Organisatie | Rucphen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel terugvordering Pw, Bbz 2004, Ioaw en Ioaz gemeente Rucphen 2020 |
Citeertitel | |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2020 | Beleidsregel terugvordering Pw, Bbz 2004, Ioaw en Ioaz gemeente Rucphen 2020 | 27-10-2020 |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Rucphen;
gelet op het bepaalde in de Participatiewet (Pw), het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz);
overwegende dat het wenselijk is om beleidsregels vast te stellen waarin een nadere invulling wordt gegeven aan opschorting, herziening, intrekking, terugvordering en invordering van bijstand op grond van de Pw en het Bbz 2004 en uitkeringen op grond van de Ioaw en Ioaz;
vast te stellen de Beleidsregel terugvordering Pw, Bbz 2004, Ioaw en Ioaz gemeente Rucphen 2020.
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (Pw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz), het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004), en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
bruteren: het verhogen van de vordering met de loonbelasting en premies volksverzekeringen waarvoor het Werkplein Hart van West-Brabant die de uitkering verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtig is, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de door het Werkplein Hart van West-Brabant af te dragen loonbelasting en premies volksverzekeringen.
Artikel 2. Opschorting, herziening en intrekking
Het college maakt gebruik van alle bevoegdheden ingevolge het bepaalde in artikel 54 van de Pw, artikel 17 van de Ioaw en artikel 17 van de Ioaz.
HOOFDSTUK 2 GEHEEL OF GEDEELTELIJK AFZIEN VAN (VERDERE) TERUGVORDERING
Artikel 4. Zesmaanden-jurisprudentie
In afwijking van de bevoegdheid tot terugvordering, zoals beschreven in artikel 58, tweede lid, van de Pw en artikel 25, tweede en derde lid, van de Ioaw en van de Ioaz, én in afwijking van het bepaalde in artikel 3 van deze beleidsregels, beperkt het college - in het geval dat bij het college een signaal bekend is geworden dat had moeten leiden tot wijziging of beëindiging van de uitkering - de terug te vorderen uitkering tot een periode van 6 maanden, te rekenen vanaf de datum waarop bij het college een signaal bekend is geworden dat had moeten leiden tot wijziging of beëindiging van de uitkering.
Artikel 5. Afzien van bruteren
In afwijking van de bevoegdheid tot brutering als bedoeld in artikel 58, vijfde lid, van de Pw, artikel 25, vijfde lid, van de Ioaw en Ioaz, én in afwijking van het bepaalde in artikel 3 van deze beleidsregels ziet het college af van gebruikmaking van de bevoegdheid tot bruteren voor zover:
de reden voor terugvordering in de loop van het jaar is ontstaan, de vordering niet het gevolg is van niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht door belanghebbende, en het college heeft nagelaten belanghebbende tijdig in kennis te stellen van het ontstaan van de vordering, waardoor deze niet meer in staat was de vordering binnen het kalenderjaar terug te betalen; of
In afwijking van de bevoegdheid tot terugvordering, zoals beschreven in artikel 58, tweede lid, van de Pw en artikel 25, tweede en derde lid, van de Ioaw en van de Ioaz, én in afwijking van het bepaalde in artikel 3 van deze beleidsregels besluit het college af te zien van terugvordering van uitkering, indien de terug te vorderen uitkering minder is dan netto € 100,00 en indien de teveel betaalde uitkering uitsluitend het gevolg is van een fout van het Werkplein Hart van West-Brabant én indien verrekening niet mogelijk is.
Het college besluit om geheel of gedeeltelijk af te zien van terugvordering als bedoeld in artikel 58 en 59 van de Pw en artikel 25 van de Ioaw en Ioaz indien sprake is van dringende redenen.
Artikel 8. Afzien van verdere terugvordering
1. Bij een vordering als gevolg van schending van de inlichtingenplicht wordt niet besloten tot het afzien van (verdere) terugvordering.
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan het college, indien er binnen een periode van 10 jaar na de terugvorderingsbeschikking of na de laatste betaling als er een betaling is geweest, ondanks voldoende inspanningen, geen enkele betaling is ontvangen, en hen bovendien uit niets blijkt, dat in de toekomst nog betalingen te verwachten zijn, ambtshalve besluiten af te zien van (verdere) terug- of invordering van een vordering als gevolg van schending van de inlichtingenplicht.
3. Het college kan, indien er binnen een periode van 5 jaar na de terugvorderingsbeschikking of na de laatste betaling als er een betaling is geweest, ondanks voldoende inspanningen, geen enkele betaling is ontvangen, en hen bovendien uit niets blijkt, dat in de toekomst nog betalingen te verwachten zijn, ambtshalve besluiten af te zien van (verdere) terug- of invordering van een vordering anders dan door schending van de inlichtingenplicht.
HOOFDSTUK 3 INVORDERING VAN VORDERINGEN ALS GEVOLG VAN SCHENDING VAN DE INLICHTINGENPLICHT
Artikel 9. Reikwijdte van dit hoofdstuk
De bepalingen in dit hoofdstuk zijn uitsluitend van toepassing op vorderingen die zijn ontstaan als gevolg van schending van de inlichtingenplicht.
Artikel 10. Gebruikmaking van bevoegdheden
Het college maakt gebruik van alle bevoegdheden ten behoeve van invordering van vorderingen als gevolg van schending van de inlichtingenplicht ingevolge het bepaalde in de artikelen 60 en 60a van de Pw en artikel 28 van de Ioaw en Ioaz.
Artikel 11. Invordering van vordering als gevolg van schending van de inlichtingenplicht door verrekening
1. Indien de belanghebbende, van wie uitkering wordt teruggevorderd een uitkering ontvangt, verrekent het college de teruggevorderde uitkering door middel van zo spoedig mogelijke inhouding op de uitkering, en wordt aan de belanghebbende uitstel van betaling verleend voor betaling van het volledige bedrag ineens, wat onverlet laat dat de belanghebbende de volledige teruggevorderde uitkering kan betalen aan het college.
2. Bij de verrekening wordt uitgegaan van een beslagvrije voet van 95% van de geldende bijstandsnorm.
3. Op verzoek van debiteur kan de hoogte van het maandelijks te betalen bedrag gelijk worden gesteld aan het bedrag dat ingevolge het bepaalde in de artikelen 475c, 475d, 475e en 475g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor beslag in aanmerking zou komen als dat gunstiger is dan toepassing van een beslagvrije voet van 95%.
4. Indien het recht op uitkering eindigt, en daarna wordt besloten om uitkering terug te vorderen over de periode voor de datum waarop de bijstand is beëindigd, wordt de gereserveerde vakantietoeslag met toepassing van het bepaalde in artikel 60, vierde lid, van de Pw, en/of artikel 28, tweede lid, van de Ioaw en/of Ioaz, niet uitbetaald maar wordt die verrekend met de nieuwe vordering nadat het daartoe strekkende terugvorderingsbesluit is genomen.
Artikel 12. Invordering vordering als gevolg van schending van de inlichtingenplicht door betaling
Indien invordering van een vordering als gevolg van schending van de inlichtingenplicht niet mogelijk is door verrekening, dan wordt de debiteur verzocht de gehele vordering binnen zes weken na de datum van verzending van de beschikking tot terugvordering in één termijn te voldoen. Daarbij wordt deze er op geattendeerd, dat er een betalingsregeling kan worden getroffen voor zover de debiteur daarom verzoekt én indien de debiteur door middel van bewijsstukken over zijn inkomen en vermogen aannemelijk maakt dat de vordering niet in één termijn kan worden voldaan.
Op verzoek van de debiteur kan de hoogte van het maandelijks te betalen bedrag gelijk worden gesteld aan het bedrag dat ingevolge het bepaalde in de artikelen 475c, 475d, 475e en 475g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor beslag in aanmerking zou komen als dat gunstiger is dan toepassing van een beslagvrije voet van 95%.
Indien voor de uitvoering van beslagregeling de debiteur wordt gevraagd om informatie te verstrekken over diens inkomen en vermogen en de debiteur weigert om aan dat verzoek te voldoen, is de hoogte van het door de debiteur maandelijks te betalen bedrag gelijk aan het bedrag dat ingevolge art. 475g lid 2 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering voor beslag in aanmerking zou komen.
Als de debiteur een verzoek heeft ingediend tot wijziging van een al vastgestelde betalingsregeling en door middel van bewijsstukken over zijn inkomen en vermogen aannemelijk heeft gemaakt dat aan die regeling niet langer kan worden voldaan, moet de debiteur de al vastgestelde betalingsregeling nakomen totdat is beslist op het verzoek tot wijziging van de al vastgestelde betalingsregeling.
HOOFDSTUK 4 INVORDERING VAN VORDERINGEN ANDERS DAN DOOR SCHENDING VAN DE INLICHTINGENPLICHT
Artikel 13. Reikwijdte van dit hoofdstuk
De bepalingen in dit hoofdstuk zijn uitsluitend van toepassing op vorderingen die niet zijn ontstaan als gevolg van schending van de inlichtingenplicht.
Artikel 14. Gebruikmaking van bevoegdheden
Het college maakt gebruik van alle bevoegdheden ten behoeve van invordering van vorderingen anders dan door schending van de inlichtingenplicht ingevolge het bepaalde in de artikelen 60 en 60a van de Pw en artikel 28 van de Ioaw en Ioaz.
Artikel 15. Invordering van vorderingen anders dan door schending van de inlichtingenplicht door betaling in één termijn
De belanghebbende van wie uitkering wordt teruggevorderd, wordt verzocht de gehele vordering binnen zes weken na de datum van verzending van de beschikking tot terugvordering in één termijn te voldoen. Daarbij wordt deze er op geattendeerd, dat er een betalingsregeling kan worden getroffen indien de debiteur daarom verzoekt én indien de debiteur door middel van bewijsstukken over zijn inkomen en vermogen aannemelijk maakt dat de vordering niet in één termijn kan worden voldaan.
Artikel 16. Invordering van vorderingen anders dan door schending van de inlichtingenplicht door verrekening
Indien de belanghebbende van wie uitkering wordt teruggevorderd, niet voldoet aan hetgeen is bepaald in artikel 15 en een uitkering ontvangt, verrekent het college de teruggevorderde uitkering door middel van zo spoedig mogelijke inhouding op die uitkering, en wordt aan de debiteur uitstel van betaling verleend voor betaling van het volledige bedrag in één termijn, wat onverlet laat dat de debiteur de volledige teruggevorderde uitkering kan betalen aan het college.
Op verzoek van debiteur kan de hoogte van het maandelijks te betalen bedrag gelijk worden gesteld aan het bedrag dat ingevolge het bepaalde in de artikelen 475c, 475d, 475e en 475g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor beslag in aanmerking zou komen als dat gunstiger is dan toepassing van een beslagvrije voet van 95%.
Indien het recht op uitkering eindigt, en daarna wordt besloten om uitkering terug te vorderen over de periode voor de datum waarop de bijstand is beëindigd, wordt de gereserveerde vakantietoeslag met toepassing van het bepaalde in artikel 60, derde lid, van de Pw, en/of artikel 28, derde lid, van de Ioaw en/of Ioaz, niet uitbetaald maar wordt die verrekend met de nieuwe vordering nadat het daartoe strekkende terugvorderingsbesluit is genomen.
Artikel 17. Invordering van vorderingen anders dan door schending van de inlichtingenplicht door betaling als verrekening niet mogelijk is
Indien het eerste lid niet van toepassing is, is de hoogte van het door de debiteur maandelijks te betalen bedrag gelijk aan 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag plus 50% van het bedrag waarmee het netto inkomen exclusief vakantietoeslag van de debiteur meer bedraagt dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag.
Indien voor de uitvoering van beslagregeling de debiteur wordt gevraagd om informatie te verstrekken over diens inkomen en vermogen en de debiteur weigert om aan dat verzoek te voldoen, is de hoogte van het door de debiteur maandelijks te betalen bedrag gelijk aan het bedrag dat ingevolge art. 475g lid 2 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering voor beslag in aanmerking zou komen.
Als de debiteur een verzoek heeft ingediend tot wijziging van een al vastgestelde betalingsregeling en door middel van bewijsstukken over zijn inkomen en vermogen aannemelijk heeft gemaakt dat aan die regeling niet langer kan worden voldaan, moet de debiteur de al vastgestelde betalingsregeling nakomen totdat is beslist op het verzoek tot wijziging van de al vastgestelde betalingsregeling.
Artikel 18. Verlening van medewerking aan verzoeken om buitengerechtelijke (=minnelijke) schuldregeling
Artikel 19. Toerekening van de betaling van de debiteur
1. Als de gemeente meerdere vorderingen op grond van de Wwb, de Pw, het Bbz 2004, de Ioaw en/of de Ioaz heeft op de debiteur en de debiteur maakt geen gebruik van zijn recht als bedoeld in artikel 4:92, tweede lid, van de Awb, bepaalt het college de volgorde van aflossing.
2. Op de van een debiteur ontvangen betalingen, is voorts het bepaalde in art. 4:92, eerste lid, van de Awb van toepassing. Dit houdt in dat deze op de navolgende wijze worden aangewend:
1e: in mindering gebracht op de (invorderings)kosten;
2e: in mindering gebracht op de verschenen rente;
3e: in mindering gebracht op de hoofdsom en de lopende rente.
Artikel 20. Wettelijke rente en invorderingskosten
2. Indien periodieke bijstand als lening is verstrekt onder verband van krediethypotheek wordt, te rekenen vanaf de beëindigingdatum van de periodieke bijstand, gedurende 10 jaar geen rente berekend. Na afloop van die termijn wordt de wettelijke rente in rekening gebracht.
Artikel 21. Bevoegdheid om Bbz-lening renteloos te maken
Van de bevoegdheid om een lening renteloos te maken met toepassing van artikel 43, tweede lid, van het Bbz 2004 wordt geen gebruik gemaakt als er sprake is van verwijtbare beëindiging van bedrijf of beroep. Van verwijtbare beëindiging van bedrijf of beroep is in ieder geval sprake bij:
a. bestuurdersaansprakelijkheid als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek,
b. privébestedingen die niet in lijn liggen met de inkomsten en een inkomen op bijstandsniveau, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden die dit rechtvaardigen.
De Beleidsregels terugvordering Pw, Ioaw en Ioaz 2015 gemeente Rucphen, vastgesteld op 23 december 2014, worden ingetrokken met ingang van de derde dag na bekendmaking in het Gemeenteblad.
Deze beleidsregel treedt in werking op de derde dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2020.
Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: Beleidsregel terugvordering Pw, Bbz 2004, Ioaw en Ioaz gemeente Rucphen 2020.
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van Rucphen op 27 oktober 2020,