van de gemeente is aangewezen:

      per jaar € 264,00

  • 2.3

    Zorginstellingen, maatschappelijke instellingen en onderwijsinstellingen

    Voor een vergunning als bedoeld in artikel 3, lid 3 onder b, van de Parkeerverordening 2013:

    • a.

      voor een eerste vergunning van maandag tot en met zaterdag inclusief koopavond, waarin een bepaald deel van de gemeente is aangewezen:

      per jaar €  79,00

    • b.

      voor een tweede, derde en vierde vergunning van maandag tot en met zaterdag inclusief koopavond, waarin een bepaald deel van de gemeente is aangewezen:

      per jaar € 197,00

    • c.

      voor grote bedrijven: voor de vijfde en verdere vergunning:

      per jaar € 316,00

  • 2.4

    Voor een vergunning waarin een bepaald parkeerterrein binnen de gemeente is aangewezen met plaatsgarantie

    • per jaar € 638,00

  • 2.5

    Gereserveerde standplaats (onder andere autodate):

    Voor een vergunning voor een bepaald kenteken of bepaalde kentekens op één of meerdere standplaatsen

    • per jaar € 387,00

  • 2.6

    Functionele bedrijfsvergunning

    • per jaar € 475,00

  • 3

    Het tarief van de belasting bedraagt voor een:

  • 3.1

    Visiteparkeervergunning

    Voor de in artikel 3 lid 3 sub a Parkeerverordening 2013 genoemde eigenaren of houders van motorvoertuigen, per uur € 0,40 met een maximum van 400 uur per jaar.

  • 3.2

    Voor de in artikel 3 lid 3 sub b Parkeerverordening 2013 genoemde eigenaren of houders van motorvoertuigen, per uur € 1,00 met een maximum van 400 uur per jaar.

  • 3.3

    Voor de in artikel 3 lid 3 sub b Parkeerverordening 2013 genoemde eigenaren of houders van motorvoertuigen, indien het gaat om zorginstellingen, maatschappelijke instellingen en onderwijsinstellingen, per uur € 0,40 met een maximum van 400 uur per jaar.

  • 3.4

    Mantelzorgparkeervergunning per uur € 0,40 uur per jaar per mantelzorg-vrager, te verstrekken via een door het college aangewezen instantie.

 

Behorende bij raadsvoorstel van

 

de griffier,

J.W. Scherpenzeel

 

de voorzitter,

C.H.J. Lamers

Bijlage 2: Overzichtskaart