Organisatie | Berg en Dal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financieringsstatuut gemeente Berg en Dal 2021 |
Citeertitel | Financieringsstatuut gemeente Berg en Dal 2021 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2021 | Nieuwe regeling | 05-05-2020 |
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Artikel 3. Uitgangspunten risicobeheer
De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de financieringsfunctie indien deze uitzettingen een prudent (voorzichtig en verstandig) karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen waarborgt de gemeente door de richtlijnen en limieten van dit statuut.
Valutarisico’s sluit de gemeente uit door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro’s.
Artikel 6. Intern liquiditeitsbeheer
De gemeente beperkt haar liquiditeitsrisico door haar financieringsactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van minimaal drie jaar.
Hoofdstuk IV Gemeentefinanciering
Artikel 11. Financiering langer dan één jaar
Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:
Artikel 12. Langlopende uitzettingen
Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de financieringsfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:
Hoofdstuk V Administratieve organisatie en interne controle
Artikel 14. Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle
In het kader van de financieringsfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:
Artikel 15. Verantwoordelijkheden
De verantwoordelijkheden met betrekking tot de financieringsfunctie van de gemeente staan in de onderstaande tabel gedefinieerd.
In onderstaande tabellen staan de bevoegdheden met betrekking tot financieringsactiviteiten weergegeven.
Artikel 17. Informatievoorziening
Met betrekking tot de financieringsactiviteiten moeten de desbetreffende functionarissen tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie verstrekken.
De Wet financiering decentrale overheden (Wet fido), die in werking is getreden op 1 januari 2001 en onder andere is herzien in 2013 (schatkistbankieren), stelt de kaders voor een verantwoorde, prudente en professionele inrichting en uitvoering van de financieringsfunctie van decentrale overheden. Daarvan afgeleid stellen gemeentes eigen beleid vast ten aanzien van financiering. Bij het opstellen van dit statuut is rekening gehouden met de laatste bepaling van de wettelijke kaders (o.a. Gemeentewet, Wet fido, Regeling uitzettingen & derivaten decentrale overheden en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).
In dit statuut legt het college het financieringsbeleid van de gemeente op hoofdlijnen vast. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de financieringsfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het college in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de gemeente de doelstellingen realiseert. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelwijze die de gemeente volgt. Een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. De limieten en richtlijnen bepalen het “risicoprofiel” van de gemeente. Binnen deze richtlijnen en limieten voert de gemeente de financieringsactiviteiten uit.
In de artikelsgewijze toelichting staat daar waar nodig een toelichting. Dit betekent dat niet alle artikelen uit dit statuut in dit onderdeel zijn beschreven.
De paragraaf financiering in de begroting geeft het beleid voor de financieringsfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. In het jaarverslag vindt in de paragraaf financiering verantwoording van het gevoerde beleid plaats.
Artikel 2. Doelstelling financieringsfunctie
In artikel 2 staan de doelstellingen van de financieringsfunctie van de gemeente. Hieronder lichten we deze doelstellingen afzonderlijk toe.
In de eerste plaats zorgt de financieringsfunctie ervoor dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De financieringsfunctie waarborgt dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken dan wel haar overtollige middelen uit te zetten (bijv. bij andere overheden of de schatkist). De op dat moment gebruikelijke condities die de gemeente daarbij afspreekt, moeten acceptabel (tenminste marktconform) zijn.
Door haar activiteiten loopt de gemeente de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de financieringsfunctie dergelijke risico’s te beperken.
De derde doelstelling van de financieringsfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de financieringsfunctie het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.
De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder daarbij overmatige risico’s te lopen. De prioriteiten van de financieringsfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s. De financieringsfunctie is géén winstgericht product.
Artikel 3. Uitgangspunten risicobeheer
De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot financiering. Dit betreft enerzijds de “publieke taak” waarvoor de gemeente leningen en garanties verstrekt en anderzijds het prudente karakter van (overige) uitzettingen. Hierbij is dus een onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak en het uitzetten van middelen uit hoofde van de financieringsfunctie.
De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties voor de publieke taak. Hiermee wordt recht gedaan aan de autonomie van decentrale overheden ten aanzien van de afbakening van de publieke taak en de wettelijke taakomschrijving. Het is de gemeente die de publieke taak bepaalt. Activiteiten op het grensvlak van publieke en private activiteiten, zoals het verstrekken van leningen aan woningcorporaties en het deelnemen aan PPS-constructies, kunnen een onderdeel van de publieke taak van de gemeente zijn. Overwegingen hierbij zijn: of de desbetreffende activiteiten direct of indirect van belang zijn voor (een substantieel deel van) de eigen inwoners en of de gemeente de geëigende overheidspartij is om deze activiteiten te steunen. Daarnaast bepaalt de gemeenteraad het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak. Dit is ook de context voor leningverstrekking aan en garantieverlening ten behoeve van instellingen die bijdragen aan de publieke taak.
Volgens de Wet fido hebben uitzettingen uit hoofde van de financieringsfunctie een prudent karakter. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is niet toegestaan (zie artikel 2a lid 2 Wet fido en de memorie van toelichting op de Wet fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn verboden.
Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en de houders van derivaten gebruiken de derivaten onder andere om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat gemeenten derivaten uitsluitend mogen gebruiken ter beperking van financiële risico’s. In artikel 15 van de Financiële verordening Berg en Dal 2020 staat dat het college geen gebruik maakt van financiële derivaten.
Een obligatie is een verhandelbaar schuldbewijs voor een lening die door een overheid, een onderneming of een instelling is aangegaan. Als een bedrijf geld nodig heeft kan het door het uitgeven van een obligatielening aan de financiering komen. De koper van de obligatie ontvangt van de uitgever rentevergoeding. Omdat het gebruik van obligaties specifieke kennis vereisen is er in dit statuut voor gekozen geen gebruik van te maken.
Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente.
Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido de kasgeldlimiet opgenomen. De kasgeldlimiet is een vastgesteld percentage (8,5%) van het begrotingstotaal van de gemeente bij aanvang van het jaar.
Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. Het aantrekken van langlopende leningen overschrijdt de renterisiconorm niet. De renterisiconorm is een vastgesteld percentage (20%) van het begrotingstotaal van de gemeente bij aanvang van het jaar.
Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt bedragen slechts te lenen of uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig en beschikbaar zijn. Een rentevisie is een toekomstverwachting over de renteontwikkeling, op basis waarvan een financieringsbeleid wordt gevoerd. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier.
Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, spreidt de gemeente de invloed van een rentedaling op de renteresultaten over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.
Artikel 6. Intern liquiditeitsbeheer
Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen. In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.
Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.
In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de financiële afdeling juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.
Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van financiering, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de desbetreffende uitzetting intact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten bedingt een uitkering aan het einde van de looptijd van ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”).
Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s loopt de gemeente géén koersrisico’s. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening).
Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente zijn in dit statuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat het gemeentebestuur bepaalt dat de desbetreffende uitzetting tot de “publieke taak” van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzettingen in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoren.
Artikel 8. Kredietrisicobeheer
Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de partijen waar de gemeente middelen moet en mag uitzetten.
In december 2013 is de Wet fido herzien en is de regeling schatkistbankieren decentrale overheden vastgesteld. In deze regeling ligt vast dat de gemeente overtollige gelden moet aanhouden bij ‘s Rijks schatkist. Hierop zijn een aantal uitzonderingen. Gemeentes mogen gelden uitzetten bij andere overheden (artikel 2, lid 3 Wet fido) en er geldt een drempelbedrag van 0,75% van het begrotingstotaal met een minimumbedrag van € 250.000 (artikel 7, lid 2 Regeling Schatkistbankieren).
De gemeente kan uit hoofde van de publieke taak leningen verstrekken. Het college kan op grond van artikel 7 van de Financiële verordening Berg en Dal 2020 zonder instemming van de raad geldleningen verstrekken en waarborgen en garanties aangaan tot een bedrag van € 100.000. Het verstrekken van leningen van € 100.000 of meer legt het college voor aan de raad. Met het uitzetten van deze leningen gaat de gemeente terughoudend om. De gemeente leent alleen aan instellingen, indien er geen andere financieringsmogelijkheden zijn.
Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde te verwachten ontvangsten. Hiermee voorkomt de gemeente dat de gemeente tijdelijk middelen moet aantrekken (of middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betaling (tijdelijk) te financieren.
Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat de gemeente geen kosten hoeft te maken om gelden tussen verschillende banken over te boeken.
Artikel 10. Saldo- en liquiditeitenbeheer (korter dan één jaar)
Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente.
In dit artikel benoemt de gemeente limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor een opgenomen of uitgezette lening voor onbepaalde tijd die de gemeente dagelijks kan wijzigen. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vast rentepercentage. Kredietlimiet op de rekeningcourant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekeningcourant.
Artikel 11. Financiering langer dan één jaar
Teneinde de renteresultaten te optimaliseren financiert de gemeente zoveel mogelijk intern.
Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de gemeente de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij vaststelt.
De richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijvoorbeeld te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Door het opvragen van meerdere offertes bereikt de gemeente dat de gemeente een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan de gemeente een afgewogen keuze maken.
Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2a lid 2 van de Wet fido nadrukkelijk niet toegestaan.
Artikel 12. Langlopende uitzettingen
Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van financieringsfunctie) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel formuleert het college aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen.
Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen, voor bijvoorbeeld het ontvangen rentepercentage, de hoogte van transactiekosten enzovoorts. Door het opvragen van meerdere offertes bereikt de gemeente dat de gemeente een beter beeld heeft van de gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan de gemeente een afgewogen keuze maken.
Op het gebied van relatiebeheer beoogt de financieringsfunctie het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal eens in de vier jaar plaats moet hebben.
Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 1 onderdeel 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente voor tussenpersonen als eis dat zij onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.
Artikel 14. Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle
Bij de financieringsfunctie zijn meerdere personen en organen betrokken. Het Financieringsstatuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een eenduidige functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.
Artikelen 15 Verantwoordelijkheden en artikel 16 Bevoegdheden
De eindverantwoordelijkheid voor het financieringsbeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse financieringsbeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats. Dit heeft als voordeel dat er slagvaardiger kan worden geopereerd. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.
De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten en dergelijke). Deze verantwoordelijkheden worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.
Artikel 17. Informatievoorziening
De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening waarborgt: operationele informatie (punt 1 en 2), beleidsmatige informatie (punt 3) en verantwoordingsinformatie (punt 4, 5 en 6). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie zijn de belangrijkste succesfactoren voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.
Afdelingen verschaffen in een zo vroeg mogelijk stadium informatie waarin zich significante wijzigingen aandienen in hun verwachtingen omtrent tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijvoorbeeld bij uitstel van een grote investering).