Organisatie | Drenthe |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Subsidieregeling Incidentele Culturele projecten Drenthe |
Citeertitel | Subsidieregeling Incidentele Culturele projecten Drenthe |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2021 | 31-12-2024 | nieuwe regeling | 27-10-2020 | 2020002001 |
Besluit van Gedeputeerde Staten van Drenthe van 27 oktober 2020, kenmerk 4.3/2020002001, team Cultuur, Maatschappij en Vrijetijdseconomie, tot vaststelling van de Subsidieregeling Incidentele Culturele projecten Drenthe
Gedeputeerde Staten van Drenthe;
gelet op de Algemene subsidieverordening Drenthe 2017 en de Algemene wet bestuursrecht;
de Subsidieregeling Incidentele Culturele projecten Drenthe vast te stellen.
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2021 en vervalt van rechtswege op 31 december 2024.
Gedeputeerde Staten voornoemd,
Subsidieregeling Incidentele Culturele projecten Drenthe
In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:
musea van provinciaal belang: de aanduiding voor de vijf grotere provinciale musea (naast het Drents Museum) die de provincie Drenthe middels een begrotingssubsidie ondersteunt. Dit zijn het Hunebedcentrum, Herinneringscentrum Kamp Westerbork, museum De Buitenplaats, het Gevangenismuseum en museum De Proefkolonie;
De subsidie heeft tot doel het stimuleren en onderhouden van een gevarieerd en levendig cultureel klimaat in Drenthe door het mede tot stand laten komen van projecten met een groot bereik.
Artikel 3 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verleend voor de volgende activiteiten:
Een aanvraag voor subsidie wordt digitaal of schriftelijk en ondertekend ingediend met behulp van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier en de in het aanvraagformulier gevraagde bijlagen.
Subsidieaanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:
bij subsidieaanvragen hoger dan € 10.000,-- vragen Gedeputeerde Staten aantoonbare inzet op het gebied van toegankelijkheid, passend bij de activiteit. Denk aan drempelvrije accommodaties, invalidentoiletten, rondleidingen met gebarentaal, de inzet van braille of het aanbieden van prikkelarme uren/voorstellingen;
Bij subsidieaanvragen hoger dan € 20.000,-- vragen Gedeputeerde Staten een afzonderlijk marketingplan. Beoordeling van de kwaliteit hiervan ligt bij de Adviescommissie Cultuur. Voor projecten uit de categorie Museale projecten maken Gedeputeerde Staten met de aanvrager maatwerkafspraken over marketing en PR die passen bij de aard van het project.
Artikel 10 Subsidiabele kosten
Subsidiabele kosten zijn de voor het initiatief noodzakelijke kosten die aantoonbaar rechtstreeks zijn toe te rekenen aan het uit te voeren project.
Artikel 11 Niet-subsidiabele kosten
De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:
Artikel 16 Afwijkingsbevoegdheid
In onbillijke gevallen kunnen Gedeputeerde Staten afwijken van het bepaalde in deze regeling.
Toelichting op de subsidieregeling
Artikel 8, Toetsingscriteria - kwaliteit, onderdeel 3 ‘Governance Code Cultuur 2019’
De Governance Code Cultuur 2019 kan gratis gedownload worden: https://bij.cultuur-ondernemen.nl/storage/media/Governance-Code-Cultuur-2019_NL_download-versie.pdf
De Governance Code Cultuur 2019 bestaat uit acht principes. Gedeputeerde Staten verwachten dat een aanvraag boven de € 10.000,-- hieraan voldoet. Het gaat om de volgende principes:
In de Governance Code Cultuur 2019 staan voor alle acht principes aanbevelingen opgesteld. Deze aanbevelingen moeten opgevolgd worden of er kan gemotiveerd van afgeweken worden (pas toe of leg uit).
Waar aanvragers ervoor kiezen zich niet aan een aanbeveling te houden, zien Gedeputeerde Staten dit graag toegelicht in de subsidieaanvraag.
Artikel 8, Toetsingscriteria - cultureel ondernemerschap
Cultureel ondernemerschap betekent niet dat een project commercieel of economisch rendabel moet zijn of dat alleen ondernemers subsidie kunnen aanvragen. Met cultureel ondernemerschap wordt bedoeld dat uit de plannen van de aanvrager blijkt dat de aanvrager oog heeft voor zowel de culturele als de economische kant van het project. Het project sluit aan bij een behoefte van de beoogde doelgroep en is niet volledig afhankelijk van overheidsfinanciering. Daar waar overige inkomstenbronnen voor de hand liggen, dienen deze in het dekkingsplan te worden opgenomen.
Artikel 8, Toetsingscriteria – cultureel ondernemerschap, onderdeel 1 ‘redelijke vergoeding’
Onder een redelijke vergoeding wordt verstaan een vergoeding (entreeprijs, inschrijfgeld of iets dergelijks) die in verhouding staat tot de aard van het project én de beoogde doelgroep. De vergoeding hoeft dus niet in alle gevallen marktconform te zijn. Het doel van het criterium is het stimuleren van ondernemerschap bij cultuurmakers.