Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Dordrecht

Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur 2020

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDordrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur 2020
CiteertitelBibob-beleidslijn gemeente Dordrecht
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp
Externe bijlageToelichting Bibob beleidslijn actualisering 2020

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
  2. Besluit Bibob
  3. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-12-2020nieuwe regeling

10-11-2020

gmb-2020-298087

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur 2020

Het COLLEGE van BURGEMEESTER en WETHOUDERS van de gemeente DORDRECHT en de BURGEMEESTER van de gemeente DORDRECHT, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft;

overwegende dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

gelet op:

de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

het Besluit bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

B E S L U I T EN:

 

vast te stellen de navolgende Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur 2020

 

Paragraaf 1: Algemeen

 

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De definities in artikel 1, eerste lid van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidslijn, tenzij daarover in het tweede lid anders is bepaald.

  • 2.

    In deze beleidslijn wordt verstaan onder:

    • a.

      bestuursorgaan: de burgemeester van Dordrecht onderscheidenlijk het college van Burgemeester en Wethouders van Dordrecht alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming.

    • b.

      wet: de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

    • c.

      Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, als bedoeld in artikel 8 van de wet.

    • d.

      eigen onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag, zoals beschreven in paragraaf 4 van deze beleidslijn, waarbij met toepassing van de wet door de gemeente of het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen bestaan om een advies bij het Bureau aan te vragen, dan wel om een voor de betrokkene negatieve beslissing te nemen.

    • e.

      RIEC: het Regionaal Informatie en Expertise Centrum.

 

Artikel 1.2 Altijd een Bibob-onderzoek

Uitvoering van het eigen onderzoek vindt plaats op alle terreinen die onder het bereik van de Wet Bibob vallen, indien op grond van bijvoorbeeld:

  • -

    eigen ambtelijke informatie en/of

  • -

    informatie verkregen van het Bureau en/of

  • -

    informatie afkomstig van één van de partners van het RIEC en/of

  • -

    informatie verkregen van andere rechtspersonen met een overheidstaak of andere bestuursorganen en/of

  • -

    vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-Tip)

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de wet en/of de organisatiestructuur en/of zeggenschapsverhouding en/of wijze van financiering.

 

Artikel 1.3 Geen Bibob-onderzoek

Tenzij zich een situatie voordoet als omschreven in artikel 1.2 van deze beleidslijn, blijft uitvoering van het eigen onderzoek achterwege, indien de betrokkene:

  • 1.

    een (semi)overheidsinstantie is;

  • 2.

    een paracommerciële horeca-inrichting als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet exploiteert;

  • 3.

    een toegelaten woning(bouw)corporaties is (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning);

  • 4.

    in de twee jaren voorafgaand aan de datum van de aanvraag, de start van de onderhandelingen over een vastgoedtransactie of de inschrijving voor een overheidsopdracht reeds onderzocht is op grond van de Wet Bibob met een positief resultaat.

 

Paragraaf 2: Beschikkingen

 

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

  • 1.

    Uitvoering van het eigen onderzoek vindt in beginsel plaats bij elke aanvraag om een beschikking als bedoeld in:

    • a.

      artikel 3 en 30a van de Drank- en Horecawet (Drank- en Horecawetvergunning);

    • b.

      artikel 3:4, eerste lid van de Algemene plaatselijke verordening Dordrecht (vergunning seksbedrijf);

    • c.

      artikel 30b van de Wet op de kansspelen (speelautomatenvergunning);

    • d.

      artikel 2:28, eerste lid van de Algemene plaatselijke verordening Dordrecht (exploitatievergunning horeca c.q. exploitatievergunning coffeeshop);

    • e.

      artikel 2:1 van de Kansspelenverordening (speelautomatenhalvergunning);

    • f.

      artikel 2:41b van de Algemene plaatselijke verordening Dordrecht (vergunning tegengaan onveilig, niet-leefbaar, malafide ondernemersklimaat);

    • g.

      artikel 2:25 van de Algemene plaatselijke verordening Dordrecht, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een vechtsportevenement.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.2 van deze beleidslijn, vindt uitvoering van het eigen onderzoek bij een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouw) plaats, indien:

    • a.

      de bouwsom tenminste € 1.000.000,- bedraagt, of

    • b.

      de bouwactiviteit betrekking heeft op, dan wel wordt uitgevoerd door of ten behoeve van een onderneming die actief is in één van de volgende branches of sectoren, dan wel branches of sectoren die daaraan verwant zijn:

      • i.

        horeca;

      • ii.

        seksbedrijven;

      • iii.

        coffeeshops, headshops, shishalounges;

      • iv.

        speelautomatenhallen;

      • v.

        fitnesscentra;

      • vi.

        wellnessbranche (zoals massage- en beautysalons, nagel- en zonnebankstudio’s);

      • vii.

        autobranche (zoals autohandel, garages, lease- en verhuurbedrijven, schadeherstelbedrijven en autodemontage);

      • viii.

        kamerverhuur of studentenhuisvesting;

      • ix.

        afvalverwerkingsbedrijven;

      • x.

        zorgbureaus; en

      • xi.

        bedrijven die vergunnningplichtig zijn op grond van artikel 2:41b van de Algemene plaatselijke verordening Dordrecht.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.2 van deze beleidslijn, vindt uitvoering van het eigen onderzoek bij een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e. van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning milieu) plaats, indien de betrokkene actief is in één van de volgende branches of sectoren, dan wel branches of sectoren die daaraan verwant zijn:

    • a.

      transportsector;

    • b.

      vuurwerkhandel;

    • c.

      herstelinrichtingen voor motorvoertuigen;

    • d.

      op- en overslagbedrijven;

    • e.

      afvalbedrijven; en

    • f.

      inrichtingen voor gebruik en/of opslag voor wapens en munitie.

 

Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

Uitvoering van het eigen onderzoek met betrekking tot verleende beschikkingen vindt plaats in de gevallen zoals opgesomd in artikel 1.2 van deze beleidslijn.

 

Paragraaf 3: Privaatrechtelijke transacties

 

Artikel 3.1 Toepassingsbereik voorafgaand aan vastgoedtransacties

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.2 van deze beleidslijn, vindt uitvoering van het eigen onderzoek bij vastgoedtransacties plaats alvorens een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie, indien de onroerende zaak waarop de vastgoedtransactie betrekking heeft:

  • 1.

    een waarde heeft van ten minste € 1.000.000,- in geval het de (ver)koop van een onroerende zaak betreft, of

  • 2.

    naar het oordeel van de gemeente beeldbepalend is, dan wel symbolische waarde heeft, of

  • 3.

    zal worden gebruikt in één van de volgende sectoren, dan wel sectoren die daaraan verwant zijn:

    • a.

      horeca;

    • b.

      seksbedrijven;

    • c.

      coffeeshops, headshops, shishalounges;

    • d.

      speelautomatenhallen;

    • e.

      fitnesscentra;

    • f.

      wellnessbranche (zoals massage- en beautysalons, nagel- en zonnebankstudio’s);

    • g.

      autobranche (zoals autohandel, garages, lease- en verhuurbedrijven, schadeherstelbedrijven en autodemontage);

    • h.

      kamerverhuur of studentenhuisvesting;

    • i.

      afvalverwerkingsbedrijven;

    • j.

      zorgbureaus; en

    • k.

      bedrijven ie op grond van artikel 2:41b van de Algemene plaatselijke verordening Dordrecht vergunningplichtig zijn.

 

Artikel 3.2 Geen overeenkomst vastgoed

Indien is besloten tot het starten van een Bibob-onderzoek, komt in ieder geval geen overeenkomst tot stand, totdat het Bibob-onderzoek volledig is afgerond en het onderzoek naar het oordeel van de gemeente geen aanleiding geeft tot het afbreken van de onderhandelingen, tenzij partijen dat nadrukkelijk anders overeenkomen.

 

Artikel 3.3 Toepassingsbereik na totstandkoming vastgoedtransacties

De gemeente zal, nadat de vastgoedtransactie tot stand is gekomen, uitvoering geven aan het eigen onderzoek, indien in de overeenkomst een Bibob-beëindigingclausule als bedoeld in artikel 5a, sub b van de Wet Bibob is opgenomen én indien zich een situatie voordoet zoals omschreven in artikel 1.2 van deze beleidslijn.

 

Paragraaf 4: Uitvoering eigen onderzoek

 

Artikel 4.1 Eigen onderzoek, als bedoeld in artikel 1.1, tweede lid onder d

  • 1.

    In het kader van het eigen onderzoek, zal de betrokkene het Bibob-vragenformulier dienen in te vullen en de daarin verzochte gegevens en bescheiden dienen te verstrekken.

  • 2.

    Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan de gemeente of het bestuursorgaan zich laten ondersteunen door het RIEC.

  • 3.

    Het eigen onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

    • a.

      de door de betrokkene verstrekte informatie op en bij het Bibob-vragenformulier;

    • b.

      open bronnen, zoals het internet, het Handelsregister en het Kadaster;

    • c.

      gemeentelijke systemen, zoals de Basisregistratie Personen;

    • d.

      politie-, justitiële, strafvorderlijke en fiscale gegevens over de betrokkene en zijn Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid onder c van de wet, voor zover het bestuursorgaan of de gemeente daartoe bevoegd is;

    • e.

      overige informatie verkregen van één van de partners van het RIEC, dan wel andere rechtspersonen met een overheidstaak of bestuursorganen.

 

Artikel 4.2 Adviesaanvraag Landelijk Bureau Bibob

In aanvulling op het eigen onderzoek kan de gemeente of het bestuursorgaan het

Bureau verzoeken onderzoek te verrichten en advies uit te brengen, indien

bijvoorbeeld:

  • 1.

    de officier van justitie en/of het Bureau de gemeente of het bestuursorgaan op grond van respectievelijk de artikelen 26 en 11 van de wet hebben bericht;

  • 2.

    naar het oordeel van de gemeente of het bestuursorgaan de expertise van het Bureau noodzakelijk is;

  • 3.

    na het uitvoeren van het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over:

    • a.

      omstandigheden in de persoon van de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de wet;

    • b.

      de organisatiestructuur of zeggenschapsverhouding van de betrokkene;

    • c.

      de wijze van financiering.

 

Paragraaf 5: Gevolgen van het Bibob-onderzoek

 

Artikel 5.1 Gevolgen van ontoereikende informatievoorziening door betrokkene bij beschikkingen

  • 1.

    Het bestuursorgaan laat een aanvraag voor een beschikking in beginsel buiten behandeling, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.

  • 2.

    Het bestuursorgaan trekt een verleende beschikking in beginsel in, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.

  • 3.

    Het bestuursorgaan weigert een aanvraag in beginsel, dan wel trekt een verleende beschikking in beginsel in, in geval van het niet of niet volledig beantwoorden van de door het Bureau op grond van artikel 12 van de Wet Bibob gestelde vragen, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de door het Bureau op basis van datzelfde artikel verzochte gegevens.

 

Artikel 5.2 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij beschikkingen

  • 1.

    Het bestuursorgaan zal in beginsel overgaan tot het weigeren van een aanvraag voor een beschikking of tot intrekking van een reeds verleende beschikking, indien uit het eigen onderzoek of uit het advies van het Bureau blijkt dat sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet Bibob, dan wel indien zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet Bibob.

  • 2.

    Het bestuursorgaan zal bij een mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3, zevende lid van de Wet Bibob in beginsel voorschriften aan de beschikking verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van een dergelijk gevaar.

 

Artikel 5.3 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij vastgoedtransacties

  • 1.

    De gemeente zal in beginsel overgaan tot het afbreken van de onderhandelingen, indien uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt dat ten minste één van de onderstaande situaties zich voordoet:

    • a.

      er is sprake van ten minste een mindere mate van gevaar dat de vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten;

    • b.

      er is sprake van ten minste een mindere mate van gevaar dat in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd;

    • c.

      er is sprake van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat betrokkene in relatie staat tot ernstige strafbare feiten die naar het oordeel van de gemeente een integriteitsrisico vormen (ongeacht de mate van gevaar);

    • d.

      er is sprake van feiten en omstandigheden die er op wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd;

    • e.

      betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 7a Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;

    • f.

      betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 12 Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door het Bureau zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door het Bureau gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden.

  • 2.

    In de gevolgen van een Bibob-onderzoek dat is gestart nadat de vastgoedtransactie is aangegaan, wordt bij overeenkomst voorzien.

 

Artikel 5.4 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij overheidsopdrachten

  • 1.

    In geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, kan de informatie uit het Bibob-onderzoek dienen als onderbouwing van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2012.

  • 2.

    De gemeente gunt een overheidsopdracht niet, indien de betrokkene heeft nagelaten:

    • a.

      de op grond van artikel 7a van de Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;

    • b.

      de op grond van artikel 12 van de Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door het Bureau zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door het Bureau gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden

 

Paragraaf 6: Slotbepalingen

 

Artikel 6.1 Intrekking oude beleidslijn

De beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteits-beoordelingen door het openbaar bestuur 2013, vastgesteld op 26 november 2013, wordt ingetrokken.

 

Artikel 6.2 Citeertitel

Deze beleidslijn kan worden aangehaald als Bibob-beleidslijn gemeente Dordrecht.

 

Artikel 6.3 Datum inwerkingtreding

Deze beleidslijn treedt in werking op 1 december 2020.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 10 november 2020.

Het college van Burgemeester en Wethouders

secretaris burgemeester

J. Scholten A.W. Kolff

Dordrecht, 10 november 2020

De Burgemeester

A.W. Kolff