Organisatie | Wageningen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Wageningen houdende regels omtrent parkeerbelastingen (Verordening parkeerbelastingen 2021) |
Citeertitel | Verordening parkeerbelastingen 2021 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening parkeerbelastingen 2020.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-12-2020 | nieuwe regeling | 09-11-2020 | 20.0201706 |
De raad van de gemeente Wageningen;
het voorstel aan de raad, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 27 oktober 2020;
gelet op de artikelen 156,eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel h, en 225 van de Gemeentewet
en de parkeerverordening 2018;
Voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
funshopticket: een uitrijkaart, uitgegeven aan ondernemers gevestigd in de gebieden zoals bedoeld in artikel 2, onder a van deze verordening en artikel 2, onder a van de Parkeerverordening 2018, om mee te geven aan hun klanten, waarmee eenmaal, zonder betaling van verdere parkeerbelasting, de door het college van Burgemeester en Wethouders daartoe aangewezen parkeerterrein met slagboom verlaten kunnen worden.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, van dit artikel als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig gebruik heeft gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
Artikel 5. Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak
De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.
Artikel 8. Ontheffing parkeerbelasting voor vergunningen
Indien een vergunning wordt ingetrokken of vervalt en de vergunninghouder het aan hem verstrekte vergunningsbewijs voor de datum zoals vermeld op het vergunningsbewijs bij de gemeente inlevert, bestaat er aanspraak op ontheffing van de voor deze vergunning verschuldigde belasting. Voor elke volle maand tussen de datum van inlevering en de einddatum zoals vermeld op het verstrekte vergunningsbewijs, wordt ontheffing verleend voor één twaalfde c.q. derde deel van de in artikel 2, onderdeel b, genoemde belasting.
Artikel 9. Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen
De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd, geschiedt door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.
De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 62,70.
Bijlage 1: Tarieventabel parkeerbelastingen
Tarieventabel, zoals bedoeld in artikel 5, behorende bij en deel uitmakende van de verordening parkeerbelastingen 2018.
In afwijking van het bepaalde onder 1, bedraagt het belastingtarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onder a, voor terreinen welke met een slagboom zijn afgesloten, indien de bij het betreden van het terrein verkregen parkeerkaart niet wordt overhandigd, ongeacht de parkeerduur: € 12,80.
Het belastingtarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onder a, bedraagt voor bezoekers van bewoners in zone I € 0,70 per uur, met een minimum van € 0,40. Het college van burgemeester en wethouders stelt het maximale aantal uren per maand vast waarvoor alle bezoeker van alle bewoners van een perceel, tegen dit gereduceerde tarief mogen parkeren.
De in deze tarieventabel genoemde gebieden A, B, C en D zijn als volgt opgebouwd: