Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zeist

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Zeist 2019

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZeist
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Zeist 2019
CiteertitelVerordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Zeist 2019
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 95, eerste lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 95, tweede lid, van de Gemeentewet
  3. artikel 97 van de Gemeentewet
  4. artikel 98 van de Gemeentewet
  5. artikel 3.1.1, vijfde lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  6. artikel 3.1.3, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  7. artikel 3.1.4, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  8. artikel 3.1.8, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  9. artikel 3.1.9, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  10. artikel 3.3.2 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  11. artikel 3.3.3, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  12. artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  13. artikel 3.4.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  14. artikel 3.4.2 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-09-202310-07-2021artikel 3, 4, 5, 6, 7, 8

05-09-2023

gmb-2023-396599

25-11-202001-01-201915-09-2023nieuwe regeling

10-11-2020

gmb-2020-305552

378500

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Zeist 2019

De raad van de gemeente Zeist;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van [datum en nummer];

 

gelezen het voorstel van het raadspresidium van;

 

gelet op de artikelen 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, en 97, 98, 99 van de Gemeentewet en de artikelen 3.1.1, vijfde lid, 3.1.3, eerste lid, 3.1.4, eerste lid, 3.1.8, eerste lid, 3.1.9, eerste lid, 3.3.2, 3.3.3, tweede lid, 3.3.8, 3.4.1, eerste lid, en 3.4.2 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

 

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Zeist 2019.

Artikel 1 Definitiebepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissielid: lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens raadslid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd.

  • b.

    raadslid: lid van de gemeenteraad.

  • c.

    griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet.

  • d.

    reiskosten voor woon- werkverkeer: kosten voor reizen voor het bijwonen van vergaderingen van de gemeenteraad, Ronde Tafel en Debat, commissies en, fractievergaderingen.

Artikel 2 Reiskosten woon-werkverkeer raads- en commissieleden

Lid 1.

Betaling van reiskosten voor woon-werkverkeer vindt plaats via een vaste maandelijkse vergoeding op basis van gedurende 10 maanden per jaar en tweemaal per week gebruik van een eigen auto van woonhuis naar gemeentehuis en met het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt. De fiscale regels zijn hierbij leidend.

Lid 2

De vaste reiskostenvergoeding wordt doorbetaald tijdens maximaal 6 aaneensluitende weken waarin het raadslid of commissielid afwezig is. Als er langdurige afwezigheid van het raadslid wordt verwacht, wordt vaste onbelaste reiskostenvergoeding nog uitbetaald tijdens de lopende en de eerstvolgende kalendermaand. De reiskostenvergoeding wordt daarna pas weer betaald vanaf de maand na de maand waarin het raadslid of commissielid zijn werkzaamheden heeft hervat.

Artikel 3 Scholing

Lid 1

Raads- of commissieleden die aan scholing als bedoeld in artikel 3.3.3 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers willen deelnemen, die niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dienen daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

 

Lid 2

De aanvraag bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

 

Lid 3

Kosten van scholing die wordt georganiseerd door de beroepsvereniging van raadsleden of door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten komt altijd voor vergoeding door de gemeente in aanmerking als voldaan wordt aan de voorwaarden genoemd in het eerste lid.

 

Lid 4

Aanvragen die niet overeenkomstig de bepalingen in deze verordening worden ingediend komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Lid 5

Het Raadspresidium kan nadere regels stellen voor verdeling van het opleidingsbudget.

Artikel 4 Verhoging vergoeding commissieleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen van commissievergaderingen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

Lid 1.

Het college kan in afwijking, van de vergoeding waarop een commissielid overeenkomstig artikel 3.4.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers aanspraak op maakt, een hogere vergoeding vaststellen, zulks tot ten hoogste 500% van de eerder bedoelde vergoeding, ten aanzien van

  • a.

    een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en

  • b.

    een lid van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

Lid 2

In afwijking van het eerste lid kan het college in bijzondere gevallen aan de leden van het dagelijks bestuur van een bestuurscommissie of een andere commissie als bedoeld in artikel 84 Gemeentewet een vaste vergoeding van maximaal € 250,00 bruto per geleverde prestatie toekennen.

 

Artikel 5 Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden

Lid 1.

Een raads- of commissielid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

Lid 2.

Een raads- of commissielid levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

Artikel 6 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

Lid 1.

Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

Lid 2.

Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel 7 Betaling vaste vergoedingen

Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van de vergoeding van commissieleden, bedoeld in artikel 3.4.1 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers maandelijks plaats met inachtneming van een vergoeding per vergadering.

Artikel 9 Betaling en declaratie

Lid 1

Raads- en commissieleden dragen ten behoeve van het vergoeden van kosten zorg voor rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente.

Lid 2

Verantwoording van de vergoeding door het raadslid respectievelijk het commissielid vindt plaats door een door het college vastgesteld formulier volledig in te vullen en te ondertekenen.

Lid 3

Facturen komen alleen voor vergoeding in aanmerking als voldaan wordt aan de bepalingen in deze verordening.

Lid 4

Het formulier wordt ter goedkeuring ingediend bij de griffier of een daartoe aangewezen ambtenaar.

 

Artikel 10 Declaratie van vooruit betaalde kosten

Lid 1

De declaratie van de kosten die uit eigen middelen vooruit zijn betaald en de vergoeding van reiskosten met de eigen auto als bedoeld in artikel 3 vindt plaats door gebruikmaking van een door het college vastgesteld formulier.

 

Lid 2

Het formulier wordt binnen twee maanden na de betaling cq de datum van de gemaakte rit volledig ingevuld en ondertekend door het raads- of het commissielid respectievelijk de wethouder en ter goedkeuring ingediend bij de griffier, of een daartoe aangewezen ambtenaar, onder bijvoeging van de bewijsstukken.

Artikel 11 Intrekking oude verordening

Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening, wordt de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Zeist 2015 ingetrokken.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie van het Gemeenteblad waarin deze verordening wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Zeist 2019.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Zeist, 2020,

De voorzitter,

De griffier,

Toelichting Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Zeist 2019

 

ALGEMEEN DEEL

 

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nader regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

 

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In deze verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018), betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, zijn een aantal regels van belang.

In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ’buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, ontvangen de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissie (in de zin van artikel 82, 83 of 84 Gemeentewet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente. Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Raadsleden en commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst.

Als de raads- en commissieleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen de (beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken. Het resultaat zal het raads- of commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en commissieleden die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening aan de Belastingdienst doorgeven middels een formulier IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.

De hoogte van de raadsvergoeding is verplichtend bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse. Vanaf de dag van beëdiging hebben de raadsleden recht op de vergoedingen die verbonden zijn aan hun functie. Wat betreft de vergoeding voor de werkzaamheden is dit geregeld in artikel 3.1.1, eerste lid. Naast de raadsvergoeding zijn andere vergoedingen verplichtend bepaald in het Rechtspositiebesluit: commissievergoeding voor commissieleden; toelage voor een raadslid dat lid is van de vertrouwenscommissie en rekenkamerfunctie, toelage voor fractievoorzitters, onkostenvergoeding voor raadsleden, tegemoetkoming in de kosten van de ziektekostenverzekering voor raadsleden.

Het raadslid of commissielid kan de vergoeding niet weigeren en de gemeente is verplicht de vergoeding aan het raadslid of commissielid over te maken op zijn of haar bankrekeningnummer. Het raadslid of commissielid mag zelf (een deel) van de raadsvergoeding afdragen aan de politieke partij, maar is in beginsel juridisch niet verplicht mee te werken aan een overdracht van (een deel) van zijn of haar raadsvergoeding. Een akte van cessie waarbij de raadsvergoeding direct aan een politieke groepering wordt overgemaakt is juridisch niet toegestaan. De reden hiervoor is dat het raadslid een onafhankelijke positie heeft en niet financieel afhankelijk mag zijn van de politieke groepering.

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2. Reiskosten woon- werkverkeer raadsleden

Vanwege de administratieve belasting van declareren per kilometer is voor de vergoeding van woon-werk verkeer van raadsleden gekozen voor een forfaitaire vergoeding. Deze regeling wordt zowel door de fiscus als BZK toegestaan.

Parkeerkosten in verband met woon-werk verkeer komen niet in aanmerking voor vergoeding. Wanneer er parkeerplaatsen door de gemeente ter beschikking worden gesteld voor woon-werkverkeer of dienstreizen, is er in principe geen sprake van strijd met het vereiste van de Gemeentewet dat er een juridische grondslag moet zijn voor geldelijke voorzieningen voor politieke ambtsdragers. Zolang er geen sprake is van vergoedingen ten laste van de gemeente aan die ambtsdragers, is er geen sprake van een geldelijke vergoeding die in strijd is met de artikelen 44, 66 en 99 van de Gemeentewet. Dan zijn die aan te merken als bedrijfsvoeringskosten van de gemeente: zij worden dan gezien als onderdeel van de werkplek.

De gemeente Zeist heeft de beschikking over een parkeergarage. De helft van de plekken in de parkeergarage is gekoppeld aan werkplekken, de andere helft is openbaar. De werk-parkeerplekken zijn in de avonds beschikbaar voor raadsleden. In feite is er sprake van een vergoeding in natura in de vorm van een parkeerplek bij het gemeentehuis; een niet-financiële voorziening.

In het kader van de werkkostenregeling heeft de fiscus ingestemd met deze redenering.

 

Artikel 3. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

Ingevolge artikel 96, in samenhang met artikel 97, van de Gemeentewet kunnen kosten voor (dienst)reizen buiten het grondgebied van de gemeente alleen op basis van een verordening van de gemeenteraad worden vergoed. In deze bepaling is bij verordening geregeld dat raads- en commissieleden een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente kunnen krijgen ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Onder reizen “buiten de gemeentegrenzen” kunnen ook de buitenlandse dienstreizen worden geschaard. De naar redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten voor dienstreizen in het buitenland, die door of vanwege de gemeente zijn georganiseerd komen ook voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld en is een lokale aangelegenheid per gemeente. Omdat in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, wordt aansluiting gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.

 

Artikel 6. Informatie- en communicatievoorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een raadslid, wethouder of de burgemeester voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Ook commissieleden kunnen aanspraak maken op voorziening op grond van art. 3.4.4 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Er mag slechts één computer per persoon verstrekt worden. De informatie- en communicatievoorzieningen worden verstrekt op basis van een bruikleenovereenkomst

 

Artikel 7. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.

Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.

 

Artikel 8. Betaling vaste vergoedingen & artikel 9 Betaling en declaratie van onkosten

Het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raads- en commissieleden. Daar waar geen expliciete termijn is genoemd, bieden deze artikelen uitkomst. De betaling van (on)kosten gebeurt op basis van declaratie en kan dus worden voorgeschoten uit eigen middelen.