Organisatie | Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent de stimulering van de realisatie en het behoud van flora en fauna (Subsidieregeling groen in Amsterdam) |
Citeertitel | Subsidieregeling groen in Amsterdam |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervalt van rechtswege op 31 december 2024.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2021 | nieuwe regeling | 17-11-2020 |
Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
gelet op artikel 3, tweede lid van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013,
gezien de brief aan de Raadscommissie wonen en bouwen van 12 november 2019 waarin een onderzoek naar één overkoepelende regeling voor verschillende groene subsidieregelingen wordt aangekondigd en de bestuurlijke ambitie om het subsidielandschap te vereenvoudigen,
besluit de volgende regeling vast te stellen:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
beschermwaardige houtopstand: houtopstand die voorkomt op de lijst zoals bedoeld in artikel 10 van de Bomenverordening Amsterdam 2014 of een houtopstand die als gevolg van zijn geschiedenis, blijkens voorgaande bijdragen van de gemeente Amsterdam aan de instandhouding van die houtopstand, naar het oordeel van het college door de commissie beschermwaardige houtopstanden in overweging genomen zou moeten worden voor een plaats op de voorgenoemde lijst of die in procedure is om op voorgenoemde lijst opgenomen te worden;
Houtopstand: één of meerdere levende bomen, hakhout, heesters of struiken, boomvormers of andere houtachtige gewassen die onderdeel uitmaken van een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken of een beplanting van bosplantsoen met een omtrek van de stam van minimaal 31 centimeter, gemeten op 130 centimeter hoogte boven het maaiveld, gemeten langs de stam; in geval van meerstammigheid geldt de omtrek van de dikste stam;
zichtbaar vanuit de openbare ruimte: een staand volwassen persoon met normaal zicht en een lengte die in beide richtingen niet meer dan twee standaardafwijkingen van de gemiddelde lengte afwijkt kan zonder het gebruik van hulpmiddelen terwijl hij of zij beide voeten op de grond heeft bij daglicht vanaf een plaats die hij of zij zonder vereiste toestemming kan bereiken tenminste 60% van het gehele oppervlak van het object zien.
Artikel 2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013
De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.
Artikel 3 Doel van deze subsidieregeling
Doel van deze subsidieregeling is het stimuleren van maatregelen die zowel de kwaliteit als de kwantiteit van flora en fauna binnen de stad Amsterdam verbeteren, teneinde een bijdrage te leveren aan het verhogen van de biodiversiteit, de vergroening, de leefkwaliteit, de regenbestendigheid, het verminderen van de geluidsdruk, de hoeveelheid fijnstof en schadelijke gassen en het tegengaan van de opwarming van de stad.
Artikel 4 Subsidiabele activiteiten
Het college kan aan een eigenaar een eenmalige subsidie verlenen voor:
Voor de activiteiten met betrekking tot groene daken en gevels, zoals bedoelt in artikel 4, onder a, geldt dat de rechtstreeks voor het realiseren van het groene dak of de groene gevel noodzakelijke kosten, exclusief eventuele terugvorderbare omzetbelasting en leges, voor 50% subsidiabel zijn tot de volgende maximumbedragen:
Voor de activiteiten met betrekking tot de aanplant van bomen in de vaste grond, zoals bedoeld in artikel 4, onder b, geldt dat de kosten, exclusief eventuele terugvorderbare omzetbelasting en leges, voor zover die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn en rechtstreeks betrekking hebben op de aanschaf, het aanplanten, de groeiplaatsverbetering, nazorg en het transport van één of meer bomen volledig subsidiabel zijn tot de volgende maximumbedragen:
Voor de activiteiten met betrekking tot de particuliere beschermwaardige houtopstanden, zoals bedoeld in artikel 4, onder c en d, geldt dat de kosten, exclusief eventuele terugvorderbare omzetbelasting en leges, voor zover die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn en rechtstreeks betrekking hebben op onderzoek, advies en instandhoudingsmaatregelen voor 50% subsidiabel zijn tot een maximum van € 3.000,- subsidie per beschermwaardige houtopstand.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 17 november 2020.
De voorzitter
Femke Halsema
De gemeentesecretaris
Peter Teesink
Naast haar grote inzet op de haar parken en het groen in de openbare ruimte die zij zelf realiseert en beheert heeft de gemeente Amsterdam een lange geschiedenis van het samen met de Amsterdammer de stad vergroenen. Het Vondelpark is daar een mooi voorbeeld van. De bouwonderneming Willemspark kocht in 1864 een strook veenweidegebied aan. Deze strook werd particulier eigendom van de op 8 april 1864 opgerichte Vereniging tot aanleg van een rij- en wandelpark. Op 1865, ging het voor het eerste open voor het publiek 1 . Meer dan 155 jaar later ligt het Vondelpark als een groene oase in het centrum van de stad.
Er is een veelvoud van redenen om de aanleg en instandhouding van groen in de stad te stimuleren. De stad wordt bijvoorbeeld rustiger van meer groen, omdat de geluiden niet meer tegen harde oppervlakken heen en weer kaatsen. Een groene stad is een kleurrijke en aantrekkelijke stad. Groen heeft een positieve impact op de luchtkwaliteit of het nu om fijnstof of schadelijke gassen gaat. Een groene stad biedt leefruimte voor diverse dieren. Een groen stad is beter bestendig tegen de zware regenbuien en de verminderd de zinderde hitte die in de stedelijke jungle van beton en asfalt kan ontstaan. Twee effecten die de komende jaren vermoedelijk alleen maar erger zullen worden als het klimaat verder opwarmt. Genoeg gronden om die lange geschiedenis van het stimuleren van de Amsterdammer om de stad te vergroenen voort te zetten.
De subsidieregeling groen in Amsterdam is een algemene regeling die is gericht op het stimuleren van de realisatie en het behoud van flora en fauna door particulieren in Amsterdam. De regeling heeft een breed doel en leent zich er daarom voor om uiteenlopende activiteiten te subsidiëren. De regeling is gericht op eigenaren van de gebouwen of gronden waar de het groen zal worden aangebracht of in stand gehouden. Bij de inwerkingtreding bundelt de regeling de volgende subsidieregelingen:
Daar waar de gemeenteraad en het college kansen zien zullen ze op termijn de regeling kunnen uitbreiden om andere vormen van groen in de stad ook te stimuleren.
De regeling volgt een opzet die aansluit bij andere regelingen die gebaseerd zijn op de collegebevoegdheid uit artikel 3 van Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 (ASA 2013). De opbouw van de individuele artikelen is zoveel als mogelijk van algemeen naar specifiek. Artikelonderdelen aan het begin van een artikel gelden dus meestal voor alle gevallen. Terwijl artikelonderdelen aan het einde van een artikel meer specifiek zullen zijn. Kwesties die met elkaar te maken hebben zijn zoveel als mogelijk binnen de artikelen gebundeld. Er zijn woorden dik gedrukt in de regeling om aan te geven dat daar het eerste voorval van een onderwerp of specifiek onderdeel plaatsvindt. De gedachte hierachter is dat het de lezer helpt om snel de voor hem of haar relevante informatie te vinden.
Volledigheidshalve moet worden benadrukt dat de subsidieaanvrager / eigenaar te allen tijde zelf verantwoordelijk is en blijft voor de bouwkundige staat van het eventueel betrokken gebouw, het voldoen aan de bouwregelgeving in het Bouwbesluit en de Bouwverordening en aan de Bomenverordening, als ook voor het noodzakelijke onderhoud aan eventueel aan te leggen groen. De eigenaar is zelf verantwoordelijk voor het hebben van de benodigde vergunningen en het voldoen aan eventuele welstandseisen.
Het op groene daken en gevels gerichte deel van de regeling richt zich op oppervlakten vanaf minimaal 30 vierkante meter. Er is een maximaal bedrag per subsidieaanvraag en per dak of gevel, van € 50.000,- voor daken, en er is 25.000,- voor gevels beschikbaar. De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 30,- tot € 60,- per vierkante meter groen dak afhankelijk van de wateropslagcapaciteit en de diversiteit van de beplanting. Voor groene gevels is € 30,- of € 50,- per vierkante meter groene gevels. Het maakt niet op wat voor soort gebouw het groene dak of de groene gevel wordt aangebracht, zolang het gebouw maar wel al 5 jaar staat.
Het op aanplant van nieuwe bomen gerichte deel van deze regeling sluit nauw aan bij de gemeentelijke bomenverordening. Uitgangspunt van die verordening is ‘kap, mits herplant’. Als er na de kap van een boom geen nieuwe boom op dezelfde plek aangeplant kan worden, dan mag de boom ook elders binnen de gemeentegrens van Amsterdam worden geplant. Als dat niet (direct) mogelijk is dan wordt de monetaire waarde van de gekapte boom in euro’s berekend, conform het rekenmodel van de Nederlandse Verenging van Boomtaxateurs. Dit geld wordt dan gestort in het gemeentelijk Herplantfonds. Het geld uit het Herplantfonds wordt gebruikt voor de aanplant van nieuwe bomen en het verbeteren van de groeiplaats van die bomen. Met (gedeeltelijke) dekking uit het Herplantfonds geeft dit deel van de regeling particulieren een stevige steun in de rug als zij extra bomen gaan planten. Zij kunnen als de aanplant door een erkende partij wordt uitgevoerd maximaal €50.000,- per aanvraag, maximaal €5.000,- per boom en maximaal €30.000,- voor de kosten van arbeid subsidie aan krijgen.
Beschermwaardige houtopstanden
Amsterdam heeft relatief weinig oude, bijzondere beschermwaardige houtopstanden. Daarom dienen deze extra bescherming te krijgen. De gemeente Amsterdam hecht er veel waarde aan dat ook waardevolle particuliere houtopstanden voor de stad worden behouden. Deze bomen worden daarom op de lijst met beschermwaardige houtopstanden geplaatst. Deze lijst is gebaseerd op artikel 10 van de gemeentelijke Bomenverordening. Het op beschermwaardig houtopstanden gerichte deel van de regeling biedt de mogelijkheid om de helft van de kosten voor het onderzoek en advies over de instandhouding en de helft van de kosten voor de instandhouding maatregelen zelf van de gemeente gesubsidieerd te krijgen. Er geldt hiervoor een maximum van €3.000,- subsidie per houtopstand.
Elk van de artikelonderdelen bevat een definitie. Uitsluitend waar verdere toelichting nodig is zal dat per artikelonderdeel gebeuren.
Ad b beschermwaardige houtopstand
Met deze definitie wordt aansluiting gezocht bij de lijst van beschermwaardige bomen, zoals deze op basis van artikel 10 van de Bomenverordening Amsterdam wordt bijgehouden. De definitie is echter breder dan die lijst. Het artikel voorziet ook in de mogelijk dat deze lijst onvolledig is. Er is daarom ook een mogelijk om bomen die in de procedure zijn om op die lijst te komen, ook in aanmerking te laten komen voor deze subsidie. Daarbij is wel van belang dat de gemeente al eerder steun heeft gegeven om die boom in stand te houden en dat het college de boom als kansrijk voor opname in de beschermde bomenlijst ziet. Deze definitie is van belang voor bepaling van de werking van artikel 5, derde lid van de regeling.
Met deze definitie wordt hoofdzakelijk bepaald dat het gebouw niet minder dan 5 jaar geleden opgeleverd dient te zijn om als bestaande bouw aangemerkt te kunnen worden. De kennisgeving van de gereedkoming van bouw, zoals genoemd in artikel 7, lid g van het Besluit basisregistratie adressen en gebouwen is wettelijk vereist volgens artikel 1.25, lid 2 van het Bouwbesluit 2012 en biedt dus een zeer concrete en toetsbare datum. Deze definitie is van belang voor de bepaling van de werking van artikel 5, tweede lid van de regeling. Nieuwe gebouwen en nieuwbouw worden door deze definitie uitgesloten van subsidie op grond van artikel 5, tweede lid van de regeling.
Ad f Certificaat boomverzorging
Om de kwaliteit van de aan te planten bomen en de kwaliteit van het aanplantwerk te verzekeren is voor het aanplanten van bomen aansluiting gezocht bij de in het werkveld gelden standaarden. Het Groenkeur-bedrijfscertificaat beoordelingsrichtlijn BRL Boomverzorging is die standaard. Dit specifieke Groenkeur-bedrijfscertificaat dient niet verward te worden met de andere Groenkeur certificaten die er zijn voor Dak- & Gevelbegroeiing, Groenvoorziening of Groenvoorziening met Kleurkeur. Op basis van de naam op de offerte van de aanbieder zal de gemeente in het Groenkeur register (https://groenkeur.nl/gecertificeerden/?type=gk_bedrijven) controleren of de uitvoerende partij het keurmerk benodigde keurmerk heeft. Indien de aanbieder niet gevonden kan worden in het Groenkeur register zal de gemeente de aanvrager op grond van artikel 7, tweede lid, onderdeel b van de regeling vragen om het certificaat. Als het bezit van dit certificaat niet binnen twee weken aangetoond wordt, vormt dat een weigeringsgrond voor de subsidieaanvraag. Deze definitie is verder van belang voor bepaling van de werking van de weigeringsgrond artikel 8, eerste lid, onderdeel e van de regeling. Als het certificaat niet bestaat wordt de subsidie geweigerd op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel e van de regeling.
De regeling is toegespitst op de eigenaar van het gebouw, de grond of het object waaraan de maatregelen getroffen gaan worden. Het begrip eigenaar is breed gedefinieerd, waarbij het beschikkingsrecht leidend is. Huurders vallen niet onder deze definitie; erfpachters wel.
Adviseren over en werken aan een monumentale of beschermwaardige houtopstand vergt specialistische kennis. De subsidie is daarom ingericht zodat er uitsluitend subsidie beschikbaar is voor het werk van vakkundige mensen. De begrippen ETT en ETW geven uitdrukking aan de afronding van een opleiding die veel van benodigde specialistische kennis oplevert voor respectievelijk het adviseren over en het uitvoeren van werkzaamheden aan dergelijke bomen. Op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel f van de regeling levert de aanvrager de naam van de betrokken ETT en ETW. Deze naam wordt gecontroleerd in het respectievelijk het Register European Tree Technician (https://www.eac-arboriculture.com/certified-european-tree-technicians.aspx) en het register European Tree Workers (https://www.eac-arboriculture.com/certified-european-tree-workers.aspx). Als dit geen resultaat oplevert wordt de aanvrager op grond van artikel 7, tweede lid, onderdelen c en d gevraagd om bewijs te leveren dat de uitvoerende partijen in het bezit zijn van de nodige certificaten. Als dit bewijs niet binnen twee weken geleverd wordt vormt dat een weigeringsgrond voor de subsidieaanvraag. Deze definities zijn van belang voor bepaling van de werking van artikel 4, onderdelen c en d, omdat de begrippen specialistisch advies en onderzoek en specialistische instandhoudingsmaatregelen verwijzen naar de termen ETT en ETW.
De kennis verkregen met het afronden van een ETT of ETW-opleiding is niet voldoende waarborg dat deze persoon voldoende bekwaam om weet te gaan met beschermwaardige boom. Ervaring is daarom ook gewenst. Met deze definitie wordt het begrip ‘ervaren’ nader geduid als 5 jaar ervaring met de advisering of het uitvoering van instandhoudingsmaatregelen aan bomen. Dit artikel is van belang voor de bepaling van de werking van artikel 4, onderdelen c en d van de regeling, omdat de begrippen specialistisch advies en onderzoek en specialistische instandhoudingsmaatregelen verwijzen naar de term ervaren ETT en ervaren ETW.
Een grondgebonden groene gevel hoeft niet in de volle grond te staan, of zelfs maar op het maaiveld. Met een grondgebonden groene gevel zijn bijvoorbeeld klimop of wingerd, die zich vanuit de grond, of een plantenbak, al dan niet met klimbegeleiding tegen de gevel op groeien. Het maximale subsidiabele bedrag hiervoor is lager dan een bij een constructie voor de gevel (of soms onderdeel van de gevel) waarbij planten in de gehele constructie worden geplaatst.
Een grondgebonden groene gevel
Een groene gevel waarbij planten inclusief grond in de constructie zijn geplaatst
Ad x zichtbaar vanuit de openbare ruimte:
De gemeente subsidieert alleen groene gevels die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte. Met deze definitie wordt bepaald wat zichtbaar vanuit de openbare ruimte betekent. In principe wordt op basis van de, op grond van artikel 7, onderdeel d, sub ii geleverde foto bepaald of aan het criterium van zichtbaarheid is voldaan. Indien de zichtbaarheid onvoldoende uit de foto blijkt, kan de situatietekening, zoals bedoeld in artikel 7, onder d, sub i verdere informatie verschaffen. Als deze informatie onvoldoende uitkomst biedt kan een inspectie op locatie plaatsvinden. Dit artikel is van belang voor de bepaling van de werking van artikel 4, onderdeel a van de regeling, omdat de zichtbaarheid vanuit de openbare ruimte en vereiste voor subsidie voor een groene gevel.
Artikel 2 Toepasselijkheid ASA 2013
Dit artikel bepaalt dat de ASA 2013 van toepassing is, tenzij daar specifiek van wordt afgeweken. Er wordt nergens van de ASA afgeweken en in de artikelen 7, 8 en 9 van de regeling worden verschillende zaken aanvullend op de ASA 2013 bepaald.
Artikel 3 Doel van de regeling
De verschillende doelen die met de regeling nagestreefd worden zijn in de algemene toelichting onderbouwd.
Artikel 4 Subsidiabele activiteiten
Dit artikel somt op waarvoor subsidie kan worden aangevraagd. Elke onderdeel betreft een specifieke subsidiabele activiteit. De begrippen college en eigenaar zijn respectievelijk gedefinieerd in artikel 1, onder e en g van de regeling. Het begrip eenmalig verwijst naar artikel 1, eerste lid onderdeel d van de ASA 2013 en staat in tegenstelling tot een periodieke subsidie. Meerdere keren subsidie aanvragen voor dezelfde activiteit leidt tot een weigering van alle verdere aanvragen na de eerste op grond van artikel 9, tweede lid, onderdeel a van de ASA 2013.
In dit onderdeel wordt aangeven welke groene daken en gevels voor subsidie in aanmerking komen. Verschillende criteria, zoals het minimumoppervlak, de minimale wateropslagcapaciteit waaraan het groene dak moet voldoen, en dat een groene gevel alleen subsidiabel is als deze vanaf de openbare ruimte ook zichtbaar is, komen aan bod. De regeling is alleen gericht op bestaande gebouwen gelegen in Amsterdam waarbij geen onderscheid wordt gemaakt t.a.v. platte- en schuine daken.
Voor nieuwbouwprojecten, nog te bouwen gebouwen en gebouwen jonger dan 5 jaar, wordt aangenomen dat een groen dak dan wel een daktuin of verticaal groen wordt meegenomen in het programma van eisen en het ontwerp. In een dergelijk geval zijn de kosten van een groen dak integraal onderdeel van de ontwerp- en nieuwbouwkosten. Het is bekend dat daken langer meegaan als ze worden voorzien van een groen dak. Als dat gelijk bij nieuwbouw wordt geïmplementeerd, verdient het groene dak zichzelf zo terug op toekomstige onderhoudskosten van het dak eronder. Omdat derhalve bij nieuwbouw het groene dak zichzelf terugverdient, ook omdat een woning meer waard is en beter verkoopbaar/verhuurbaar, is een subsidie bij nieuwbouw niet noodzakelijk.
Deze redenatie geldt ook voor opbouwen, aanbouwen en bijgebouwen. Ook wanneer deze jonger zijn dan vijf jaar, komen ze niet in aanmerking voor subsidie groen dak of groene gevel. Dit volgt uit de definitie van bestaande bouw, zie hierover meer bij de toelichting bij artikel 1, onder d, van deze regeling.
Er wordt alleen subsidie verleend voor nieuwe groene daken of gevels, waarmee wordt bedoeld dat er daarvoor geen groen dak of groene gevel aanwezig was. Er wordt dus geen subsidie verleend voor vervanging of grootschalig onderhoud.
Verschillende dakoppervlakten van verschillende eigenaren mogen worden samengevoegd in één aanvraag, om zo boven het minimale oppervlakte van 30 m2 uit te komen. Daarbij is het van belang dat door de aanvragers een penvoerder wordt aangewezen die namens de overige eigenaren een aanvraag doet. De gemeente behandelt het als één aanvraag, waarbij dus ook de subsidie naar één rekeningnummer wordt overgemaakt.
De waterbergingscapaciteit van het dak wordt aangetoond met behulp van de stukken die bij de aanvraag meegeleverd worden op grond van Artikel 7, eerste lid, onderdeel d, sub I, i en iii van de regeling. Als de aanvraag niet aan de minimale waterbergingsvoorwaarde voldoet, wordt de subsidie geweigerd op grond van artikel 9, tweede lid, onder a van de ASA 2013.
In dit onderdeel wordt aangegeven welke criteria er gesteld worden aan de aanplant van bomen. Om in aanmerking te komen voor de subsidie moet aan alle criteria worden voldaan. Beoordeling of aan de criteria wordt voldaan gebeurt op basis van de bij de subsidieaanvraag ingediende stukken, in het bijzonder de aangevulde omschrijving van de activiteiten (artikel 5, tweede lid, onder a, ASA 2013) en het beplantingsplan (artikel 7, eerste lid, onderdeel e van de regeling).
Ad c en d Beschermwaardige houtopstanden
In deze onderdelen wordt aangegeven voor welke zaken er met betrekking tot beschermwaardige houtopstanden er subsidie is. Het verdient opmerking dat alle maatregelen gericht dienen te zijn op een duurzame instandhouding, waarbij alle beschikbare kennis op het gebied van ‘veterane snoei’ als basis wordt gebruikt. Alleen bewezen maatregelen komen in aanmerking voor subsidie.
De begrippen specialistische onderzoek en advies en specialistische instandhoudingsmaatregelen zijn in artikel 1 onder respectievelijk onderdelen r en s gedefinieerd. Deze begrippen hebben hier tot gevolg dat het onderzoek en advies en de instandhoudingsmaatregelen door ETT-ers en ETW-ers met 5 jaar ervaring uitgevoerd moeten worden.
Lees meer over het begrip beschermwaardige houtopstanden bij de toelichting bij artikel 1, onderdeel b.
Artikel 5 Hoogte van de subsidie
In de leden van dit artikel worden de maximale hoogte voor de in artikel 4 opgesomde subsidiabele activiteiten bepaald. Een algemeen kenmerk van alle leden in dit artikel is dat de kosten exclusief terugvorderbare omzetbelasting (BTW) zijn. Daarmee wordt bedoeld dat onderneming en rechtspersonen die BTW-plichtig zijn mogelijk het BTW-gerelateerde deel van de kosten van de activiteiten terug kunnen krijgen, omdat deze ‘afgetrokken kunnen worden als voorbelasting’. Dit heeft tot gevolg dat die partijen in de praktijk minder betalen voor de activiteiten. De gemeente acht het niet wenselijk om deze partijen desondanks evenveel subsidie te geven. Daarom wordt de terugvorderbare omzetbelasting buiten de subsidiabele kosten geplaatst. De aanvrager wordt op grond van artikel 7, lid 1, onderdeel a, sub V gevraagd om aan te geven welke op de offertes in rekening gebrachte omzetbelasting terugvorderbaar is. Als een aanvrager, die in het bezit is van een BTW-nummer, geen informatie verschaft wordt aangenomen dat de kosten terug te vorderen zijn en worden de subsidiabele kosten lager bepaald. Aanvragers zonder BTW-nummer worden geacht niet terug te kunnen vorderen.
Leges voor bijvoorbeeld noodzakelijke vergunningen zijn ook uitgezonderd van subsidie op basis van deze regeling. Het college heeft niet de bevoegdheid om de in de legesverordening door de raad vastgestelde tarieven, in effect te wijzen, met behulp van een subsidie.
Kernbegrip in deze bepaling is dat de kosten rechtstreeks voor het realiseren van het groene dak of de groene geven noodzakelijk dienen te zijn om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie van de helft van die kosten.
Daaruit volgt dat er wel subsidie is voor onder andere:
Daaruit volgt verder dat er geen subsidie is voor onder andere:
De subsidie voor de helft van de genoemde kosten wordt verder gekwalificeerd gemaximeerd. Ieder van de volgende onderdelen van de regeling geeft een voorwaarde waaronder een specifiek maximumbedrag geldt. Wanneer er meerdere maxima van toepassing op één aanvraag geldt het laagste maximum.
In dit onderdeel worden een algemeen maximaal subsidiebedrag per dak of gevel bepaald.
In dit onderdeel wordt een maximum subsidiebedrag per vierkante meter groen dak of groene gevel. Dit bedrag per vierkante meter kan hoger zijn als er aan specifieke voorwaarden is voldaan. Die voorwaarden staan in de onderdelen c, d en e.
In dit onderdeel wordt een hoger maximaal subsidiebedrag per vierkante meter beschikbaar gesteld als het dak een aantoonbaar grotere waterbergingscapaciteit heeft dan 50 liter per vierkante meter. Het aantonen van de waterbergingscapaciteit, gebeurt op basis van de situatieschets en de meegeleverde productinformatie. De aanvrager is op grond van Artikel 7, eerste lid, onderdeel d, sub I, i en iii deze informatie aan te leveren.
In dit onderdeel wordt het maximale bedrag per vierkante meter groen dak, zoals dat in de onderdelen b en c is genoemd mogelijk verder verhoogd indien er voldaan is een voorwaarde met betrekking tot de beplantingsdiversiteit. Het vetkruit van het geslacht Sedum is vanwege haar lage onderhoudsbehoefte, droogte en hitte resistentie en aanhoudend groene kleur bijzonder populair om op slecht toegankelijke groene daken te leggen. Het gevolg daarvan is dat op veel groene daken een monocultuur aangelegd wordt. Dit levert daardoor een beperkte bijdrage aan de biodiversiteit in de stad. Om eigenaren te stimuleren om ook andere planten op het groene dak te planten wordt met deze bepaling een hoger subsidiebedrag per vierkante meter beschikbaar gesteld. Als alternatieven is te denken aan grassen, kruiden, zaaimengsels voor groene daken met inheemse een- of meerjarigen en cultuursoorten met nectarwaarde.
Met het percentage wordt het percentage van het oppervlak van het groene dak bedoeld en dus niet het percentage plantenaantallen of –soorten. Er dient rekening te worden gehouden met reguliere plantafstanden of zaaihoeveelheden.
In dit onderdeel wordt het maximale subsidiebedrag per vierkante meter groene gevel hoger bepaald indien de planten in de groene niet direct met de grond verbonden zijn. Het criterium met de grond verbonden zijn is bij toelichting bij artikel 1, onderdeel m, al aan de orde gekomen. Een vrij hangende groene gevel waar de planten zich in de constructie aarden blijkt in de praktijk duurder dan een groene gevel die vanaf de grond begint. Om die reden is er voor die gevallen een hoger subsidiebedrag beschikbaar gesteld.
In dit artikel wordt bepaald welke kosten met betrekking tot de aanplant van bomen subsidiabel zijn. Het betreft in dit geval een subsidie van 100% van de in aanmerking komende kosten. Het oordeel van het college is leidend bij het bepalen of de kosten noodzakelijk zijn en rechtstreeks betrekking hebben op de uitputtend opgesomde activiteiten. In de volgende onderdelen wordt het subsidiebedrag verder gemaximeerd.
In dit artikel wordt bepaald welke kosten met betrekking tot de activiteiten aan beschermwaardige houtopstanden in aanmerking komen voor een subsidie van 50% van die kosten. Het oordeel van het college is leidend bij het bepalen of de kosten noodzakelijk zijn en rechtstreeks betrekking hebben op de uitputtend opgesomde activiteiten. Er is niet meer dan €3.000,- subsidie per houtopstand. Eén houtopstand kan uit meerdere bomen of struiken bestaan. Om €3.000,- subsidie te kunnen krijgen zullen er dus voor €6.000,- aan subsidiabele kosten gemaakt moeten worden.
In dit artikel wordt voor de looptijd van de regeling een maximaal bedrag dat aan subsidie verleend kan worden bepaald. De volgorde van behandeling van aanvragen wordt bepaald in artikel 7 van de ASA 2013.
Artikel 7 Bij de aanvraag in te dienen gegevens
Dit artikel kent twee leden. Beide leden hebben als kenmerk dat ze aanvullend zijn op de indieningsvereisten die volgen uit artikel 5 van de ASA 2013. Het eerste lid somt alle stukken, documenten of informatie op die, naast de door de ASA 2013 vereiste stukken, bij een aanvraag meegezonden dienen te worden. Het tweede lid somt stukken, documenten of informatie op die bij onduidelijkheden opgevraagd kunnen worden gedurende de aanvraag.
Dit onderdeel vraagt om de offertes voor de uit te voeren werkzaamheden, maar stelt bovendien specifieke eisen aan die offertes. Met de door de belastingdienst gestelde eisen voor facturen wordt bedoeld dat de volgende zaken op de offerte opgenomen:
In de volgende subonderdelen I tot en met V wordt specifieke aanvullende informatie op offertes gevraagd.
Het in dit onderdeel gevraagde bewijs kan geleverd worden door bijvoorbeeld een kopie van de bankpas of een rekeningafschrift mee te sturen.
Deze bepaling is alleen van toepassing als er sprake is van een VvE die over een gemeenschappelijk deel van het gebouw moet beslissen om de subsidiabele activiteiten mogelijk te maken. Wat een rechtsgeldig VvE besluit is, is afhankelijk van de statuten van de specifieke VvE. In de meeste gevallen is een besluit van de Algemene Leden Vergadering (ALV) nodig. In dat geval kan voldaan worden met een verslag van de vergadering waar het besluit genomen heeft. Indien het besluit genomen kan worden door het bestuur van de VvE ontvangen wij graag de stukken waaruit deze bevoegdheid blijkt.
De subonderdelen in deze bepaling hebben uitsluitend betrekking op subsidieaanvragen voor groene daken of gevels.
Artikel 5, tweede lid, onderdeel a van de ASA 2013 vereist een beschrijving van de activiteiten. Deze activiteitenomschrijving dient om de aanvraag goed te kunnen beoordelen meer informatie te bevatten dan de ASA 2013 voorschrijft. In de sub-subonderdelen i tot en met iii worden deze vereisten toegelicht.
De in sub-subonderdeel i genoemde situatietekening is het ontwerp van het groene dak. Hieruit wordt op gemaakt wat de plannen zijn en of de aangevraagde vierkante meters overeen komen met de werkelijkheid. Dit mag een aangepaste kopie van een bouwtekening zijn, of een nette zelfgemaakte tekening. De tekening moet op schaal zijn en voorzien van maten. Er moet duidelijk uit op te maken zijn welke dakdelen vergroend worden en welke niet, waar bijvoorbeeld een terras komt of reeds is, en als er verschillende soorten groene daken worden aangelegd op verschillende dakdelen, wat waar komt. Ook als er meer dan 50% gebruik wordt gemaakt van niet- sedumplanten, dient het ontwerp hiervan op de situatietekening te zijn aangegeven.
De in sub-sub onderdeel ii genoemde kleurenfoto van de groene gevel is van groot belang bij het bepalen van de zichtbaarheid vanuit de openbare ruimte; zorg dat de kleurenfoto in ieder geval vanuit een openbare plaats (meestal de straat) is genomen en stuur bij voorkeur enkele foto’s mee.
Deze subonderdelen stellen aanvullende eisen aan de offertes die door de aanvrager opgevraagd worden. Deze informatie is nodig om te bepalen of aan de voorwaarden uit artikel 4, onder a, met betrekking tot het minimale oppervlak en de waterbergingscapaciteit wordt voldaan. Deze informatie wordt ook gebruikt om te bepalen of de aanvrager in aanmerking komt voor eventuele hogere maximum subsidiebedragen, zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid onderdelen c en d.
Dit onderdeel is specifiek op de aanplant van nieuwe bomen gericht. Artikel 5, tweede lid, onderdeel a van de ASA 2013 vereist een beschrijving van de activiteiten. Deze activiteitenomschrijving dient om de aanvraag goed te kunnen beoordelen meer informatie te bevatten dan de ASA 2013 voorschrijft. Dit onderdeel vraagt dat de beschrijving van de activiteiten ook een beplantingsplan en ontwerp bevat. Het ontwerp kan bestaan uit een schets met daarop de plantwijze van de boom of bomen in relatie tot de omgeving, of een foto van de bestaande situatie met daarin de nieuwe situatie getekend.
Dit onderdeel heeft uitsluitend betrekking op activiteiten met betrekking tot beschermwaardige houtopstanden. De namen van de betrokken ETT-ers en ETW-ers worden expliciet gevraagd. Deze namen zijn nodig om te kunnen controleren of deze personen opgenomen zijn in het kwaliteitsregister. Lees hierover meer bij de toelichting bij artikel 1, onderdelen h en i. Als de naam niet in het register opgenomen lijkt te zijn wordt op grond van het tweede lid, onderdelen c ne d om bewijs van die kwalificatie gevraagd.
Voor de in dit onderdeel genoemde stukken geldt dat ze in eerste aanleg niet nodig is om ze bij de aanvraag mee te sturen. Als de stukken voorhanden zijn kan het natuurlijk geen kwaad om het wel te doen. De stukken dienen binnen twee weken na de het verzoek namens het college ontvangen te worden. Als de stukken niet tijdig ontvangen worden, vormt dat grond voor een weigering van de subsidieaanvraag op grond van artikel 9, tweede lid, onder a van de ASA 2013.
Deze informatievraag is erop gericht om eventuele onzekerheid over het beschikkingsrecht van de aanvrager of de objecten waaraan de subsidiabele activiteiten plaats moeten vinden te adresseren. In veel gevallen kunnen een koopakte of een erfpachtakte uitkomst bieden.
Deze informatievraag is erop gericht om in de gevallen dat het niet lukt om naam van de beoogde uitvoerende partij in het Groenkeur register te vinden toch duidelijkheid te krijgen. Lees hier meer over bij de toelichting bij artikel 1, onder f van deze regeling.
Deze informatievragen zijn er op gericht zeker te stellen dat de ETT-er en ETW-er die de subsidiabele werkzaamheden uitvoeren afdoende gekwalificeerd zijn. Lees hier meer over bij de toelichting bij artikel 1, onder h en i van deze regeling.
De weigeringsgronden vormen een aanvulling op de algemene weigeringsgronden uit artikel 9 van de ASA. De weigeringsgronden in het eerste lid zijn dwingende bepalingen. Het college moet de subsidie weigeren als de beschreven situatie zich voordoet. Op grond van de weigeringsgronden in het tweede lid kan het college de subsidie lager of op nul vaststellen, maar is daartoe niet verplicht.
Dit onderdeel borgt dat geen subsidie meer kan worden aangevraagd nadat de genoemde datum verstreken is. Deze datum sluit bij de einddatum van het tijdvak van het subsidieplafond, zoals dat in artikel 6 van deze regeling is bepaald. Aanvragen die na deze datum ontvangen zijn worden niet verdere behandeld en direct geweigerd. Het kan lonen om een pro-forma of een incomplete aanvraag in te dienen om te voorkomen dat deze weigeringsgrond van toepassing zal zijn op een aanvragen.
De subsidie is bedoeld ter stimulering van het nemen van fysieke voorzieningen voor het aardgasvrij maken van vastgoed. Daarom is met de weigeringsgrond in dit onderdeel, bepaald dat de uitvoering van subsidiabele activiteiten niet al getroffen mag zijn voordat de aanvraag is ontvangen.
Het is voor de gemeente, zonder buitensporige administratieve lasten, niet mogelijk om te bepalen wanneer de activiteiten uitgevoerd zijn.
Gedurende de verleningsfase kan uitsluitend geconstateerd worden dat een offerte voor de te uit te voeren activiteiten recent en geldig is. In de praktijk is het echter eenvoudig om een recente en geldige offerte te verkrijgen, ook als het werkzaamheden betreft die reeds uitgevoerd zijn. De waarde van de offerte om dit te toetsen is daarom zeer beperkt.
In de vaststellingsfase ontvangt de gemeente facturen en bewijzen dat facturen voldaan zijn. De datum van de facturen en de datum waarop de facturen voldaan zijn, zijn sterkere instrumenten om te controleren of de werkzaamheden uitgevoerd waren op het moment van aanvraag. Als gedurende de vaststellingsfase blijkt dat bepaalde de werkzaamheden al waren uitgevoerd kan de subsidie lager of nihil vastgesteld worden. De datum waarop werkzaamheden uitgevoerd zijn wordt geacht valt samen met die van de btw-plichtige factuur van de uitvoerende partij die betrekking heeft op de uitvoering van de te subsidiëren activiteiten. Als de aanvrager zelf de activiteiten uitvoert treft, dan is de datum van de aanschaf van noodzakelijke materialen leidend. Alle kosten die voor de aanvraagdatum gefactureerd zijn, zijn niet subsidiabel. Datzelfde geldt ook voor termijnfacturen. Termijnbedragen die vóór de aanvraagdatum gefactureerd zijn, zijn niet subsidiabel.
Met deze weigeringsgrond wordt voorkomen dat subsidie aangevraagd kan worden voor het planten van vervangende bomen na een vergunde kap. Daarmee wordt aangesloten bij het “kap, mits herplant”-principe van de gemeentelijke Bomenverordening. Het herplanten van een boom wordt geacht onderdeel te zijn de verplichtingen die volgen uit de kap van een andere boom. Deze verplichting volgt uit de omgevingsvergunning kap. Het vergoeden van die herplanting zou de verantwoordelijkheid voor de financiële consequenties van de kap van een boom verplaatsen naar de gemeente en dat is niet de bedoeling.
Deze weigeringsgrond sluit uit dat er subsidie wordt verleend als de uitvoerende partij niet in het bezit is van het certificaat boomverzorging. Lees meer over het certificaat boomverzorging in de toelichting bij artikel 1, onderdeel f.
Deze weigeringsgrond sluit uit dat er subsidie wordt verleend als er korter dan 3 jaar geleden al subsidie is verleend voor onderzoek en advies met betrekking tot dezelfde houtopstanden.
Deze weigeringsgrond sluit uit dat er subsidie als er korter dan een jaar gelden al subsidie is verleend voor instandhoudingsactiviteiten met betrekking tot dezelfde houtopstanden.
Deze weigeringsgronden sluiten uit dat er subsidie wordt verleend als het onderzoek- en advies over en de werkzaamheden aan een beschermwaardige houtopstand niet door een ervaren en gekwalificeerd persoon worden uitgevoerd. Lees hierover meer bij de toelichting bij artikel 1, onderdelen h, i en j.
Artikel 9 Aanvullende verplichting
In de leden artikel worden de verplichtingen van de aanvrager bepaald die naast de verplichtingen uit artikelen 10 en 11 van de ASA 2013 gelden.
Met dit lid wordt de betaling van subsidie voor de activiteiten afhankelijk gesteld van de uitvoering van die activiteiten. De periode van 1 jaar begint op de datum van de verlening van de subsidie. Leidend bij het bepalen of de activiteiten binnen 1 jaar zijn voltooid is de datum waarop de laatste factuur voor de uitvoering van die activiteiten voldaan is. Uit artikel 15 van de ASA 2013 volgt hoe snel het verzoek tot vaststelling van de subsidie na dat moment dient plaats te vinden. In ieder geval kan, bij het uitblijven van bericht van de aanvrager, 1 jaar en 12 weken na de datum van verlening de subsidie de subsidie lager of op nihil vastgesteld worden op grond van artikel 9, tweede lid, onder a van de ASA 2013. De aanvrager heeft in dat geval immers niet voldaan aan de verplichting uit dit lid, danwel niet voldaan aan de verplichting om het college te informeren die volgt uit artikel 10, eerste lid, onder a van de ASA 2013.
Deze verplichting stelt de gemeente in de gelegenheid om te inspecteren of de activiteiten zijn uitgevoerd en om vermoedens van fraude te onderbouwen. Het niet verlenen van de vereiste medewerking kan op zichzelf ook al grond zijn voor het lager of op nihil vaststellen van de subsidie. Er is in dat geval immers niet voldaan aan de voorwaarden van de regeling en de weigeringsgrond uit artikel 9, tweede lid, onder a van de ASA 2013 in dan van toepassing.
De genoemde stukken zijn in aanvulling op de vereisten die volgen uit artikel 14, tweede lid van de ASA 2013. De indieningstermijn voor de verantwoording volgt uit artikel 15 van de ASA 2013, waarbij de datum waarop de laatste factuur voor de uitvoering van de subsidiabele activiteiten leidend is.