Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Hertogenbosch

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente ’s-Hertogenbosch, houdende regels betreffende de heffing en de invordering van parkeerbelastingen ‘s- Hertogenbosch 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Hertogenbosch
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente ’s-Hertogenbosch, houdende regels betreffende de heffing en de invordering van parkeerbelastingen ‘s- Hertogenbosch 2021
CiteertitelVerordening parkeerbelastingen 's-Hertogenbosch 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpVerordening parkeerbelastingen 's-Hertogenbosch 2021

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 149 van de Gemeentewet
  2. Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2021Nieuwe regeling

10-11-2020

gmb-2020-296251

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente ’s-Hertogenbosch, houdende regels betreffende de heffing en de invordering van parkeerbelastingen ‘s- Hertogenbosch 2021

De gemeenteraad van de gemeente ’s-Hertogenbosch,

In zijn vergadering van 10 november 2020,

Reg.nr. 10106059

Besluit vast te stellen

De Verordening van de gemeenteraad van de gemeente ’s-Hertogenbosch betreffende de heffing en de invordering van parkeerbelastingen ’s-Hertogenbosch 2021

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    autodelen: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan een huishouden;

  • b.

    centrale computer: computer bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een mobiele telefoon of een ander communicatiemiddel;

  • c.

    houder: degene die naar omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden kentekenregister als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het motorrijtuig ten tijde van het parkeren in het kentekenregister was ingeschreven;

  • d.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • e.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • f.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.

  • g.

    Binnenstad: het gebied omsloten door de Zuid-Willemsvaart, de Dommel, de Capucijnenlaan, het Stationsplein, de Havenstraat en de stadswallen en ook het gebied omsloten door de Oranje Nassaulaan, Koninginnenlaan, Havenstraat, van der Does de Willeboissingel, de Luijbenstraat en het Julianaplein.

 

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam “parkeerbelastingen” worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

 

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van de degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 2.

    Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat:

      • i.

        als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

      • ii.

        als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

 

Artikel 4. Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

 

Artikel 5. Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

  • 3.

    Bij de voldoening op aangifte moet het kenteken van het motorvoertuig waarmee wordt geparkeerd of waarvoor de vergunning geldt worden opgegeven.

 

Artikel 6. Ontstaan van de belastingschuld

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een mobiele telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

 

Artikel 7. Termijnen van betaling

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen één maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een mobiele telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 4.

    Een naheffingsaanslag moet terstond, inclusief de kosten zoals genoemd in artikel 10 “Kosten” worden betaald.

 

Artikel 8. Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

 

Artikel 9. Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling

  • 1.

    Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het voertuig ook een wielklem worden aangebracht.

  • 2.

    Het college wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

  • 3.

    Als na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het motorvoertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

 

Artikel 10. Kosten

  • 1.

    De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 65,30.

  • 2.

    De kosten van het aanbrengen en van het verwijderen van de wielklem bedragen € 105,55.

  • 3.

    De kosten voor de overbrenging en bewaring bedragen:

    • a.

      Het uitrijtarief voor het wegslepen van een voertuig bedraagt € 85,26.

    • b.

      De kosten voor het overbrengen van een voertuig tot 3.500 kilogram bedragen € 185,69 en voor bewaring € 10,19 per dag.

    • c.

      De kosten voor het overbrengen van een voertuig zwaarder dan 3.500 kilogram bedragen € 332,28 en voor het bewaren € 25,79 per dag.

    • d.

      De kosten voor de afgifte van een voertuig dat is weggesleept bedragen € 35,98.

  • 4.

    Het bedrag van de ingevolge het tweede en derde lid in rekening te brengen kosten wordt bij beschikking vastgelegd.

 

Artikel 11. Vrijstelling parkeerbelastingen

De parkeerbelastingen worden niet geheven terzake van:

  • a.

    het parkeren van motorvoertuigen waarin een geldige gehandicaptenparkeerkaart duidelijk zichtbaar is aangebracht, uitgezonderd de gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken in de Binnenstad.

  • b.

    het parkeren van mobiele onderzoeksunits die worden gebruikt voor het doen van bevolkingsonderzoek als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet op het bevokingsonderzoek, voor welk onderzoek op grond van die wet vergunning is verleend, gedurende dat gebruik.

 

Artikel 12. Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 13. Overgangsrecht

De Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen ’s-Hertogenbosch 2020 vastgesteld bij raadsbesluit van 8 oktober 2019, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

 

Artikel 14. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2021

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

 

Artikel 15. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening parkeerbelastingen van ’s-Hertogenbosch 2021.

 

De gemeenteraad van de gemeente ’s-Hertogenbosch,

De griffier,

drs. W.G. Amesz

De voorzitter,

drs. J.M.L.N. Mikkers

TARIEVENTABEL, belastingjaar 2021

 

Tarieventabel, behorende bij de Verordening op de heffing en invordering parkeerbelastingen ’s-Hertogenbosch 2021, vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente ’s-Hertogenbosch d.d. 10 november 2020.

 

Onderdeel 1: aanwijzing parkeertarieven bij parkeerapparatuur op straat:

 

De parkeerbelasting als bedoeld in artikel 2, sub a, van de Verordening op de heffing en invordering parkeerbelastingen ’s-Hertogenbosch 2021 bedraagt:

 

Tarief a

Centrum

€ 3,62 per 60 minuten

Tarief b

Rand centrum

€ 3,12 per 60 minuten

Tarief c

Buiten centrum

€ 2,51 per 60 minuten

 

Onderdeel 2: aanwijzing parkeertarieven over aaneengesloten periodes:

 

De parkeerbelasting als bedoeld in artikel 2, sub a, van de Verordening op de heffing en invordering parkeerbelastingen ’s-Hertogenbosch 2021 bedraagt over een aaneengesloten periode, met een minimum van een dag:

 

Tarief soort

Tarief

Periode

a

€ 3,62 per 60 minuten

€ 21,73

Per dag

 

 

€ 108,66

Per week

b

€ 3,12 per 60 minuten

€ 18,71

Per dag

 

 

€ 93,56

Per week

c

€ 2,51 per 60 minuten

€ 15,09

Per dag

 

 

€ 75,43

Per week

 

Onderdeel 3: Aanwijzing tarieven parkeervergunningen.

 

3.1 De parkeerbelasting, als bedoeld in artikel 2, sub b, van de Verordening op de heffing en invordering parkeerbelastingen ’s-Hertogenbosch 2021, voor een parkeervergunning in het als binnenstad aangewezen gebied bedraagt:

 

€ 71,56

per drie maanden

voor een bewonersvergunning met een geldigheidsduur van 24 uren

€ 31,59

per drie maanden

voor een avondvergunning bewoners binnenstad geldig van maandag tot en met zaterdag van 17.00 tot volgende ochtend 10.00 uur en op zondag de gehele dag.

€ 101,12

per drie maanden

voor een bedrijfsvergunning geldig van maandag tot en met vrijdag van 08.00 tot 19.00 uur

€ 127,73

per drie maanden

voor een bedrijfsvergunning geldig van maandag tot en met zaterdag van 08.00 uur tot 19.00 uur en tijdens koopavonden tot 22.00 uur

€ 157,87

per drie maanden

voor een bedrijfsvergunning met een langere en op de bedrijfstijd afgestemde geldigheidsduur

€ 7,90

per 24 eenmalig te gebruiken parkeerbewijzen (bezoekerskaarten) met een maximum van 48 bezoekerskaartjes per maand

 

3.2 De parkeerbelasting, als bedoeld in artikel 2, sub b, van de Verordening op de heffing en invordering parkeerbelastingen ’s-Hertogenbosch 2021, voor een parkeervergunning in buiten het als binnenstad aangewezen gebied bedraagt:

 

€ 10,83

per drie maanden

voor een bewonersvergunning

€ 21,65

per drie maanden

voor een bedrijfsvergunning

€ 3,15

per 24 eenmalig te gebruiken parkeerbewijzen (bezoekerskaarten) met een maximum van 48 bezoekerskaartjes per maand

 

In door het College van B&W nader aan te wijzen gebieden:

 

Bezoekersregeling digitaal A

€ 0,05 per uur. Vergunning voor bezoekers van bewoners om op aangewezen parkeerplaatsen te parkeren voor maximaal 40 uur per maand

Bezoekersregeling digitaal B

€ 0,05 per uur. Vergunning voor bezoekers van bewoners om op aangewezen parkeerplaatsen te parkeren voor maximaal 60 uur per maand

Bezoekersregeling digitaal C

€ 0,05 per uur. Vergunning voor bezoekers van bewoners om op aangewezen parkeerplaatsen te parkeren voor maximaal 80 uur per maand

Bezoekersregeling digitaal D

€ 0,05 per uur. Vergunning voor bezoekers van bewoners om op aangewezen parkeerplaatsen te parkeren voor maximaal 100 uur per maand

Bezoekersregeling

mantelzorgers

€ 0,05 per uur. Vergunning voor mantelzorgers van bewoners om op aangewezen parkeerplaatsen te parkeren voor in basis een dubbel tegoed aan uren conform de regelingen A, B, C of D voor de periode dat dit conform de formele indicatie van Steunpunt Mantelzorg nodig is

Bezoekersregeling

vrijwilligers

€ 0,05 per uur. Vergunning voor vrijwilligers om op aangewezen parkeerplaatsen te parkeren voor maximaal 150 uur per maand

Bezoekersregeling functies en bestemmingen

De parkeerbelasting voor de parkeerder bedraagt 50% van het ter plaatse geldende tarief met een maximum van 200 uur per maand. Het gaat hierbij om vergunningen voor bezoekers van functies en bestemmingen in de wijken waarmee op aangewezen betaald parkeerplaatsen mag worden geparkeerd (regeling geldt niet voor de sector binnenstad).

Overgangsregeling t/m 31 december 2021: voor bestaande gebruikers van bezoekerskaartjes bedraagt de parkeerbelasting voor de parkeerder 75% van het ter plaatse geldende tarief met een maximum van 200 uur per maand.

 

Onderdeel 4: Inwerkingtreding

 

De tarieventabel treedt in werking op 01 januari 2021.

De gemeenteraad van 's-Hertogenbosch,

De griffier,

drs. W.G. Amesz

De voorzitter,

drs. J.M.L.N. Mikkers