Organisatie | Den Helder |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van de raad van de gemeente Den Helder, houdende regels over de heffing en invordering van forensenbelasting [Verordening forensenbelasting 2021] |
Citeertitel | Verordening forensenbelasting 2021 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervangt de Verordening forensenbelasting 2020 van 6 november 2019.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.
artikel 223 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-12-2020 | nieuwe regeling | 04-11-2020 | 2020-053219 |
De raad van de gemeente Den Helder;
gelezen het raadsvoorstel van het college van burgemeester en wethouders van Den Helder van 29
kennis genomen hebbende van de voorbereidende commissievergadering Raadscommissie Bestuur
en Middelen op 26 oktober 2020.
1. de Verordening forensenbelasting 2021 vast te stellen.
Verordening op de heffing en de invordering van een forensenbelasting 2021
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder woning:
een gemeubileerde woning als bedoeld in artikel 223 van de Gemeentewet.
Niet belastingplichtig is degene die ter tijdelijke waarneming van een openbare betrekking of ter bijwoning van de vergaderingen van een algemeen vertegenwoordigend openbaar lichaam, waarvan hij het lidmaatschap bekleedt, dan wel ingevolge last of bevel van de overheid, buiten de gemeente van zijn hoofdverblijf vertoeft.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
In afwijking van het eerste lid wordt de belasting geheven naar de waarde, indien de heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaak belastingen voor het belastingobject waarvan de woning deel uitmaakt voor het belastingjaar is vastgesteld met toepassing van artikel 16, onderdeel e, van de Wet waardering onroerende zaken.
Artikel 8 Termijnen van betaling
In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet één aanslag bevat, het bedrag daarvan meer is dan € 100,00 en minder is dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, moeten de aanslagen worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.