Organisatie | Zuidplas |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Zuidplas houdende regels omtrent het sturen en het beheersen van de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen en de financiële posities van de gemeentelijke organisatie (Treasurystatuut Gemeente Zuidplas 2020) |
Citeertitel | Treasurystatuut Gemeente Zuidplas 2020 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt het Treasurystatuut Gemeente Zuidplas 2010.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-12-2020 | nieuwe regeling | 08-10-2020 | Z20.000108 |
In dit statuut wordt verstaan onder:
Derivaten: Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Deze onderliggende waarden kunnen reële producten zijn zoals grondstoffen, of financiële producten zoals effecten. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om valuta- en renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.
Geldlening met uitgestelde storting: Hiervan is sprake indien een geldlening wordt aangetrokken waarvan de hoofdsom niet op het moment van aangaan van de leningsovereenkomst wordt gestort doch in de toekomst wordt gestort maar waarvan het rentepercentage op het moment van het aangaan van de leningsovereenkomst wordt vastgelegd.
Interest (of rente): De vergoeding die in rekening gebracht wordt voor het tijdelijk beschikbaar stellen van liquiditeiten (het lenen). De entiteit die de beschikkingsmacht over de liquiditeiten afstaat is de crediteur. De entiteit die de beschikkingsmacht tijdelijk verkrijgt is de debiteur. De interest wordt veelal uitgedrukt in een percentage van de hoofdsom op jaarbasis. Interest is daarbij een vorm van huur.
Saldo rentecompensatie circuit: De debet- en credit valutaire saldi van meerdere rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo; over dit gecombineerde saldo berekent de bank de te betalen of ontvangen rente. Een en ander is echter alleen mogelijk wanneer de organisatie deze rekeningen bij één bank aanhoudt.
Met betrekking tot het risicobeheer gelden de volgende uitgangspunten:
Het renterisico op de netto vlottende schuld is begrensd tot de kasgeldlimiet, gemiddeld over een kwartaal, conform de Wet Fido. Deze grens mag niet structureel (langer dan twee kwartalen) worden overschreden. Indien de kasgeldlimiet voor een derde achtereenvolgende kwartaal wordt overschreden, wordt de toezichthouder hiervan in kennis gesteld en een plan voorgelegd om weer binnen de kasgeldlimiet te komen.
Het gebruik van rente-instrumenten is toegestaan indien deze worden gebruikt voor het partieel afdekken van renteposities (zie artikel 3). Toegestaan zijn: aantrekken van geldleningen met uitgestelde storting en het aantrekken van geldleningen die nog niet meteen benodigd zijn. Overige rente-instrumenten waaronder de in de Wet Fido genoemde derivaten zijn niet toegestaan.
Artikel 6. Intern liquiditeitsrisicobeheer
De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitsprognose (looptijd tot één jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitsprognose met een looptijd van minimaal vier jaar.
Valutarisico’s van de gemeente worden uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de euro.
Artikel 13. Uitlenen van gelden aan derden
Op grond van artikel 160 van de Gemeentewet is het college van B&W bevoegd tot het aangaan van rechtshandelingen, hieronder vallen ook het uitlenen van gelden aan derden. In alle gevallen zal het college van B&W een dergelijk besluit vooraf aan de raad voorleggen om diens wensen en/of bedenkingen te vernemen.
Artikel 14. Verstrekken van gemeentegaranties en borgstellingen.
Op grond van artikel 160 van de Gemeentewet is het college van B&W bevoegd tot het aangaan van rechtshandelingen van de gemeente te besluiten, hieronder vallen ook het verstrekken van gemeentegaranties en borgstellingen op door derden aangetrokken leningen voorbehouden aan het college van B&W. In alle gevallen zal het college een dergelijk besluit vooraf aan de raad voorleggen om diens wensen en/of bedenkingen te vernemen.
De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:
Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht (lidstaten Europese Unie en Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) te vallen, zoals de Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.
Artikel 17. Saldo- en liquiditeitsbeheer
Voor het saldobeheer en het liquiditeitsbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:
Artikel 18. Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle
In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.
Artikel 21. Informatievoorziening
De gemeenteraad ontvangt de volgende informatie met betrekking tot de treasuryactiviteiten:
Aldus besloten in de openbare digitale vergadering van de raad van de gemeente Zuidplas gehouden op 8 oktober 2020.
Ondertekening
Griffier
P. van Vugt
Voorzitter
J.F. Weber
Onder treasury wordt verstaan het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen en de hieraan verbonden risico’s.
Doel van het treasurystatuut is om de gemeenteraad met behulp van dit treasurystatuut en de treasuryparagrafen in de begroting en jaarrekening de mogelijkheid te bieden invulling te geven aan haar verordenende en controlerende bevoegdheid.
In dit treasurystatuut wordt het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie
(zie artikel 2). Vervolgens wordt in het statuut aangegeven binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet Fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het risicoprofiel van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.
De financieringsparagraaf in de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het statuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille ) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet Fido en het treasurystatuut blijven. De financieringsparagraaf in de jaarrekening geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.
In dit treasurystatuut zijn derhalve de afspraken tussen raad en college vorm gegeven. Daarnaast blijft duidelijk naar voren komen wat de uitvoerende taken van het college van burgemeester en wethouders zijn en de daarbij passende verantwoording. Het resultaat is een duidelijke bestuurlijke verantwoordingsstructuur van de treasuryfunctie.
Het Treasurystatuut Gemeente Zuidplas 2020 beslaat vierentwintig artikelen.
Bevat de regels waaraan het treasurybeleid moet voldoen en de wijze waarop de toezichthouder geïnformeerd dient te worden.
Regelt de bevoegdheden van raad en college. Tevens geeft artikel 212 aan dat gemeenten verplicht zijn een financiële verordening op te stellen. In deze verordening is o.a. vastgelegd dat regels met betrekking tot de financieringsfunctie zijn vastgelegd in het voorliggende treasurystatuut.
Besluit Begroting en Verantwoording
Regels de inrichting van de financiële huishouding in relatie tot het financieringsbeleid. Artikel 9 bevat bijvoorbeeld het voorschrift dat gemeenten een financieringsparagraaf moeten opnemen in de begroting en de jaarrekening.
Wet Houdbare overheidsfinanciën
Wet met het doel het EMU-saldo en de EMU-schuld te beheersen.
Regelgeving betreffende staatssteun
Regelingen met als doel het voorkomen van oneerlijke concurrentie tussen lidstaten. Het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak dient aan deze regels te worden getoetst.
In deze wet is vastgelegd dat de integrale kostprijs moet worden doorberekend voor economische activiteiten en dat overheden eigen overheidsbedrijven niet mogen bevoordelen ten opzichte van concurrerende bedrijven. Van belang bij het verstrekken van leningen of garanties.
Regeling schatkistbankieren decentrale overheden
Regels ter uitvoering van het verplicht schatkistbankieren voor decentrale overheden.
Regeling uitzetting en derivaten overheden (Ruddo)
Regels waar uitzettingen – voor zover die niet in de schatkist dienen te worden aangehouden (zie Skb hierboven) – aan moeten voldoen.
Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden (Bldo)
Regelt de voorwaarden voor gemeenten die geld willen lenen.
Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden (Ufdo)
Verdere uitwerking van bepalingen uit de Wet Fido over de kasgeldlimiet en de renterisiconorm.
Artikel 1 In artikel 1 worden de begrippen van de treasuryfunctie toegelicht.
Voorbeeld bij g: De financieringsgarantie is verreweg de vorm die het meest voor komt. Met een financieringsgarantie stelt de gemeente de garantienemer in staat om een geldlening te verkrijgen die hij anders niet had kunnen krijgen dan wel tegen (veel) ongunstiger voorwaarden.
Artikel 2 In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze doelstellingen afzonderlijk toegelicht.
Artikel 2 lid 1. In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.
Artikel 2 lid 2. Door haar activiteiten loopt de gemeente de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. In de artikelen 4 tot en met 15 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.
Artikel 2 lid 3. De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.
Artikel 2 lid 4. De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijke rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s, de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet Fido en dit treasurystatuut kan desondanks worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.
Artikel 3. In dit artikel wordt het fundament onder het door de gemeente te hanteren treasurybeleid uiteen gezet. De Wet Fido schrijft een prudent treasurybeleid voor en geeft daarnaast richtlijnen ten aanzien van het beheersen van (toekomstige) renterisico’s.
Er kunnen ter uitvoering van het treasurybeleid drie verschillende invalshoeken worden gekozen:
De keuze voor het type strategie is afhankelijk van een analyse van:
Gegeven het door de Wet Fido voorgeschreven prudente treasurybeleid aangevuld met de wetenschap dat in een complexe (politieke) organisatie als een gemeente de informatiestromen, zeker op middellange en lange termijn, een bepaalde mate van onnauwkeurigheid in zich hebben wordt voor de gemeente gekozen voor een offensieve strategie. Een defensieve strategie is toepasbaar bij een hoge mate van betrouwbaarheid van de informatiestromen terwijl een agressieve strategie in strijd is met het door de Wet Fido voorgeschreven prudente treasurybeleid.
Inherent aan een complexe organisatie als een gemeente is dat toekomstige geldstromen qua volume en momenten lastig zijn in te schatten. Daarom wordt er voor gekozen om het renterisico op toekomstige verwachte renteposities gedeeltelijk af te dekken indien de rentevisie daar aanleiding toe geeft.
Artikel 4 lid 1. Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente.
Een belangrijk uitgangspunt van de Wet Fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rente typische looptijd tot één jaar) is in de Wet Fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend, middels het percentage conform de richtlijnen van het Ministerie, van het begrotingstotaal (zie artikel 3 en 4 van de Wet Fido).
Artikel 4 lid 2. Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rente typische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (in 2001 30%, daarna 20%) te vermenigvuldigen met het begrotingstotaal (zie artikel 6 lid 1 van de Wet Fido).
Artikel 4 lid 3. Voor het afdekken van toekomstige renterisico’s zijn rente-instrumenten benodigd. De gemeente staat in dit verband toe om leningen met uitgestelde storting en leningen die nog niet meteen benodigd zijn aan te trekken. Het hanteren van overige instrumenten zoals financiële derivaten is expliciet uitgesloten.
Artikel 4 lid 4. Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt bedragen slechts te lenen c.q. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.
Artikel 4 lid 4/5. Een rentevisie is een toekomstverwachting over de renteontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd of het eerder aantrekken van financieringsmiddelen dan op dat moment benodigd indien een rentestijging wordt verwacht.
Artikel 4 lid 6. Door spreiding aan te brengen in de rente typische looptijd (de periode dat de rente gedurende een bepaalde periode vast is) van leningen en uitzettingen wordt de invloed van een rentewijziging op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. In geval van uitzettingen is deze spreiding slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.
Artikel 5. In artikel 5 wordt uitgewerkt op welke wijze kredietrisico’s in geval van uitzetting van tijdelijk overtollige middelen en in geval van uitlenen van gelden aan derden in het kader van de uitoefening van de publieke taak worden beheerst.
Het uitzetten van tijdelijk overtollige middelen zal te allen tijde plaatsvinden bij partijen die voldoen aan de criteria die in artikel 15 lid 2 en 3 worden genoemd:
Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht (lidstaten Europese Unie en Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) te vallen, zoals de Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.
Bij het uitlenen van gelden aan derden in het kader van de uitoefening van de publieke taak zal de kredietwaardigheid van de derde worden beoordeeld onder andere op basis van de aantoonbare vrije geldstromen van de derde gedurende de periode dat de lening wordt verstrekt. Daarnaast zal getracht worden aanvullende zekerheden te vestigen zoals een recht van 1e hypotheek, pandrechten en dergelijke.
Artikel 6. Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan bijvoorbeeld tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken terwijl er een uitzetting vast staat in bijvoorbeeld een deposito.
Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. Teneinde aansluiting te zoeken op de meerjarige investeringsplanning van de gemeente is gekozen een liquiditeitenplanning met een periode van minimaal vier jaar op te stellen.
In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de afdeling Financiën juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.
Artikel 7. Valutarisico’s van de gemeente worden uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de euro.
Artikel 8. In dit artikel wordt uitgewerkt op welke wijze de gemeente in de kortlopende financieringsbehoefte voorziet. Met financieringen voor een periode van korter dan één jaar worden financieringen met een rentetypische looptijd tot maximaal één jaar bedoeld.
In de praktijk betreft dit dagelijkse werkzaamheden van de treasury.
Artikel 8 lid 2. Bepaald welke instrumenten zijn toegestaan voor het aantrekken van gelden voor een periode tot maximaal een jaar.
Artikel 8 lid 3. Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet Fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet Fido) nadrukkelijk niet toegestaan.
Artikel 8 lid 4. Gegeven het zeer gering aantal partijen dat kan concurreren met partijen als BNG is het niet zinvol vast te leggen dat voor het aantrekken van kortlopende financieringsmiddelen offerte bij meerdere instellingen op te vragen.
Artikel 9. In dit artikel wordt uitgewerkt op welke wijze de gemeente in de langlopende financieringsbehoefte voorziet. Met financieringen voor een periode van langer dan één jaar worden financieringen met een rentetypische looptijd langer dan één jaar bedoeld.
het college is bevoegd langlopende financieringsmiddelen aan te trekken.
Artikel 9 lid 2. Afstemming op de liquiditeitsprognose beoogt bedragen slechts te lenen gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig zijn.
Artikel 9 lid 2b. In beginsel worden geen financieringsmiddelen aangetrokken specifiek ter financiering van een bepaalde investering (projectfinanciering). Indien dit om enige reden toch wenselijk is vereist dit een apart raadsbesluit.
Artikel 9 lid 2e. Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.
Artikel 9 lid 2f. Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldverstrekkende partij kunnen worden vastgesteld.
Artikel 9 lid 2g. Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete)-clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.
Artikel 10. Langlopende geldleningen kunnen worden gesloten met een herziening van de rente na een aantal jaren. In de praktijk zal de financierende partij een rente-aanbod doen welke door de gemeente op marktconformiteit dient te worden beoordeeld. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt zal de lening moeten worden afgelost en bij een andere geldverstrekker moeten worden geherfinancierd.
De mogelijkheid bestaat om opgenomen langlopende geldleningen vervroegd af te lossen; dit kan gepaard gaan met het betalen van een boeterente. Dit laatste zal zich voordoen als de markrente op het moment van vervroegd aflossen lager is dan de coupon van de lening.
Aan de overweging om tot vervroegd aflossen over te gaan dient een gedegen afweging te zijn gemaakt van de voor- en nadelen.
De kaders en limieten voor de renteherzieningen en vervroegd aflossen worden in de paragraaf financiering van de begroting aangegeven.
Artikel 11. Kortlopende uitzettingen tot maximaal één jaar vloeien voort uit de treasuryfunctie en ontstaan door het niet (nooit) synchroon lopen van inkomende- en uitgaande geldstromen. Deze tijdelijk overtollige middelen worden uitgezet in rekening courant of bij het Agentschap van het Ministerie van Financiën op grond van de regeling Schatkistbankieren.
De treasury streeft er naar de omvang van overtollige liquiditeiten zo laag mogelijk te houden.
Artikel 12. Uitzettingen voor een periode langer dan één jaar kunnen voortvloeien uit de treasuryfunctie (zie toelichting op artikel 11). Op zich is dit een ongewenste situatie doch wanneer het zich voordoet zullen de uitzettingen plaatsvinden op een depositorekening bij het Agentschap van het Ministerie van Financiën op grond van de regeling Schatkistbankieren.
Artikel 13 en 14. Tot het verstrekken van een geldlening aan derden of het verstrekken van een gemeentegarantie of borgstelling zal slechts worden overgegaan indien de gemeente een gewenst maatschappelijk effect beoogt of ongewenste maatschappelijke effecten, zoals het verdwijnen van een bepaalde voorziening wil vermijden.
Vertrekpunt zal altijd zijn dat de partij waaraan de lening of garantie/borgstelling wordt verstrekt zelf geen financiering kan verkrijgen.
Artikel 15 lid 1. Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal eens in de 5 jaar plaats moet hebben.
Artikel 15 lid 1d. Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 1b zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente voor tussenpersonen als eis dat zij onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.
Artikel 16 lid 1. Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (c.q. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.
Artikel 16 lid 2. Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillende banken over te boeken.
Daarnaast leidt het aanhouden van rekeningen bij meerdere banken tot hogere kosten betalingsverkeer.
Artikel 17 lid 1. Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen(-courant) van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet- en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.
Artikel 17 lid 3. In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld staat voor een opgenomen of uitgezette lening voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vast rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening-courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening-courant.
Artikel 18. Bij de treasuryfunctie zijn veel personen en organen betrokken. Het statuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, is in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.
Artikelen 19 en 20. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 19 respectievelijk artikel 20 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.
Artikel 20. Lid 4 De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij de raad.
Het college van B&W stelt nadere regels op voor het uitvoeren van het treasurybeleid.
De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, wat als voordeel heeft dat er slagvaardiger kan worden geopereerd. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.
Artikel 21. Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste voorwaarden voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.