Organisatie | Nijkerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijkerk houdende regels omtrent het hergebruik van PFAS houdende grond en baggerspecie en de bodemkwaliteitskaart |
Citeertitel | Beleidsregels PFAS en de Bodemkwaliteitskaart PFAS Regio de Vallei |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Bijlage 7 Analysecertificaten |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-11-2020 | nieuwe regeling | 24-11-2020 | 1087733 |
Dit rapport bevat de technische onderbouwing van de bodemkwaliteitskaart PFAS voor de regio De Vallei. Tauw heeft in opdracht van de Omgevingsdienst De Vallei deze bodemkwaliteitskaart opgesteld voor PFAS (poly- en perfluoralkyl verbindingen). Dit is een aanvulling op de bestaande bodemkwaliteitskaart van de regio1 en heeft betrekking op de gemeenten Barneveld, Ede, Nijkerk, Scherpenzeel en Wageningen.
De kaart geeft de achtergrondwaarden voor PFAS weer. Op basis van de kwaliteitskaart en het Tijdelijk Handelingskader PFAS van 28 november 2019 zijn beleidsregels voor grondverzet opgesteld in een separate notitie2.
PFAS is een verzamelnaam voor gefluoreerde koolwaterstoffen die niet van nature in het milieu voorkomen. Vanwege recente ontwikkelingen is PFAS in de bodem onder de aandacht gekomen. PFAS zijn sinds de jaren ’60 in Nederland gebruikt in allerlei industriële toepassingen, zoals coatings, blusschuim, verf en kleding. Een aantal PFAS-stoffen staan op de lijst van Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS). PFAS-stoffen zijn biologisch slecht afbreekbaar en mobiel. Vanwege het veelvuldige gebruik van PFAS worden deze stoffen in Nederland als diffuse verontreiniging in bodem en grondwater aangetroffen.
PFAS behoren tot de niet-genormeerde stoffen. Vanuit het zorgplichtprincipe mag grond en baggerspecie dat verontreinigd is met een niet-genormeerde stof niet worden toegepast als de aanwezigheid van deze stof is vastgesteld. Dit wil zeggen als er een concentratie boven de bepalingsgrens gemeten is. Hierdoor is stagnatie in het grondverzet ontstaan die heeft geleid tot hoge maatschappelijke kosten. In antwoord hierop is een Tijdelijk Handelingskader (THK) van
8 juli 2019 opgesteld waarin voorlopige toepassingsnormen gedefinieerd stonden. Recentelijk heeft het RIVM voor twee veelvoorkomende PFAS-stoffen, PFOS en PFOA, een achtergrondwaarde afgeleid voor de Nederlands bodem. Op basis van dit onderzoek is het THK aangepast op 28 november 2019 en zijn er ruimere voorlopige toepassingsnormen gedefinieerd.
De regio De Vallei wil voor PFAS een bodemkwaliteitskaart om het grondverzet te faciliteren.
De bodemkwaliteitskaart bepaalt de gemeten achtergrondwaarde en dient als wettig bewijsmiddel conform artikel 4.3.5 van de Regeling Bodemkwaliteit. Zo wordt voorkomen dat voor elke partij grond en ontvangende locatie een partijkeuring of bodemonderzoek moet worden uitgevoerd.
In dit rapport lichten we de werkwijze en de resultaten toe.
De bodemkwaliteitskaart is opgesteld conform de Richtlijn voor het opstellen van bodemkwaliteitskaarten3 en de eisen uit bijlage M van de Regeling Bodemkwaliteit. In deze richtlijn worden acht stappen onderscheiden:
Aangezien PFAS een andere verspreidingswijze kent dan de parameters uit het reguliere analysepakket, zijn enkele stappen anders uitgevoerd. Dit is waar nodig per stap toegelicht.
In stap 1 zijn de beleidsmatige en technisch inhoudelijke keuzes gemaakt. Deze vormen het kader waarbinnen de bodemkwaliteitskaart tot stand komt. In het kader van PFAS wordt het THK van 28 november 2019 beschouwd als het programma van eisen naast de eisen uit de wet- en regelgeving. Zie paragraaf 2.2 en 2.3 voor verdere uitwerking.
In stap 2 dient te worden vastgesteld welke kenmerken binnen het beheergebied naar verwachting een belangrijke rol spelen bij het definiëren van deelgebieden. Verder is bepaald welke soort locaties uitgesloten dienen te worden van de bodemkwaliteitskaart (puntbronnen). Hiervoor is een vooronderzoek conform NEN5725 aanleiding E uitgevoerd voor PFAS.
Zie hoofdstuk 3 voor de uitwerking.
In stap 3 dient de informatie, die van het beheergebied beschikbaar is, verzameld te worden en geschikt gemaakt voor verwerking tot een bodemkwaliteitskaart. Aangezien PFAS in de bodem pas vrij recent onder de aandacht gekomen is, is er geen uitgebreide dataset zoals bij reguliere stoffen. Alle beschikbare PFAS-gegevens zijn door de Omgevingsdienst aangeleverd.
Om voldoende waarnemingen en voldoende spreiding van waarnemingen te krijgen, is in deze stap ook bodemonderzoek uitgevoerd om te komen tot de benodigde informatie om deelgebieden vast te kunnen stellen (zie hoofdstuk 3).
In stap 4 dient het beheergebied ingedeeld te worden in deelgebieden. Zie hoofdstuk 3 voor de uitwerking.
In stap 5 is op basis van de gehaalde waarnemingen vastgesteld of de indeling in deelgebieden in deelgebieden van stap 4 juist is. Zie hoofdstuk 3 en 4 voor de uitwerking.
In stap 6 kan aanvullende informatie verzameld worden om voldoende waarnemingen en voldoende ruimtelijke spreiding in waarnemingen te krijgen. Dit bleek niet nodig te zijn voor deze bodemkwaliteitskaart. Zie hoofdstuk 3 en verder.
In stap 7 is de bodemkwaliteitszone definitief vastgesteld. Zie hoofdstuk 4 en 5 voor de uitwerking.
In stap 8 dienen de toepassingseisen te worden geformuleerd. De beleidsregels voor PFAS worden in een separate notitie4 opgenomen.
2.2Technisch-inhoudelijke onderbouwing
De technisch-inhoudelijke onderbouwing gaat in op de eisen waar een bodemkwaliteitskaart aan moet voldoen. In de Richtlijn zijn de onderwerpen benoemd die essentieel worden geacht om de kwaliteit van het grondverzet te kunnen waarborgen. Deze onderwerpen moeten dan ook minimaal in de onderbouwing worden meegenomen en zijn in hoofdstuk 3 toegelicht. Dit betreft:
In welk kader de kaart functioneert: generiek of gebiedsspecifiek. De beleidsregels voor PFAS zijn in een separate notitie opgenomen5
2.3Tijdelijk Handelingskader PFAS
In het THK van 28 november 2019 zijn voorlopige toepassingsnormen opgenomen die bij het bepalen van hergebruiksmogelijkheden binnen het generieke kader gehanteerd moeten worden. Voor de toepassingsnormen voor grond is onderscheid gemaakt in verschillende situaties, waar andere normen voor gelden. De normen zijn hieronder weergegeven en zijn afkomstig uit het THK.
Figuur 2.1 Tijdelijke toepassingsnormen voor PFAS op landbodem (bron: THK van 28 november 2019)
De bodemkwaliteitskaart PFAS is opgesteld voor het grondgebied van de regio De Vallei. Binnen deze regio bevinden zich de volgende gemeenten: Barneveld, Ede, Nijkerk, Scherpenzeel en Wageningen.
Figuur 3.1 Overzicht beheergebied regio De Vallei met de gemeentegrenzen
In het gebied is één grondwaterbeschermingsgebied en meerdere waterwingebieden aanwezig volgens de informatie van de provincie Gelderland6. Het grondwaterbeschermingsgebied ligt ten noordoosten van de stad Ede en is weergegeven op de bodemkwaliteitskaart in bijlage 6. De waterwingebieden liggen in de gemeenten Nijkerk en Wageningen. Bij deze waterwingebieden zijn geen grondwaterbeschermingsgebied aangewezen. Hierdoor gelden er geen afwijkende toepassingsnormen in deze gebieden.
3.2Bodemkwaliteitszones en onderzochte parameters
De bodemkwaliteitszones voor PFAS zijn gedefinieerd op basis van de indeling in deelgebieden in de huidige functiekaart. Er is in de bovengrond onderscheid gemaakt tussen bebouwd gebied en het buitengebied. De zone van het bebouwd gebied is tot stand gekomen door de zones met functie Wonen en Industrie samen te voegen tot de zone ‘Bebouwd gebied’. Het buitengebied is de zone ‘AW2000’ van de huidige functiekaart. Voor de ondergrond zijn de zones samengevoegd tot één zone.
PFAS is een verzamelnaam voor ongeveer zesduizend verschillende parameters. De kaart is opgesteld voor de 28 PFAS-parameters opgenomen in de advieslijst van 12 juli 2019 (Bodem+).
GenX wordt sinds 2012 gebruikt ter vervanging van PFOA en is vooralsnog aangetroffen in de omgeving van Dordrecht en Helmond waarbij een duidelijke relatie te leggen is met het industriebedrijf Chemours. Aangezien de regio niet verdacht is op het voorkomen van GenX is op deze stof niet onderzocht.
Uit de aangeleverde gegevens van de Omgevingsdienst blijkt dat voor een aantal onderzoeken onderzocht is op 38 PFAS-parameters en/of GenX. Zie paragraaf 3.4 over hoe we hiermee omgegaan zijn.
3.3Uitgesloten locaties van de bodemkwaliteitskaart
Momenteel vindt er onderzoek plaats naar en de wijze waarop PFAS in het milieu komt. Dat maakt het moeilijk om nu alle mogelijke puntbronnen volledig in beeld te krijgen. Op het moment van uitvoeren van dit onderzoek was bijvoorbeeld bij geen van de belang zijnde instanties bekend welke UBI-codes van belang zijn om PFAS-verdachte locaties te achterhalen.
Voor het uitvoeren van het vooronderzoek is gebruik gemaakt van de informatie van de opdrachtgever over PFAS-verdachte activiteiten.
Alle verdachte deellocaties zijn ook weergegeven op de kaart in bijlage 2 en zijn als tabel bijgevoegd in bijlage 8. Op de kaart zijn de locaties als punten weergeven. Wegens de huidige onzekerheid over de verspreiding van PFAS is niet inzichtelijk wat de omvang van de uitgesloten locatie is. Wegens deze onzekerheid is de inrichtingsgrens nu gehanteerd als de omvang van de locatie. Verder dient rekening te worden gehouden met een invloedssfeer van 25 meter.
Dit is ook de invloedssfeer die voor vooronderzoek conform de NEN5725 wordt voorgeschreven. Zo wordt aangesloten bij de landelijke normen. De aanwezige verdachte activiteiten zijn hieronder verder toegelicht.
Branden en gebruik van blusschuim
Uit informatie van de Veiligheidsregio Gelderland Midden blijkt dat niet wordt bijgehouden waar blusschuim toegepast wordt. Hierdoor is niet vast te stellen welke locaties verdacht zijn wegens het toepassen van blusschuim.
Van de Omgevingsdienst is informatie ontvangen over metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven. Dit is een bredere categorie dan alleen galvanische bedrijven. Deze locaties zijn wel op kaart aangetoond. Er is namelijk te weinig bekend over alle bedrijven om onderscheid te kunnen maken in verdachte en onverdachte bedrijven.
Uit informatie van de Omgevingsdienst blijken er meerdere BRZO-bedrijven aanwezig te zijn. BRZO-bedrijven zijn verdacht op het voorkomen van PFAS vanwege de aanwezige blusschuimsystemen. Eén van de BRZO-bedrijven is Tanatex. Dit bedrijf is al uitgesloten, omdat het een leverancier is voor grondstoffen in de textielindustrie (zie textielproducerende bedrijven).
In de regio zijn meerdere militaire (oefen)locaties aanwezig. Op de kaart zijn deze locaties aangegeven als punt. In werkelijkheid zijn dit grote locaties. Dit is vastgesteld op basis van luchtfoto’s. Voor het opstellen van het boorplan hebben we rekening gehouden met de begrenzing van de oefenlocaties en is geborgd dat boringen niet binnen een uitgesloten locatie geplaatst zijn.
In de regio zijn meerdere stortlocaties aanwezig. Informatie hierover is aangeleverd door de Omgevingsdienst. De stortlocaties zijn weergeven op kaart. PFAS is vanaf de jaren ’50 toegepast. Stortlocaties van voor deze periode zijn dan ook niet verdacht op het voorkomen van PFAS. In bijlage 2 is daarom een onderscheid gemaakt tussen stortlocaties van voor en na 1950. Van stort locaties waarvan het eindjaar niet bekend is, is aangenomen dat de stortlocatie van na 1950 is.
Verder zijn een aantal stortlocaties gelegen in de uiterwaarden nabij Wageningen. Deze locaties vallen onder de wet- en regelgeving voor waterbodem en dit gebied valt dan ook buiten het beheergebied van de bodemkwaliteitskaart.
Verder was van een drietal stortlocaties beperkte informatie aanwezig. Om te verifiëren dat deze locaties ook daadwerkelijk stortlocaties betreffen en om te de exacte locatie te bekijken zijn hiervoor rapporten ingezien7. Op basis van deze informatie is één locatie (Ringlaan 6, De Glind) niet als stortlocatie bestempeld. Het bleek te gaan om de verwerking van bouw-, hout- en sloopafval in een wal waarvoor een milieuvergunning opgesteld wordt. Dit geeft onvoldoende aanleiding om de locatie als PFAS-verdacht aan te merken.
De andere twee locaties (Kallenbroekerweg te Barneveld en Schaapsweg 2B te Ede) zijn wel uitgesloten. Het blijkt te gaan om voormalige gasfabrieken. Deze locaties zijn in het kader van de Wet Bodembescherming gesaneerd. De kwaliteit van de toegepaste grond ten aanzien van PFAS is niet bekend. Wegens het gebrek aan informatie over de huidige bodemkwaliteit ten aanzien van PFAS zijn deze locaties uitgesloten.
Op basis van de informatie van de Omgevingsdienst zijn er twee typen activiteiten aanwezig die PFAS-verdacht zijn, namelijk tapijt-, kokos-, en vloermattenfabrieken en de ontwikkeling, opslag en verkoop van chemicaliën die gebruikt worden in de textielindustrie.
Papier en verpakkingsindustrie
Uit de informatie van de Omgevingsdienst blijkt dat er meerdere papier- en kartonwarenfabrieken in de regio aanwezig zijn. Golfkartonfabrieken zijn ook opgenomen in deze categorie. Net buiten het beheergebied ligt een papierfabriek in Renkum (Parenco). Het is op dit moment niet bekend hoe groot de invloedssfeer is van deze industrie. Het is dan ook niet bekend of de papierfabriek in Renkum invloed heeft op het beheergebied van De Vallei. De verwachting is dat de invloed beperkt is, omdat de fabriek ten zuidoosten van het beheergebied ligt en de overwegende windrichting zuidwest is.
Afvalwaterzuiveringsinstallaties en rioolwaterzuiveringsinstallaties
Het is bekend dat er in de regio meerdere rioolwaterzuiveringsinstallaties en rioolgemalen bekend zijn op basis van informatie van de Omgevingsdienst. Deze locaties zijn op kaart weergeven. De locaties zijn voornamelijk verdacht vanwege de aanwezigheid van slibvelden. Vanwege de eigenschappen van PFAS kan dit zich goed hechten aan slib waardoor hier hogere concentraties van PFAS voor kunnen komen.
In de regio De Vallei zijn geen afvalverbrandingsinstallaties bekend. Ten zuidoosten van de regio is een afvalverbrander gesitueerd die mogelijk (een deel van) de PFAS-kwaliteit beïnvloed middels atmosferische depositie. Als deze activiteit de bodemkwaliteit beïnvloedt, dan zal dit onderdeel zijn van de diffuse verontreiniging in het gebied.
3.4Dataverzameling/uitgevoerde werkzaamheden
Zoals eerder benoemd waren er ten tijde van het opstellen van deze kaart onvoldoende
PFAS-gegevens beschikbaar van de regio. Om voldoende waarnemingen te hebben zijn daarom veldwerkzaamheden en analyses uitgevoerd. De verdeling van deze werkzaamheden is opgenomen in tabel 3.1.
Tabel 3.1 Uitgevoerde werkzaamheden en analyses
* In een aantal aangeleverde XML-bestanden ontbreekt informatie over een aantal PFAS-stoffen opgenomen. Hierdoor varieert het aantal waarnemingen.
Er zijn in totaal 42 boringen uitgevoerd tot 2,0 m -mv. Deze boringen zijn ruimtelijk verdeeld over de zones, waarbij in elke geborgd is dat er minstens 20 waarnemingen aanwezig zijn. Deze boringen zijn zowel op openbaar als op privaat terrein geplaatst. Op basis van de waarnemingen kunnen locaties nog uitgesloten worden wegens het aantreffen van (sterk) verhoogde waarden. Om te borgen dat er voldoende waarnemingen aanwezig blijven in elke zone zijn er per zone meer dan 20 waarnemingen aanwezig. Bij het plaatsen van de boringen en het bepalen van het aantal boringen is gebruik gemaakt van de reeds aanwezige onderzoeksgegevens van de Omgevingsdienst.
Het veldwerk is uitgevoerd door de erkende veldwerkers Pascal (P.) Rijmers en Mark (M.) Doornbos van Tauw op 2 tot 4 maart 2020 onder certificaatnummer K54913. Voor een overzicht van de veiligheids- en kwaliteitsaspecten met betrekking tot het veldwerk wordt verwezen naar bijlage 1. De situering van de boorpunten is weergegeven op de kaart in bijlage 3.
De boorprofielen zijn te vinden in bijlage 4.
Alle monsters van Tauw zijn door de veldwerkers genomen met hetzelfde materieel en zijn in hetzelfde laboratorium onderzocht. Zo wordt beïnvloeding door monstername en analysemethode op de ruimtelijke verdeling uitgesloten.
Van elke boring is de bovengrond tot 0,5 m -mv geanalyseerd op PFAS. De uitgevoerde analyses zijn te vinden in tabel 3.1. Van 23 boringen is ook een laag uit de ondergrond geanalyseerd. Voor de ondergrond zijn minder waarnemingen benodigd, omdat er sprake is van één zone. Bij het inzetten van de ondergrondmonsters is waar mogelijk de bodemlaag rond de grondwaterstand geanalyseerd. Deze laag is in de ondergrond het meest verdacht op het voorkomen van PFAS. Waar het grondwater dieper dan 2,0 m -mv aanwezig was, is gekozen voor een variatie in het dieptetraject tussen 0,5 en 2,0 m -mv om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de algemene bodemkwaliteit ten aanzien van PFAS.
De dieptetrajecten zijn gekozen op basis van hetgeen het THK aangeeft met onderbouwing van RWS Leefomgeving (Bodem+) ten aanzien van de verdachte bodemlagen. Gezien de verspreidingsroute van PFAS via atmosferische depositie is de bovengrond (0-0,5 m -mv) voornamelijk verdacht op het voorkomen van PFAS. Verder is PFAS mobiel en goed oplosbaar in water. Om deze reden wordt ook de ondergrond rond de grondwaterstand aangemerkt als mogelijk verdacht.
Door de omgevingsdienst zijn aanvullende gegevens in XML aangeleverd. Resultaten van verkennend bodemonderzoeken zijn gebruikt. De locatie van de waarnemingen is weergegeven op kaart in bijlage 2. Hier is te zien dat de ruimtelijke spreiding van de aanvullende gegevens beperkt is. Om voldoende ruimtelijke spreiding te krijgen zijn dan ook veldwerkzaamheden uitgevoerd.
De resultaten van in-situ partijkeuringen zijn niet gebruikt, omdat over het algemeen hier grote dieptetrajecten gehanteerd worden (bijvoorbeeld 0-1,0 m -mv). PFAS is voornamelijk aanwezig in de bovengrond. Door het gebruik van grote dieptetrajecten geven de resultaten mogelijk geen goed beeld van de aanwezige PFAS-gehalten in de boven- of ondergrond. In twee bodemonderzoeken is er tevens gebruik gemaakt van grote dieptetrajecten voor resultaten in de ondergrond. Deze waarnemingen zijn niet meegenomen8.
In tabel 3.1 is weergegeven hoeveel waarnemingen er zijn op basis van de aanvullende gegevens. Het aantal waarnemingen voor de bovengrond varieert. In de XML van een aantal onderzoeken zijn namelijk niet alle parameters aanwezig. Zo is voor één onderzoek wel de informatie over de parameter PFOS aanwezig, maar niet de informatie voor de parameter som PFOS.
In vier onderzoeken is geanalyseerd op het pakket van 38 PFAS in plaats van 28 PFAS. In deze XML-bestanden mist echter informatie over een aantal van de 10 extra geanalyseerde stoffen. Zo is er van drie PFAS-stoffen geen informatie bekend9. Uit een steekproef blijkt echter dat er wel op deze parameters geanalyseerd is. Dit blijkt namelijk uit het PDF-rapport. Verder was soms het organisch stofgehalte niet bekend. Als het organisch stofgehalte niet bekend was, hebben we aangenomen dat het organisch stofgehalte lager was dan 10 %. Er is dan geen bodemtypecorrectie toegepast.
Uit de onderzoeken blijkt dat de extra PFAS-parameters niet verhoogd aangetroffen zijn. Dit geeft dan ook geen aanleiding om de bodemkwaliteitskaart op te stellen voor de 38 PFAS-parameters. Verder is bij twee onderzoeken ook op GenX onderzocht. GenX is niet verhoogd aangetroffen. Dit geeft dan ook geen aanleiding om de bodemkwaliteitskaart op te stellen voor GenX.
In bijlage 4 zijn de ‘percentielbladen’ weergeven. Dit zijn tabellen met de statistische weergave van de analysegegevens. Opgenomen hierin zijn onder andere:
Deze statistische kentallen geven een beeld van de kwaliteit van een zone en de variatie daarin (zie paragraaf 4.1 en 4.2). Conform de Richtlijn voor het opstellen van de bodemkwaliteitskaarten dient het gemiddelde te worden gehanteerd voor het kwalificeren van de zone. Voor de overige parameters in de bestaande bodemkwaliteitskaart is het rekenkundig gemiddelde dan ook gebruikt om de kwaliteit te bepalen. Voor PFAS is hierbij aangesloten en is het gemiddelde te gebruiken om de zones te classificeren. De resultaten van de afzonderlijke waarnemingen zijn weergeven in de analysecertificaten en in bijlage 7. De resultaten van de aanvullende gegevens zijn te vinden in de separate rapportages. In bijlage 9 is een lijst opgenomen met referenties van de rapportages.
Verspreid door de regio worden plaatselijk iets hogere waarden aangetroffen hetgeen op enige diffuse heterogeniteit wijst. Dit moet overigens wel in het licht van de zeer lage normen worden gezien. De normen hebben namelijk invloed op de heterogeniteitsberekening. Indien die hoger waren geweest dan was er waarschijnlijk sprake van een homogeen voorkomen van PFAS.
Er is geen sprake van een onverwachte puntbron aangetroffen bij dit onderzoek. In tabel 4.1 zijn de gemiddelde waarden opgenomen voor som PFOS, PFOA en de overige PFAS.
Tabel 4.1 Rekenkundig gemiddelde voor som PFOS, som PFOA en overige PFAS
De rekenkundig gemiddelden voor som PFOA, som PFOS en de overige parameters in de verschillende zones overschrijden de voorlopige achtergrondwaarden niet. In de bovengrond - buitengebied wordt de voorlopige achtergrondwaarde voor PFOS overschreden vanaf de P75. Voor PFOA vindt overschrijding van de voorlopige achtergrondwaarde alleen plaats bij de maximale waarde. In de zone bovengrond – bebouwd gebied vindt overschrijding van de voorlopige achtergrondwaarden voor PFOS en PFOA alleen plaats bij de maximale waarde. In de ondergrond is geen overschrijding van de voorlopige achtergrondwaarde voor PFOS. Voor PFOA is er bij de maximale waarde wel sprake van een overschrijding van de voorlopige achtergrondwaarde. De maximale toepassingsnormen worden nergens overschreden.
Uit de analyses blijkt dat er voornamelijk PFOS en PFOA wordt aangetroffen. Het rekenkundig gemiddelde is voor geen enkele andere PFAS verhoogd ten opzichte van de voorlopige achtergrondwaarde. Incidenteel zijn wel een enkele overige PFAS aangetoond in de boven- en ondergrond, maar dat is nergens klasse bepalend. Overschrijding van de voorlopige achtergrondwaarden vindt niet plaats, behalve bij de maximale waarden in de ondergrond en in de zone Bovengrond – Bebouwd gebied.
De bodemkwaliteitskaarten in dit rapport bestaat uit de kaart met achtergrondgehalten voor de bovengrond en ondergrond.
In bijlage 6 zijn de achtergrondgehalten voor de boven- en ondergrond weergeven gebaseerd op het rekenkundig gemiddelde en zoals weergegeven in tabel 4.1. De toepassingsmogelijkheden zijn afhankelijk van de gehalten PFAS en de beleidsregels (opgenomen in een aparte beleidsnotitie10). In alle zones voldoet het achtergrondgehalte van zowel de bovengrond aan de voorlopige achtergrondwaarden uit het THK voor het toepassen op landbodem buiten grondwaterbeschermingsgebieden.
5.2Betrouwbaarheid bodemkwaliteitskaart
Om de betrouwbaarheid van een bodemkwaliteitskaart te kunnen aantonen, dient de gebiedsindeling op basis van de beschikbare informatie geëvalueerd te worden. Verder is om de betrouwbaarheid van de bodemkwaliteitskaart te beoordelen gekeken naar mogelijke uitbijters als gevolg van puntbronnen en de aangetroffen heterogeniteit.
5.2.1Evaluatie gebiedsindeling
In de Richtlijn worden de volgende minimale eisen gesteld voor het beoordelen van de gebiedsindeling:
Op basis van de resultaten (zie ook hoofdstuk 4 en 5) kan worden gesteld dat aan bovenstaande eisen over het aantal waarnemingen en de ruimtelijke spreiding wordt voldaan voor de 28 PFAS-stoffen waarvoor de bodemkwaliteitskaart is opgesteld omdat:
De heterogeniteitsberekeningen conform de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten (opgenomen in de percentielbladen van bijlage 4) aantonen dat er sprake is van weinig heterogeniteit, met uitzondering van PFOS. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat het verschil tussen de voorlopige achtergrondwaarde en de maximale toepassingsnorm relatief klein is vergeleken met andere parameters
Er is wel sprake van enige ruimtelijk structuur in de aangetroffen gehalten. De aangetroffen gehalten in het buitengebied op de Veluwe zijn hoger dan in de rest van het buitengebied. Het verschil in gehalten is echter klein. De maximale toepassingsnormen worden nergens overschreden. Vanwege het kleine verschil in aangetroffen gehalten is er onvoldoende aanleiding om de Veluwe als apart deelgebied te definiëren.
Om een betrouwbaar beeld te krijgen van de kwaliteit is gekeken naar de gemeten concentraties. Wanneer een extreme waarden aanwezig is, dient conform de Richtlijn bepaald te worden:
Uit de data blijkt dat er geen extreme gehalten zijn aangetroffen. Er is namelijk geen overschrijding van de maximale toepassingsnormen voor PFAS aanwezig.
Heterogeniteit is de mate van spreiding in de gemeten gehalten ten opzichte van de normwaarden. Als er binnen de zone sprake is van sterke heterogeniteit dan kan de algemene kwaliteit (in dit geval het rekenkundig gemiddelde) een vertekend beeld gegeven van de bodemkwaliteit en de kwaliteit van de vrijkomende partijen grond. In dat geval kan de bodemkwaliteitskaart niet als bewijsmiddel dienen. Om de heterogeniteit te bepalen is gebruik gemaakt van de berekening die normaal ook wordt toegepast bij het opstellen van bodemkwaliteitskaarten.11
Hierbij wordt de heterogeniteit bepaald door het berekenen van de heterogeniteitsindex (HI) met de volgende formule:
Om te beoordelen welke mate van heterogeniteit aanwezig is, wordt gekeken naar de waarde van
Voor PFAS ontbreken nog waarden voor Maximale Waarde Industrie en AW2000. Voor deze berekening is voor de Maximale Waarde Industrie gebruik gemaakt van de maximale toepassingsnorm (3/7/3) uit het THK voor toepassen op landbodem, boven grondwaterniveau en buiten grondwaterbeschermingsgebieden. Voor AW2000 zijn de voorlopige achtergrondwaarden (0,8/0,9) gebruikt. De resultaten zijn te zien in bijlage 4.
Op basis van de resultaten is het duidelijk dat er sprake is van weinig heterogeniteit. Uitzondering hierop zijn de PFOS-gehalten in de zone Bebouwd gebied in de bovengrond. Hier is sprake van heterogeniteit.
Dit wordt veroorzaakt door het relatief kleine verschil tussen de achtergrondwaarden en de maximale toepassingsnormen. De betrouwbaarheid van de bodemkwaliteitskaart wordt hiermee niet in twijfel getrokken.
Op basis van de resultaten blijkt PFAS zowel in de boven- als ondergrond voor te komen in de regio De Vallei. Op basis van het rekenkundig gemiddelde wordt de achtergrondwaarde voor PFAS niet overschreden. Wat dit betekent voor het grondverzet is opgenomen in paragraaf 5.1 en de beleidsnotitie12.
Bijlage 1 Veiligheid en kwaliteit
Het keurmerk ‘kwaliteitswaarborg Bodembeheer’ geeft aan dat de activiteiten in het kader bodembeheer, waaronder veldwerk bij milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek goed en betrouwbaar volgens door de overheid opgestelde protocollen en programma’s zijn uitgevoerd. Tauw bv is erkend voor het uitvoeren van veldwerk bij milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek conform de protocollen 2001, 2002, 2003 en 2018. Tauw bv verklaart dat het veldwerk onafhankelijk van de opdrachtgever is uitgevoerd conform de eisen van BRL SIKB 2000. Bij interne opdrachtverlening is gebruik gemaakt van interne functiescheiding onder de voorwaarden die het Besluit bodemkwaliteit hieraan stelt.
De werkzaamheden zijn uitgevoerd conform BRL SIKB 2000: Beoordelingsrichtlijn voor het SIKB procescertificaat Veldwerk bij milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek:
Tauw verklaart hierbij dat het een onafhankelijke positie heeft (en kan behouden) ten opzichte van de opdrachtgever. Dat wil zeggen dat er geen organisatorische relatie bestaat met de opdrachtgever (zuster- of moederbedrijf) of diens eigenaar.
Veiligheid en Gezondheid in ontwerpfase (Arbobesluit)
Bij de ontwerpwerkzaamheden wordt rekening gehouden met de algemene uitgangspunten van Veiligheid en Gezondheid (V&G) volgens artikel 2.26 van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Tauw heeft als ontwerpende partij de wettelijke verplichting voor het maken van een
Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) van het ontwerp. Tauw streeft ernaar om V&G-risico's bij de bron aan te pakken.
De analyses zijn uitgevoerd bij een geaccrediteerd milieulaboratorium.
De aanwezigheid en ligging van kabels en leidingen is bepaald door het doen van een KLIC-melding.
Bijlage 8 Lijst met uitgesloten locaties (tabel)