Organisatie | Capelle aan den IJssel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financieringsstatuut 2020 |
Citeertitel | Financieringsstatuut 2020 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-12-2020 | Nieuwe regeling | 09-11-2020 | 313231 |
Bij het opstellen van het Financieringsstatuut 2020 is er rekening gehouden met onder andere de bepalingen van de relevante (wettelijke) kaders. In dit statuut wordt precies omschreven hoe de financieringsfunctie is ingericht en op welke wijze deze wordt uitgevoerd.
Financiering wordt ook wel gevat onder de term treasury. Hiervan kan de volgende definitie worden gegeven:
Treasury is het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's.
Treasury gaat, kortom, over alle aspecten die te maken hebben met de financiering en de feitelijke kasstromen van een organisatie. Dit loopt van beleidsformulering tot en met de uitvoering van het betalingsverkeer.
Treasury dient niet verward te worden met control. Het kenmerkende verschil tussen deze twee is dat treasury verantwoordelijk is voor het regelen van voldoende geldmiddelen voor de organisatie, de control is verantwoordelijk voor een juiste aanwending daarvan.
Zoals onder hoofdstuk 3 nader uitgewerkt, wordt de treasuryfunctie uitgevoerd binnen de Afdeling Financiën. Het Unithoofd Administratie heeft de functie van Treasurer.
Het Financieringsstatuut (hierna: Statuut) heeft tot doel de meerjarige beleidskaders aan te geven waarbinnen de gemeente haar financiering en feitelijke kasstromen dient te beheren en besturen opdat de kosten en risico’s zo veel mogelijk worden beperkt. Met het Financieringsstatuut wordt invulling gegeven aan artikel 24 lid d van de Financiële Verordening.
Het Statuut maakt de doelstellingen van het treasurybeleid en -beheer duidelijk, geeft inzicht in de taakvelden die hierbij worden onderscheiden en bepaalt de richtlijnen die bij de uitvoering hiervan in acht moeten worden genomen. Vervolgens wordt in dit Statuut de inrichting van de gemeentelijke financieringsfunctie uiteengezet inclusief de verantwoordelijkheden en bevoegdheden alsmede de informatievoorziening.
Met deze opzet wordt beoogd de transparantie van de (besluitvormings)processen rond de gemeentelijke financiering te verbeteren en de kwaliteit van zowel de uitvoering als de verantwoording te verhogen.
Het Statuut vormt aldus het kader voor de uitvoering van het treasurybeleid. Het treasurybeleid ondersteunt, als onderdeel van het financieel beleid, de uitvoering van de taken en biedt waarborgen voor de financiële continuïteit van de gemeente op korte en lange termijn.
Naast de algemene bepalingen uit de Gemeentewet dient de uitvoering van de financieringsfunctie bij gemeenten te voldoen aan de specifieke kaders en eisen die zijn gesteld in de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) en de daaruit voortvloeiende uitvoeringsregelingen.
Naast de Wet fido heeft voor de gemeentelijke financieringsfunctie ook de Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet hof) relevante betekenis.
Wet financiering decentrale overheden (Wet fido)
De fido-wetgeving valt onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). De Provincie Zuid-Holland fungeert voor de gemeente als toezichthouder op de naleving en uitvoering van deze wet.
Het centrale uitgangspunt van de Wet fido is het bevorderen en transparant maken van een solide financieringsbeleid. In deze wet zijn dan ook expliciete bepalingen opgenomen ten aanzien van risicobeheer en transparantie. Hierbij komt de transparantie tot uitdrukking in voorschriften voor bijvoorbeeld een financieringsstatuut en voor het afleggen van verantwoording middels financieringsparagrafen in begroting en jaarrekening.
De onderliggende regelingen van de Wet fido zijn:
De Wet fido is gericht op de beheersing van de risico’s die decentrale overheden lopen uit hoofde van hun financieringstaken. De basis hiervoor wordt gevormd door drie kwalitatieve en twee kwantitatieve normen.
Het aantrekken en uitzetten van leningen mag alleen in het kader van de publieke taak. In de Wet fido is omschreven dat de afbakening c.q. reikwijdte van het begrip publieke taak niet in deze wet plaatsvindt maar nadrukkelijk tot de autonomie van de decentrale overheden zelf behoort. Deze beoordeling is aan de eigen gemeenteraad.
In de schatkist plaatsen (zie verder in deze paragraaf). In principe moeten tijdelijk overtollige middelen bij de Schatkist worden belegd, dit met uitzondering van gelden die aan medeoverheden worden uitgeleend of tot een bepaald drempelbedrag 0,75% van het begrotingstotaal (dit bedraagt voor ons circa € 1,6 miljoen1). Wet fido-bepalingen blijven van toepassing op uitzettingen binnen dit drempelbedrag.
Het uitzetten van tijdelijk overtollige middelen dient plaats te vinden binnen de prudentiekaders2 zoals aangegeven in de Ruddo. Hierin is het volgende bepaald:
In Ruddo is omschreven welke vorm beleggingen er toegestaan zijn. Verstrekte leningen behoren daar wel toe, aandelen niet (niet-speculatieve aandelenbelangen in verbonden partijen (1) met een nuts- c.q. publieke taakkarakter zoals Stedin, Evides en BNG mogen overigens wel). Commercieel gerichte partijen zoals BV’s en NV’s. Dergelijke partijen zijn commercieel gericht en dat behoort dus niet tot de categorie waaraan de gemeente gelden mag uitlenen (geen publieke taak). Hierbij zijn ook de aankoop van aandelen niet aan de orde.
De kwantitatieve normen zijn vastgelegd in de Ufdo en betreffen:
De kasgeldlimiet: het maximale bedrag waarmee een decentrale overheid haar financiële huishouding met kortlopende middelen mag financieren (bijvoorbeeld ‘rood’ staan bij de bank of opgenomen leningen korter dan een jaar, de zogenoemde kasgeldleningen). Voor gemeenten bedraagt de kasgeldlimiet 8,5%3 van het begrotingstotaal aan lasten voor bestemming.
De renterisiconorm: het maximale bedrag dat aan renteherzieningen en herfinancieringen in enig jaar m.b.t. de lange financiering aangegaan mag worden. Deze norm heeft tot doel om te komen tot een dusdanige spreiding van een leningenportefeuille in de tijd dat overmatige afhankelijkheid van het renteniveau in één bepaald jaar wordt voorkomen. De renterisiconorm voor een bepaald jaar bedraagt 20%4 van het begrotingstotaal aan lasten en geeft aldus inzicht in het budgettaire risico.
Aanhakend op het door de Wet fido gemaakte onderscheid omvat dit Statuut zowel de korte termijn geldstromen (korter dan 1 jaar) als de lange termijn geldstromen (1 jaar of langer).
Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet hof)
Deze wet regelt de wijze waarop de Nederlandse overheid de afspraken nakomt die in Europees verband zijn gemaakt over de ontwikkeling van het EMU-tekort en de schuld van de overheid. De meeste nadruk gaat daarbij uit naar tekortreductie. Van daaruit bevat deze wet onder andere bepalingen omtrent de ontwikkeling en bewaking van EMU-saldi voor decentrale overheden.
Deze berekeningen gebeuren volgens een vast format van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Twee keer per jaar, bij de begroting en de jaarrekening, leveren gemeenten het EMU-saldo aan bij het CBS.
De Wet hof biedt ook bijsturings- en sanctiemogelijkheden aan de minister van Financien. Zo kan de minister individuele referentiewaarden per overheid bepalen (artikel 5), maatregelen nemen om het EMU-saldo van andere overheden te beïnvloeden (artikel 6) of een eventuele boete van de Europese Commissie doorberekenen (artikel 7).
Schatkistbankieren (zonder leenfaciliteit)
Vanaf eind 2013 zijn decentrale overheden verplicht overtollige geldmiddelen in de schatkist aan te houden (schatkistbankieren).
Het doel hiervan is dat het aanhouden van overschotten bij het Rijk leidt tot een betere beheersing van de overheidsschuld en het reduceren van het financiële risico voor de gemeente. Ten behoeve van het schatkistbankieren heeft de gemeente een aparte rekening-courant bij het Agentschap van het ministerie van Financiën.
Leningverstrekking uit hoofde van de publieke taak blijft te allen tijde mogelijk en wordt niet beïnvloed door de introductie van het schatkistbankieren.
Besluit begroting en verantwoording
Dit betreft de verslaggevingsregels waaraan de begroting en het jaarverslag van elke gemeente moeten voldoen, maar ook enkele zaken die specifiek relevant zijn voor Treasury zoals de voorschriften rond (interne) rente en verplichte financiële kengetallen in begrotings- en jaarstukken. De Treasury-gerelateerde kengetallen zijn: solvabiliteit, netto schuldquote en netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen.
Het doel van deze wet is om oneerlijke concurrentie door de overheid te voorkomen als zij economische activiteiten uitvoert. De wet bevordert een gezond ondernemersklimaat in Nederland. Onder het begrip economische activiteit valt onder ander ook het verstrekken van leningen. Dit mag alleen indien de gemeenteraad hierover een zogenoemd algemeen belangbesluit heeft genomen waarin gemotiveerd is waarom de gemeente op een bepaald vlak actief is. Een reden daarvoor kan bijvoorbeeld ‘marktfalen’ zijn.
Om aan de ambitie te voldoen, kunnen de volgende doelstellingen worden onderkend:
Het opereren binnen de kaders zoals die gesteld zijn in de Wet fido, Wet hof, Schatkistbankieren en door de Gemeenteraad (bijvoorbeeld de financiële verordening).
Dit heeft vooral betrekking op de transparantie en de naleving van externe (wettelijke) en interne bepalingen met betrekking tot de inrichting, uitvoering en verantwoording van de treasuryfunctie.
Het zorgdragen voor een effectief en efficiënt kas- en saldobeheer.
Kasbeheer of kasmanagement zorgt voor inrichting van het betalingsverkeer en regelt kredietlijnen.
► Zie voor nadere uiteenzetting van deze zaken de toelichting in tabel C hoofdstuk 3.
Saldobeheer betreft alle werkzaamheden die te maken hebben met het reguleren van het direct opvraagbare banksaldo, zoals aanvullen of uitzetten.
Het beheersen, beperken en spreiden van financiële risico’s.
De voor de financieringsfunctie van decentrale overheden te onderscheiden risico’s betreffen rente-, koers-, krediet- en liquiditeitsrisico’s. Hiervan zijn de rente- en kredietrisico’s voor de gemeente het meest relevant.
► Zie voor nadere uiteenzetting van deze risico’s de toelichting in tabel C hoofdstuk 3.
Het realiseren van gedegen informatiestromen rond de treasuryfunctie.
Dit beslaat het gehele traject van informatievergaring, bijvoorbeeld ten behoeve van de liquiditeitenplanning, tot het met het verantwoorden van de op grond van deze informatie verrichte transacties in bijvoorbeeld de financieringsparagraaf bij de begroting en jaarrekening.
Om de hierboven aangegeven doelstellingen te realiseren worden binnen de gemeente de volgende treasurytaken uitgevoerd:
De treasurytaak kas- en saldobeheer stuurt de bankrekeningenstructuur, het gebruik van verschillende betaalinstrumenten, de totale kosten van het betalingsverkeer en zorgt voor het reguleren van saldi op de diverse rekening-courants. Verder wordt op basis van een korte liquiditeitenplanning het saldo middels dag- en kasgeld en deposito’s zoveel mogelijk naar nul gestuurd. Onder deze taak valt ook het beheer van debiteuren- en crediteurenposities, het zogenoemde werkkapitaalbeheer.
De taak concernfinanciering zorgt voor de invulling van de lange termijn liquiditeitsbehoefte. De basis voor de lange-termijn financiering is gelegen in een meerjarige liquiditeitenplanning. Een dergelijke planning bepaalt wanneer, hoeveel en hoelang financiering nodig is. Het is de taak van de Treasurer om dit, gebruik makend van de juiste producten en instrumenten, zo optimaal mogelijk in te dekken. De nadruk in het kader van de publieke taak dient bij dit taakgebied te liggen op de optimalisatie van enerzijds financieringskosten en anderzijds rendementen op uitgezette gelden.
De treasurytaak risicobeheer stuurt de financiële risico’s. Zoals in paragraaf 2.2 reeds opgemerkt betreft dit hoofdzakelijk rente- en kredietrisico’s. Renterisicobeheersing is erop gericht om overmatige afhankelijkheid van een renteniveau in een bepaalde periode te vermijden middels het aanbrengen van een goede spreiding van de opgenomen leningen en/of uitzettingen. Kredietrisicobeheersing is gericht op het beoordelen van tegenpartijrisico’s bij uitzettingen en borgstellingen, één en ander met het oog op instandhouding ervan.
De taak relatiebeheer heeft betrekking op het opzetten en onderhouden van een netwerk van relaties met banken, financiële instellingen en bemiddelende organisaties voor geld- en kapitaalmarkt. Daarnaast dienen er relaties in het ambtelijke circuit te worden onderhouden.
Binnen de treasurytaak planning & control worden vooraf en achteraf mechanismen ingebouwd om de garantie te verkrijgen dat de treasurytaken binnen de aangegeven kaders worden uitgevoerd. De mechanismen die vooraf worden opgesteld, zijn onder te verdelen in het Financieringsstatuut en de financieringsparagraaf zoals opgenomen in de begroting. Verantwoording over de uitvoering van treasuryfunctie vindt vervolgens plaats in de financieringsparagraaf in de jaarrekening. Belangwekkende ontwikkelingen kunnen worden vermeld in tussentijdse rapportages. Eventueel verlangde externe rapportages, bijvoorbeeld op grond van de Wet fido en ten aanzien van het EMU-saldo, worden ook onder deze taak begrepen.
De adviestaak houdt in dat de gemeentelijke treasuryfunctie gevraagd en, indien noodzakelijk geacht, ongevraagd zal adviseren of inlichten over feiten, omstandigheden, gebeurtenissen of ontwikkelingen ten aanzien van financieringsaspecten en/of risico’s voor de gemeente. Advies kan ook inhouden beleidsadvisering ten aanzien van alle aspecten binnen het treasurybeleid, zoals rentebeleid en het beleid rond gewaarborgde geldleningen.
Bij bovengenoemde treasury-taakvelden zullen de volgende richtlijnen en, voor zover van toepassing, limieten worden gehanteerd:
Richtlijnen m.b.t. betalingsverkeer:
Richtlijnen m.b.t. saldobeheer:
Het saldobeheer zal zoveel mogelijk5 plaatsvinden binnen de in de Wet fido geformuleerde bepalingen rond de kasgeldlimiet.
De gemeentelijke budgethouders (afdelings- en unithoofden, projectcontrollers, planeconomen en hun financieel adviseurs alsmede de beleidsadviseur belast met de Algemene Uitkering uit het Gemeentefonds) zorgen voor een tijdige, juiste en volledige aanlevering van kasstroomgegevens aan de Financieel Specialist van de Unit Administratie.
Er dient te worden gezorgd voor een zodanige beschikbaarheid van liquiditeit dat de gemeente te allen tijde aan haar verplichtingen kan voldoen. Hiertoe zal bij haar huisbankier een kredietlimiet worden aangehouden van 4 mln., dit teneinde een incidentele korte-termijn liquiditeitsbehoefte op te kunnen vangen.
De kosten van kasgeld dienen zo laag mogelijk te zijn. Hiertoe dienen prijsopgaven/offertes te worden opgevraagd. Bij kasgeldleningen met een looptijd tot en met 3 maanden dienen bij voorkeur drie met een minimum van twee(telefonische) prijsopgaven te worden opgevraagd bij verschillende brokers (geldhandelaren), waarbij het laagste rentepercentage bepalend is. Voor looptijden vanaf 3 maanden tot 1 jaar worden bij voorkeur drie met een minimum van twee per e-mailoffertes opgevraagd.
Richtlijnen m.b.t. werkkapitaalbeheer:
De Treasurer ziet erop toe dat betalingen, met inachtneming van wettelijke bepalingen6, betalingstermijnen, betalingskortingen en de te onderhouden cliëntrelatie, binnen de wettelijke vastgestelde termijn gedaan worden.
De gemeente zal ernaar streven om, gegeven de interne en externe kaders, te beschikken over een actuele liquiditeitsprognose (actualisatie vindt minimaal twee keer per jaar plaats) waaruit duidelijk het verwachte meerjarige verloop van de financieringsmiddelen blijkt (planningshorizon minimaal gelijk aan de laatst vastgestelde meerjarenbegroting). Deze planning is op basis van de integrale kasstromen of kan op projectbasis zijn. Uit een dergelijke planning komt een beeld naar voren wanneer, hoeveel en voor hoelang financiering nodig is.
Het aangaan van leningen met het enkele doel de aangetrokken gelden tegen een hoger rendement uit te zetten is niet toegestaan (wet Ruddo). Tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering mogen uitsluitend worden uitgezet bij de financiële instelling waar deze leningen zijn aangegaan.
Richtlijnen m.b.t. renterisicobeheer:
Richtlijnen en limieten m.b.t. kredietrisicobeheer:
Ten aanzien van de derde bullet onder richtlijn 3.3: voor uitzettingen met een looptijd van korter dan 3 maanden die passen binnen het voor Schatkistbankieren bepaalde drempelbedrag dienen tegenpartijen, naast de in de Wet fido geformuleerde minimale lange-termijn ratings, te beschikken over korte-termijn ratings op A-1/P-1 niveau.
Ter beperking van het risico van verstrekte leningen of borgstellingen zullen de geldnemende partijen naar genoegen van de gemeente, zover mogelijk, zekerheden (laten) stellen. Afwijken hiervan is slechts toegestaan met instemming van het College van Burgemeester en Wethouders (hierna te noemen: het college).
Richtlijnen en limieten m.b.t. koersrisicobeheer:
Als onderdeel van de treasuryuitvoering dient een netwerk te worden opgezet en onderhouden met banken, financiële instellingen en bemiddelende organisaties op de geld- en kapitaalmarkten. Dit met het oog op de noodzakelijke kennis ten aanzien van economische ontwikkelingen, financiële partijen en –producten, rente-ontwikkelingen en rentevisies. Daarnaast kunnen deze relaties behulpzaam zijn bij de toegang tot diverse financiële markten.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het organisatorische kader van de treasuryfunctie binnen de gemeente. Hierin komt tot uitdrukking de (verdeling van) taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden over de Gemeenteraad, het College en de ambtelijke organisatie.
Organisatorische setting Treasury:
De treasuryfunctie wordt uitgevoerd binnen de Afdeling Financiën. Deze afdeling valt onder directe verantwoordelijkheid van het afdelingshoofd Financiën.
Met betrekking tot de treasuryfunctie kunnen de volgende verantwoordelijkheden worden onderscheiden, te weten:
Ad 1) Verantwoordelijkheden treasurybeleid.
Met betrekking tot treasurybeleid zijn de verantwoordelijkheden als volgt verdeeld:
Tabel A Verantwoordelijkheden treasurybeleid.
Ad 2) Verantwoordelijkheden treasuryuitvoering.
In paragraaf 2.3 zijn de taakvelden benoemd die bij de uitvoering van de treasuryfunctie kunnen worden onderscheiden. De verantwoordelijkheden voor deze taakvelden zijn als volgt verdeeld:
Tabel BVerantwoordelijkheden treasury-uitvoering.
Ter bevordering van de kwaliteit van de treasuryuitvoering is er een Treasury Comité actief (zie verder onder subparagraaf 3.4.1).
Uit een aantal treasurytaken kunnen handelingen of zaken voortvloeien die de gemeente in rechte binden, zoals (financiële) transacties. Om die reden is een goede functiescheiding c.q. toedeling van bevoegdheden van belang. In de navolgende tabel wordt uiteengezet hoe die bevoegdheden verdeeld zijn.
Tabel CBevoegdheden treasurytaken.
NOTA BENE: Voor treasurytaken die niet in voorgaande tabel C zijn omschreven geldt dat het autorisatieniveau te allen tijde bij het College ligt.
De registratie van de hierboven genoemde financieringstaken wordt verzorgd door de Unit Administratie.
Ten aanzien van de controle bij bovengenoemde bevoegdheden geldt dat:
3.3 Administratieve organisatie en interne controle
De administratieve organisatie en interne controle met betrekking tot de treasury moeten waarborgen dat:
Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle.
De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn in paragrafen 3.1 en 3.2 van dit Statuut op eenduidige wijze vastgelegd en uiteengezet. Hierbij is in termen van autorisatie, uitvoering, registratie en control functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:
Verantwoording van de aangegane transacties zal in ieder geval achteraf plaatsvinden in het Treasury Comité of, op afroep, tussentijds aan de Concerncontroller.
Procedure- en controlebeschrijvingen.
Met betrekking tot de administratieve organisatie van het dagelijkse beheer van de treasuryfunctie wordt verwezen naar de intern geldende procedure- en werkbeschrijvingen.
De interne controle op het dagelijkse beheer van de treasuryfunctie is nader uitgewerkt in een interne controlebeschrijving.
Beide soorten beschrijvingen zijn vastgesteld door het afdelingshoofd Financiën.
Ten behoeve van de controle op de uitvoering van het financieringsbeleid legt de Treasurer zorgvuldig dossiers aan van alle plannen, nota’s, besluiten en bescheiden die betrekking hebben op (de uitvoering van) de treasuryfunctie.
Om de in hoofdstuk 2 beschreven doelstellingen en de kwaliteit van de uitvoering van het treasurybeleid te bevorderen is er een Treasury Comité actief. Dit Comité heeft de volgende samenstelling:
De Treasurer is adviseur van het Comité.
Indien de stemmen in het Comité staken beslist de gemeentesecretaris10.
De belangrijkste taken van het Treasury Comité zijn:
De vergaderfrequentie van het Treasury Comité is in beginsel drie keer per jaar. Bij belangrijke onderwerpen, gebeurtenissen of marktomstandigheden zal het Treasury tussentijds bijeenkomen. Bij het ontbreken van relevante onderwerpen of ontwikkelingen kan gemotiveerd van het beginselprincipe worden afgeweken.
Naast de voor de betreffende vergadering actuele onderwerpen verzorgt de Treasurer voor iedere reguliere vergadering van het Treasury Comité een set aan vaste informatie. Deze zaken zijn in tabel E aangegeven.
Van de overleggen van het Treasury Comité zal, mede ten behoeve van interne en externe controle en verantwoording, een verslag worden opgemaakt.
Voorstellen t.a.v. treasury worden door de Treasurer alleen of in samenwerking met één of meerdere overige leden van het Treasury Comité voorbereid. Deze worden in conceptvorm besproken in het Treasury Comité. Aanvullingen of verbeteringen zullen naar aanleiding hiervan worden doorgevoerd. Betreft het wijzigingen op het statuut dan gaat zo’n voorstel in de reguliere besluitvormingsprocedure via College en Gemeenteraad. In dit laatste gremium vindt daadwerkelijke vaststelling plaats.
Ten behoeve van zowel planning als het afleggen van verantwoording over de uitvoering van de financieringsfunctie worden de in onderstaande tabel weergegeven documenten opgesteld.
Tabel DMatrix planning & control.
Het Financieringsstatuut wordt aangepast indien daartoe aanleiding is vanuit externe wet- en regelgeving of interne organisatorische wijzigingen.
In het Treasury Jaarplan worden de geplande acties op gemeentelijk treasury gebied met een horizon van één jaar weergegeven.
In het jaarplan wordt tenminste ingegaan op de volgende onderwerpen:
Een geactualiseerde liquiditeitenplanning.
Zoals onder paragraaf 2.4, richtlijn 2.1 uiteengezet zal de gemeente beschikken over een planning waaruit de financieringsbehoefte blijkt (tekorten en eventuele overschotten). Deze planning is meerjarig11 waarbij ook het verloop en de behoefte op korte termijn duidelijk blijkt. De planning bevat exploitatie-, financiële- en investeringskasstromen.
Deze onderwerpen worden vertaald in termen van actiepunten op het gebied van:
Tevens worden in het Jaarplan voor het betreffende jaar de limieten bepaald voor toegestane transactievolumes op de diverse bevoegdhedenniveaus.
Het Jaarplan richt zich aldus vooral op het risicobeheer en de liquiditeits- en financieringsplanning en heeft daarmee het karakter van een uitvoeringsprogramma. Het jaarplan zal door het Treasury Comité worden vastgesteld. Deze vaststelling dient bij voorkeur plaats te vinden in een vergadering van het Treasury Comité zo dicht mogelijk tegen de jaarwisseling aan, doch uiterlijk per eind januari. Op deze wijze kan gebruik gemaakt worden van meer actuele inzichten in financieringsbehoefte en rentevisie dan bij de financieringsparagraaf in de begroting.
De opstelling van een financieringsparagraaf in begroting en jaarrekening is verplicht gesteld op grond van de Wet fido en het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV). In de financieringsparagraaf in de jaarrekening zal verantwoording worden afgelegd over de acties zoals benoemd in het Treasury Jaarplan.
3.4.3 Overige informatievoorziening
Ten behoeve van de uitvoering van de treasuryfunctie zal de volgende interne c.q. externe informatie-uitwisseling plaatsvinden:
Tabel EMatrix informatievoorziening
Paragraafsgewijze toelichtingen
M.b.t. Paragraaf 2.2. Doelstelling 2
Het betalingsverkeer betreft de structuur van de bankrekeningen en de daarbij te gebruiken betaal-, ontvangst- en verwerkingsinstrumenten (resp. bijvoorbeeld batchverwerking, incassi en importbestanden voor het financieel systeem). Kredietlijnen betreffen afspraken met banken voor kortgeldfaciliteiten zoals een kredietlimiet.
M.b.t. Paragraaf 2.2. Doelstelling 4
Toelichting op de te onderscheiden risico’s binnen de financieringsfunctie van decentrale overheden:
De gemeente loopt een renterisico indien zij in een bepaalde periode overmatig gevoelig is voor renteontwikkelingen. Dit risico kan voortkomen uit de financieringsstructuur (indien een organisatie te veel variabel gefinancierd is) of uit een niet goed in de tijd gespreide portefeuille aan langlopende leningen.
Kredietrisico’s, ofwel het risico van niet-terugbetaling, kunnen zich voordoen bij uitzettingen (verstrekte geldleningen, beleggingen) of bij borgstellingen.
Een liquiditeitsrisico is het risico dat de organisatie, in een situatie waarin dat nodig is, niet aan geldmiddelen kan komen. Gezien de kredietwaardigheid van decentrale overheden kan dit risico van bescheiden betekenis worden geacht. Bovendien heeft de gemeente voor banken een zogenoemde solvabiliteitsvrije status, waardoor die gemakkelijker krediet of financiering verschaffen.
M.b.t. Paragraaf 2.4, richtlijn 1.2 inzake betalingsverkeer
Toelichting op betalingsverkeer-richtlijn m.b.t. het gebruik van de gemeentelijke bankrekeningstructuur middels een electronic banking systeem:
Betrouwbaarheid betekent zoveel mogelijk storingsvrij functioneren.
Praktische bruikbaarheid betekent dat het EB-systeem eenvoudig te gebruiken moet zijn voor de eindgebruikers.
Praktische beheersbaarheid betekent dat het beheer van het pakket, de bankrekeningen en de gebruikers niet ingewikkeld moet zijn.
Kostenminimalisatie heeft betrekking op de interne verwerkings- en beheerskosten en de externe bankkosten (valutering, tarifering) die gepaard gaan met het beheren van de geldstromen en financiële posities.
M.b.t. Paragraaf 2.4, richtlijn 3.5 met betrekking tot kredietrisico’s
Toelichting op bevoegdheid van het Treasury Comité om te bepalen dat in een bepaalde periode een hoger prudentieniveau moet worden aangehouden:
De ervaring heeft geleerd dat snelheid van handelen in financiële markten soms vereist is. Om die reden is deze bevoegdheid aan het Treasury Comité toegekend. Indien noodzakelijk geacht komt het Treasury Comité incidenteel bijeen, zoals ook in paragraaf 3.4.1 omschreven. Zonodig informeert de Concerncontroller, als lid van het Treasury Comité, het College.
In dit statuut verstaan wij onder:
het maximale bedrag dat de gemeente mag financieren met kortlopende financieringsmiddelen, dat wil zeggen financieringsmiddelen met een looptijd van maximaal één jaar. De kasgeldlimiet wordt bepaald door het begrotingstotaal van de gemeente bij aanvang van een kalenderjaar te vermenigvuldigen met een bij ministeriële regeling vastgesteld percentage
de treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer