Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam houdende regels omtrent de corona noodsteun (Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun 2020 deel II) |
Citeertitel | Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun 2020 deel II |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De subsidieregeling vervalt op 30 september 2021.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-11-2020 | nieuwe regeling | 27-10-2020 | Gemeenteblad 2020, 185 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,
gelezen het voorstel van de gemeentesecretaris van 27 oktober 2020, registratienummer 20MO15657;
gelet op de artikelen 2, 3, derde lid, 3a, 4, 6, derde lid, artikel 13, vierde lid, artikel 14, vijfde lid, van de Subsidieverordening Rotterdam 2014;
Subsidie kan niet worden toegekend aan een instelling of een sociaal ondernemer die al op 31 december 2019 in financiële moeilijkheden verkeerde in de zin van de AGVV en aan een instelling ten aanzien waarvan een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie waarbij de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een instelling of een sociaal ondernemer waarvan de continuïteit van de bedrijfsvoering in de periode van 1 september 2020 tot en met 31 december 2020 als gevolg van de beperkende coronamaatregelen in het geding is, of die vanwege hun rol als vitaal onderdeel van de regionale culturele infrastructuur aangewezen zijn op de gemeente voor matching van rijksgelden.
Artikel 4 Hoogte van de subsidie
De hoogte van de subsidie wordt gebaseerd op een beoordeling van de gegevens, zoals opgenomen in artikel 8.
Voor instellingen op het gebied van cultuur gelden de volgende eisen:
de instelling heeft een structurele, jaarlijkse subsidierelatie met het gemeentebestuur voor het uitvoeren van activiteiten in het beleidsveld cultuur en komt in aanmerking voor rijkssteun uit de Rijkscultuurfondsen, als vitaal onderdeel van de regionale culturele infrastructuur, maar is daarvoor afhankelijk van matching vanuit het gemeentebestuur;
Voor de toepassing van deze subsidieregeling geldt voor de periode van 1 september 2020 tot en met 31 december 2020 een subsidieplafond van in totaal € 5.300.000. Dit bedrag is uitgesplitst naar een deelplafond ter hoogte van € 4.000.000 voor Cultuur, een bedrag van € 1.200.000 voor Sport en een bedrag van € 100.000 voor sociaal ondernemers.
Artikel 11 Verplichtingen subsidieontvanger
De instelling of ondernemer neemt gedurende de periode tot en met 31 december 2020 alle maatregelen en onthoudt zich van handelingen noodzakelijk om de continuïteitspositie niet te verslechteren, waaronder het niet aangaan van financiële verplichtingen die nagekomen moeten worden in de periode tot en met 31 december 2020.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 27 oktober 2020.
De secretaris,
V.J.M. Roozen
De burgemeester,
A. Aboutaleb
Dit gemeenteblad is uitgegeven op 28 oktober 2020 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)
(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)
Toelichting Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun 2020 deel II
De coronacrisis heeft grote gevolgen voor de sociale, maatschappelijke en culturele infrastructuur in Rotterdam. De beheersmaatregelen (o.a. sluiting instellingen) van de Rijksoverheid hebben ertoe geleid dat de inkomsten van veel instellingen in de stad drastisch zijn teruggelopen. Vanuit het Rijk zijn weliswaar instrumenten ingezet om de impact landelijk te verzachten, Echter, deze landelijke steunmaatregelen dragen tot dusver onvoldoende bij om de Rotterdamse culturele en sportsector in stand te houden. Om sluitingen van sport- en culturele instellingen ten gevolge van de huidige COVID-19-maatregelen te voorkomen heeft het college op 17 juli 2020 de Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun 2020 vastgesteld. Op basis van deze subsidieregeling konden sport- en culturele instellingen in aanmerking komen voor subsidie voor de periode van 1 juni 2020 tot en met 31 augustus 2020.
Subsidieregeling Rotterdamse coronasteun 2020 deel II
Op dit moment verkeert een deel van de sport- en culturele instellingen in Rotterdam als gevolg van de coronacrisis nog steeds in ernstige financiële problemen. Dit geldt ook voor een deel van de Rotterdamse sociaal ondernemers. Om die reden is het gewenst om ook in de periode van
1 september 2020 tot en met 31 december 2020 financiële ondersteuning te kunnen bieden aan sport- en culturele instellingen en sociaal ondernemers op basis van onderhavige subsidieregeling. In deel II is een aantal wijzigingen doorgevoerd in vergelijking met de Subsidieregeling corona noodsteun 2020.
De regeling is bedoeld voor instellingen die een belangrijke plek innemen in de sport- en culturele infrastructuur en voor sociaal ondernemers die niet volledig van subsidie afhankelijk zijn. Voor sportorganisaties betekent dit dat zij activiteiten uitvoeren die passen binnen het gemeentelijk beleid van het taakveld Sport en bijdragen aan het in standhouden van de basisinfrastructuur aan sportvoorzieningen. Het gaat om organisaties die exploitant zijn van sportvoorzieningen (zwembaden, sporthallen, gymzalen of sportvelden) en hiervoor een structurele, jaarlijkse subsidie- of inkooprelatie met de gemeente hebben.
Voor de culturele infrastructuur betreft het alle culturele instellingen die zijn opgenomen in het verdelingsvoorstel cultuurplan 2021–2024 dat op 22 september 2020 is vastgesteld. Dit is een verruiming van de doelgroep ten opzichte van de Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun 2020. Ook betreft het instellingen die een structurele, jaarlijkse subsidierelatie met de gemeente hebben voor het uitvoeren van activiteiten die vallen onder het beleid van het taakveld Cultuur en hiervoor aangewezen zijn op andere subsidieregelingen dan het Cultuurplan.
Tot slot kunnen voor subsidie in aanmerking komen culturele instellingen die als vitaal onderdeel van de culturele infrastructuur in aanmerking komen voor Rijkssteun, maar daarvoor afhankelijk zijn van matching vanuit het gemeentebestuur. Voor deze instellingen geldt dat ze van dit noodfonds gebruik kunnen maken om te voldoen aan de matchingsverplichting die door het Rijk is opgelegd (aanvullende financiering door de gemeente). De mogelijkheid van matching is in deze regeling behouden, hoewel er vooralsnog geen nieuwe matchingsregeling van de rijksoverheid beschikbaar is voor culturele instellingen.
Daarnaast is de regeling bedoeld voor sociaal ondernemers. Ook op dit punt is de doelgroep verruimd ten opzichte van de Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun 2020. Sociaal ondernemers leveren belangrijke bijdragen aan diverse maatschappelijke uitdagingen. De sociaal ondernemers dienen de maatschappelijke impact van hun bedrijfsvoering te onderbouwen. Onder maatschappelijke impact wordt in ieder geval (maar niet limitatief) verstaan: het bieden van structurele werkgelegenheid voor kwetsbare Rotterdammers, het ontzorgen van kwetsbare Rotterdammers met meervoudige problematiek door hulpvaardig te zijn op onder meer het gebied van gezondheid, welzijn, financiën, huisvesting en taalvaardigheid en de aandacht voor de aard van de producten en het productieproces in relatie tot maatschappelijk- of consumentenbewustzijn, zoals in verband met duurzaamheid, C02 en circulariteit.
De maatschappelijke impact moet voor het overgrote deel in Rotterdam worden gerealiseerd en de sociaal ondernemer zal moeten aantonen dat de maatschappelijke kosten ten gevolge van het faillissement van de ondernemer voor de gemeente aanzienlijk hoger zullen zijn dan de subsidiebijdrage op basis van de onderhavige subsidieregeling. Ondernemers die op basis van hun businessmodel volledig afhankelijk zijn van subsidies komen niet voor steun in aanmerking. Er zal moeten worden aangetoond hoe de ondernemer als gevolg van de coronamaatregelen toewerkt naar een hier op aangepast businessmodel.
De regeling is getoetst aan het Staatssteun
staatssteunkader. De Europese Commissie heeft in meerdere mededelingen aangegeven dat steunregelingen als gevolg van COVID-19 maatregelen versneld in behandeling genomen worden en dat onder voorwaarden dergelijke steunmaatregelen verenigbaar zijn met de interne markt (Tijdelijk kader staatssteun).
Wat betreft de instellingen is in overleg met de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Economische Zaken en Klimaat geconcludeerd dat het tijdelijk steunkader niet van toepassing is voor de genoemde beleidsvelden en dat toepassing van artikel 53 (cultuur) en 55 (sportinfrastructuur) van de verordening (EU) Nr. 651/2014 (de Algemene groepsvrijstellingsverordening) voldoet. Dat betekent dat na vaststelling en publicatie van de regeling door het college, de regeling direct in werking treedt en er geen tijd verloren gaat. Vereiste is wel dat de regeling binnen 20 dagen na vaststelling ter kennisgeving aangeboden wordt aan de Europese Commissie.
Voor de sociaal ondernemers is de Europese Verordening nummer 1407/2013 van de Europese Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun van toepassing. Op grond van deze de-minimisverordening kan er aan ondernemingen over een periode van drie belastingjaren tot € 200.000,- steun worden verleend zonder dat dit staatssteun oplevert. Deze steun wordt als minimaal beschouwd en aangenomen wordt dat het weinig tot geen impact heeft op de interne markt. Om overschrijding van het de-minimisplafond te voorkomen dienen de sociaal ondernemers een de-minimis verklaring te overleggen, waarin de onderneming alle steun weergeeft, die het over de twee voorgaande belastingjaren en in het lopende belastingjaar heeft ontvangen. Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen mogen de sociaal ondernemers in de periode van 1 januari 2018 tot en met het moment van het ondertekenen van de de-minimisverklaring van alle Nederlandse overheden niet meer dan € 200.000,- aan overheidssteun hebben verkregen. Het te ontvangen bedrag moet hierbij worden opgeteld.
Subsidie wordt, op aanvraag, uitsluitend verstrekt aan instellingen en sociaal ondernemers waarbij de continuïteit van de bedrijfsvoering in de periode van 1 september 2020 tot en met 31 december 2020 als gevolg van de coronamaatregelen in het geding is, of die vanwege hun rol als vitaal onderdeel van de regionale culturele infrastructuur aangewezen zijn op de gemeente voor matching van rijksgelden. Daarbij geldt als voorwaarde dat de instelling of de sociaal ondernemer een beroep heeft gedaan op alle financiële ondersteuningsmogelijkheden die beschikbaar zijn en alle mogelijke maatregelen heeft genomen om de kosten te verminderen en de opbrengsten te verhogen.
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten en de gemiste inkomsten die direct verbonden zijn met het voortzetten van de bedrijfsvoering van 1 september 2020 tot en met 31 december 2020 of het bedrag dat minimaal nodig is om te voldoen aan de matchingsverplichting die aan instellingen zijn opgelegd die vanwege hun rol als vitaal onderdeel van de regionale culturele infrastructuur in aanmerking komen voor ondersteuning van het Rijk.
De noodsteun is bedoeld als ‘last resort’. Van de instelling en sociaal ondernemer wordt dan ook verwacht dat deze reeds een beroep heeft gedaan op alle beschikbare financiële ondersteuningsmogelijkheden en zelf alle mogelijke maatregelen heeft genomen om de kosten te verminderen en de opbrengsten te verhogen. Alleen instellingen en sociaal ondernemers die als een rechtstreeks gevolg van de coronamaatregelen niet meer kunnen ‘overleven’ komen voor subsidie in aanmerking.
Artikel 3 Te subsidiëren activiteiten
Subsidie kan met het oog op de continuïteit van de activiteiten van de instelling of sociaal ondernemer worden verstrekt indien uit de beoordeling van de gegevens bij de aanvraag kan worden opgemaakt dat het voortbestaan van de instelling of sociaal ondernemer als direct gevolg van de coronacrisis ernstig wordt bedreigd.
Matchingsverplichting: De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 27 mei 2020 via de cultuurfondsen middelen beschikbaar gesteld voor instellingen die deel uitmaken van de regionale culturele infrastructuur. Instellingen kunnen een beroep doen op die middelen, maar daarbij is als voorwaarde opgenomen dat het provinciale of gemeentelijke bevoegd gezag meefinanciert voor eenzelfde bedrag dat vanuit het fonds beschikbaar gesteld wordt. De Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun 2020 deel II is ook van toepassing op bijdragen in verband met deze matchingsverplichting. Vooralsnog is er echter geen tweede matchingsregeling door de minister ingesteld.
Artikel 4 Hoogte van de subsidie
De hoogte van de te verlenen subsidie wordt bepaald aan de hand van de bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens. Deze documenten geven inzicht in de financiële situatie van de aanvrager. Op basis hiervan kan worden bepaald of de continuïteit van de activiteiten van de instelling of sociaal ondernemer ten gevolge van de coronacrisis in het geding is en in hoeverre financiële ondersteuning op basis van deze subsidieregeling nodig is om de continuïteit te kunnen borgen.
Voor subsidie kunnen in aanmerking komen die instellingen en sociaal ondernemers die een cruciale betekenis hebben voor de maatschappelijke en publiek economische infrastructuur van Rotterdam op de terreinen cultuur en sport of maatschappelijke ondersteuning (zie tevens vierde lid).
Voor het beleidsveld cultuur gaat het om instellingen die:
Voor het beleidsveld sport geldt dat alleen instellingen voor subsidie in aanmerking komen die activiteiten uitvoeren die passen binnen het gemeentelijke beleid op de taakvelden sport, zoals vastgelegd in de toepasselijke beleidskaders. De instellingen hebben daarnaast een structurele, jaarlijkse subsidie- of inkooprelatie met de gemeente voor het beheren en exploiteren van de gemeentelijke zwembaden, sporthallen/-zalen, gymzalen of sportvelden. Daarmee vervullen deze instellingen een cruciale rol met betrekking tot de toegankelijkheid en kwaliteit van de Rotterdamse sportvoorzieningen, zodat zij tot de infrastructuur op het gebied van sport kunnen worden gerekend. Om deze reden wordt het wenselijk geacht deze instellingen in aanmerking te laten komen voor een eenmalige subsidiebijdrage om de continuïteit van 1 september 2020 tot en met 31 december 2020 te kunnen borgen.
Sociale ondernemingen creëren maatschappelijke impact voor mens en milieu. De bepaling geeft een niet limitatieve opsomming van wat onder deze maatschappelijke impact wordt verstaan: het bieden van structurele werkgelegenheid voor kwetsbare Rotterdammers, het ontzorgen van kwetsbare Rotterdammers met meervoudige problematiek door hulpvaardig te zijn op onder meer het gebied van gezondheid, welzijn, financiën, huisvesting en taalvaardigheid en de aandacht voor de aard van de producten en het productieproces in relatie tot maatschappelijk- of consumentenbewustzijn, zoals in verband met duurzaamheid, C02 en circulariteit. De sociaal maatschappelijke activiteiten dienen voor het overgrote deel in Rotterdam te worden gerealiseerd. Daarnaast geldt dat voor de gemeente de maatschappelijke kosten als gevolg van een faillissement van de ondernemer fors hoger zijn dan het te verlenen subsidiebedrag op grond van deze regeling. Ondernemers die op basis van hun businessmodel volledig afhankelijk zijn van subsidies komen niet voor steun in aanmerking. Er zal moeten worden aangetoond hoe de ondernemer als gevolg van de coronamaatregelen toewerkt naar een hier op aangepast businessmodel.
Artikel 6 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten en gederfde inkomsten die direct verbonden zijn met de voortzetting van de bedrijfsvoering van 1 september 2020 tot 1 januari 2021. Denk bijvoorbeeld aan inkomstenverliezen vanwege minder bezoekers, minder verhuringen en lagere horeca inkomsten. Dit alles natuurlijk als direct gevolg van de rijksmaatregelen die zijn opgelegd via de noodverordeningen. Daarnaast komen voor subsidiëring in aanmerking de verplichte matchingsbijdragen.
De subsidieregeling kent een subsidieplafond van in totaal € 5.300.000. Dit bedrag is uitgesplitst naar een deelplafond ter hoogte van € 4.000.000 voor Cultuur en een deelplafond van € 1.200.000 voor Sport en een bedrag van € 100.000 voor sociaal ondernemers.
De mogelijkheid bestaat om, indien een plafond onvoldoende wordt uitgenut, de middelen toe te voegen aan een ander plafond. Dit biedt het college de mogelijkheid om de middelen daar waar nodig te kunnen inzetten. Het derde lid bevat een bepaling over hoe de niet benutte middelen uit de drie deelplafonds worden verdeeld. De niet benutte middelen bij sport of cultuur worden eerst toegevoegd aan het deelplafond voor sport of cultuur en daarna aan het deelplafond voor sociaal ondernemers. De niet benutte middelen bij sociaal ondernemers worden toegevoegd aan de deelplafonds voor sport of cultuur.
De gegevens waarom gevraagd wordt, dienen om een beoordeling te kunnen maken over de noodzaak van de gevraagde steun. Met name van belang is aan te geven welke steunmaatregelen reeds ontvangen zijn en welke maatregelen de instelling of sociaal ondernemer reeds heeft getroffen om de financiële positie niet te verslechteren. Subsidiebijdragen die instellingen op basis van de Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun 2020 hebben ontvangen tellen ook mee bij de beoordeling of de instelling voor subsidie op basis van deze subsidieregeling in aanmerking komt. De bijdrage uit het noodfonds is immers een ‘last resort’.
Het college neemt binnen drie weken na het sluiten van de aanvraagtermijn een beslissing op de subsidieaanvraag.
Het tweede lid bevat een voorziening voor het geval het totaal bedrag van subsidieaanvragen dat aan de voorwaarden van de subsidieregeling voldoet uitstijgt boven het subsidieplafond. Wanneer deze situatie zich voordoet zal aan de gemeenteraad worden verzocht om te besluiten het beschikbare budget te verhogen. In dat geval is het niet mogelijk om binnen drie weken te beslissen op de aanvraag en wordt de beslistermijn verlengd met twee maanden.
Artikel 11 Verplichtingen subsidieontvanger
De instelling of sociaal ondernemer neemt gedurende de periode tot en met 31 december 2020 alle maatregelen en onthoudt zich van handelingen, noodzakelijk om de continuïteitspositie niet te verslechteren, waaronder het niet aangaan van verplichtingen die nagekomen moeten worden in de periode tot en met 31 december 2020. Deze verplichting is opgenomen om te zorgen dat de financiële positie van de instelling of sociaal ondernemer niet nog meer verslechtert.
Artikel 12 Verantwoording en vaststelling subsidies
De subsidie wordt vastgesteld op basis van een aanvraag tot vaststelling. Dit geldt ook voor de subsidies onder de € 25.000. Weliswaar biedt artikel 13 eerste lid, sub a van de Subsidieverordening Rotterdam 2014 de mogelijkheid om deze subsidies bij verlening direct vast te stellen. De aard van de subsidie brengt echter met zich mee dat in deze regeling hier niet voor gekozen is.
De cijfers die bij de aanvraag worden verstrekt, zijn immers een momentopname. Zo is in een aantal gevallen nog niet zeker of er ook nog steun van het Rijk wordt ontvangen of is nog onduidelijk hoe hoog het bedrag is van die steun.
De subsidie is ter overbrugging tot en met 31 december 2020.
De subsidieperiode eindigt derhalve op 1 januari 2021. De aanvraag tot vaststelling dient uiterlijk op 1 maart 2021 te zijn ingediend.
Hier worden verantwoordingsgegevens gevraagd die specifiek toezien op de beoordeling of en in welke mate de verleende subsidie heeft bijgedragen aan de financiële overbrugging. In de subsidieverleningsbeschikking zal worden opgenomen welke accountantsproducten aangeleverd dienen te worden. Hierin zal in afwijking van artikel 14 van de Subsidieverordening Rotterdam 2014 worden bepaald dat niet alle accountantsproducten aangeleverd hoeven te worden. Voor subsidies tussen € 50.000 en € 200.000 zal alleen een beoordelingsverklaring over de financiële verantwoording vereist zijn en voor subsidies boven de € 200.000 alleen een controleverklaring over de financiële verantwoording.
In dit artikel is geregeld dat de regeling in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst. De subsidieregeling vervalt op 30 september 2021, maar blijft van kracht voor de subsidies die op grond van de subsidieregeling zijn aangevraagd, verleend of vastgesteld.