Organisatie | Culemborg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Culemborg houdende regels omtrent Standplaatsenbeleid 2020 |
Citeertitel | Standplaatsenbeleid 2020 Gemeente Culemborg |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-12-2020 | nieuwe regeling | 27-10-2020 | Regelgevingregister 2020, nr. 1.19 |
De viskraam in het winkelcentrum, de loempiawagen in het centrum, de bloemenstal en kerstbomenverkoop op de hoek van de staat zijn niet meer weg te denken uit het Nederlandse straatbeeld. Het verlevendigt het straatbeeld, het voorziet in een behoefte en het verschaft werkgelegenheid.
De standplaatsen bevinden zich in of grenzen aan de openbare ruimte en dus is er een vergunning nodig. Het aanvragen van een vergunning voor een standplaats bij de gemeente is relatief eenvoudig. De gemeente kijkt of een standplaats mogelijk is op de door de ondernemer gekozen plek vanuit het oogpunt van openbare orde en verkeersveiligheid. De gemeente toetst of de aanvraag past binnen de gestelde voorwaarden en verleent de vergunning als daaraan voldaan wordt. Aan het verkrijgen van de vergunning zijn kosten, leges, verbonden. Daarnaast zijn er precariokosten voor het gebruik maken van de gemeentelijke grond.
De gemeente gaat niet over wat er voor producten verkocht mogen worden, dat bepaalt de standplaatshouder zelf.
Het huidige gemeentelijke standplaatsenbeleid is van 2008. In dit beleid is een aantal zaken rondom het innemen van standplaatsen geregeld. Een tweetal uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in 2016 en 2017 zijn aanleiding geweest om het standplaatsenbeleid van de gemeente Culemborg te herzien.
Dit nieuwe beleidskader Standplaatsenbeleid gemeente Culemborg 2020 vervangt het beleidskader uit 2008.
Op 2 november 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) een uitspraak 1 gedaan in het kader van het gelijkheidsbeginsel en schaarse vergunningen. De belangrijkste punten in die uitspraak zijn:
Met andere woorden, bij de verlening van schaarse vergunningen moet de gemeente de ruimte bieden aan gegadigden om mee te dingen naar de beschikbare vergunning(en). Daarnaast mogen schaarse vergunningen zoals de standplaatsvergunning niet meer voor onbepaalde tijd worden verleend. In de uitspraak van 2 november 2016 ging het om een exploitatievergunning voor een speelautomatenhal, die als schaars kon worden aangemerkt. Op 12 april 2017 oordeelde de Afdeling dat ook standplaatsvergunningen als potentieel schaars moet worden beschouwd2 .
Het standplaatsenbeleid is een invulling / uitwerking van artikel 5:17 t/m 5:21 van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna te noemen APV). Dit vormt dan ook het wettelijk kader van dit beleid. Het beleid biedt ondernemers duidelijkheid over hun mogelijkheden en positie. Daarnaast geeft het beleid de kaders aan waarbinnen de vergunningverlening plaatsvindt en schept duidelijkheid voor het handhaven van de regelgeving.
Samenvattend is het doel van dit beleid:
Het doel van dit standplaatsenbeleid is om de standplaatsen zo vorm te geven dat risico’s voor de openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en milieu worden voorkomen. Naast het standplaatsenbeleid staan in de APV een aantal uitgangspunten ten aanzien van vergunningen in algemene zin die ook betrekking hebben op standplaatsvergunningen en specifiek betrekking hebbend op standplaatsen.
In dit artikel staat dat vergunningen voor onbepaalde tijd te worden verleend. Hier zijn echter uitzonderingen op. Bij beleidsregels en naar aanleiding van jurisprudentie3 mag het college geen nieuwe standplaatsvergunningen meer voor onbepaalde tijd verlenen, aangezien dat een oneerlijk voordeel oplevert voor de vergunninghouder.
In dit artikel wordt de een definitie van een standplaats gegeven. Onder een standplaats wordt verstaan: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de open lucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel. Hier onder vallen geen vaste plaatsen op een jaarmarkt of markt en vallen niet de kraampjes op een evenement. Deze vallen onder andere bepalingen in de APV.
Dit artikel stelt dat het verboden is een standplaats in te nemen of te hebben zonder vergunning van het college. Het college weigert de vergunning bijvoorbeeld als er sprake is van strijd met een geldend bestemmingsplan of in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu. Aan de vergunning kunnen op grond van artikel 1:4 van de APV aanvullende voorschriften worden verbonden.
Naast de APV zijn er ook andere regels van toepassing op standplaatsen. Deze stellen vanuit andere motieven eisen aan standplaatsen. Voorbeelden hiervan zijn:
De Wet ruimtelijke ordening geeft de gemeente een aantal instrumenten om gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van gronden binnen de gemeente te regelen. Het belangrijkste instrument daartoe is vooralsnog (tot 1 januari 2021) het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is gericht op verwezenlijking van het ruimtelijk beleid en heeft daarmee een ander doel dan de APV.
De nog in werking te treden Omgevingswet (naar verwachting op 1 januari 2021) bundelt en moderniseert in één wet alle wetten voor de leefomgeving. Met invoering van de Omgevingswet zullen de verschillende bestemmingsplannen, regels uit gemeentelijke verordeningen die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving en de ‘bruidsschat’ (door het rijk overgehevelde regelgeving) in één omgevingsplan worden vormgegeven. Het omgevingsplan zal, net als de hiervoor genoemde bestemmingsplannen, gericht zijn op de verwezenlijking van het ruimtelijk beleid.
Op het drijven van handel in waren (waaronder etenswaren) is de Warenwet van toepassing. De Warenwet stelt regels met betrekking tot de hygiëne en degelijkheid van producten. Het toezicht op de naleving van de bepalingen van de Warenwet wordt uitgevoerd door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. De voorschriften die uit de Warenwet voortvloeien gelden naast de voorschriften die door het college gesteld kunnen worden op basis van een standplaatsvergunning.
De Wet milieubeheer stelt vanuit het oogpunt van het milieu diverse regels aan inrichtingen. In bepaalde gevallen kunnen standplaatsen worden aangemerkt als een inrichting, bijvoorbeeld bij de verkoop van gebakken vis / snacks vanaf een vaste standplaats die enkele dagen per week in bedrijf is. Op dergelijke inrichtingen zijn dan de regels uit het aan de Wet milieubeheer vasthangende Activiteitenbesluit van toepassing.
De huidige situatie van de standplaatsen in Culemborg is grotendeels terug te voeren op het beleid dat in 2008 is vastgesteld.
In de gemeente Culemborg zijn er 3 soorten standplaatsen:
Hieronder volgt een beknopte opsomming van de beleidsregels zoals die destijds zijn vastgesteld:
De vergunningen hebben een persoonlijk karakter. Dat betekent dat de vergunninghouder daadwerkelijk zelf de standplaats moet innemen en hij of zij zijn/haar rechten niet aan een ander kan overdragen. Wanneer aan een rechtspersoon vergunning is verleend, dan moet de standplaats ingenomen worden door een natuurlijk persoon, die een overwegende invloed heeft op de bedrijfsvoering en het besluitvormingsproces binnen de rechtspersoon
Het college houdt de beslissing op een aanvraag voor een standplaatsvergunning aan, als de aanvraag tevens een Wet milieubeheer-plichtige activiteit betreft en indien geen toepassing kan worden gegeven aan de weigeringsgronden genoemd in de APV, tot de dag waarop de beslissing over de Wet milieubeheer-vergunningaanvraag is genomen.
In bijlage 1 treft u een overzicht aan van de bezetting en locaties van vaste standplaatsen in Culemborg.
Het college stelt beleidsregels vast waarin wordt aangegeven wanneer wel of niet tot het afgeven van een standplaatsvergunning wordt overgegaan. De beleidsregels moeten altijd herleidbaar zijn tot een van de in artikel 5:18 APV genoemde weigeringsgronden, naast de algemene weigeringsgronden.
Daarnaast kan het college nog een aantal zaken in het standplaatsenbeleid kan vastleggen. Deze worden hieronder weergegeven.
Van toepassing op alle drie de soorten standplaatsen:
Van toepassing op de vaste standplaatsen:
Zoals aangegeven in het juridisch kader zijn er een aantal weigeringsgronden opgenomen in de APV, artikel 5:18. Dit zijn weigeringsgronden:
Hieronder worden de afzonderlijke weigeringsgronden besproken.
Ad. a t/m d Openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid en bescherming van het milieu
Het begrip openbare orde is een breed begrip en omvat in ieder geval de bescherming tegen een werkelijke en voldoende ernstige bedreiging van een fundamenteel belang van de samenleving. Daarnaast kan het gaan om onderwerpen in verband met de menselijke waardigheid, de bescherming van minderjarigen en kwetsbare volwassenen en dierenwelzijn.
Standplaatsen waar goederen te koop worden aangeboden trekken verkeer aan, waarmee mogelijk ongewenste oversteekbewegingen door voetgangers en ontoelaatbaar rijwielverkeer in voetgangersgebieden kunnen ontstaan. Ook parkerende en geparkeerde auto’s kunnen overlast in de omgeving veroorzaken. In het belang van de verkeersveiligheid is het daarom niet mogelijk overal een standplaats in te nemen.
Ad. e Redelijke eisen van welstand
Deze weigeringsgrond kan gehanteerd worden als een of meer standplaatsen worden ingenomen op een zodanige plaats dat het straatbeeld ernstig verstoord wordt. Met deze weigeringsgrond kan niet alleen verkapte marktvorming worden tegengegaan, ook wordt daarmee het aanzien van monumentale gebouwen of stedenbouwkundige ensembles gewaarborgd. Het college bepaalt zelfstandig de inhoud van deze weigeringsgrond waarbij de welstandscommissie om advies gevraagd kan worden.
Er zijn verschillende mogelijke criteria voor toepassing van de weigeringsgrond redelijke eisen van welstand (niet uitputtend). Een vergunning tot het innemen van een standplaats kan worden geweigerd als:
Een voorbeeld voor de toepassing van deze weigeringsgrond is het niet toestaan van vaste standplaatsen op de Markt / Varkensmarkt. In ditzelfde kader worden ook incidentele standplaatsen, die voor langere tijd voor de Markt / Varkensmarkt worden aangevraagd, geweigerd.
Voorbeelden van andere weigeringsgronden treft u aan in bijlage 1.
5.2 Regulering aantal vergunningen
De bepaling dat niet meer dan twee standplaatsvergunningen per locatie per tijdseenheid worden verleend, die niet dezelfde branche mogen betreffen, blijft ook in dit nieuwe standplaatsenbeleid van kracht vanuit het belang van openbare orde en verkeersveiligheid. Hiermee wordt tevens een concentratie van in te nemen standplaatsen tegengegaan en marktvorming voorkomen.
Enige uitzondering die in de loop der jaren ontstaan is, is het Chopinplein waar op zaterdag vier standplaatsen in gebruik zijn in plaats van twee. Dit wordt in stand gehouden, recht doende aan de ondernemers die hier sinds jaar en dag staan. Wel geldt een sterfhuisconstructie, dus als er een standplaatshouder weggaat op die plaats dan wordt deze pas opnieuw ingevuld als er daarmee maximaal twee standplaatsen in gebruik zijn. Standplaats nummer 3 en 4 worden niet opnieuw ingevuld.
Daarnaast is er een uitzondering op de Markt / Varkensmarkt op de vrijdag en zaterdag. 1 standplaatshouder staat al tientallen jaren op vrijdag en zaterdag op die locatie en 1 andere neemt op zaterdag sinds jaar en dag een standplaats in. Ook hierbij geldt een sterfhuisconstructie, op het moment dat deze standplaatshouders stoppen dan vervallen deze standplaatsen.
Daarnaast wordt een maximaal aantal standplaatsen gehanteerd van 40 in de gemeente Culemborg. Ten tijde van de totstandkoming van het beleid zijn 36 standplaatsvergunningen afgegeven, waarmee er op de aangegeven plaatsen (zie bijlage 2) nog ruimte voor in totaal 4 nieuwe standplaatsvergunningen is.
5.3 Standplaatslocaties en branches
Om marktvorming in de directe omgeving van een standplaatslocatie te voorkomen, wordt een straal van ca. 100 meter aan gehouden als gebied waarbinnen geen andere standplaatslocatie kan worden aangewezen.
Daarnaast wordt bij nieuw in te nemen standplaatsen bekeken of er geen oneerlijke concurrentie ontstaat. In de praktijk betekent dit dat een bloemenkraam niet voor een bloemenwinkel zal komen te staan of een viskraam niet voor een viszaak. Op het moment dat een standplaats al vergund is en er komt een winkel leeg te staan tegenover de standplaats, dan behoudt de standplaatshouder de vergunning. Ook als de winkel exact hetzelfde verkoopt als de standplaatshouder. Dit aangezien de standplaatshouder al een vergunning heeft en de eigenaar / uitbater van de winkel er op dat moment bewust voor kiest om zich daar te vestigen, terwijl de standplaats er is.
Vergunningen voor standplaatsen worden in de gemeente Culemborg met ingang van 1 januari 2020 verleend voor maximaal 5 jaar in plaats van vergunningen voor onbepaalde tijd. In de ogen van de gemeente Culemborg is dit een periode waarin de standplaatshouders hun investering terug kunnen verdienen en daarbij een redelijke winst kunnen genereren.
5.5 Persoonsgebonden karakter en overdracht
De vergunningen zijn persoonsgebonden, wat betekent dat de vergunninghouder zelf de standplaats moet innemen en hij of zij zijn/haar rechten niet aan een ander kan overdragen. Uitzondering hierop vormt de overdracht van de vergunning aan een echtgeno(o)te, partner of bloed- of aanverwant in de eerste graad. Bij overdracht in de eerst graad geldt dat de uitgangspunten van het nieuwe beleid gehanteerd worden en in dat geval de vergunning wordt verleend voor 5 jaar.
Wanneer de vergunning aan een rechtspersoon is verleend, dan moet de standplaats ingenomen worden door een natuurlijk persoon, die een overwegende invloed heeft op de bedrijfsvoering en het besluitvormingsproces binnen de rechtspersoon. De naam van deze persoon wordt vermeld in de vergunning.
Niet naleving van deze voorschriften kan ertoe leiden dat de vergunning, nadat de vergunninghouder is gehoord, wordt ingetrokken.
5.6 Tijdstippen innemen standplaatsen
De standplaatshouder is bevoegd om, vallend binnen de Winkeltijdenwet, alle tijdstippen open te zijn. In sommige gevallen maakt een standplaatshouder onderdeel uit van een evenement, in dat geval sluiten de tijdstippen aan bij de afgegeven evenementenvergunning.
5.7 Beëindiging standplaatsvergunning
De standplaatsvergunning houdt op te bestaan, zodra de oorspronkelijke exploitant of exploitanten geen deel meer uitmaakt / uitmaken van de rechtsvorm zoals genoemd op de standplaatsvergunning. Dit houdt in dat een vergunning die is aangevraagd door bijvoorbeeld een vof of een BV geldt zolang er minstens nog één eigenaar in de rechtsvorm zit die er ten tijde van de verlening al in zat. Hiermee wordt voorkomen dat vergunningen onderhands worden doorgegeven. Bij een complete overname van het bedrijf, dient er daarom een nieuwe aanvraag te worden ingediend. Wijziging van de rechtsvorm kan afgedaan worden met een wijzigingsaanvraag, mits de oorspronkelijke exploitant of exploitanten mede onderdeel blijft / blijven uitmaken van deze rechtsvorm.
Om te voldoen aan transparantie bij vrijgekomen plekken is gekeken naar het hanteren van een passende en transparante werkwijze die aansluit bij de lokale situatie. In het verleden is er gewerkt met een wachtlijst per standplaatslocatie. Aangezien standplaatsen zeer zelden vrijkomen in Culemborg, is de wachtlijst sterk verouderd op het moment dat een standplaats vrijkomt.
Om die reden is ervoor gekozen om geen wachtlijst meer te hanteren, maar te kiezen voor het publiceren van een vrijgekomen standplaats in de lokale krant en op de website. Gegadigden kunnen binnen de gestelde termijn reageren. Vervolgens bepaalt een loting welke gegadigde de standplaats mag innemen.
In de gemeente zijn, zoals te zien is in het overzicht in bijlage 2, diverse standplaatsvergunningen afgegeven. Voor de huidige verstrekte standplaatsvergunningen voor onbepaalde tijd geldt een uitsterfbeleid. Dit betekent dat deze vergunninghouders hun vergunning voor onbepaalde tijd houden, totdat zij de standplaats beëindigen of de gemeente de vergunning intrekt.
Voor nieuwe standplaatshouders geldt dat zij, zoals eerder aangegeven, een vergunning krijgen voor de duur van vijf jaar.
6. Uitvoering standplaatsenbeleid
De aanvraag voor het innemen van een standplaats (zowel vast als incidenteel) geschiedt minimaal 8 weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning nodig heeft, schriftelijk bij het college van burgemeester en wethouders. De aanvrager doet zijn aanvraag via een aanvraagformulier dat hij/zij moet invullen en levert daarbij de benodigde bijlagen aan. Dit aanvraagformulier wordt via de website van de gemeente Culemborg beschikbaar gesteld (https://www.culemborg.nl/standplaats-aanvragen-max-5-jaar) Er zijn 2 soorten aanvraagformulieren: 1 voor een commerciële standplaats, 1 voor een niet-commerciële standplaats.
Beoordeling en afhandeling van standplaatsvergunningen
Aanvragen voor een standplaatsvergunning worden door de betreffende gemeenteambtenaar in behandeling genomen. Medewerkers van de gemeente toetsen de vergunningaanvraag aan de genoemde artikelen uit de vigerende APV en de in dit beleid opgenomen regels.
Aan de verleende vergunningen worden indien nodig aanvullende voorschriften verbonden om overlast te voorkomen en de veiligheid te waarborgen.
Voor een vergunningaanvraag voor het innemen van een standplaats moet de aanvrager leges betalen conform de geldende legesverordening. Tevens worden jaarlijks kosten in rekening gebracht voor het gebruik van de gemeentegrond voor de standplaats (precariobelasting).
Bijlage 1 Mogelijke criteria voor weigeringsgronden
Mogelijke criteria voor toepassing van de weigeringsgronden openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid en bescherming van het milieu (niet uitputtend). Een vergunning tot het innemen van een standplaats kan worden geweigerd als: