Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
De Bilt

Treasurystatuut 2008

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDe Bilt
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingTreasurystatuut 2008
CiteertitelTreasurystatuut 2008
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Het Treasurystatuut gemeente De Bilt, vastgesteld op 28 januari 2001, is met de inwerkingtreding van het Treasurystatuut 2008 ingetrokken.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 212
  2. Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten
  3. Wet financiering decentrale overheden
  4. Financiële verordening gemeente De Bilt 2008

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-12-2008nieuwe regeling

25-11-2008

Biltbuis 17-12-2008

cv18-11-2008

Tekst van de regeling

Intitulé

Treasurystatuut 2008

 

 

HOOFDSTUK 1. HET TREASURYSTAUUT

1.INLEIDING

Per 1 januari 2001 is de Wet financiering lagere overheden (Wet Filo) vervangen door de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido). In deze nieuwe wet zijn de kaders gesteld voor een verantwoorde, “prudente” en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden. De treasuryfunctie wordt hierbij gedefinieerd als:

het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op:

de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en

de hieraan verbonden risico’s

De gemeente De Bilt onderkent het belang van een verantwoord en adequaat beheer van haar financiële middelen. Mede als gevolg van de Wet Fido wenst zij haar activiteiten op het gebied van treasury op een zo transparant en beheersbaar mogelijke wijze in te richten.

Op 28 januari 2001 heeft de raad het Treasurystatuut vastgesteld. Aanvankelijk lag het in de bedoeling dit statuut in 2007 te evalueren. Door personele gevolgen kon dit niet gedaan worden en is dit doorgeschoven naar 2008. In de paragraaf Financiering van de begroting 2008 is dit gemeld. Tevens wordt daarin gemeld dat de functie vanaf 2008 ook volledig operationeel gemaakt wordt.

Het treasurystatuut is de “beleidsmatige uitwerking” van artikel 14 van de financiële verordening gemeente De Bilt, waarin uitgangspunten, doelstellingen en richtlijnen zijn opgenomen. Het treasurystatuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk. Dit gebeurt jaarlijks in de paragraaf Financiering (v.h. treasuryparagraaf) van zowel de begroting als de jaarrekening (conform BBV). Hierin worden de specifieke beleidsvoornemens respectievelijk de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury besproken. In het voorjaar en het najaar zal tussentijdse verslaglegging plaats vinden.

In januari 2008 heeft de voorgenomen evaluatie plaatsgevonden. De gesignaleerde wijzingen in het oorspronkelijke statuut zijn in het statuut 2008 aangebracht.

Bij het opstellen van het treasurystatuut is rekening gehouden met de bepalingen van de wettelijke kaders (o.a. Gemeentewet en daaruit voortvloeiende Financiële verordening (art. 14), de BBV, de Wet Fido, Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

De opzet van het statuut is als volgt:

  • 1.

    Algemeen (begrippen en uitgangspunten voor het treasurybeleid)

  • 2.

    Treasurybeheer (verschillende deelgebieden en de uitwerking ervan)

  • 3.

    Organisatie van de treasuryfunctie (de plaats in de organisatie, de verantwoordelijkheden en bevoegdheden, de administratieve organisatie, de interne controle, en de informatievoorziening). Daarbij ligt het accent op de eenduidigheid omtrent de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. De uitgangspunten voor de informatie zijn noodzakelijk om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden.

  • 4.

    Slotbepalingen.

Er zijn 3 bijlagen:

  • -

    Bijlage 1 Tabel verantwoordelijkheden

  • -

    Bijlage 2 Tabel bevoegdheden

  • -

    Bijlage 3 Informatievoorziening

In de Memorie van Toelichting worden, waar nodig, de in het treasurystatuut opgenomen artikelen nader toegelicht. De opstellers van dit Treasurystatuut hebben op voorhand een aantal beleidskeuzes gemaakt zodat optimaal tegemoet wordt gekomen aan de gestelde kaders door de raad in artikel 14 van de financiële verordening gemeente De Bilt.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt;

Gelet op artikel 212 van de Gemeentewet, het Besluit Begroting en Verantwoording, de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido) en de Financiële verordening gemeente De Bilt 2008;

Besluit:

Vast te stellen het navolgende

TREASURYSTATUUT 2008 gemeente De Bilt..

Artikel 1. Begrippenkader

  • 1.

    In dit statuut wordt verstaan onder:

    • a.

      Treasury:

Het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële posities, de financiële geldstromen en de hieraan verbonden risico’s.

In de gemeentelijke context is deze definitie nog als volgt toe te lichten, uitgaande van de centrale bestuurlijke positie die de gemeenteraad in neemt.

Sturen” is het proces waarbij het college van B&W richting geeft aan het realiseren van de (beleids)doelstellingen voor de treasuryfunctie die de raad heeft vastgesteld.

Beheersen” betreft het stelsel van maatregelen, systemen en processen waardoor het college zorgdraagt voor het blijvend realiseren van de vastgestelde treasurydoelen.

Verantwoorden” houdt in dat het college rekenschap aflegt over de uitkomsten van de opgedragen treasurytaken en over het gebruik van de gedelegeerde bevoegdheden daarvoor.

Toezicht houden” is de controlerende activiteit die de gemeenteraad uitvoert om de resultaten van het treasurybeleid te kunnen beoordelen.

b.Treasuryfunctie:

b. Het geheel van activiteiten gericht op het sturen en beheersen van, het verantwoorden

over en het toezicht op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

c.Treasurybeleid:

De uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie. Dit kader wordt vastgelegd in het treasurystatuut.

d.Treasurybeheer:

De (beleids)uitvoering van de treasuryfunctie, binnen de kaders van het statuut. De uitvoering vindt zijn weerslag in de paragraaf Financiering van de begroting en het jaarverslag.

e.Treasurystatuut:

De infrastructuur voor de inrichting van de treasuryfunctie.

f.Treasurer

De door het college van B&W aangestelde medewerker van de Concernstaf, unit Planning en Control belast met treasury.

  • g.

    Daggeld

    De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor opgenomen of uitgezette middelen voor onbepaalde tijd, waarvan de hoeveelheid dagelijks gewijzigd kan worden.

  • h.

    Derivaten

Financiële instrumenten belichaamd in contracten waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waartegen een transactie op een bepaald moment zal plaatsvinden of kan plaatsvinden en waarvan de waarde afhankelijk is van één of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices. Derivaten kunnen onder andere worden gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

i.Kasgeldlening

Kasgeldleningenzijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vooraf overeengekomen periode en rentepercentage.

j.Kasgeldlimiet

Een bedrag op basis van de Wet Fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar

  • k.

    Kredietlimiet op rekening courant

    Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant tegen vooraf overeengekomen condities.

  • l.

    Liquiditeitenplanning

Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid.

m.“Prudent”

In de Wet Fido wordt gesproken over prudente uitvoering van de treasury. Hoewel in de Wet Fido niet expliciet uitgesproken is wat onder prudent verstaan dient te worden, kan uit het geheel van de Wet Fido opgemaakt worden wat met prudent bedoeld wordt. In dit treasurystatuut wordt inhoud gegeven aan de term “prudent” door, conform de Wet Fido, het risicobeheersende karakter van de treasury als uitgangspunt te hanteren.

n.Rating

De inschatting van een ter zake deskundig bureau van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier

  • o.

    Rentecompensatiecircuit

    Ditis een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie die bij een bank worden aangehouden, worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

  • p.

    Renterisiconorm

Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet Fido gefixeerd percentage van het totaal van de vaste schuld van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden.

q.Rentetypische looptijd

Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding.

r Rentevisie

Een rentevisie is een onderbouwde toekomstverwachting over de renteontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd.

s.Solvabiliteitsratio van 0%

Status die door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (E.E.R. = lidstaten van de Europese Unie uitgebreid met Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend. Zie ook de toelichting bij artikel 7 lid 3.3 in de Memo van Toelichting.

Artikel 2. Algemene uitgangspunten voor het treasurybeleid

  • 1.

    Het treasurybeleid dient te voldoen aan de volgende bestuurlijke eisen:

    • -

      De vier elementen “sturen”, “beheersen”, “verantwoorden” en “toezicht houden” komen in hun samenhang herkenbaar in het treasurybeleid tot uiting.

    • -

      Het treasurybeleid maakt transparante besluitvorming door en voor de gemeenteraad mogelijk.

    • -

      Het treasurybeleid beoogt een beheersbare en controleerbare uitvoering van de treasury-activiteiten door de raad, het college van B&W en het ambtelijk management.

    • -

      Het vastleggen van het treasurybeleid in het treasurystatuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk, zowel op ambtelijk als op bestuurlijk niveau.

  • 2.

    Het treasurybeleid dient te voldoen aan de volgende uitvoeringseisen:

    • -

      Het treasurybeleid is toekomstgericht, flexibel en wordt bezien in samenhang met onzekere ontwikkelingen zoals de verstoring van geprognosticeerde investeringen in de begroting en de meerjarenramingen en de renteontwikkelingen.

    • -

      Het treasurybeleid omvat -conform artikel 212 van de gemeentewet- regels voor de organisatie van de administratie en voor het beheer van vermogenswaarden.

    • -

      Het treasurybeleid omvat -conform artikel 213 van de gemeentewet- regels die waarborgen dat de rechtmatigheid en doelmatigheid van de financiële administratie en het beheer van de vermogenswaarden worden gecontroleerd en getoetst.

  • 3.

    Het treasurybeleid kent de volgende algemene doelstellingen:

    • -

      Het beschermen van gemeentelijke vermogens en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s als rente-, koers-, liquiditeiten-, en kredietrisico’s.

    • -

      Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities.

    • -

      Minimaliseren van de interne en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities.

    • -

      Optimaliseren van het rendement van beschikbare liquiditeiten tegen zo gering mogelijke risico’s en kosten.

  • 4.

    Het gemeentelijk treasurybeleid wordt gevoerd binnen de kaderstelling van de Wet Fido en artikel 14 van de financiële verordening (ex. Art. 212 Gemeentewet) van de gemeente De Bilt. De uitvoering van het gemeentelijk treasurybeleid (oftewel het treasurybeheer) dient plaats te vinden binnen de kaders van het gemeentelijk treasurystatuut.

HOOFDSTUK 2. TREASURYBEHEER

Artikel 3. Vormen van treasurybeheer

  • 1.

    Het treasurybeheer is de uitvoering van het treasurybeleid, binnen de kaders van het treasurystatuut.

  • 2.

    De treasuryfunctie wordt onderscheiden in de volgende deelfuncties:

  • 1.

    Risicobeheer

    Het risicobeheer in het kader van de treasury omvat alle activiteiten die zich richten op het beheersen van financiële risico’s. Het risicobeheer is onder te verdelen in:

    • -

      Renterisicobeheer

    • -

      Koersrisicobeheer

    • -

      Debiteurenrisicobeheer

    • -

      Kredietrisicobeheer

    • -

      Valutarisicobeheer

    • -

      Intern liquiditeitsrisicobeheer

  • 2.

    Gemeentefinanciering

    Gemeentefinanciering is het onderdeel van de treasury dat de activiteiten omvat die gericht zijn op het beheren van de liquiditeitsposities voor een termijn vanaf één jaar en op het voorzien in de benodigde liquiditeiten (minimaal 1 jaar) voor de realisatie van voorgenomen investeringen c.q. activiteiten alsmede het onderhouden van de relaties met financiële instellingen. Gemeentefinanciering wordt uitgevoerd op de kapitaalmarkt en is opgebouwd uit de volgende onderdelen:

    • -

      Financiering

    • -

      Uitzettingen

    • -

      Relatiebeheer

  • 3.

    Kasbeheer

    Het kasbeheer wordt gedefinieerd als het beheer van de gemeentelijke geldstromen en de daaruit voortvloeiende saldi- en liquiditeitsposities tot één jaar. Het kasbeheer wordt uitgevoerd op de geldmarkt en is te onderscheiden in:

    • -

      Het beheer van de geldstromen en

    • -

      Het beheer van de daaruit voortvloeiende saldi en liquiditeitsposities tot één jaar.

4. Werkkapitaalbeheer:

Het werkkapitaalbeheer wordt gedefinieerd als het beheer van de balansposten debiteuren, crediteuren en voorraden, teneinde een groter liquiditeit te bereiken. Werkkapitaalbeheer is te onderscheiden in:

  • -

    debiteurenbeheer

  • -

    crediteurenbeheer

  • -

    voorraadbeheer

RISICOBEHEER

Artikel 4. Renterisicobeheer

  • 1.

    Onder renterisicobeheer wordt verstaan het beheersen van risico’s die voortvloeien uit veranderingen in de financiële resultaten van de gemeente als gevolg van rentewijzigingen.

  • 2.

    Doelstellingen:

  • 1.

    Het beperken van het risico dat op een ongunstige rentestand nieuwe leningen aangetrokken dienen te worden of uitzettingen plaatsvinden.

  • 2.

    Het beperken van het risico dat op een ongunstige rentestand renteherziening van lopende leningen dient plaats te vinden.

  • 3.

    Het minimaliseren van het risico dat niet geprofiteerd kan worden van een gunstige renteontwikkeling.

  • 4.

    Het minimaliseren van de rentekosten en het optimaliseren van de rentebaten binnen de vooraf gestelde bandbreedte.

  • 5.

    Het optimaal gebruik maken van gunstige renteontwikkelingen.

  • 3.

    Richtlijnen:

  • 1.

    De renterisico’s op de vaste schuld (= schuld langer dan 1 jaar) bedragen maximaal de bij de Wet Fido vastgestelde renterisiconorm.

  • 2.

    De renterisico’s op de vlottende schuld (= schuld van maximaal 1 jaar) worden beperkt door de netto vlottende schuld te beperken tot maximaal de bij de Wet Fido vastgestelde kasgeldlimiet.

  • 3.

    De rentevisie van de gemeente wordt ieder kwartaal opgesteld op basis van de rentevisie van minimaal drie vooraanstaande financiële instellingen; daarbij wordt een meerjarige doorkijk voor vier jaren opgesteld en indien nodig in de begroting bijgesteld.

  • 4.

    Nieuwe leningen of uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie, de rentevisie en de liquiditeitenplanning.

  • 5.

    Derivaten worden uitsluitend gebruikt voor het afdekken van financiële risico’s, waarbij altijd een gesloten positie vereist is.

Artikel 5. Koersrisicobeheer

  • 1.

    Koersrisicobeheer betreft het beheersen van de risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

  • 2.

    Doelstellingen:

  • 1.

    Het voorkomen c.q. beperken van de negatieve invloed op de waarde van gemeentelijke financiële activa als gevolg van nadelige koersontwikkelingen.

  • 3.

    Richtlijnen:

  • 1.

    Uitzetting van financiële middelen vindt uitsluitend plaats indien deze uitzettingen een “prudent” karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatige koersrisico’s.

  • 2.

    Uit hoofde van lid 1. is niet toegestaan:

    • -

      het gebruik van derivaten als uitzettingsinstrument;

    • -

      de aanschaf van effecten uit beleggingsoverwegingen.

  • 3.

    Wel toegestaan is de aanschaf van effecten van ondernemingen uit hoofde van de publieke taak (zoals aandelen Bank Nederlandse Gemeenten of Hydron).

  • 4.

    De looptijd van de uitzettingen wordt afgestemd op de rentevisie en liquiditeitenplanning.

Artikel 6. Debiteurenrisicobeheer

  • 1.

    Debiteurenrisicobeheer is het beheersen van de risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid op een waardedaling van de vorderingenpositie ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie.

  • 2.

    Doelstellingen:

Door debiteurenbeheer wordt het risico van een waardedaling op de vorderingenpositie ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie, beperkt.

3.Richtlijnen:

Openstaande debiteuren zullen bij verstrijken van de termijn worden herinnerd. Wanneer de debiteur niet binnen de gestelde termijn betaald zal hij worden aangemaand. Na verstrijken van de betalingstermijn zal de deurwaarder worden ingezet.

Artikel 7. Kredietrisicobeheer

  • 1.

    Kredietrisicobeheer is het beheersen van de risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid op een waardedaling van de vorderingenpositie ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie.

  • 2.

    Doelstellingen:

  • 1.

    Bij financiering van derden uit hoofde van de publieke taak beperken van het risico van waardedaling van de vorderingenpositie ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie.

  • 2.

    Bij uitzetting van gelden uit hoofde van de treasuryfunctie beperken van het risico van waardedaling van de vorderingenpositie ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie.

  • 3.

    Richtlijnen:

  • 1.

    Met het verstrekken van leningen en garanties wordt terughoudend omgegaan. Deze financieringen zijn uitsluitend toegestaan indien deze, uit hoofde van de uitoefening van de publieke taak, dienen ter realisatie van in het collegeprogramma c.q. meerjarenbegroting opgenomen beleidsdoelstellingen.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden zoveel mogelijk zekerheden of garanties geëist.

  • 3.

    Uitzetting van gelden vindt uitsluitend plaats bij:

    • -

      financiële instellingen met minimaal een A-rating van een erkend rating-bureau;

    • -

      instellingen, voor wiens waardepapier een solvabiliteitsratio van 0% geldt.

  • 4.

    Ter beperking van de risico’s hanteert de gemeente voor de uitzetting uitsluitend de volgende producten: deposito’s, rekening-courant, spaarrekening en vaste termijn-rekeningen.

  • 5.

    Deelname in garantie- en andere daarmee gelijk te stellen fondsen van financiële instellingen is slechts toegestaan indien terugbetaling van minimaal de ingelegde hoofdsom uitdrukkelijk gegarandeerd is.

  • 6.

    Het gebruik van derivaten conform de wet Fido is toegestaan uitsluitend ter beperking van risico’s.

  • 7.

    Aanschaf van obligaties is slechts toegestaan voor zover het obligaties van overheden betreft die vallen onder de E.E.R. en die een solvabiliteitsratio van 0% hebben.

  • 8.

    Het uitzetten van gelden gebeurt op basis van de liquiditeitenplanning.

  • 9.

    Alvorens middelen extern worden uitgezet, worden bij minimaal drie financiële instellingen offertes aangevraagd; daarbij wordt de huisbankier betrokken.

  • 10.

    Gebruik van andere producten dan onder artikel 7 lid 3.4 genoemd dient met voorafgaande toestemming van het college van B&W te gebeuren.

  • 11.

    Uitzetting vindt uitsluitend plaats conform de in artikel 4. en 5. aangegeven richtlijnen.

  • 12.

    Het bedrag aan uitzettingen mag per partij niet de waarde van € 1.000.000 te boven gaan; daarboven is de voorafgaande toestemming van het college van B&W vereist.

Artikel 8. Valutarisicobeheer

  • 1.

    Valutarisicobeheer is het beheersen van risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat op een bepaald moment de waarde van de vreemde valutastromen, uitgedrukt in eigen valuta afwijkt van hetgeen verwacht werd op het beslissingsmoment.

  • 2.

    Doelstellingen:

Dit risico mag niet worden gelopen.

3.Richtlijnen:

Daartoe worden uitsluitend transacties in euro’s gedaan.

Artikel 9. Intern liquiditeitsrisicobeheer

  • 1.

    Intern liquiditeitsrisicobeheer betreft het beheersen van de risico’s van wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor de financieringskosten hoger kunnen uitvallen en waardoor er onvoldoende middelen zijn om aan de directe verplichtingen te kunnen voldoen.

  • 2.

    Doelstellingen:

  • 1.

    Beheersen van de risico’s van wijzigingen in de liquiditeitenplanning en/of meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.

  • 2.

    Beheersen van het risico dat de gemeente op enig moment onvoldoende liquide is (= te weinig geld op de gemeentelijke betaalrekening(en) heeft staan) om betalingen te kunnen verrichten.

  • 3.

    Richtlijnen:

  • 1.

    De treasury-acitviteiten worden gebaseerd op een liquiditeitenplanning. Deze wordt opgesteld met een looptijd van vier jaren en wordt jaarlijks vier maal geactualiseerd.

  • 2.

    De gemeente draagt zorg voor een voldoende omvang van de door de huisbankier te verstrekken rekening-courant faciliteit.

GEMEENTEFINANCIERING

Artikel 10. Financiering

  • 1.

    Financiering omvat het aantrekken van de benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen. Het aantrekken van financiële middelen voor een periode tot één jaar behoort tot het liquiditeitenbeheer.

  • 2.

    Doelstellingen:

  • 1.

    Het voorzien in de toekomstige behoefte aan vreemd vermogen tegen zo laag mogelijke kosten, gegeven de kredietwaardigheid van de eigen organisatie.

  • 2.

    Het (gedeeltelijk) voorzien in de toekomstige financieringsbehoefte door het intern uitzetten van het eigen vermogen.

  • 3.

    Het aantrekken van vreemd vermogen voor een periode van minimaal één jaar tegen aanvaardbare risico’s en de meest gunstige condities.

  • 4.

    Het veilig stellen van de financierbaarheid van de organisatie in die zin dat op elk gewenst moment middelen kunnen worden aangetrokken (toegang tot de (Europese) vermogensmarkt dient verzekerd te zijn).

  • 3.

    Richtlijnen:

  • 1.

    Financiële middelen mogen uitsluitend aangetrokken worden ten behoeve van het, uit hoofde van de uitoefening van de publieke taak, realiseren van in het collegeprogramma c.q. (meerjaren-) begroting opgenomen beleidsdoelstellingen.

  • 2.

    Het aantrekken van financiële middelen met het doel om deze middelen uit te zetten om inkomsten te genereren, is niet toegestaan.

  • 3.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s en het renteresultaat te optimaliseren.

  • 4.

    Toegestane financieringsinstrumenten voor een periode van minimaal één jaar zijn: onderhandse en vaste geldleningen. Andere instrumenten kunnen alleen na verkregen toestemming van het college van B&W worden toegepast.

  • 5.

    Gebruik van derivaten is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:

    • -

      de derivaten worden toegepast ter beperking van financiële (rente)risico’s;

    • -

      het gebruik van derivaten wordt geautoriseerd door het college van B&W;

    • -

      ten behoeve van de advisering aan het college van B&W inzake het afsluiten van een derivatentransactie wordt advies van een externe deskundige ingewonnen.

  • 6.

    Het aantrekken van financiële middelen wordt afgestemd op de rentevisie en de liquiditeitsplanning. Indien uit de planning blijkt dat de overschrijding van de kasgeldlimiet gevolgd wordt door drie opeenvolgende positieve standen (onderschrijding) dan wordt niet overgegaan tot consolidatie.

  • 7.

    Voor het aantrekken van financiële middelen, worden bij minimaal drie financiële instellingen schriftelijk offertes aangevraagd, waarbij ook de huisbankier is betrokken. De condities worden afgestemd op de behoefte en de bestaande contracten.

  • 8.

    De renterisico’s op de vaste schuld (= schuld langer dan 1 jaar) bedragen maximaal de bij de Wet Fido vastgestelde renterisiconorm.

  • 9.

    Het maximale bedrag waarvoor een langlopende lening in mandaat per keer mag worden aangetrokken bedraagt € 2.500.000 (twee en een half miljoen); daarboven is voorafgaand de toestemming van het college van B&W nodig.

Artikel 11. Uitzettingen

  • 1.

    Uitzetting omvat het beheren van het eigen vermogen en andere financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Uitzettingen kunnen intern en extern plaatsvinden. Externe uitzettingen kunnen bestaan uit het uitzetten van financieringsmiddelen bij financiële instellingen en bij andere externe partijen. Het uitzetten van financiële middelen voor een periode tot één jaar behoort tot het liquiditeitenbeheer.

  • 2.

    Doelstellingen:

  • 1.

    Het optimaliseren van het renteresultaat op bestaande en geprognosticeerde liquiditeitsoverschotten tegen aanvaardbare condities en risico’s.

  • 2.

    Het optimaliseren van het renteresultaat bij het intern en extern uitzetten van het eigen vermogen tegen aanvaardbare condities en risico’s.

  • 3.

    Het verstrekken van geldleningen aan derden tegen aanvaardbare condities en risico’s.

  • 3.

    Richtlijnen:

  • 1.

    Uitzetting vindt uitsluitend plaats conform de in artikel 4. en 5. aangegeven richtlijnen.

  • 2.

    Ter beperking van de risico’s hanteert de gemeente voor de uitzetting uitsluitend de volgende producten: deposito’s, rekening-courant, spaarrekening en vaste termijn-rekeningen.

  • 3.

    Deelname in garantie- en andere daarmee gelijk te stellen fondsen van financiële instellingen is slechts toegestaan indien terugbetaling van minimaal de ingelegde hoofdsom uitdrukkelijk gegarandeerd is.

  • 4.

    Het gebruik van derivaten conform de wet Fido is toegestaan uitsluitend ter beperking van risico’s.

  • 5.

    Het uitzetten van gelden gebeurt op basis van de liquiditeitenplanning.

  • 6.

    Aanschaf van obligaties is slechts toegestaan voor zover het obligaties van overheden betreft die vallen onder de E.E.R. en die een solvabiliteitsratio van 0% hebben.

  • 7.

    Alvorens middelen extern worden uitgezet, worden bij minimaal drie financiële instellingen offertes aangevraagd; daarbij wordt de huisbankier betrokken.

  • 8.

    Gebruik van andere producten dan onder artikel 11 lid 3.2 genoemd dient met voorafgaande toestemming van het college van B&W te gebeuren.

Artikel 12. Relatiebeheer

  • 1.

    Relatiebeheer omvat het onderhouden van de relaties met banken en financiële instellingen.

  • 2.

    Doelstellingen:

  • 1.

    Het realiseren van marktconforme condities op producten en diensten geleverd door financiële instellingen.

  • 2.

    Het zorg dragen voor een permanente beschikbaarheid van bancaire en financiële diensten tegen vooraf overeengekomen kwaliteit en prijs.

  • 3.

    Richtlijnen:

  • 1.

    Om een permanente beschikbaarheid van bancaire en financiële diensten tegen vooraf overeengekomen kwaliteit en prijs te waarborgen, wordt gebruik gemaakt van een bank die voor de gemeente optreedt als huisbankier.

  • 2.

    Uitsluitend een bank die een Aaa-rating van een erkend rating-bureau heeft, komt in aanmerking om als gemeentelijke huisbankier op te treden.

  • 3.

    Aanvullend op de bancaire en financiële diensten van de huisbankier, kan de gemeente, rekening houdend met de voorwaarden die gelden voor de met de huisbankier afgesloten overeenkomst financiële dienstverlening, relaties aangaan met overige banken en financiële instellingen.

  • 4.

    Er worden uitsluitend financiële relaties aangegaan met banken die minimaal een A-rating hebben van een erkend rating-bureau.

  • 5.

    Financiële relaties (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands toezicht te vallen, zoals de Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.

  • 6.

    Er worden uitsluitend relaties aangegaan met financiële tussenpersonen die geregistreerd staan bij de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) en/of bij de Autoriteit Financiële markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar kunnen overleggen.

  • 7.

    Relaties en hun condities worden ten minste eens in de vier jaren beoordeeld.

KASBEHEER

Artikel 13. Geldstromenbeheer

  • 1.

    Het geldstromenbeheer omvat al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren tussen de organisatie en derden (= betalingsverkeer).

  • 2.

    Doelstellingen:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperken.

  • 2.

    Het betalingsverkeer zodanig inrichten dat de externe bankkosten (valutadagen, provisies, datacommunicatiekosten ed.) worden geminimaliseerd.

  • 3.

    De interne handelingskosten minimaliseren.

  • 3.

    Richtlijnen:

  • 1.

    Het uitgaande betalingsverkeer wordt zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door de huisbankier. Bij uitzondering kunnen, ter beoordeling van de coördinator Kasmanagement, handmatige betalingen plaats vinden dan wel contante betalingen.

  • 2.

    Het liquiditeitsgebruik wordt zo veel mogelijk beperkt door de geldstromen op elkaar en op de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat tijdig aan de verplichtingen kan worden voldaan.

  • 3.

    Uitsluitend ten behoeve van de afdeling Publiekszaken wordt een kas aangehouden voor de chartale betaling van verleende gemeentelijke diensten. In deze kas mag een maximaal bedrag in kas worden aangehouden. Het college van B&W stelt nadere regels op voor het gebruik van deze kas.

  • 4.

    Betaling van de gemeentelijke diensten middels pinpas, creditcards of digitaal wordt de klant aangeboden en het gebruik (streefnorm 95% betalingen) ervan wordt bevorderd.

Artikel 14. Saldo- en liquiditeitenbeheer

  • 1.

    Het saldobeheer omvat het beheer van de dagelijkse saldi op de diverse rekeningnummers. Afhankelijk van onder meer de uitkomsten van het saldobeheer worden middelen uitgezet dan wel aangetrokken voor een periode tot één jaar (= liquiditeitenbeheer).

  • 2.

    Doelstellingen:

  • 1.

    Het voorzien in de huidige en toekomstige financieringsbehoefte tegen zo laag mogelijke kosten, gegeven de kredietwaardigheid van de organisatie.

  • 2.

    Het aantrekken van vreemd vermogen tegen aanvaardbare condities.

  • 3.

    Het zorg dragen voor voldoende dispositieruimte (tot één jaar) om te garanderen dat de organisatie haar korte termijn verplichtingen structureel kan nakomen.

  • 4.

    Bij het uitzetten van gelden tot één jaar beoogt de treasuryfunctie het optimaliseren van het renteresultaat op bestaande en geprognosticeerde liquiditeitsoverschotten voor een periode tot één jaar, doch tegen aanvaardbare risico’s.

  • 3.

    Richtlijnen:

  • 1.

    Gestreefd wordt naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de banken waar (betaal)rekeningen aangehouden worden.

  • 2.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn: daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant.

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het uitzetten van kortlopende middelen zijn producten met een hoofdsomgarantie aan het einde van de looptijd en/of uitzettingen in vastrentende waarde: rekening-courant, daggeld, spaarrekeningen, deposito’s. Daarbij wordt het bepaalde in artikel 7 onder 3.3 en 3.12 in acht genomen.

  • 4.

    Alvorens middelen worden uitgezet of aangetrokken met een looptijd van korter dan één jaar, wordt bij minimaal drie financiële instellingen offertes aangevraagd. Dit gebeurt telefonisch en de partijen offreren schriftelijk of via email ten behoeve van de transparantie en verantwoording.

  • 5.

    Het uitzetten of aantrekken van middelen met een looptijd van korter dan één jaar wordt afgestemd op de rentevisie en liquiditeitsplanning. Bij het afwijken hiervan wordt het college van B&W geïnformeerd.

  • 6.

    De renterisico’s op de vlottende schuld (= schuld van maximaal 1 jaar) worden beperkt door de netto vlottende schuld te beperken tot maximaal de bij de Wet Fido vastgestelde kasgeldlimiet.

  • 7.

    Ter beheersing van de rentekosten wordt periodiek een liquiditeitenplanning opgesteld.(zie artikel 9).

  • 8.

    In mandaat kan per keer € 500.000 aan overtollige middelen worden uitgezet met een maximale looptijd van 1 jaar; in andere gevallen is de toestemming van het college van B&W nodig.

Artikel 15. Werkkapitaalbeheer

  • 1.

    Het werkkapitaalbeheer behelst het optimaliseren van de balansposten debiteuren, crediteuren en, indien voorkomend, de voorraden.

  • 2.

    Doelstellingen:

  • 1.

    Het bereiken van een grotere liquiditeit.

  • 2.

    Helderheid omtrent de uitvoering van dit beleid en duidelijkheid voor de klant.

  • 3.

    Een goed imago en relatie met partijen te hebben en houden omtrent het tijdig betalen van facturen en leveren van goederen en diensten.

  • 3.

    Richtlijnen:

  • 1.

    De treasurer adviseert het management en omtrent de geldende richtlijnen.

  • 2.

    Privaatrechtelijke vorderingen hebben een betaaltermijn van 30 dagen.

  • 3.

    De afdeling Concernstaf -unit Kasmanagement- is verantwoordelijk voor de registratie en inning van de vorderingen binnen de gestelde termijn alsmede voor het zetten van de nodige vervolgstappen indien de termijn wordt overschreden (herinneren, aanmanen en inzet deurwaarder).

  • 4.

    De afdelingsmanagers zijn verantwoordelijk voor het aandragen van de vorderingen aan de unit Kasmanagement; deze worden binnen 5 werkdagen na aanlevering geregistreerd in de financiële administratie.

  • 5.

    De vorderingen die voortkomen uit het opleggen van belastingen en heffingen volgen de wettelijke gang van zaken van de Invorderingswet. De daar geldende termijnen zijn van toepassing voor de uitvoering ervan door de unit Kasmanagement.

  • 6.

    Voor de betaling van crediteuren houdt de gemeente een maximale termijn aan van 30 dagen na ontvangst van de factuur. De factuur wordt bij binnenkomst geregistreerd door de unit Kasmanagement en dient alvorens betaald te kunnen worden eerst goedgekeurd te worden door de verantwoordelijke budgethouder. Deze heeft maximaal 10 werkdagen om de factuur goed te keuren en af te werken voor betaling door de unit Kasmanagement.

  • 7.

    Aanhouden van voorraden dient afgestemd te zijn op de behoefte (optimaal).

HOOFDSTUK 3. ORGANISATIE VAN DE TREASURY-FUNCTIE

Artikel 16. De plaats in de organisatie

  • 1.

    De treasuryfunctie is ondergebracht bij de afdeling Concernstaf, unit Planning en Control

  • 2.

    De treasuryfunctie wordt uitgevoerd door de treasurer; dit is een daartoe door het college van B&W aangestelde medewerker van de afdeling Concernstaf, unit Planning en Control met treasury in het takenpakket.

Artikel 17. Verantwoordelijkheden en bevoegdheden

  • 1.

    De gemeenteraad stelt de hoofdlijnen van het treasurybeleid vast zoals deze zijn verwoord in de financiële verordening gemeente De Bilt 2008, artikel 14.

  • 2.

    Het college van B&W zorgt voor de uitvoering van het treasurybeleid.

  • 3.

    Het college van B&W mandateert aan de afdelingsmanager Concernstaf de bevoegdheid om, binnen de kaders van dit treasurystatuut, beslissingen te nemen over het uitzetten en aantrekken van middelen met een looptijd van korter dan één jaar.

  • 4.

    Het college van B&W mandateert de bevoegdheden die zijn toegekend voor de uitvoering van het treasurybeleid aan de directeur Bedrijfsvoering; deze is eindverantwoordelijk voor de ambtelijke uitvoering van dit statuut.

  • 5.

    De directeur Bedrijfsvoering mandateert de bevoegdheden voor de uitvoering van het treasurybeleid door aan de afdelingsmanager Concernstaf.

  • 6.

    Onverminderd de verantwoordelijkheid van de afdelingsmanager Concernstaf is de treasurer verantwoordelijk voor de feitelijke uitvoering van het treasurybeleid.

  • 7.

    Voor een handeling afwijkend van het treasurystatuut moet expliciet toestemming aan het college van B&W gevraagd worden.

  • 8.

    De treasurer dient voor elke handeling afwijkend van de richtlijnen en voor elke overschrijding van limieten de voorafgaande toestemming te hebben van de afdelingsmanager Concernstaf.

Vanuit het oogpunt van verbijzonderde interne controle wordt eveneens het hoofd van het Bedrijfsbureau ingelicht.

  • 9.

    In bijlage 1. bij dit treasurystatuut zijn de verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie nader gedefinieerd.

  • 10.

    In bijlage 2. bij dit treasurystatuut zijn de bevoegdheden met betrekking tot de treasuryfunctie nader gedefinieerd.

Artikel 18. De administratieve organisatie en interne controle

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en de bevoegdheden met betrekking tot de treasury-activiteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd.

  • 2.

    Bevoegdheden zijn via mandaat nader schriftelijk vastgelegd.

  • 3.

    Bij de uit te voeren treasury-activiteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste kenmerken:

    • a.

      de beschikkende functie ligt bij de afdelingsmanager Concernstaf;

    • b.

      de bewarende functie ligt bij de treasurer;

    • c.

      de registrerende functie ligt bij de coördinator unit Kasmanagement;

    • d.

      de inhoudelijke controlerende functie ligt bij de treasurer en via lid 5. bij de afdelingsmanager Concernstaf;

    • e.

      de verbijzonderde controle, waarbij de gevolgde procedure getoetst wordt, ligt bij het hoofd Bedrijfsbureau.

  • 4.

    Opdrachtverstrekkingen in het kader van de uitvoering van de treasury dienen voorzien te zijn van de handtekeningen van de treasurer en de afdelingsmanager Concernstaf

  • 5.

    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de afdelingsmanager Concernstaf die deze, voorzien van een paraaf voor gezien, doorzendt naar de treasurer.

  • 6.

    Door de treasurer wordt een treasury-logboek met afgesloten transacties met achterliggende stukken bijgehouden.

  • 7.

    De treasurer zendt van elke transactie een kopie of een afschrift van de opdracht en de transactiebevestiging naar het hoofd van het Bedrijfsbureau.

Artikel 19. Informatievoorziening

  • 1.

    De beleidsmatige informatie voor en over de treasury zijn vervat in het treasurystatuut en in de concrete beleidsplannen die verwoord zijn in de paragraaf Financiering van de begroting.

  • 2.

    De operationele informatie betreft de informatie die de treasurer nodig heeft om op een adequate wijze inhoud te kunnen geven aan het treasurybeheer. Voor het verkrijgen van deze operationele informatie staan hem de volgende bronnen ter beschikking:

- t.b.v. het opstellen van de liquiditeitenplanning:

* informatie van financieel consulenten inzake financiële ontwikkelingen bij de afdelingen;

* verslagen van Directie, MT-, B&W-, commissie- en raadsvergaderingen.

- t.b.v. het volgen van de koers- en marktontwikkelingen:

  • -

    ten minste één gerenommeerd financieel dagblad;

  • -

    ten minste één vakblad op het vakgebied van treasury;

  • -

    door financiële instellingen verzonden informatie via:

* internet;

* E-mail;

* schriftelijke mailings.

  • 3.

    De verantwoordingsinformatie is te onderscheiden in intern gerichte en in extern gerichte informatie. In bijlage 3. bij dit treasurystatuut is de intern gerichte informatie nader gedefinieerd. In de leden 4. t/m 6. wordt ingegaan op de extern gerichte verantwoordingsinformatie.

  • 4.

    Jaarlijks wordt in de paragraaf Financiering van het jaarverslag/jaarrekening verantwoording afgelegd over de uitvoering van het treasurybeleid.

  • 5.

    Aan het eind van elk kwartaal verstrekt de treasurer aan de provincie een opgave van de laatst berekende gemiddelde netto-vlottende schuld en de kasgeldlimiet voor het betreffende kalenderjaar.

  • 6.

    Aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) verstrekt de treasurer driemaandelijks een opgave van de stand van het EMU-saldo op een door het CBS te bepalen wijze.

  • 7.

    Met betrekking tot de treasury-activiteiten dient tenminste aan de in bijlage 3. bij dit treasurystatuut opgenomen informatie-overzicht voldaan te worden.

Hoofdstuk 4. SLOTBEPALINGEN.

Artikel 20. Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit treasurystatuut treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 2.

    Het Treasurystatuut gemeente De Bilt, vastgesteld op 28 januari 2001 wordt met ingang van de datum bedoeld in het eerste lid van dit artikel ingetrokken.

Artikel 21. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Treasurystatuut 2008”.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders d.d. 25 november 2008.

de secretaris, de burgemeester,

R.A.K. Huijbregts w.g. A.J. Gerritsen

Bijlagen bij Treasurystatuut 2008

BIJLAGE 1. Tabel verantwoordelijkheden.

Functie

Verantwoordelijkheden

Gemeenteraad

§Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, en de beleidskaders;

§Het vaststellen van de paragraaf Financiering in de begroting en de jaarrekening;

§Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan;

§Het uitvoeren van de niet aan het college van B&W overgedragen treasury-activiteiten.

Auditcommissie.

§Het aan de gemeenteraad uitbrengen van advies over beleidsvoorstellen en rapportages op het gebied van treasury;

§Het adviseren aan de raad met betrekking tot de kaderstellende en controlerende werkzaamheden op treasurygebied.

College van B&W

§Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid);

§Het rapporteren aan de gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid;

§Het opzetten van administratieve richtlijnen voor treasury;

§Het bewaken van de kwaliteit van de treasury-activiteiten en de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid;

§Het bewaken van de betrouwbaarheid en volledigheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover de raad informeren;

§Het evalueren en bijstellen van het treasurybeleid;

§Vaststellen van de periodieke rentevisie en liquiditeitenplanning met de horizon van 1 jaar;

§Voorbereiden van beleidsvoorstellen aan de raad op treasurygebied.

Portefeuillehouder Financiën

§Het uitvoeren van het treasurybeleid (politieke verantwoordelijkheid).

Bedrijfsbureau: Controlling

§Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

§Het controleren van de volledigheid, betrouwbaarheid, doelmatigheid en rechtmatigheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het college van B&W.

Afdelingsmanager Concernstaf

§Het uitvoeren van de aan haar/hem gemandateerde treasury-activiteiten conform het treasurystatuut en de treasuryparagraaf;

§Het zorgdragen voor juiste verantwoording van de uitvoering van de door hem/haar gemandateerde treasury-activiteiten;

§Het ontvangen van de orderbevestiging van derden en het controleren of deze overeenkomt met de transactie-informatie zoals verstrekt door de treasurer;

§Het rapporteren aan B&W over de uitvoering van het treasurybeheer;

§Het afleggen van verantwoording aan de directeur Bedrijfsvoering en het college van B&W.

Afdelingsmanagers

§Ten behoeve van de liquiditeitenplanning als budgethouder zorgdragen voor een betrouwbare kwaliteit (= juist, volledig, actueel en tijdig) van de informatie die hun afdeling aanlevert aan de treasurer met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten;

§Het fiatteren van betalingen en ontvangsten ten laste c.q. gunste van hun budgetten.

Treasurer

§Het uitvoeren van de activiteiten m.b.t. de volgende deelfuncties: het risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer. Deze activiteiten moeten conform dit treasurystatuut en de paragraaf Financiering worden uitgevoerd en de transacties dienen geautoriseerd te zijn door de afdelingsmanager Concernstaf;

§Het opstellen van de rentevisie;

§Het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer;

§Het beheren van de geldstromen;

§Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen;

§Het afsluiten van financiële contracten voortvloeiend uit bovenstaande deelfuncties;

§Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties en het doorgeven hiervan aan de coördinator Kasmanagement (registratie);

§Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied;

§Het adviseren van de afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten en projecten en de maatregelen ten behoeve van debiteuren, crediteuren en voorraden.;

§Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de gemeentelijke administratie;

§Het afleggen van verantwoording aan de afdelingsmanager Concernstaf over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

De coördinator Kasmanagement

§Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;

§Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer;

§Het aanleveren van tijdige, volledige, actuele en juiste gegevens aan de gemeentelijke administratie;

§Het rapporteren aan de afdelingsmanager Concernstaf belast met controle over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

Financiële administratie

§Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de financiële administratie.

Hoofd Bedrijfsbureau

§Het voeren van de verbijzonderde interne controle op de uitgevoerde treasurytransacties en hierover rapporteren aan de concerncontroller;

§Het afleggen van verantwoording aan de concerncontroller over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

Externe accountant

§Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren op doelmatigheid en rechtmatigheid omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

BIJLAGE 2. Tabel bevoegdheden.

Activiteit

Autorisatie door

Uitvoering door

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

1.Het uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar.

Afdelingsmanager Concernstaf

treasurer

2.Het aantrekken van middelen voor een periode tot één jaar

Afdelingsmanager Concernstaf

treasurer

Bankrelatiebeheer

1.Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

college van B&W

Afdelingsmanager Concernstaf

2.Bankcondities en tarieven afspreken

Afdelingsmanager Concernstaf

Treasurer

3.Aangaan financiële dienstverlenings-overeenkomsten

college van B&W

Afdelingsmanager Concernstaf

Financiering en uitzetting

1.Het afsluiten van derivatentransacties

college van B&W

Afdelingsmanager Concernstaf

2.Het vaststellen van kredietfaciliteiten

college van B&W

Afdelingsmanager Concernstaf

3.Het aantrekken van middelen via onder-handse en vaste leningen zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf

college van B&W

Afdelingsmanager Concernstaf

4.Het uitzetten van middelen via (staats-) obligaties, onderhandse geldleningen zoals vastgelegd in het treasurystatuut

college van B&W

Afdelingsmanager Concernstaf

5.Het beleggen van middelen in garantie-fondsen (deposito’s garantieproducten, vaste termijn rekeningen) zoals in statuut vastgelegd.

college van B&W

Afdelingsmanager Concernstaf

6.Het verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taak

college van B&W

Afdelingsmanager Concernstaf

7.Het vervroegd aflossen van geldleningen

college van B&W

Afdelingsmanager Concernstaf

8.Het garanderen van middelen uit hoofd van de publieke taak

college van B&W

Afdelingsmanager Concernstaf

BIJLAGE 3. Informatievoorziening.

Informatie

Frequentie

Informatie-verstrekker

Informatie-ontvanger

Beleidsmatige informatie

 

 

 

1.Actualisatie beleidskaders zoals vervat in het treasurystatuut

indien noodzakelijk

Afdelings-manager Concernstaf

College van B&W

2.Beleidsplannen treasury in paragraaf Financiering van de beleidsbegroting

jaarlijks

College van B&W

Raad

Operationele informatie

 

 

 

1.Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning

Maandelijks

Afdelings-managers naar financieel consulenten

Treasurer

2.Liquiditeitenplanning voor de korte en lange termijn

Kwartaal

Treasurer

Afdelingsmanager Concernstaf

3.Ontwikkeling rentetarieven en de visie daarop

kwartaal

Treasurer

Afdelingsmanager Concernstaf

4.Koers- en overige marktinformatie

bron- en informatie afhankelijk

Divers

Treasurer

Verantwoordingsinformatie

 

 

 

1.Verantwoording via treasury-logboek inzake uitvoering treasury, bestaande uit:

§planning versus realisatie van de liquidi-teitsposities

§analyse werkelijk versus gepland risico-

profiel

§aangegane derivaten (aard en omvang, werkelijk resultaat van de afgeronde transacties, verwacht resultaat c.q. risico op lopende transacties, doel transacties)

§uitgevoerde transacties

§naleving van procedures, richtlijnen, limieten en overige instructies

Maandelijks

Treasurer

Afdelingsmanager Concernstaf

2.Evaluatie treasury-activiteiten in paragraaf Financiering van de beleidsrekening en jaarverslag

Jaarlijks

College van B&W

Gemeenteraad

3.Voortgang onderdelen paragraaf Financiering via een rapportage in het voorjaar en in het najaar

Conform p&c cyclus

Treasurer

College van B&W

4.Verantwoording n.a.v. paragraaf Financiering via het jaarverslag

Jaarlijks

College van B&W

Gemeenteraad

5.Informatie aan derden (toezichthouder en CBS) zoals genoemd in art. 16 lid 4 t/m 6.

Kwartaal

Treasurer

Derden

6.Lenings- / uitzettings-/ garantiebesluiten

binnen 14 dagen na besluit

College van B&W

Provincie

Memorie van toelichting

In dit treasurystatuut is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de algemene uitgangspunten voor het gemeentelijk treasurybeleid (in artikel 2).

Vervolgens geeft de raad in het treasurystatuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet Fido. Door middel van het vaststellen van de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasury-activiteiten dienen te worden uitgevoerd.

De paragraaf Financiering bij de begroting geeft debeleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het treasurystatuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet Fido en het treasurystatuut blijven. In het jaarverslag geeft deze paragraaf in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

Art. 2 lid 3

De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet Fido en dit treasurystatuut dient desondanks te worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Art 3

Gaat in op de verschillende vormen van beheer en deelfuncties risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en werkkapitaalbeheer.

Art. 4 lid 3.1

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (thans in 2001: 20%) te vermenigvuldigen met de totale vaste schuld per 1 januari van enig jaar (zie artikel 6 van de Wet Fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

De renterisiconorm wordt opgenomen in de paragraaf van de begroting en de rekening.

Art. 4 lid 3.2

Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet Fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,2%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet Fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

De kasgeldlimiet wordt opgenomen in de paragraaf van de begroting en de rekening.

Art. 4 lid 3.3

Afhankelijk van interne en/of externe ontwikkelingen, zal de gemeente haar rentevisie moeten actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, waaronder de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd indien men een rentestijging verwacht.

Art. 4 lid 3.4

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.

Art. 7 lid 3.1

De Wet Fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft enerzijds de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen en anderzijds het prudente karakter van (overige) uitzettingen. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”.

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet Fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. In dit licht is het dus niet de afdeling Concernstaf die het politieke besluit voor dergelijke garanties en leningen voorbereidt. Wel wordt geadviseerd dat het gemeentebestuur het advies van de treasurer inwint voordat zij een beslissing neemt t.a.v. het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak. De treasurer adviseert hierbij onder meer over financieringsvoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de gemeente. Daarnaast is het van belang dat de treasurer de betreffende aanvraag opneemt in de liquiditeitenplanning.

Art. 7 lid 3.2

De Wet Fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Teneinde de kredietrisico’s te beheersen kunnen zekerheden of garanties worden verlangd van de debiteuren.

Art. 7 lid 3.3

Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen kan uitzetten/beleggen.

Een (credit-)rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt toegekend door gerenommeerde rating “agencies” zoals Moody’s en Standard & Poor’s. Deze rating verloop als volgt:

Moody’s Standard & Poors Kredietwaardigheid

Aaa AAA Extreem kredietwaardig

Aa AA Zeer kredietwaardig. Veiligheidsmarge echter niet zo hoog als bij de AAA-categorie

A A Zeer kredietwaardig. Er zijn echter factoren aanwezig waardoor afbetaling in de toekomst enig gevaar loopt.

Daarnaast kent men kwalificaties van lage(re) kredietwaardigheid met letters B, C en D., die echter niet passen binnen de kaders van de Wet Fido.

Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door een bancaire toezichthouder in een E.E.R.-lidstaat wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties).

Art. 9

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente middelen voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de middelen (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de treasurer juist, tijdig, actueel en volledig wordt geïnformeerd door de afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Art. 10 lid 3.7

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Art. 11 lid 3

Conform de Wet Fido, dienen uitzettingen uit hoofde van treasury een “prudent” karakter te hebben. In de Wet Fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (artikel 2 lid 2 Wet Fido).

Bankachtige activiteiten –dat wil zeggen het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen– zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet Fido.

De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente.

Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening).

Certificates of deposit, commercial papers, obligaties en medium term notes zijn vastrentende waarden die (tussentijds) verhandelbaar zijn. Bij tussentijdse verkoop kunnen koersrisico’s worden gelopen. Wanneer deze waarden tot het einde van hun looptijd worden aangehouden zal minimaal de nominale waarde en de vooraf overeengekomen (minimale) rente worden uitgekeerd. Om redenen van risicovermijding zijn deze producten alleen toegestaan na verkregen toestemming van het college van B&W.

Garantiefondsen zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantiefondsen keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelenindex (zoals de AEX-index). Garantiefondsen waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet Fido. Bij garantiefondsen is vaak enkel de hoofdsom gegarandeerd.

Art. 11 lid 3.7

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen, voor bijv. het effectieve rendement, de hoogte van transactiekosten etc. Door meerdere offertes op te vragen wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de actuele gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Art. 12 lid 3.1

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank die optreedt als huisbankier heeft als voordeel dat de kosten van het overboeken van middelen tussen verschillende banken worden vermeden.

Art. 12 lid 3.6

Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van dit artikel zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing.

Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente als eis dat tussenpersonen onder toezicht van de Autoriteit Financiële marketen of de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) staan en daarvan een vergunning als makelaar kunnen overleggen.

Art. 13

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (dan wel middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Art. 15

Het werken volgens regels m.b.t. debiteuren, crediteuren en voorraden heeft impact op de liquiditeit. Het aspect voorraden bij gemeenten zal niet zo’n grote impact hebben. Op tijd betalen en ontvangen van geld daarentegen wel. Het is van belang dat de treasurer wordt betrokken bij het opstellen en toepassen van regels omtrent deze balansposten.

Art. 17 en 18

Bij de treasuryfunctie zijn meerdere personen en organen betrokken. De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer, draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, met als voordeel een slagvaardiger optreden. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Het treasurystatuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een eenduidige functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Art. 19

De in dit artikel aangehaalde bijlage geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: beleidsmatige informatie (zie artikel 19 lid 1), operationele informatie (zie artikel 19 lid 2) en verantwoordingsinformatie (zie artikel 19 lid 3 t/m 6).

Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie is de belangrijkste succesfactor voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.