Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wageningen

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Wageningen houdende regels omtrent parkeerbelastingen (Verordening parkeerbelastingen 2021)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWageningen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Wageningen houdende regels omtrent parkeerbelastingen (Verordening parkeerbelastingen 2021)
CiteertitelVerordening parkeerbelastingen 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening parkeerbelastingen 2020.

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 156, eerste lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 156, tweede lid, van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-12-2020nieuwe regeling

09-11-2020

gmb-2020-314569

20.0201706

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Wageningen houdende regels omtrent parkeerbelastingen (Verordening parkeerbelastingen 2021)

De raad van de gemeente Wageningen;

 

Gelezen:

het voorstel aan de raad, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 27 oktober 2020;

 

gelet op:

gelet op de artikelen 156,eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel h, en 225 van de Gemeentewet

en de parkeerverordening 2018;

 

 

Besluit

 

 

De Verordening parkeerbelastingen 2021 vast te stellen.

 

 

Verordening parkeerbelastingen 2021

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overkomst tussen natuurlijke personen uit meer dan een huishouden;

  • -

    houder: degene op wiens naam het motorrijtuig ten tijde van het parkeren in het kentekenregister, bedoeld in de Wegenverkeersweg 1994, was ingeschreven;

  • -

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • -

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computers en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • -

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • -

    parkeerplaats: een voor het parkeren bestemd en als zodanig aangeduid gedeelte van de openbare weg of van een terrein;

  • -

    vergunning: een door het college van burgemeester en wethouders digitaal of fysiek verleende vergunning als bedoeld in artikel 3 van de vigerende Parkeerverordening, krachtens welke het is toegestaan een voertuig te parkeren op de daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • -

    vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • -

    vergunningsbewijs: een door de gemeente verstrekt schriftelijk/digitaal bewijs van de verleende vergunning;

  • -

    dag: een kalenderdag;

  • -

    maand: een kalendermaand;

  • -

    kwartaal: een aaneengesloten periode van drie maanden;

  • -

    jaar: een aaneengesloten periode van twaalf maanden;

  • -

    bezoekersdagvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 3, lid 2d van de Parkeerverordening 2018, die slechts gedurende één dag geldig is;

  • -

    dagdeel: een periode van 00.00 uur tot 14.00 uur en een periode van 12.00 tot 24.00 uur;

  • -

    bezoekersvergunning: een door burgemeester en wethouders verleende digitale of fysieke vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig van het te ontvangen bezoek te parkeren op daartoe aangewezen op daartoe aangewezen parkeerapparatuurplaatsen en/of belanghebbendenplaatsen;

  • -

    ontheffing: een door het college van burgemeester en wethouders verleende ontheffing als bedoeld in artikel 8 van de Parkeerverordening 2018 en artikel 3 van deze verordening;

  • -

    ontheffinghouder: de houder van het voertuig waarvoor ontheffing is verleend;

  • -

    ontheffingsbewijs: een door de gemeente verstrekt schriftelijk/digitaal bewijs van de verleende ontheffing;

  • -

    zone: een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen gedeelte van de op grond van artikel 9 van deze verordening en artikel 2 van de Parkeerverordening 2018 aangewezen parkeerapparatuur- of belanghebbendenplaatsen;

  • -

    deelauto: een motorvoertuig bestemd voor deelautogebruik;

  • -

    deelautogebruik: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van een motorvoertuig op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een professionele aanbieder;

  • -

    funshopticket: een uitrijkaart, uitgegeven aan ondernemers gevestigd in de gebieden zoals bedoeld in artikel 2, onder a van deze verordening en artikel 2, onder a van de Parkeerverordening 2018, om mee te geven aan hun klanten, waarmee eenmaal, zonder betaling van verdere parkeerbelasting, de door het college van Burgemeester en Wethouders daartoe aangewezen parkeerterrein met slagboom verlaten kunnen worden.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam ‘parkeerbelastingen’ worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen, plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2.

    Als degene die het voertuig heeft geparkeerd, wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

      • 1e.

        indien een voor ten hoogste twaalf weken aangegane huurovereenkomst wordt overlegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

      • 2e.

        indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, van dit artikel als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig gebruik heeft gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

  • 5.

    Het college van Burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a.

Artikel 4. Vrijstelling

De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven ter zake van:

  • a.

    voertuigen voorzien van een geldige Europese gehandicaptenparkeerkaart, mits deze parkeerkaart met de daartoe bestemde zijde op een van buitenaf duidelijk leesbare plaats direct achter de voorruit van het voertuig is geplaatst;

  • b.

    voertuigen van huisartsen en verloskundigen die visites maken, mits deze voertuigen als zodanig herkenbaar zijn;

  • c.

    aanhangwagens als bedoeld in artikel 1, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, voor een periode van maximaal drie aaneengesloten dagen;

  • d.

    ambulances, voertuigen van politie en brandweer voor zover deze voertuigen voor het uitoefenen van de dienst worden gebruikt, mits deze voertuigen als zodanig herkenbaar zijn;

  • e.

    voertuigen voorzien van een voor dat voertuig geldig fysiek of digitaal vergunningsbewijs, voor zover het een vergunning betreft voor dezelfde zone als de desbetreffende plaats. Het fysiek verstrekte vergunningsbewijs dient goed leesbaar achter de voorruit van het voertuig te worden aangebracht;

  • f.

    voertuigen voorzien van een voor dat voertuig geldig fysiek of digitaal ontheffingsbewijs. Het fysiek verstrekte ontheffingsbewijs dient goed leesbaar achter de voorruit van het voertuig te worden aangebracht;

  • g.

    elektrische voertuigen gedurende het opladen van hun accu’s, die staan op daarvoor aangewezen plaatsen tot het moment dat de accu’s zijn opgeladen c.q. volgeladen.

Artikel 5. Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 6. Ontstaan van de belastingschuld

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 7. Wijze van heffing en termijn van betaling

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte bij de aanvang van het parkeren of op andere wijze.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van een aanslag en moet worden betaald vóór de hierop vermelde uiterste betaaldatum. In het geval van een andere betaalwijze moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3.

    Een naheffingsaanslag moet worden betaald vóór de hierop vermelde uiterste betaaldatum.

  • 4.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt het in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften als voldoening op aangifte aangemerkt.

Artikel 8. Ontheffing parkeerbelasting voor vergunningen

  • 1.

    Ontheffing van de parkeerbelasting, zoals bedoeld in artikel 2 onder b, wordt uitsluitend op schriftelijke aanvraag verleend.

  • 2.

    Indien een vergunning wordt ingetrokken of vervalt en de vergunninghouder het aan hem verstrekte vergunningsbewijs voor de datum zoals vermeld op het vergunningsbewijs bij de gemeente inlevert, bestaat er aanspraak op ontheffing van de voor deze vergunning verschuldigde belasting. Voor elke volle maand tussen de datum van inlevering en de einddatum zoals vermeld op het verstrekte vergunningsbewijs, wordt ontheffing verleend voor één twaalfde c.q. derde deel van de in artikel 2, onderdeel b, genoemde belasting.

  • 3.

    Ontheffing van parkeerbelasting wordt niet verleend indien het bedrag daarvan minder zou bedragen dan twee maal één twaalfde deel van het voor de betreffende vergunning geldende jaarbedrag.

Artikel 9. Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd, geschiedt door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 10. Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 62,70.

Artikel 11. Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening parkeerbelastingen 2020 van 9 december 2019 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening parkeerbelastingen 2021.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 9 november 2020

de voorzitter,

de griffier,

Bijlage 1: Tarieventabel parkeerbelastingen

Tarieventabel, zoals bedoeld in artikel 5, behorende bij en deel uitmakende van de verordening parkeerbelastingen 2018.

 

  • 1.

    Het belastingtarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onder a, bedraagt:

    Zone

    In het gebied

    Bij parkeerapparatuur met een maximum van

    Bedrag per uur

    Met een minimum van

    I

    A

    1 uur

    € 1,80

    € 0,40

    B

    Onbeperkt

    € 1,60

    € 0,40

    C

    Onbeperkt

    € 1,80

    € 0,40

    II

    D

    Onbeperkt

    € 1,40

    € 0,40

  • 2.

    Het belastingtarief voor het parkeren als bedoeld in artikel 2, onder a, bedraagt voor een funshopticket als omschreven in artikel 1, onder u: € 5,00.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde onder 1, bedraagt het belastingtarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onder a, voor terreinen welke met een slagboom zijn afgesloten, indien de bij het betreden van het terrein verkregen parkeerkaart niet wordt overhandigd, ongeacht de parkeerduur: € 12,80.

  • 4.

    Het belastingtarief voor een parkeervergunning, als bedoeld in artikel 2, onder b bedraagt per voertuig per jaar of gedeelte daarvan:

    • a.

      voor een eerste bewonersparkeervergunning als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a van de Parkeerverordening 2018: € 67,50;

    • b.

      voor een extra bewonersparkeervergunning (tweede en/of derde bewonersparkeervergunning) als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a van de Parkeerverordening 2018: € 135,00;

    • c.

      voor een tijdelijke bewonersvergunning (maximaal één maand geldig): € 33,75;

    • d.

      voor een zakelijke parkeervergunning als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder b van de Parkeerverordening 2018 met een geldigheid van één jaar: € 432,00;

    • e.

      voor een zakelijke parkeervergunning als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder b van de Parkeerverordening 2018 voor een charitatieve instelling: € 45,00;

    • f.

      voor een deelautoparkeervergunning als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder c van de Parkeerverordening 2018: kosteloos;

    • g.

      voor een (werknemers)parkeervergunning als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder e van de Parkeerverordening 2018 die geldig is van maandag tot en met vrijdag: € 90,00;

    • h.

      voor een (werknemers)parkeervergunning als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder e van de Parkeerverordening 2018 die geldig is van maandag tot en met zondag: € 180,00;

    • i.

      voor een zorgverlenersparkeervergunning als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder f van de Parkeerverordening 2018: € 45,00;

    • j.

      voor een mantelzorgparkeervergunning als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder f van de Parkeerverordening 2018: € 45,00.

  • 5.

    Het belastingtarief voor een parkeervergunning, als bedoeld in artikel 2, onder b, bedraagt per voertuig per kwartaal:

    • a.

      voor een eerste bewonersparkeervergunning als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a van de Parkeerverordening 2018: € 22,80;

    • b.

      voor een extra bewonersparkeervergunning (tweede en/of derde bewonersparkeervergunning) als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a van de Parkeerverordening 2018: € 45,60;

    • c.

      voor een zakelijke parkeervergunning als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder b van de Parkeerverordening 2018: € 123,50;

    • d.

      voor een zakelijke parkeervergunning als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder b van de parkeerverordening 2018 voor een charitatieve instelling: € 15,20;

    • e.

      voor een deelautoparkeervergunning als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder c van de Parkeerverordening 2018: kosteloos;

    • f.

      voor een (werknemers)parkeervergunning als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder e van de Parkeerverordening 2018 die geldig is van maandag tot en met vrijdag: € 30,00;

    • g.

      voor een (werknemers)parkeervergunning als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder e van de Parkeerverordening 2018 die geldig is van maandag tot en met zondag: € 60,00.

    • h.

      voor een zorgverlenersparkeervergunning als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder f van de Parkeerverordening 2018: € 15,20

    • i.

      voor een mantelzorgsparkeervergunning als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder f van de Parkeerverordening 2018: € 15,20.

  • 6.

    Het belastingtarief voor een parkeervergunning, als bedoeld in artikel 2, onder b bedraagt voor een bezoekersparkeervergunning als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder d van de Parkeerverordening 2018, per vergunning, per jaar of gedeelte daarvan: € 67,50.

  • 7.

    Het belastingtarief voor een bezoekersparkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onder b bedraagt per voertuig bij een geldigheidsduur van één dagdeel: € 6,00.

  • 8.

    Het belastingtarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onder a, bedraagt voor bezoekers van bewoners in zone I € 0,70 per uur, met een minimum van € 0,40. Het college van burgemeester en wethouders stelt het maximale aantal uren per maand vast waarvoor alle bezoeker van alle bewoners van een perceel, tegen dit gereduceerde tarief mogen parkeren.

De in deze tarieventabel genoemde gebieden A, B, C en D zijn als volgt opgebouwd:

Zone I

Gebied A

Raadhuisplein

Salverdaplein

Gebied B

Plantsoen, langsparkeren

Plantsoen, Beuningplein

Plantsoen, Gedempte Gracht

Plantsoen, Junushoff

Plantsoen, Straelenstoren oost

Walstraat, Straelenstoren west

Walstraat, langsparkeren

Generaal Foulkesweg, langsparkeren tussen Otto van Gelreweg en 5 Meiplein (noordzijde van de weg)

Irene Brigadeplein

Emmapark

Rijnbolwerk

Gerdesstraat

Lawickse Allee, van der Kolk-Zuid

Gebied C

Plantsoen, Gevangentoren

Zone II

Gebied D

Stadsbrink

Olympiaplein

Costerweg, vanaf Vilente t/m de Costerstaete

Costerweg, terrein voor de Arc, oneven zijde

Troelstraweg, ter hoogte van nrs 4 t/m 82