Organisatie | Altena |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena houdende regels omtrent subsidie peuteropvang en voorschoolse educatie (Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Altena 2020) |
Citeertitel | Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Altena 2020 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Aanvraag formulieren peuteropvang en VE 2021 Aanvraagformulier verzoek tot vaststelling 2021 |
Geen
https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Altena/620178/CVDR620178_1.html
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2021 | nieuwe regeling | 24-11-2020 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena;
gelet op artikel 3, artikel 6 lid 4, artikel 7 lid 4, artikel 8 lid 3, artikel 9 lid 3 aanhef en onder g., artikel 12, artikel 14, artikel 15 lid 3 en artikel 16 van de Algemene subsidieverordening Altena 2019;
vast te stellen de volgende regeling:
Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Altena 2020 met inbegrip van de daarbij behorende bijlage 1.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
Het bepaalde in deze subsidieregeling is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders voor de in artikel 3 bedoelde activiteiten.
Artikel 3. Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen
Startsubsidie kan uitsluitend eenmalig per VE-kindercentrum in oprichting worden verstrekt voor de in lid 2 genoemde activiteiten mits die activiteiten noodzakelijk zijn voor het opstarten van VE, en met dien verstande dat dit op het desbetreffende VE-kindercentrum in oprichting moet resulteren in een daadwerkelijke bezetting van een of meer VE-kindplaatsen binnen een jaar na de beschikking tot subsidieverlening.
Het college kan besluiten de uitvoeringssubsidie voor een VE-kindplaats van een doelgroeppeuter te verlengen tot maximaal 3 maanden na het bereiken van de leeftijd van 4 jaar, indien er is sprake is van een situatie waarin het wenselijk is dat het kind langer verblijft op het VE-kindercentrum en nog niet doorstroomt naar de basisschool. Dit kan voorts alleen wanneer er een gezamenlijke gemotiveerde aanvraag door ouders, houder en onderwijs wordt ingediend bij het college door middel van het daartoe door het college vastgestelde aanvraagformulier. Deze aanvraag moet uiterlijk worden ingediend als een kind 3 jaar en 10 maanden is.
Artikel 4. Doelgroep subsidieontvangers, voorwaarden en subsidiabele periode
Uitvoeringssubsidie voor een reguliere kindplaats als bedoeld in artikel 3 lid 4, onder a en b wordt uitsluitend per kalenderjaar verstrekt mits de houder verklaart gedurende de periode waarop subsidieverlening betrekking heeft te voldoen aan de volgende eisen:
Indien het verwachte verzamelinkomen van ouders wijzigt ten opzichte van het verzamelinkomen dat is aangegeven op de inkomensverklaring van de ouders, dan dient de houder in zijn administratie deze verklaring aan te vullen met documenten waaruit de hoogte van het nieuwe verwachte verzamelinkomen blijkt. Dergelijke documenten zijn: salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering, etc. Uit deze documenten dient te blijken dat de inkomenswijziging structureel is en ieder geval geldt voor de maand voorafgaand aan afname van een reguliere kindplaats of VE-kindplaats.
De houder dient ieder kwartaal per (VE-)kindercentrum aan het college te rapporteren welke aantallen reguliere kindplaatsen en VE-kindplaatsen zijn bezet. Hiervoor gelden de peildata 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober. Per peildatum dient de houder binnen twee weken de actuele cijfers aan de gemeente te overleggen. Zo nodig vindt er overleg plaats tussen de gemeente en de houder naar aanleiding van deze rapportages.
Artikel 5. Subsidiabele kosten
De startsubsidie heeft uitsluitend betrekking op de kosten die resteren na aftrek van bijdragen van derden en die naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk zijn voor uitvoering van de activiteiten als bedoeld in artikel 3, lid 1 en lid 2.
Ouders uit de verschillende groepen als bedoeld in artikel 3 lid 4 betalen de houder voor afname van een reguliere kindplaats of VE-kindplaats de volgende bedragen:
voor groep a zoals bedoeld in artikel 3 lid 4 onder a: ouders betalen de houder voor maximaal 160 uur per half jaar de inkomensafhankelijke ouderbijdrage per uur tot het fiscaal maximum (op basis van de VNG-adviestabel) plus het verschil tussen het fiscaal maximum en de uurprijs van de aanbieder. Alle uren boven de 160 uur zijn volledig voor eigen kosten van de ouder.
voor groep b zoals bedoeld in artikel 3 lid 4 onder b: ouders betalen de houder voor maximaal 320 uur per jaar de inkomensafhankelijke ouderbijdrage per uur tot het fiscaal maximum (op basis van de VNG-adviestabel) plus het verschil tussen het fiscaal maximum en de uurprijs van de aanbieder. Alle uren boven de 320 uur zijn volledig voor eigen kosten van de ouder.
Artikel 8. De aanvraag tot subsidieverlening
Een aanvraag om startsubsidie moet worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier en dient, naast de gegevens zoals genoemd in artikel 6 van de Algemene Subsidieverordening, vergezeld te zijn van een beschrijving en planning van de activiteiten, waaruit blijkt dat en wanneer voldaan wordt aan de eisen gesteld in artikel 3, lid 1 en lid 2.
Een aanvraag om uitvoeringssubsidie moet worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier en dient, naast de gegevens zoals genoemd in artikel 6 van de Algemene Subsidieverordening, vergezeld te zijn van een reële inschatting van het aantal door peuters bezette reguliere en VE-kindplaatsen per (VE-)kindercentrum in het komende kalenderjaar en een verklaring waarin de houder verklaart te zullen voldoen aan de eisen als bedoeld in artikel 4 lid 2.
Een aanvraag om startsubsidie, als bedoeld in artikel 3, lid 1, wordt, in afwijking van artikel 7, lid 3, van de Algemene Subsidieverordening, ingediend uiterlijk 12 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten zoals genoemd in artikel 3, lid 2, waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.
Artikel 11. Aanvullende verplichtingen voor de subsidieontvanger
Indien gedurende de periode waarop de subsidieverlening betrekking heeft tijdens controle door gemeente, GGD en/of onderwijsinspectie blijkt dat het betreffende (VE-)kindercentrum niet voldoet aan de voorwaarden uit het Kwaliteitskader VVE, is de houder verplicht aantoonbare inspanningen te plegen om gedurende de subsidieperiode wel aan de voorwaarden te voldoen.
Artikel 12. Aanvullende weigeringsgronden
Overeenkomstig artikel 9 lid 3 aanhef en onder 9, van de Algemene Subsidieverordening kan subsidie worden geweigerd als:
Artikel 14. (Aanvraag) vaststelling en verantwoording van de subsidie
Een aanvraag tot vaststelling van uitvoeringssubsidie moet worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier binnen de in de Algemene Subsidieverordening genoemde termijnen. De eindverantwoording en vaststelling van de uitvoeringssubsidie vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in de desbetreffende artikelen van de Algemene Subsidieverordening en de Algemene wet bestuursrecht.
In afwijking van het bepaalde in lid 2 dient de subsidieontvanger, in afwijking van artikel 15 lid 1 van de Algemene Subsidieverordening, bij subsidies van € 50.000,-- en hoger een aanvraag tot vaststelling in te dienen door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier binnen 13 weken na afloop van het kalenderjaar waarvoor subsidie is verleend.
In aanvulling op lid 2 en lid 3 geldt voor uitvoeringssubsidies vanaf € 10.000 dat het college bij de houder nadere gegevens kan opvragen om de rechtmatigheid van de subsidie te controleren. De houder is verplicht het college desgewenst daartoe inzage te geven in diens administratie betreffende onder meer:
Het college kan afwijken van deze subsidieregeling als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 24 november 2020.
Het college van burgemeester en wethouders van Altena,
de secretaris,
drs. A.J.E. van der Werf-Bramer
de burgemeester
drs. E.B.A. Lichtenberg MCM
Burgemeester en wethouders zijn conform artikel 167 van de Wet op primair onderwijs verplicht om vast te stellen welke kinderen in aanmerking komen voor voorschoolse educatie.
De definiëring van de doelgroep komt tot stand met de bevoegde gezagsorganen van scholen en de houders van kindercentra of peuterspeelzalen als bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in de gemeente. Op basis hiervan zijn in het verleden in Werkendam, Wijk en Aalburg en Woudrichem afzonderlijke definities vastgesteld. Deze definities zijn geharmoniseerd tot één geheel.
Het college van Altena stelt de volgende doelgroepdefinitie vast voor de gemeente Altena:
Kinderen die voor voorschoolse educatie in aanmerking komen zijn peuters woonachtig in Altena tussen 2,5 en 4 jaar oud, die:
Deze definitie zal jaarlijks geëvalueerd worden in het VVE overleg waarin de kinderopvangorganisaties, het onderwijs maar ook de GGD Jeugdgezondheidszorg en de bibliotheek zijn vertegenwoordigd.