Organisatie | Son en Breugel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel Bibob 2020 gemeente Son en Breugel. |
Citeertitel | Beleidsregel Bibob 2020 Son en Breugel |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | Beleidsregel Bibob 2020 Son en Breugel |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-11-2020 | Nieuwe regeling | 10-11-2020 | 20.13343 |
Beleidsregel voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, vastgesteld door de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders bij besluit van 10 november 2020.
De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente
Son en Breugel, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;
overwegende, dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;
gelet op het bepaalde in de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 3, 27, 30a en 31 van de Drank- en Horecawet, artikel 30b van de Wet op de kansspelen, de artikelen 2.1 en 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 2:25, 2:26, 2:28, 2:29, 2:42a en 3:3 van de Algemene plaatselijke verordening, de Algemene Subsidieverordening 2005, Aanbestedingswet 2012 en het Burgerlijk Wetboek.
besluiten vast te stellen: Beleidsregel Bibob 2020 gemeente Son en Breugel.
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze beleidsregel wordt, in aanvulling op de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, verstaan onder:
Bibob-toets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen;
Artikel 1.2 Toepassing wet Bibob in bijzondere situaties
Het bestuursorgaan zal, in aanvulling op het genoemde toepassingsbereik in deze beleidsregel en bijbehorende bijlagen, ook overgaan tot toepassing van de Wet Bibob:
als vanuit eigen informatie of informatie verkregen van een of meer partners binnen het samenwerkingsverband RIEC of van het Openbaar Ministerie informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag voor een beschikking, ten aanzien van de Partij bij het aangaan van een overheidsopdracht of bij de transactie sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;
als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Landelijk Bureau Bibob blijkt, dat tegen de aanvrager van een beschikking of de Partij bij het aangaan van een overheidsopdracht in de twee jaar voorafgaande aan de datum van indiening van een aanvraag voor een beschikking, tot gunning van een overheidsopdracht of het sluiten van een vastgoedtransactie door het Landelijk Bureau Bibob een advies is uitgebracht of een aanvraag om een advies door het Landelijk Bureau Bibob in behandeling is genomen.
De Wet Bibob wordt in beginsel niet toegepast, ingeval de aanvraag voor een beschikking afkomstig is van, of de overheidsopdracht of vastgoedtransactie plaatsvindt met een:
Semioverheidsinstantie1;
Artikel 1.4 Uitzonderingen niet geldig
De genoemde uitzonderingen in deze beleidsregel en bijbehorende bijlagen gelden niet, als:
bij een aanvraag, overheidsopdracht of vastgoedtransactie vanuit eigen informatie of informatie verkregen van een of meer partners binnen het samenwerkingsverband RIEC of van het Openbaar Ministerie informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.
Indien een van de gevallen in dit artikel genoemd onder a t/m d zich voordoet, zal het bestuursorgaan de Bibob-toets toch toepassen met betrekking tot de desbetreffende aanvraag om een beschikking, overheidsopdracht of vastgoedtransactie.
Hoofdstuk 2 Publiekrechtelijke beschikkingen
Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen
artikel 2:26 van de Algemene plaatselijke verordening voor zover het betreft het organiseren van evenementen die op basis van een risicoinventarisatie kunnen leiden tot het verstoren van de openbare orde, zoals het organiseren van vechtsporten en evenementen waarbij leden van zogenoemde 1% motorclubs (1% MC’s / Outlaw Motor Gangs (OMG’s) zijn betrokken dan wel waar sprake is van een nauwe verwevenheid daarmee;
artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder e van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet (omgevingsvergunning - inrichtingen Wet Milieubeheer), met inachtneming van de in bijlage 1 genoemde uitgangspunten en uitzonderingen;
artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de wet kan worden geweigerd (omgevingsvergunning - beperkte milieutoets), met inachtneming van de in bijlage 1 genoemde uitgangspunten en uitzonderingen;
Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen
vanuit eigen informatie of informatie verkregen van een of meer partners binnen het samenwerkingsverband RIEC of van het Openbaar Ministerie informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet Bibob;
Artikel 2.3 Horeca en aangewezen evenementen
De Wet Bibob wordt toegepast op de vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet voor het uitoefenen van het horecabedrijf, in beginsel met uitzondering van een horeca-vergunning voor:
De Wet Bibob wordt toegepast op de vergunning op grond van artikel 2:29 van de Algemene plaatselijke verordening (Apv) voor de exploitatie van een horecabedrijf, in beginsel met uitzondering van een horeca-exploitatievergunning voor de op dit type vergunning van toepassing zijnde uitzonderingen genoemd bij de Drank- en Horecavergunning.
2.4 Omgevingsvergunning – activiteit ‘Bouw’
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van kracht geworden. Artikel 2.1 van de Wabo vermeldt dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk (lid 1 onder a). In artikel 2.20, eerste lid van de Wabo, respectievelijk artikel 5.19, vierde lid, onder b, van de Wabo is geregeld dat een aanvraag voor een omgevingsvergunning (deels) kan worden geweigerd respectievelijk een verleende vergunning (deels) kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.
Uitgaande van het doel van de Wet Bibob, het waarborgen van de integriteit van het bestuursorgaan en het voorkomen van ongewild faciliteren van criminele activiteiten en daarmee het tegenhouden van vergunningen waarbij een bepaalde mate van criminele beïnvloeding te verwachten valt, zijn beleidsuitgangspunten benoemd waarbij Bibob van toepassing is. De beleidsuitgangspunten zijn hieronder weergegeven.
Gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie
Bouwprojecten van enige omvang worden onderworpen aan een Bibob-toets. In dit kader wordt een onderscheid gemaakt tussen kleinere en grotere bouwprojecten, dit bezien in combinatie met de gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie.
Als eerste uitgangspunt in deze beleidslijn geldt, dat een Bibob-toets plaatsvindt in geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit, waarbij sprake is van een gebruiksoppervlakte van meer dan het volgende aantal m2 per gebruiksfunctie:
Aanvragen voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit worden onderworpen aan een Bibob-toets vanaf de 4e aanvraag op jaarbasis van dezelfde aanvrager en/of betrokkenen met een gebruiksoppervlakte van meer dan het volgende aantal m2 per gebruiksfunctie:
Een volgend uitgangspunt is het aanwijzen van specifieke risicocategorieën, die gevoelig worden geacht voor criminele invloeden. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit wordt aan een Bibob-toets onderworpen, indien de gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie meer bedraagt dan de hieronder laagst genoemde gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie en minder bedraagt dan of gelijk is aan de hoogst genoemde gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie:
en waarbij sprake is van een of meerdere onderstaande risicocategorieën:
Voor het publiek toegankelijke, besloten ruimten waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet seksuele handelingen worden verricht, seksuele diensten worden aangeboden of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden (waaronder prostitutiebedrijven, darkrooms, seksbioscopen, sekswinkels, erotischemassagesalons);
Vrijplaatsen (locaties waar en/of groepen waartegen een effectief overheidsoptreden wordt belemmerd, leidend tot een maatschappelijk ongewenste situatie, waarbij aanwijzingen bestaan voor het aanwezig zijn van strafbare gedragingen waaronder (fiscale) fraude en waarbij we spreken over handhavingsknelpunten. De belemmering betreft soms een bestaande of vermeende dreiging, soms een sociaal-culturele hindernis);
NB.: Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is niet limitatief. Deze risicocategorieën kunnen, indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, door het bevoegd bestuursorgaan worden aangepast.
Naast de hiervoor genoemde gevallen waarbij als regel een zogenoemde Bibob-toets plaatsvindt, kan de Wet Bibob (binnen de mogelijkheden van de wet) ook in bijzondere gevallen worden ingezet als instrument in het kader van de handhaving van (lokaal) beleid. Om die reden zal, naast de hiervoor aangeduide gevallen, ook een Bibob-toets mogelijk zijn bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit, waarbij op basis van feiten en omstandigheden, of gebaseerd op (aanvullend) lokaal beleid, gemotiveerd een risico-inschatting conform de Wet Bibob in dat geval geboden is. De burgemeester is via deze beleidslijn gemandateerd hiertoe dit besluit te nemen, gezien zijn/haar betrokkenheid en informatiewinning in het driehoeksoverleg.
Als bijzonder geval wordt ook verstaan het reeds in aanvang hebben genomen van bouwactiviteiten, zonder dat daarvoor de vereiste vergunning is aangevraagd en de gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie meer bedraagt dan de hieronder laagst genoemde gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie en minder bedraagt dan of gelijk is aan de hoogst genoemde gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie:
2.5 Omgevingsvergunning – activiteit ‘Milieu’
De Bibob-toets met betrekking tot een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder i van deze beleidsregel (omgevingsvergunning – inrichtingen Wet Milieubeheer) blijft beperkt tot:
De toepassing van de Bibob-toets bij een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder j (omgevingsvergunning – beperkte milieutoets) zal in beginsel beperkt blijven tot de gevallen, waarin specifieke informatie daartoe aanleiding vormt.
De Wet Bibob heeft op het terrein van subsidieverlening een belangrijk doel: voorkomen dat het openbaar bestuur ongewild criminele activiteiten faciliteert met gemeenschapsgeld. Gezien de vele subsidieaanvragen die de gemeente Son en Breugel jaarlijks ontvangt en het diffuse karakter van deze subsidies, is besloten niet alle aanvragen standaard aan een Bibob-onderzoek te onderwerpen.
De Bibob-toets met betrekking tot een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder k van deze beleidsregel (subsidies) blijft beperkt tot:
Hoofdstuk 3 Privaatrechtelijke transacties
Artikel 3.1 Toepassing bij aanbestedingen Artikel 3.1a Het aangaan en beëindigen van een overheidsopdracht
Voorafgaand aan het sluiten van een overheidsopdracht komt de gemeente contractsvrijheid toe. De gemeente heeft het daaruit voortvloeiende recht om geen overheidsopdracht met een Partij aan te gaan, mede of uitsluitend op basis van het feit dat de gemeente van oordeel is dat ten aanzien van die Partij een Integriteitsrisico bestaat.
Met betrekking tot Aanbestedingen kán er sprake zijn van een integriteitsrisico wanneer zich een van de situaties genoemd in artikel 2.87 Aanbestedingswet 2012 voordoet. Van een integriteitsrisico is in ieder geval sprake als een situatie als bedoeld in artikel 3.1b van deze beleidsregel zich voordoet.
De gemeente kan, in aanvulling op artikel 2.86 lid 3 van de Aanbestedingswet 2012, gedragingen en omstandigheden van aan de Partij gelieerde partijen of personen bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een Integriteitsrisico betrekken. Onder gelieerde (rechts)personen worden in ieder geval verstaan zij die:
Artikel 3.1c Toepassingsbereik Bibob-onderzoek
Op grond van artikel 5 lid 2 Wet Bibob en artikel 3 Besluit Bibob past het bestuursorgaan de Bibob-toets toe met betrekking tot de gunning van een overheidsopdracht of de ontbinding van een overeenkomst met de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is gegund:
Artikel 3.1d Gevolgen eigen onderzoek
De uitkomst van een eigen onderzoek bij de gunning van een overheidsopdracht kan voor de gemeente aanleiding zijn om een Partij van een opdracht uit te sluiten, om in de overeenkomst inzake de gunning van een overheidsopdracht nadere, al dan niet ontbindende, voorwaarden op te nemen of om als voorwaarde op te nemen dat onderaannemers niet zonder toestemming van de gemeente worden gecontracteerd.
Artikel 3.2 Toepassing bij vastgoedtransacties Artikel 3.2a Het sluiten van een vastgoedtransactie
Voorafgaand aan het sluiten van een vastgoedtransactie komt de gemeente altijd contractsvrijheid toe. De gemeente heeft het daaruit voortvloeiende recht om geen transactie met een Partij aan te gaan, mede of uitsluitend op basis van het feit dat de gemeente van oordeel is dat ten aanzien van die Partij een Integriteitsrisico bestaat.
Artikel 3.2b Toepassingsbereik Bibob-onderzoek
In geval van een vastgoedtransactie als bedoeld in artikel 1.1, aanhef en onder s., vindt een Bibob-onderzoek plaats wanneer deze betrekking heeft op de volgende risicocategorieën:
Artikel 5.1 Geheimhoudingsplicht
Het advies van het Bureau zal worden gebruikt ter onderbouwing van de uiteindelijke beslissing omtrent de vergunning, subsidie, aanbesteding of vastgoedtransactie. In geval aan betrokkene op grond van de Wet Bibob een kopie van het adviesrapport van het Bureau ter hand wordt gesteld, is betrokkene gebonden aan de geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de Wet Bibob.
Een ieder die krachtens de Wet Bibob de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover een bij deze wet gegeven voorschrift mededeling toelaat.
Artikel 6.1 Intrekking beleidslijn
De Beleidsregel Bibob 2019, vastgesteld in 2018 is met inwerkingtreding van deze beleidsregel ingetrokken.
Deze beleidsregel is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van Son en Breugel, ieder voor zover bevoegd, op 10 november 2020 en treedt in werking daags na de bekendmaking ervan.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Son en Breugel.
de secretaris, de burgemeester,
Rien Schalkx Hans Gaillard
In deze beleidslijn, in bepaalde gevallen zal betrokkene, naast de gebruikelijke (aanvraag)formulieren, de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen en in te leveren bij het bestuursorgaan. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in deze vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd.
Het niet of niet volledig aanleveren van de in het kader van de Wet Bibob gevraagde gegevens leidt op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag, dan wel op grond van artikel 4 eerste lid juncto artikel 30 Wet Bibob tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning, dan wel de ontbinding van een overeenkomst inzake een overheidsopdracht, dan wel de opschorting of ontbinding van een overeenkomst inzake een vastgoedtransactie.
Het Bibob-vragenformulier en documenten stellen het bestuursorgaan in staat om het eigen onderzoek te verrichten. Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van het door de aanvrager/houder van de vergunning ingevulde Bibob-vragenformulier (incl. bijlagen), justitiële en politiële gegevens, extra aangeleverde informatie en een open bronnen onderzoek.
Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat sprake is van een 'ernstig gevaar' als bedoeld in de Wet Bibob, kan het overgaan tot:
Daarbij kan in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.
Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau worden gevraagd indien:
na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd dan wel waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft,
De adviesaanvraag bij het Bureau is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken. De betrokkene wordt door het bestuursorgaan geïnformeerd over het feit dat een advies is gevraagd.
De onderstaande aanvragen voor evenementenvergunning (als bedoeld in artikel 2.25 en 2.26 van de APV) zijn aangewezen als aanvragen waarbij een volledige Bibobtoets plaatsvindt: (corsa 18.18071)
aanvragen voor het organiseren van vechtsportwedstrijden of –gala’s, waaronder in ieder geval worden begrepen gemengde vechtkunstevenementen (ofwel Mixed Martial Arts, zoals kooigevechten, vale tudo, muay thai ofwel thaiboksen. en freefight) en kickbok-sevenementen, én daarmee vergelijkbare activiteiten, waarbij (blijkens de aanvraag) een bezoekersaantal van meer dan 250 personen wordt verwacht;
aanvragen voor evenementen waarbij leden van de zogenoemde 1% motorclubs (1% MC’s) / Outlaw Motor Gangs (OMG’s) zijn betrokken dan wel waar sprake is van nauwe verwevenheid daarmee2.
Gemengde vechtkunst, ofwel Mixed Martial Arts, is een sport die zich richt op het combineren van technieken uit verschillende vechtsporten, zoals worstelen (grappling), judo, kickboksen, boksen en jiujitsu muay thai. Deze combinatie heeft als doel het vormen van de meest effectieve vechtsport voor een in theorie vrij gevecht. Er zijn diverse varianten van Mixed Martial Arts en verschillende organisaties, ieder met zijn eigen kenmerken en regels, waaronder free fight (het vrije gevecht), vale tudo (Braziliaanse Mixed Martial Arts) en cage fight (kooigevecht). Zowel uit een bestuurlijke rapportage van de Dienst Regionale
In de eenheid Oost-Brabant worden regelmatig zogenaamde vechtsportevenementen gehouden. Dit zijn sportwedstrijden waarbij vechtsporten centraal staan.
Deze vinden voornamelijk plaats inrichtingen zoals sportscholen, evenementen locaties en dergelijke. De meeste van deze evenementen vinden plaats binnen de voor deze locatie afgeven vergunning.
Reeds enkele jaren genieten vechtsportgala’s grote interesse van de politie. De aanleiding daarvoor is de maatschappelijke aandacht, de justitiële prioritering met betrekking tot het bestrijden van crimineel vermogen en het tegengaan van vermenging van onderwereld en bovenwereld. Er zijn sterke aanwijzingen dat de georganiseerde criminaliteit een niet te onderschatten invloed heeft op de organisatie van deze evenementen en er geld aan verdient3
In verschillende onderzoeken cq rapportages worden bevindingen omtrent deze evenementen weergegeven. Tevens worden in deze rapportages adviezen omtrent regulering en beheersing gegeven.
Vanuit deze rapportages kan men een vechtsport evenement vanuit verschillende perspectieven bekijken.
Als men dit soort van evenementen vanuit een perspectief van openbare orde en veiligheid en ontbreekt het aan duidelijke en strikt toegepaste(zelf)regulering om vervlechting met criminele circuits en geweldsincidenten te voorkomen en uit te bannen;
De ontvlechting van de sport met criminele circuits vraagt om een oplossing. Die kan in het huidige krachtenveld alleen gevonden worden als de overheid de regie neemt. Alleen zij overstijgt alle partijen. Zij kan als enige dwingend optreden.
Kijkend vanuit het perspectief met betrekking tot de relatie tussen vechtsport en georganiseerde criminaliteit kan men stellen dat er:
betrokkenheid van criminelen en crimineel geld bij het organiseren en sponsoren van vecht-sportgala’s aanwezig is en vechtsportgala’s als ontmoetingsplek van criminelen (vip-tafels) fungeren
In verschillende rapportages wordt gesteld dat dit soort wedstrijden publiek aantrekken welke strafrechtelijke antecedenten hebben4. In een RIEC rapportage wordt gesproken over “een huishoudbeurs voor personen met criminele antecedenten”.
Tijdens vechtsportevenementen georganiseerd in 2017 in het werkgebied van de politie Oost Brabant is geconstateerd dat een groot gedeelte van de bezoekers criminele antecedenten heeft.
Deze antecedenten waren voornamelijk Opiumwet, vermogen en geweld gerelateerd5.
Gelet op de risico's voor verstoring van de openbare orde en het faciliteren van criminele activiteiten is het voorts van belang om evenementen waar 1% MC's bij betrokken zijn kritisch te beoordelen. Uit meerdere strafrechtelijke onderzoeken blijkt dat leden van 1%MC's zich bezighouden met zware criminaliteit. Te denken valt daarbij aan bedreiging met geweld, geweldsdelicten, levensdelicten, handel in wapens en drugs, afpersing, witwassen en georganiseerde hennepteelt. Deze signalen vormen de aanleiding om evenementen waarbij 1% MC's / OMG's zijn betrokken onder de reikwijdte van de Wet Bibob te laten vallen. Door de politie wordt een evenementenagenda bijgehouden. Wanneer hieruit blijkt dat een evenement in verband wordt gebracht met 1% MC's / OMG's wordt de gemeente via het RIEC hiervan (pro-actief) in kennis gesteld. Daarnaast kunnen de medewerkers van het Klant Contact Centrum bij twijfel over een aanvraag c.q. aanvrager contact opnemen met de gemeentelijke projectleider bestuurlijke aanpak. Deze kan dan informatie inwinnen bij de accountmanager van het RIEC die de 1% MC's / OMG's in zijn portefeuille heeft.
Semioverheid is een algemene aanduiding voor allerlei soorten overheidsorganisaties, die "dicht tegen de overheid aan zitten". Kenmerken van semioverheid is dat er sprake is van:a. wettelijke taken en/of het dienen van een uitgesproken publiek belang enb. een (flinke) publieke financiering.Voorbeelden: Energiebedrijven, openbaar vervoersbedrijven
1% motorclubs (1%MC’s/OMG) plaatsen zich buiten de samenleving door zichzelf te benoemen als “outlaws” die hun eigen regels boven die van de maatschappij stellen. Hieronder vallen in ieder geval de volgende 1% MC’s/OMG’s: Hells Angels MC, Bandidos MC, Satudarah MC, No Surrender MC, Outlaw MC, Veterans, Animals, Rebel Crew, Red Devils, Chicanos en de daaraan gelieerde supportclubs: 22 Squad, Red Jackets, Trailer Trash Travellers, Support 999, Satudarah.