Organisatie | Delft |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft houdende regels omtrent het verleggen van kabels en leidingen (Verlegregeling ondergrondse infrastructuren Delft 2017) |
Citeertitel | Verlegregeling ondergrondse infrastructuren Delft 2017 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Delft/373204/CVDR373204_1.html
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-11-2020 | nieuwe regeling | 15-08-2017 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft,
gelet op artikel 3, tweede lid en artikel 10 van de Algemene verordening ondergrondse infrastructuur Delft 2015 alsmede op artikel 9 van het Uitvoeringsbesluit ondergrondse infrastructuur Delft;
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
liggingsduur: de tijd die verstreken is tussen de datum waarop de vergunning van kracht is geworden en de datum waarop de vergunning wordt ingetrokken of gewijzigd. Voor kabels of leidingen die zijn aangelegd met een melding conform artikel 11, eerste lid, van de AVOI geldt als liggingsduur de tijd die is verstreken tussen de datum van ontvangst van de melding en de datum waarop een verzoek tot het nemen van maatregelen is verstuurd;
verzoek tot het nemen van maatregelen: een schriftelijk verzoek van het college, in het kader van de rechtmatige uitoefening van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak, aan een netbeheerder tot het nemen van maatregelen, al dan niet tevens inhoudende de intrekking of wijziging van een vergunning verstrekt op grond van de AVOI.
Hoofdstuk 2 Vergoeding van schade
Artikel 5 Schadebeperking, voordeeltoerekening en hardheidsclausule
Indien in bijzondere omstandigheden gronden aanwezig zijn om te concluderen dat redelijkerwijs een kleiner of groter gedeelte van het schadebedrag ten laste van de belanghebbende moet blijven dan uit de toepassing van de voorgaande artikelen voortvloeit, kan gemotiveerd van het gestelde in deze artikelen afgeweken worden.
Bij gecombineerde werkzaamheden geeft elke belanghebbende zijn deel van de geraamde kosten weer in de kostenraming. De onderbouwing van het geraamde bedrag, waaronder de verdeelsleutel tussen belanghebbenden voor het totaal geraamde bedrag van de gecombineerde werkzaamheden, wordt bijgevoegd bij de kostenraming.
Materiaalkosten zijn de kosten van materialen die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de functie van de aan te passen kabels of leidingen en daarvoor noodzakelijke beschermingsconstructies, waaronder mantelbuizen.
Artikel 9 Kosten van ontwerp en begeleiding
Onder de kosten van ontwerp en begeleiding vallen kosten die samenhangen met:
Hoofdstuk 3 Bepalingen van procedurele aard
Artikel 11 Gereedmelding en aanvraag
Indien de verwachte vergoeding minder dan € 10.000,- bedraagt, kan de vergoeding op basis van een vaste prijs worden afgehandeld, mits partijen dit uitdrukkelijk vooraf overeenkomen. In dat geval wordt, in afwijking van het bepaalde in het tweede lid, een aanvraag door belanghebbende bij het college ingediend binnen zes weken na de melding als bedoeld in het eerste lid.
op de Verlegregeling ondergrondse infrastructuren Delft 2017
De Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur (AVOI) bevat regels omtrent het werken in de ondergrond in verband met het aanleggen, in stand houden en opruimen van kabels en leidingen. In het Uitvoeringsbesluit Ondergrondse Infrastructuur (UBOI) zijn deze regels nader uitgewerkt. In artikel 9 UBOI heeft het college een zogenaamde verlegregeling aangekondigd, die vorm heeft gekregen in deze verlegregeling.
Het verleggen van ondergrondse infrastructuur is in veel gevallen een kostbare aangelegenheid, en daarom wordt in de praktijk voortdurend gestreefd dit verleggen tot een minimum te beperken. Toch is, zeker bij grotere bouw- en infrastructurele projecten, het verleggen van ondergrondse kabels en leidingen soms onvermijdelijk. In die gevallen is het van belang om eenduidigheid te hanteren bij het verdelen en dragen van de kosten die met het verleggen gemoeid zijn. Om tot een eensluidende en solide schaderegeling te komen werken een aantal gemeenten in de regio 1 samen. Dit met het oog op rechtszekerheid en bestendigheid voor zowel de gemeenten als de netbeheerders die het aangaat. In Delft zijn dit met name de grote nutsbedrijven Stedin en Evides.
Deze nieuwe verlegregeling komt in de plaats van de afspraken die in het verleden zijn gemaakt tussen de gemeente Delft en de rechtsvoorgangers van de genoemde nutsbedrijven. Deze afspraken zijn bekend geworden als de Delflandregeling van 2 november 1971. Welbeschouwd bestaat deze Delflandregeling uit een set eenzijdig door de directie van het toenmalige Gasbedrijf Delfland opgestelde afspraken, die zien op het aanleggen, in stand houden, verleggen en verwijderen van kabels en leidingen in gemeentegrond en de verdeling van verleggingskosten.
Om diverse redenen is het nodig gebleken deze afspraken uit de Delflandregeling te herzien. ten eerste blijkt de uitwerking ervan in de praktijk niet steeds hetzelfde, waardoor sprake is van verschillen in rechtsverhoudingen. Daarnaast zijn de afspraken ook inhoudelijk achterhaald. De verhoudingen tussen gemeenten en netbeheerders zijn in de afgelopen decennia zodanig gewijzigd, dat dit soort afspraken ook geen recht meer doet aan de uiteenlopende taken en verantwoordelijkheden.
Deze nieuwe verlegregeling is een beleidsregel voor de verdeling van de met van gemeentewege gewenste verlegging gemoeide kosten, waarbij uniformiteit en gelijkheid voor alle netbeheerders een belangrijk uitgangspunt is. Anderzijds kunnen de concrete omstandigheden van het geval altijd aanleiding geven tot afwijking van deze regeling.
Voor telecomkabels geldt de schadevergoedingssystematiek van de Telecommunicatiewet. De verlegregeling is zodoende niet van toepassing op kabels en leidingen die vallen onder de Telecommunicatiewet.
Deze regeling is voor de samenwerkende gemeenten ontwikkeld door het bureau Roos & Bijl Legal, en grotendeels gebaseerd op:
Zodra titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht in werking treedt kan deze regeling beschouwd worden als een zogenaamde wetsinterpreterende beleidsregel. Zolang voornoemde titel nog niet in werking is getreden is deze beleidsregel gestoeld op de ongeschreven verplichting voor een bestuursorgaan om onevenredige – boven het normaal maatschappelijk risico uitstijgende – schade te vergoeden. Dit volgt uit het algemene beginsel van behoorlijk bestuur égalité devant les charges publiques (gelijkheid voor de publieke lasten).
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
De aanvraag ziet op het verzoek om vergoeding van schade en moet niet worden verward met de aanvraag uit de AVOI. Laatstgenoemde betreft de aanvraag om een vergunning, terwijl de aanvraag in deze verlegregeling ziet op de aanvraag die de netbeheerder doet omdat hij (een deel van) zijn schade vergoed wil krijgen.
Artikel 1 lid 2 c beheergebied
Het beheergebied van de gemeente is het gebied waar de gemeente het beheer voert. Op deze gronden rust ook de vergunningplicht als genoemd in artikel 4 van de AVOI. De binnen de gemeentegrenzen gelegen openbare gronden die niet in het beheer zijn van de gemeente maar bijvoorbeeld van de provincie of Rijkswaterstaat vallen derhalve buiten het beheergebied.
Artikel 1 lid 2 d belanghebbende
Uitsluitend de netbeheerder, niet zijnde een aanbieder, kan een beroep op schadevergoeding doen op grond van deze regeling, nadat hij een verzoek tot het nemen van maatregelen heeft gehad. Bij de invulling van de definitie ‘belanghebbende’ wordt verder aangesloten bij het bestuursrecht.
Artikel 1 lid 2 e liggingsduur
De vergoeding voor het verleggen/verplaatsen/(tijdelijk) verwijderen van kabels en leidingen wordt direct gekoppeld aan de tijd gedurende welke deze ongestoord in de grond hebben kunnen liggen. Bij voorkeur wordt de liggingsduur vastgesteld aan de hand van de datum van vergunningverlening voor de betreffende kabel of leiding en de datum van het wijzigen dan wel intrekken van die vergunning. De liggingsduur kan ook op andere wijze aannemelijk worden gemaakt, bijvoorbeeld door middel van een as-built-tekening voorzien van een datum.
De schade die een belanghebbende lijdt als gevolg van een noodzakelijke aanpassing van zijn kabel of leiding, is opgebouwd uit kostencomponenten die in vrijwel alle bestaande compensatieregelingen voor kabels en leidingen worden gebruikt. Kosten die niet binnen één van deze componenten vallen, komen niet voor vergoeding in aanmerking. De kostencomponenten worden nader toegelicht in hoofdstuk 2 van deze regeling.
Het gaat om de werkelijk gemaakte kosten (tenzij er voorafgaande aan de te nemen maatregel afspraken over een forfaitaire of vaste prijs worden gemaakt). Omdat het om het vergoeden van schade gaat, komt BTW niet voor vergoeding in aanmerking (tenzij de netbeheerder de BTW niet kan verrekenen; dit is geval bij o.a. waterschappen en Defensie Pijpleiding Organisatie).
Artikel 1 lid 2 i verzoek tot het nemen van maatregelen
Een verzoek tot het nemen van maatregelen wordt schriftelijk door of namens het college gedaan. In het kader van het rechtmatige beheer van de openbare ruimte komt het verzoek tot het nemen van maatregelen feitelijk neer op een opdracht tot aanpassing, verwijdering of verplaatsing van de kabels en leidingen die in de openbare gemeentegrond zijn gelegen. Dit kan worden gezien als de keerzijde van het regime zoals neergelegd in de AVOI, waar als uitgangspunt is gekozen de vrije toegankelijkheid van de openbare ondergrond ten behoeve van ondergrondse infrastructuur. Het college kent een vergunning op grond van de AVOI in beginsel toe aan iedere netbeheerder die daartoe een aanvraag indient.
De verlegregeling is voor wat betreft kabels en leidingen -niet zijnde telecomkabels- van toepassing op het moment dat het gaat om maatregelen die de netbeheerder dient te nemen vanwege de uitoefening door het college van haar publieke taak. Het college zal bij de afweging van belangen rekening houden met commerciële belangen en andere belangen dan die de publieke taakvoering van het college met zich brengen. Voorbeelden van dergelijke situaties zijn de verkoop van snippergroen, of projecten met andere initiatiefnemers.
Het tweede lid bakent de functionele reikwijdte van de verlegregeling af. De regeling vindt geen toepassing op kabels en leidingen van telecombeheerders.
Uit de aard der zaak vergoedt de gemeente ook geen schade aan zichzelf.
Netten die niet vallen onder één van de categorieën openbare werken als bedoeld in artikel 1 van de Belemmeringenwet Privaatrecht (bijvoorbeeld point to point verbindingen tussen twee bedrijfslocaties) zijn eveneens uitgesloten van de werkingssfeer van deze regeling. De idee hierachter is dat deze kabels en leidingen een puur private functie hebben voor een bepaalde (rechts)persoon, zodat het in beginsel niet past om een aanpassing van dergelijke netten te compenseren met publiek geld. Eventuele schadevergoedingen voor aanpassingen aan deze categorie netten zal met behulp van de reguliere schadevergoedingsmogelijkheden moeten geschieden.
Hoofdstuk 2 Vergoeding van schade
Een belanghebbende die recht meent te hebben op vergoeding van schade voor aanpassingen aan kabels en leidingen, moet hiervoor een aanvraag indienen bij het college. Op basis van deze regeling wordt bepaald of vergoeding wordt verleend en hoe hoog het bedrag is dat dan wordt uitgekeerd.
Het spreekt voor zich dat op de aanvrager de verplichting rust om aan te tonen dat zijn aanspraken op vergoeding een feitelijke en juridische basis hebben: van wie zijn de kabels en leidingen, waar liggen ze en hoe lang liggen ze al in de openbare grond.
Artikel 4 Kabels en leidingen binnen beheergebied
Dit artikel bepaalt de hoogte van de vergoeding als de aan te passen kabel of leiding van belanghebbende in gronden ligt die in het beheer van de gemeente zijn. Degene die kabels en leidingen legt in openbare grond, moet er rekening mee houden dat er op enig moment wijzigingen kunnen optreden in de bestemming of in het gebruik van die grond. Om die reden is het redelijk dat naarmate de kabels of leidingen langer liggen, de toe te kennen tegemoetkoming in hoogte afneemt tot deze, na verloop van vijftien jaar, op 0 wordt gesteld. Dit is het normale maatschappelijke risico dat op de netbeheerder rust. De termijn van vijftien jaar is gebaseerd op de voorzienbaarheid van ontwikkelingen in de openbare ruimte in de gemeente. Op dit punt is aangesloten op het bepaalde in de NKL´99, de adviezen van de Commissie Burgering en jurisprudentie op dit vlak (zie bv Rechtbank Den Haag 04-04-2000, ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6953).
Anderzijds mag van de gemeente verwacht worden dat een kabel of leiding minimaal vijf jaar ongestoord kan blijven liggen. Daarom wordt een aanpassing binnen die termijn volledig vergoed (tenzij er sprake is van risicoaanvaarding door de belanghebbende, zoals bepaald in artikel 5 van de regeling).
De term ‘in beginsel’ is opgenomen, omdat de vergoeding altijd kan worden gecorrigeerd op grond van artikel 5, lid 2 t/m 4.
Artikel 5 Schadebeperking, voordeeltoerekening en hardheidsclausule
Partijen dienen, in het kader van de aanpassing van kabels en leidingen, schadebeperkend op te treden. Zij moeten rekening houden met de wederzijdse belangen, bijvoorbeeld bij de technische oplossing of de keuze van het tracé. De aanpassing moet gerealiseerd worden op basis van een technisch adequaat alternatief, dat tegen de maatschappelijk laagste kosten gerealiseerd kan worden.
In lid 2 zijn gronden opgenomen, op basis waarvan de schade mogelijk (gedeeltelijk) voor rekening van belanghebbende moet blijven. Indien de belanghebbende het risico op schade (actief of passief) heeft aanvaard, niet heeft voldaan aan zijn plicht om schade te beperken of de schade anderszins is verzekerd, heeft dat gevolgen voor de omvang van zijn aanspraak op vergoeding van schade.
Bij de beoordeling van de aanspraak speelt de vraag of en in hoeverre de benadeelde het risico op schade heeft aanvaard een belangrijke rol. Van actieve risicoaanvaarding is sprake indien de belanghebbende zelf handelingen verricht (bijv. investeringen doet) op een moment waarop hij de intrekking van de vergunning kon voorzien. Een andere mogelijkheid is dat in de vergunning die aan de belanghebbende is verleend, is aangegeven dat binnen een bepaalde termijn ruimtelijke ontwikkelingen te verwachten zijn.
Het hangt af van de specifieke omstandigheden of geconcludeerd moet worden dat sprake is van risicoaanvaarding. Binnen de discipline kabels en leidingen is de figuur van actieve risicoaanvaarding bekend. De NKL ‘99 en de Overeenkomst bevatten bijvoorbeeld een artikel dat gewijd is aan dit onderwerp. Wanneer binnen 5 jaar werkzaamheden te verwachten zijn aan de infrastructuur (en er dus een verlegging van kabels en leidingen noodzakelijk zal zijn), maar de belanghebbende kiest er toch voor om zijn net aan te leggen, dan komen de kosten voor de verlegging geheel voor rekening van de belanghebbende. Belangrijk om te vermelden is dat de actieve risicoaanvaarding in de NKL ’99 en Overeenkomst wordt getoetst aan het feit of dit is opgenomen in de vergunning voor de aanleg van de leiding. De gemeente zal de actieve risicoaanvaarding op dezelfde wijze toetsen, omdat hiermee een objectieve maatstaf wordt gehanteerd.
Van passieve risicoaanvaarding wordt gesproken indien belanghebbende ervan heeft afgezien om passende (aanpassings)maatregelen te nemen, toen hij daartoe redelijkerwijs (nog) in de gelegenheid was en kon voorzien, althans rekening moest houden met de omstandigheid dat er op een later ogenblik bepaalde overheidsmaatregelen zouden worden genomen die dat onmogelijk zouden maken. Van de schade die hij vervolgens lijdt, terwijl hij die had kunnen voorkomen door tijdig te handelen, wordt geacht dat hij die (passief) heeft aanvaard.
Het leerstuk van de risicoaanvaarding hangt nauw samen met de vraag of de belanghebbende, indien nodig, passende maatregelen heeft getroffen ter voorkoming of beperking van schade. De schade die door het treffen van zodanige maatregelen had kunnen worden voorkomen of beperkt, moet ten laste blijven van de belanghebbende. Omgekeerd geldt dat de redelijke kosten van de maatregelen die ter voorkoming of beperking van schade zijn genomen voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.
Schade die anderszins is verzekerd
Een belanghebbende kan slechts aanspraak maken op een vergoeding voor zover vergoeding van het nadeel op een andere wijze niet mogelijk is. Dit criterium beoogt te voorkomen dat belanghebbende wordt verrijkt doordat dezelfde schade meermaals wordt vergoed. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien en voor zover de schade al is vergoed door aankoop, onteigening, een vergoeding in natura, op grond van een specifieke wettelijke regeling, of op andere wijze. Te denken valt aan het meenemen van de vergoeding bij minnelijke verwerving van anders te onteigenen gronden en de uit de waterstaat bekende praktijk om te trachten met rechthebbenden tot minnelijke overeenstemming te komen, voordat een publiekrechtelijk besluit wordt genomen, waardoor aantasting van een onroerende zaak rechtens mogelijk wordt. Van een voldoende verzekerde vergoeding kan ook sprake zijn indien deze niet door de schadeveroorzakende instantie, maar door een derde wordt uitgekeerd. Bij het oordeel of vergoeding van de schade anderszins verzekerd is, moet rekening worden gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.
Indien een leiding is aangelegd in strijd met de voor die leiding verleende vergunning, ligt de leiding daar in beginsel onrechtmatig en moet (in theorie althans) op aanzegging van de eigenaar of beheerder van de grond en op kosten van belanghebbende worden aangepast of verwijderd. Dit kan betekenen dat een kabel of leiding, als deze wel in overeenstemming met de vergunning zou zijn aangelegd, niet aangepast had hoeven worden. In dat geval blijft (een deel van) de schade voor belanghebbende.
Lid 3 geeft de mogelijkheid tot het toepassen van voordeeltoerekening. Van voordeeltoerekening is sprake wanneer belanghebbende -naast kosten- tevens een kwantificeerbaar voordeel heeft bij een aanpassing van zijn kabel leiding. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn in de volgende gevallen:
Indien bij een aanpassing de netbeheerder de gelegenheid benut om bijvoorbeeld de capaciteit of de drukklasse van een leiding te verhogen of indien zich bij de aanpassing andere kwantificeerbare voordelen voor de netbeheerder voordoen, kan de tegemoetkoming dienovereenkomstig worden gecorrigeerd.
Er kan eveneens een correctie op de tegemoetkoming plaatsvinden indien de aan te passen kabel of leiding kenbaar technisch versleten is op de datum van het verzoek tot aanpassing.
Lid 4 van dit artikel bevat de zogenaamde hardheidsclausule: indien toepassing van de verlegregeling leidt tot een onevenredige uitkomst kan het college in uitzonderlijke gevallen (al dan niet op verzoek van belanghebbende) gemotiveerd afwijken van de regeling.
Bij de bepaling van de tegemoetkoming is sprake van een berekening op basis van de werkelijke kosten. Dit zijn de kosten die direct toegerekend kunnen worden aan de aanpassing van de kabel of leiding. Kabels en leidingen worden beschouwd als niet verhandelbare objecten en hebben geen economische waarde in die zin. Bij aanpassingen van ondergrondse infrastructuur is het van belang dat de aanpassing gerealiseerd moet worden op basis van een technisch adequaat alternatief dat tegen de maatschappelijke laagste kosten gerealiseerd kan worden. Dit houdt in dat gestreefd dient te worden naar optimalisatie, hetgeen betekent dat bij een aanpassing gekozen zal worden voor het meest aantrekkelijke alternatief onder de voorwaarde dat zulks geen nadelen oplevert voor de belanghebbende en de gemeente ten opzichte van de meest voor de hand liggende variant. De meest voor de hand liggende variant is een aanpassing ter plaatse van de oorspronkelijke ligging van de aan te passen kabel of leiding.
Het derde lid ziet op de omstandigheid dat in hetzelfde plangebied meerdere netbeheerders tegelijk moeten verleggen. De kosten van bijvoorbeeld graafwerk worden dan zo mogelijk tussen de beheerders gedeeld; elk der beheerders kan dan –uiteraard- ook slechts compensatie voor zijn deel van de kosten vragen.
Onder materiaalkosten worden in elk geval verstaan:
Transportkosten vanaf de bouwlocatie en stortkosten van vrijgekomen kabels en leidingen behoren niet tot de materiaalkosten (hierbij is in aanmerking genomen dat vrijgekomen kabel- en leidingmaterialen eigendom zijn en blijven van de netbeheerder, of ze nu een positieve of negatieve waarde vertegenwoordigen).
Artikel 8 Kosten van uit en in bedrijf stellen
Tijdelijke voorzieningen van operationele aard zijn voorzieningen die benodigd zijn om de levering tijdens de uitvoering van een aanpassing te waarborgen. Voorbeelden zijn extra kosten van personele aard ten behoeve van bedrijfsvoering en hulpmiddelen zoals watertanks, gasflessen en noodaggregaten. Deze voorzieningen houden direct verband met het waarborgen van de levering en niet met het werk waarvoor de aanpassing van de leiding plaatsvindt.
Artikel 9 Kosten van ontwerp en begeleiding
Voor de bepaling van de kosten van ontwerp en begeleiding wordt aansluiting gezocht bij artikel 26 van de Regeling van de verhouding tussen opdrachtgever en adviserend ingenieursbureau (RVOI 2001).
Voor de hoogte van deze kosten zijn de werkelijke kosten het uitgangspunt. Indien deze afwijken van het in de RVOI 2001 aangegeven niveau, dan dient onderbouwing van de afwijking te worden gegeven.
De kosten samenhangend met de uitvoering van het verwijderen van verlaten kabels en leidingen vallen onder uitvoeringskosten, evenals de kosten van het opslaan in hanteerbare stukken en het transport op de bouwlocatie. De ter plaatse vrijgekomen kabel- en leidingmaterialen zijn c.q. worden het eigendom van de belanghebbende. Kosten van transport vanaf de bouwplaats en stort- of verwerkingskosten komen niet voor vergoeding in aanmerking
Onder constructieve en bijzondere voorzieningen die nodig zijn in verband met de aanraking van het infrastructuurwerk wordt verstaan: voorzieningen die het infrastructuurwerk beschermen tegen directe of indirecte aanraking met de kabel of leiding of de inhoud ervan, zoals overkluizingen en mantelbuizen (ABRvS 11-06-2014, ECLI:NL:RVS:2014:2069).
Onder de kosten van tijdelijke voorzieningen van fysieke aard worden alle tijdelijke fysieke verbindingen verstaan, die direct verband houden met het werk waardoor de leiding aangepast dient te worden. Gedacht kan hierbij worden aan gefaseerde aanpassing, omdat het werk een direct definitieve ligging niet mogelijk maakt. Tijdelijke voorzieningen die nodig zijn in verband met het waarborgen van de levering vallen hier niet onder. Het betreffen voorzieningen die worden opgeheven zodra de definitieve verlegging is gerealiseerd.
Hoofdstuk 3 Bepalingen van procedurele aard
Artikel 11 Gereedmelding en aanvraag
De belanghebbende moet –conform artikel 7 onder f van de UBOI- een schriftelijke melding doen als de aanpassing gereed is, waarbij het plangebied geschikt is voor de beoogde functie of het beoogde gebruik, ofwel functievrij. Deze datum is van belang, omdat de termijn voor het indienen van een aanvraag gekoppeld is aan het gereed zijn van de aanpassing.
De in het tweede lid gevraagde gegevens stellen het college in staat om de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de verrichte aanpassing te kunnen beoordelen. Belanghebbende moet kunnen aantonen dat de opgevoerde kosten werkelijk zijn gemaakt, bijvoorbeeld door middel van facturen en urenuitdraaien van interne medewerkers.
Indien het college het voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijk acht dat de door belanghebbende geleverde gegevens door een externe accountant worden gecontroleerd, kan hij de belanghebbende, na deze te hebben gehoord, vragen een dergelijke controle te laten verrichten.
Het vierde lid biedt de mogelijkheid om de werkzaamheden uit te voeren op basis van een vaste prijs. Het voordeel van dit systeem is dat er achteraf een relatief zware administratieve procedure voorkomen wordt om kosten vergoed te krijgen. Omdat de schade voorafgaande aan de werkzaamheden al is vastgesteld, is de termijn waarbinnen een aanvraag ingediend dient te worden gereduceerd tot zes weken, in plaats van zes maanden. Er behoeft enkel te worden getoetst of de werkzaamheden daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en of de opgevoerde kosten overeenkomen met de afspraak op basis van vaste prijs.
Het vijfde lid beoogt het aanvragen van compensatie te bespoedigen, hetgeen om meerdere redenen van belang is. Zo is kort na het gereedkomen van het werk gemakkelijker na te gaan of alle verplichtingen zijn nagekomen en liggen de gemaakte kosten nog vers in het geheugen. Ook voor de rekening en verantwoording van projectbudgetten is het prettig om op afzienbare termijn te weten of nog rekening gehouden moet worden met vergoeding van schade. In de oude praktijk was dit van tevoren al duidelijk, omdat met offertes voor verleggingen werd gewerkt.
Als na ommekomst van de indieningstermijn nog een verzoek wordt ingediend, kan dit ambtshalve alsnog worden behandeld. Wel is de (inhoudelijke) uitkomst na een ambtshalve behandeling niet aan toetsing in bezwaar en beroep onderworpen.
Het college neemt binnen acht weken na indiening van de aanvraag een besluit inhoudende één van de in dit artikel opgesomde mogelijkheden. De aanvraag kan geheel of gedeeltelijk worden gehonoreerd of geheel afgewezen worden. In complexe gevallen kan het college besluiten de aanvraag eerst aan een onafhankelijk adviseur voor te leggen. Het college houdt bij haar besluit op de aanvraag dan rekening met het uitgebrachte advies van deze adviseur. In eenvoudige gevallen kan het college direct een besluit nemen en kan het vragen van een onafhankelijk advies achterwege blijven. Indien de aanvraag onvoldoende gegevens bevat voor een beoordeling zal belanghebbende vier weken de gelegenheid krijgen om aanvullende informatie te verstrekken. De beslistermijn van acht weken wordt dan opgeschort met ingang van de dag waarop aanvullende informatie wordt gevraagd en tot de dag waarop de gevraagde informatie alsnog wordt verstrekt.
Het besluit op de aanvraag is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen staan bezwaar en beroep open.
Op basis van lid 2 kan de beslistermijn met acht weken verlengd worden. Dit zal schriftelijk aan de belanghebbende worden meegedeeld.
In gevallen waarin dat wenselijk is kan het college de aanvraag aan een onafhankelijk adviseur voorleggen. Het uitgebrachte advies vormt in beginsel de basis voor het te nemen besluit, maar het college kan gemotiveerd afwijken van het advies.
Zeker in de periode kort na de inwerkingtreding van deze regeling valt te verwachten dat er gesteggel zal plaatsvinden over het al of niet toekennen en de hoogte van de toekenning, vooral ook omdat onder het oude regime de kosten van verlegging vooraf door de netbeheerder in de vorm van een offerte werden opgegeven. De kosten werden zo vooraf opgenomen in de kosten van het project. Daarbij kwam, dat gerekend werd met een beduidend langere afschrijvingstermijn dan de termijn van maximaal 15 jaar die in deze regeling wordt gehanteerd.
Het lijkt dan ook nuttig om- zeker in het begin- sneller over te gaan tot het inwinnen van een onafhankelijk advies.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen
In het verleden is tussen netbeheerders en de gemeente consensus ontstaan over de verdeling van de kosten van aanpassingen aan kabels en leidingen, naar aanleiding van de eerdergenoemde Delflandregeling. Inmiddels zijn alle netbeheerders per brief geïnformeerd dat met ingang van deze nieuwe verlegregeling de ‘Delflandpraktijk’ niet langer van kracht is.
Uiteraard blijven de vóór de inwerkingtreding van deze regeling aangegane afspraken ter zake van concrete verleggingen onverkort van toepassing.