Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hardinxveld-Giessendam

Verordening op het gebruik van standplaatsen voor woonwagens

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHardinxveld-Giessendam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op het gebruik van standplaatsen voor woonwagens
CiteertitelVerordening op het gebruik van standplaatsen voor woonwagens
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 168

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2011nieuwe regeling

02-12-2010

Het Kompas editie Hardinxveld-Giessendam, 08-12-2010

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op het gebruik van standplaatsen voor woonwagens

De raad van de gemeente Hardinxveld-Giessendam;gezien het voorstel van het college van 2 november 2010, nr. GemHG/INTERN/4014;gelet op artikel 168 van de gemeentewet (Stbl. 1931, 89);b e s l u i tvast te stellen de volgendeVerordening op het gebruik van standplaatsen voor woonwagens

Artikel 1  

In deze verordening wordt verstaan onder:a. standplaats : een standplaats op een centrum als bedoeld in artikel 2 van de Woonwagenwet (Stbl. 1968, 98) dan wel een standplaats als be¬doeld in de artikelen 10, 10.e. of 11 van de Woonwagenwet, of een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h. van de Woningwet (Stbl. 1991, 439);b. woonwagen : een woonwagen als bedoeld in artikel 1 van de Woonwagenwet; c. standplaatshouder : degene die een standplaats heeft ingenomen en hiertoe beschikt over een vergunning van burgemeester en wethouders of Gedeputeerde Staten, of bij gebreke van die vergunning de hoofdbewoner van de woonwagen. Wie als hoofdbewoner wordt aangemerkt wordt door burgemeester en wethouders beoordeeld.

Artikel 2  

Het bepaalde in deze verordening is niet van toepassing op standplaats¬houders die ingevolge een privaatrechtelijke overeenkomst met de gemeente een standplaats innemen.

Artikel 3  

  • 1

    Per standplaats mag uitsluitend één woonwagen ter bewoning door de standplaatshouder worden geplaatst.

  • 2

    De woonwagen dient te staan op de daarvoor door burgemeester en wethou¬ders aangegeven situering op de standplaats.

Artikel 4  

  • 1

    De standplaatshouder is verplicht ervoor te zorgen dat de standplaats steeds behoorlijk wordt onderhouden. Bij het onderhoud dienen de regelen en aanwijzingen die ter zake door burgemeester en wethouders worden gegeven, te worden opgevolgd.

  • 2

    De standplaatshouder zal gebreken aan de standplaats zo spoedig moge¬lijk melden aan burgemeester en wethouders.

  • 3

    Het is de standplaatshouder verboden om:a. de standplaats geheel of gedeeltelijk aan derden in huur of gebruik af te staan;b. in of op de standplaats enigerlei nering of bedrijf uit te oefenen of te laten uitoefenen en/of goederen en/of afvalstoffen en derge¬lijke te hebben of op te slaan, welke betrekking hebben op de uitoefening van enigerlei nering of bedrijf;c. in of op de standplaats voorwerpen of stoffen aanwezig te hebben, welke door gasvorming, brand- of explosiegevaar, gewicht, lawaai, hinderlijke geur of op enigerlei andere wijze hinder of gevaar veroorzaken of kunnen veroorzaken.

  • 4

    Het is de standplaatshouder verboden om, zonder voorafgaande schrif¬telijke toestemming van burgemeester en wethouders:a. de woonwagen op de standplaats te verplaatsen of te laten ver¬plaat¬sen; b. in of op de standplaats aan of bij te bouwen, af te breken of enige andere verandering aan te brengen dan wel zulks te laten gebeuren;c. de bij de standplaats behorende erfafscheiding te verwijde¬ren, te verplaatsen of anderszins te veranderen dan wel zulks te laten gebeuren.

  • 5

    Burgemeester en wethouders weigeren de in het vierde lid bedoelde toestemming indien de voorgenomen veranderen in strijd is met een wettelijk voorschrift en kunnen aan de toestemming voorschriften verbinden.

  • 6

    De ingevolge dit artikel gevorderde toestemming is niet vereist in gevallen waarin wordt gehandeld door, vanwege of in opdracht van burgemeester en wethouders.

Artikel 5  

  • 1

    De standplaatshouder is verplicht de personen die door burgemeester en wethouders zijn belast met het afleggen van controlebezoeken of het uitvoeren van werkzaamheden op de standplaats toe te laten.

  • 2

    De standplaatshouder is verplicht alle door burgemeester en wethouders noodzakelijk geachte werkzaamheden in of op de standplaats toe te staan.

Artikel 6  

  • 1

    De standplaatshouder die voornemens is om de standplaats te verlaten is verplicht dit schriftelijk te melden bij burgemeester en wethouders. De melding dient ten minste dertig dagen vóór de vertrekdatum plaats te vinden.

  • 2

    De standplaatshouder is verplicht om bij diens vertrek de standplaats zonder gebreken en behoorlijk schoongemaakt achter te laten en alle door burgemeester en wethouders verstrekte sleutels vóór het verlaten van de standplaats uitsluitend aan burgemeester en wethouders ter beschikking te stellen.

  • 3

    De standplaatshouder is tevens verplicht om bij diens vertrek ervoor te zorgen dat, onverminderd het bepaalde in artikel 4, vierde lid, de standplaats in oorspronkelijke staat wordt achtergelaten. Burgemeester en wethouders kunnen de standplaathouder schriftelijk mededelen dat hiervan wordt afgeweken.

Artikel 7  

Overtreding van het bepaalde in artikel 4 en artikel 6, derde lid wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 8  

De opsporing van de in artikel 7 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 9  

  • 1

    Wanneer de zorg voor de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde dit vereist, wordt hierbij de last verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen -woonwagens daaronder mede verstaan- desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker te betreden:a. aan hen, die en voor zover zij door het bevoegd gezag zijn belast met de uitvoering van bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening;b. aan hen, die en voor zover zij door het bevoegd gezag zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening;c. aan de opsporingsambtenaren, die en voor zover zij zijn belast met de opsporing van overtredingen van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 2

    De in het eerste lid verstrekte last is te allen tijde uitvoerbaar.

  • 3

    Voor zoveel de in het eerste lid bedoelde last woningen of woonwagens betreft, wordt deze verstrekt met inachtneming van de wet van 31 augustus 1853 Stbl. 83 (Wet uitvoering voorschriften plaatselijke verordeningen) en uitsluitend indien de zorg voor de naleving een voorschrift betreft dat strekt tot handhaving van de openbare rust of veiligheid of tot bescherming van het leven of de gezondheid van personen.

Artikel 10  

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening op het gebruik van standplaatsen voor woonwagens".

Artikel 11  

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011 onder gelijktijdige intrekking van de “Verordening op het gebruik van standplaatsen voor woonwagens 1992”, vastgesteld op 7 oktober 1992.