Organisatie | Midden-Delfland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland houdende regels omtrent handhaving wet kinderopvang (Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Midden-Delfland 2021) |
Citeertitel | Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Midden-Delfland 2021 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Midden-Delfland 2014.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2021 | nieuwe regeling | 27-10-2020 |
Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van een overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde regelgeving.
Artikel 2 - Vormen van handhaving
Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
Artikel 4 – Herstelmaatregelen
Indien gebleken is dat een houder van een kindercentrum, kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, een gastouderbureau, een voorziening voor gastouderopvang of een peuterspeelzaal niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving, start het college in beginsel een herstellend handhavingstraject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(-en) en/of voorkoming van herhaling van de overtreding(-en).
Indien de aard en/of omvang van de overtreding of de omstandigheden waaronder deze is begaan daartoe aanleiding geeft en/of uit het gedrag van de overtreder kan worden afgeleid dat hij de overtreding niet binnen de in het zesde lid van dit artikel gestelde termijn kan of wil herstellen, kan het college besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen, over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.
Indien de aard van de overtreding en/of de omstandigheden waaronder deze is begaan en/of het gedrag van de overtreder daartoe aanleiding geeft, kan het college besluiten om het herstellend handhavingstraject achterwege te laten en een informeel middel toe te passen om de overtreding binnen een door het college te bepalen termijn te doen beëindigen. Deze termijn kan afwijken van de termijnen die in het zesde lid van dit artikel zijn genoemd. Als de overtreding niet binnen de door het college gestelde termijn is beëindigd, start het college een herstellend handhavingstraject op.
Artikel 5 – Intrekking beschikking en verwijdering uit het Landelijk Register Kinderopvang (LRK)
Indien niet (langer) wordt voldaan aan de vereisten van de Wet kinderopvang voor wat betreft de geregistreerde voorziening (dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang), als bedoeld in artikel 1:46, vijfde en zesde lid Wet kinderopvang, wordt de gegeven toestemming tot exploitatie ingetrokken door middel van een beschikking als bedoeld in voornoemd artikel. Aansluitend wordt de registratie uit het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) verwijderd.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Artikel 8 – Herhaalde overtredingen (recidive)
Bij de vaststelling van de boete wordt uitgegaan van:
De totale bij boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.
Schipluiden, 27 oktober 2020,
Het college van Midden-Delfland,
Martien Born
Gemeentesecretaris
Arnoud Rodenburg
burgemeester
Hoofdstuk 2 - Herstellend traject
In het herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.
Stap 1: aanwijzing (artikel 1.65 lid 1, Wet kinderopvang)
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau bevindt dat bij of krachtens artikel 1.47, eerste lid, en de artikelen 1.49 tot en met 1.59 Wet kinderopvang gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen’) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.
In een aanwijzing wordt gemotiveerd aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt kenbaar gemaakt welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.
Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel aan de GGD opdracht geven voor een herinspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan wordt een volgende stap in het handhavingstraject ingezet.
Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang (artikel 125 lid 2, Gemeentewet en artikel 5:21, 5:31d en 5:32, Algemene wet bestuursrecht)
De bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden. De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:31d en 5:32 Awb.
De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden een volgende stap in het herstellend traject te zetten.
De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt. Dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.
Stap 3: exploitatieverbod (artikel 1.66 Wet kinderopvang)
Het college kan de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau in exploitatie te nemen danwel de exploitatie voort te zetten. Hiertoe kan het college in de volgende gevallen besluiten:
Stap 4: verwijdering uit het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) en het intrekken van de beschikking met toestemming tot exploitatie (artikel 1.46 Wet kinderopvang, artikel 1.47a Wet kinderopvang en artikel 8 Besluit registers kinderopvang)
Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, een voorziening uit het Landelijk Register Kinderopvang kan verwijderen en de toestemming tot exploitatie kan intrekken. Hiertoe kan het college in de volgende gevallen besluiten:
Vanaf het moment dat een voorziening is verwijderd uit het register en de toestemming tot exploitatie is ingetrokken, is er geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de wet. Het voortzetten van exploitatie leidt tot niet-geregistreerde kinderopvang (illegale kinderopvang) en tot een bestuurlijke boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.
Hoofdstuk 3 - Bestraffend traject
Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die in het is verleden begaan. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang is de bestuurlijke boete (artikel 1.72, lid 1, Wet kinderopvang).
In de ‘Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Midden-Delfland 2021’ is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid.
Het beleid houdt in dat het college in geval van een overtreding met prioriteit ‘hoog’, ‘gemiddeld’ of ‘laag’ gebruik kan maken van haar bevoegdheid en een boete ter hoogte van het in het afwegingsoverzicht genoemde bedrag (met inachtneming van de bepalingen over de boete in deze Beleidsregels) op kan leggen.
Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.
Artikel 2 – Vormen van handhaving
In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd. Een herstelsanctie is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling. Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.
De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang moet worden voldaan, staan in desbetreffende wet- en regelgeving. Een volledige opsomming is ook terug te vinden in de door de toezichthouder gebruikte modelrapporten.
Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de algemene toelichting, hoofdstuk 2.
Artikel 5 – Intrekking beschikking en verwijdering uit het Landelijk Register Kinderopvang (LRK)
Indien een geregistreerde voorziening, te weten dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal, niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, zal deze uit het register worden verwijderd. Dit omdat uitsluitend voorzieningen die aan de definitie voldoen dienen te worden geregistreerd. Er zal in dit geval geen herstellend handhavingstraject worden ingezet, als herstel niet aan de orde zal zijn.
Artikel 6 – Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
Het opleggen van een bestuurlijke boete is een discretionaire bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is. Indien het college daartoe overgaat, is hetgeen in deze beleidsregels is bepaald onverkort van toepassing.
Artikel 7 – Hoogte bestuurlijke boete Gebruik
In de Wet kinderopvang is alleen het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van het bepalen van de (minimale) hoogte van het op te leggen boetebedrag naar aanleiding van een specifieke overtreding. Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een prioritering ‘hoog’ betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lagere prioritering (‘gemiddeld’ of ‘laag’) is toegekend.
Mede gelet op het in artikel 1.72 van de Wet kinderopvang neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de volgende verdeling.
In geval van overtreding van de artikelen 1.45 en 1.66 Wet kinderopvang is sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.
Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.
Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.
Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van artikel 5:46 lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.
Artikel 8 – Herhaalde overtredingen (recidive)
Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring.
In het geval de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding, verhoogt het college de boete met 50%. Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, gastouderbureau of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd. Iedere volgende overtreding binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van 2 maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag.
Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.
Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.
Bijlage: Afwegingsoverzicht kinderdagverblijf / buitenschoolse opvang / gastouderbureau / voorziening gastouderopvang
Domein Kinderopvang, Gastouderopvang, Gastouderbureau in de zin van de wet | ||||
Het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint. | (boete 4e categorie 1 ) | |||
Een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt en door tussenkomst van wie de betaling van ouders aan gastouders geschiedt. | ||||
Kinderopvang door tussenkomst geregistreerd gastouderbureau; in gezinssituatie; op woonadres gastouder of vraagouder. | ||||
| ||||
De houder van een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, gastouderbureau of voorziening gastouderopvang meldt een wijziging in de gegevens aan het college met het verzoek de gegevens te wijzigen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de te melden gegevens aangewezen. Artikel 1.47, eerste lid, en 6 Wet kinderopvang; artikel 7, tweede, derde en vierde lid, Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang | ||||
KINDERDAGVERBLIJF, BUITENSCHOOLSE OPVANG, GASTOUDERBUREAU EN VOORZIENING GASTOUDEROPVANG | ||||
Eisen gesteld aan de inrichting van de administratie van een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, gastouderbureau of voorziening gastouderopvang opdat de toezichthouder een onderzoek kan uitvoeren op de naleving van de bij of krachtens wet gegeven voorschriften. bso, kdv artikel 1.53 Wet kinderopvang, artikel 11, eerste en tweede lid, Regeling wet kinderopvang bso, gob, kdv artikel 11, eerste lid, Regeling Wet kinderopvang bso, kdv artikel 11, tweede lid, Regeling Wet kinderopvang gob artikel 1.56, zesde lid, Wet kinderopvang, artikel 11, eerste en derde lid, Regeling Wet kinderopvang | ||||
Een schriftelijke overeenkomst per (vraag)ouder bso en kdv artikel 1.52, eerste lid, Wet kinderopvang gob artikel 1.52, eerste lid, en 1.56, vierde lid, Wet kinderopvang | ||||
Inzichtelijke betalingen van vraagouders aan gastouders en van gastouderbureau aan gastouders artikel 1.56 Wet kinderopvang; artikel 11, derde lid, Regeling Wet kinderopvang | ||||
Een ondertekend origineel van de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid artikel 7, vierde lid, Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang | ||||
Houder biedt verantwoorde kinderopvang, waaronder wordt verstaan het in een veilige en gezonde omgeving bieden van emotionele veiligheid aan kinderen, het bevorderen van de persoonlijke en sociale competentie van kinderen en de socialisatie van kinderen door overdracht van algemeen aanvaarde waarden en normen. | Prioritering en boetebedrag aangegeven bij nadere regel volgend uit deze artikelen | |||
Houder draagt zorg voor een verantwoorde uitvoering van de werkzaamheden van het bureau, waaronder wordt verstaan:
| ||||
Houder biedt verantwoorde gastouderopvang aan waaronder wordt verstaan opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving. |
Elke buitenschoolse opvang en kinderdagverblijf beschikt over een pedagogisch beleidsplan.2 bso en kdv artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang | |||
Houder stelt een pedagogisch beleidsplan vast, waarin de voor dat gastouderbureau kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven. artikelen 1.49, vierde lid, en 1.56, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; artikel 11, eerste lid, Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang; artikel 11, eerste lid, Regeling kwaliteit kinderopvang | |||
Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de aspecten van verantwoorde dagopvang en rekening houdend met de ontwikkelingsfase waarin kinderen zich bevinden:
bso artikelen 11 en 12, tweede lid a, Besluit kwaliteit kinderopvang kdv artikelen 2 en 3, tweede lid a, Besluit kwaliteit kinderopvang | |||
Het pedagogisch beleidsplan bevat een concrete beschrijving van de overige kwaliteitseisen. bso artikel 12, tweede lid b, c, d en e, en derde lid, Besluit kwaliteit kinderopvang kdv artikel 3, tweede lid b, c, d en e, en derde lid, Besluit kwaliteit kinderopvang | |||
Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen ten minste een beschrijving van de
artikelen 1.49, vierde lid, en 1.56 eerste en tweede lid Wet kinderopvang; artikel 11, eerste lid, Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang; artikel 12a, eerste lid a, Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang | |||
Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen ten minste een beschrijving van de overige kwaliteitseisen die aan een voorziening voor gastouderopvang worden gesteld, waaronder de leeftijdsopbouw en aantallen kinderen die door een gastouder worden opgevangen. artikel 12a, eerste lid b en c, Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang | |||
Houder draagt er zorg voor dat er conform het pedagogisch beleidsplan wordt gehandeld. bso, kdv artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50 Wet kinderopvang | |||
Houder voert een zodanig beleid dat de gastouder de kwaliteitseisen kan naleven en stelt hiertoe het pedagogisch beleidsplan ter beschikking aan de gastouder. artikelen 1.49, vierde lid a, en 1.56, eerste lid, Wet kinderopvang | |||
De gastouder handelt overeenkomstig het pedagogisch beleidsplan dat door het gastouderbureau is opgesteld en ter beschikking is gesteld. artikel 1.56b, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; artikel 16 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang | |||
Kinderdagverblijf / Voorschoolse educatie3 | |||
Voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van ontwikkelingsdomeinen. artikel 1.50b, Wet kinderopvang; artikelen 2 en 5, Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie | |||
Per acht feitelijk aanwezige kinderen in de groep is ten minste één beroepskracht aanwezig. artikel 3, eerste lid, Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie | |||
De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen. artikel 3, tweede lid, Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie | |||
De beroepskrachten voorschoolse educatie zijn in het bezit van: een getuigschrift of een erkende beroepskwalificatie. artikel 4, Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie; | |||
De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op. artikel 4, vierde lid, Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie | |||
Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. artikel 5, Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie | |||
Een overzicht van alle bij het kinderdagverblijf werkzame beroepskrachten in relatie tot de behaalde diploma’s en getuigschriften. |
Verklaring omtrent het gedrag / personenregister 4 | ||
bso en kdv artikel 1.48d en 1.50, derde lid tot en met achtste lid Wet kinderopvang; gob artikel 1.48d en 1.56, derde lid, Wet kinderopvang; gastouder artikel 1.48d en 1.56d, derde lid, Wet kinderopvang | per ontbrekende VOG of VOG die ouder dan 2 maanden is voor aanvang werkzaamheden | |
Werkzaamheden van personen worden pas aangevangen nadat de koppeling tussen de persoon en de houder tot stand is gebracht. | ||
Passende beroepskwalificatie of deskundigheidseisen / Algemeen | ||
bso, kdv artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en artikel 1.50, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang bso artikel 15, eerste en tweede lid, Besluit kwaliteit kinderopvang; artikelen 9a, eerste en tweede lid, 9b, 9c, Regeling Wet kinderopvang; kdv artikel 6, eerste en tweede lid, Besluit kwaliteit kinderopvang; artikelen 7, eerste, achtste en negende lid, Regeling Wet kinderopvang | ||
artikel 1.56b, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang artikel 13, Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en gastoudervoorzieningen | ||
Beroepskrachten meertalige buitenschoolse opvang beschikken over een voor de werkzaamheden passende certificaat of diploma | ||
Inrichting administratie beroepskwalificatie, getuigschrift, certificaat | ||
Per voorziening is er een overzicht van alle werkzame beroepskrachten in relatie tot de behaalde diploma’s en getuigschriften. | ||
Kopieën van getuigschriften en/of EVC bewijsstukken en certificaten Eerste hulp aan kinderen van gastouders | ||
De opvang vindt plaats in stamgroepen (dagopvang) of basisgroepen (buitenschoolse opvang). bso, kdv artikelen 1.49, eerste lid, en 1.50, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang bso artikel 1.1, Wet kinderopvang; artikel 18, eerste lid, Besluit kwaliteit kinderopvang; kdv artikelen 1 en 9, eerste lid, Besluit kwaliteit kinderopvang | ||
Eisen aan de maximale omvang van de stamgroep (dagopvang) of van de basisgroep (buitenschoolse opvang). Eisen aan de maximale omvang van een gecombineerde groep, indien een stamgroep (dagopvang) en een basisgroep (buitenschoolse opvang) gecombineerd worden.5 bso, kdv artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; bso artikel 18, tweede lid, Besluit kwaliteit kinderopvang; kdv artikel 9, tweede lid, en 10 Besluit kwaliteit kinderopvang | ||
Met vooraf gegeven schriftelijke toestemming van de ouders kan een kind gedurende een vooraf schriftelijk met de ouders overeengekomen periode worden opgevangen in een andere stamgroep (dagopvang) of basisgroep (buitenschoolse opvang). bso, kdv artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; | ||
Aan ieder kind wordt een mentor toegewezen.
bso, kdv artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; | ||
Houder deelt ouders en kind mee tot welke stamgroep het kind behoort en welke beroepskracht(en) op welke dag aan de desbetreffende stamgroep zijn toegewezen. artikelen 1.49, eerste en tweede lid, 1.50, eerste en tweede lid, en 1.54, eerste lid, Wet kinderopvang; | ||
artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; artikel 9, vierde en vijfde lid, Besluit kwaliteit kinderopvang | ||
Een kind maakt gedurende de week gebruik van ten hoogste twee verschillende stamgroepruimtes artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; | ||
De maximale groepsgrootte per gastouder wordt afgestemd op de leeftijd van de op te vangen kinderen (0 tot 13 jaar). De eigen kinderen in de leeftijd tot 10 jaar worden meegerekend. artikel 1.49, derde lid, 1.56b, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; artikel 14, Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 13, Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang | ||
Minimaal in te zetten beroepskrachten is afgestemd op het aantal aanwezige kinderen in een
Bij de inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiaires wordt rekening gehouden met de opleidingsfase waarin zij zich op dat moment bevinden. bso, kdv artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; bso artikel 16, eerste, tweede, zevende en achtste lid, Besluit kwaliteit kinderopvang; kdv artikel 7, eerste, tweede, zevende, achtste en negende lid, Besluit kwaliteit kinderopvang | ||
Indien kinderen bij een activiteit hun stamgroep (dagopvang) of hun basisgroep (buitenschoolse opvang) verlaten leidt dit niet tot een verlaging van de minimaal in te zetten beroepskrachten. bso, kdv artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; | ||
Minder beroepskrachten inzetten
bso, kdv artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; bso artikel 16, vierde, vijfde en zesde lid, Besluit kwaliteit kinderopvang; kdv artikel 7, vierde, vijfde en zesde lid, Besluit kwaliteit kinderopvang | ||
|