Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leusden

Verordening op de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2021 (reinigingsheffingen)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeusden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2021 (reinigingsheffingen)
CiteertitelVerordening reinigingsheffingen 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 229, eerste lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 15.33 van de Wet milieubeheer
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2021Nieuwe regeling

10-12-2020

gmb-2020-281413

L257528

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2021 (reinigingsheffingen)

De raad van de gemeente Leusden;

 

gelezen het voorstel van het college d.d. 27 oktober 2020, nummer L257528;

 

gelet op de artikelen 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

besluit:

 

vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2021 (reinigingsheffingen)

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    ‘gebruik maken’ in Hoofdstuk 2 Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

  • b.

    bedrijfsafval: afvalstoffen afkomstig van kantoren, winkels, bedrijven en instellingen, naar aard en omvang op huishoudelijke afvalstoffen gelijkend.

HOOFDSTUK 2 AFVALSTOFFENHEFFING

Artikel 3 Aard van de heffing en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 3.

    De afvalstoffenheffing bestaat uit:

    • a.

      een vast bedrag per jaar;

    • b.

      vermeerderd met een gedifferentieerd bedrag per keer dat afvalstoffen ter inzameling worden aangeboden.

Artikel 4 Voorwerp van de belasting

  • 1.

    Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2.

    Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde persoon in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 5 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel.

Artikel 6 Maatstaf van heffing en belastingtarieven

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de hoofdstukken 1 tot en met 4 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 7 Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel, is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag, met dien verstande dat voor de belasting in hoofdstuk 1.2 geldt dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

  • 2.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 2 tot en met 4 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een schriftelijke gedagtekende kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekend gemaakt.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 2 tot en met 4 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel driehonderd vijfenzestigste deel van de voor dat belastingjaar verschuldigde belasting als er in dat belastingjaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle etmalen overblijven.

  • 4.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat voor de belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel aanspraak op ontheffing voor zoveel driehonderd vijfenzestigste deel van de voor dat belastingjaar verschuldigde belasting als er in dat belastingjaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle etmalen overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder dan € 5,00 bedraagt.

  • 5.

    Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruikt neemt en van hetzelfde inzamelmiddel gebruik blijft maken.

  • 6.

    Indien de belastingplicht eindigt na dagtekening van het aanslagbiljet, kan de belastingplichtige een aanvraag tot ontheffing indienen bij de ambtenaar belast met de heffing.

Artikel 10 Aanslaggrens

  • 1.

    De belasting wordt niet geheven, indien het totale belastingbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, minder dan € 1,00 bedraagt.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen als één aanslag aangemerkt.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, lid 1, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen, zoals bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel, dan wel op één aanslagbiljet verenigde aanslagen worden betaald in één termijn, die vervalt twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 van dit artikel worden belastingaanslagen waarvoor de belastingschuldige een machtiging heeft afgegeven om deze af te schrijven door middel van automatische incasso, betaald in tien maandelijkse termijnen. Als de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen voor of op de 15de van een kalendermaand, vervalt de eerste incassotermijn nog in diezelfde kalendermaand. In alle andere gevallen vervalt de eerste incassotermijn aan het einde van het kalendermaand volgens op de kalendermaand waarin de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen.

  • 3.

    Indien het totaal te betalen bedrag zoals vermeld op het aanslagbiljet € 10,00 of minder bedraagt, wordt dit bedrag in afwijking van lid 2 van dit artikel in één termijn afgeschreven twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 4.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 2 tot en met 4 van de tarieventabel bedoeld in artikel 8, tweede lid:

    • a.

      indien de kennisgeving mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      indien de kennisgeving schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval toezending daarvan binnen veertien dagen na dagtekening van de schriftelijke kennisgeving.

  • 5.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel genoemde termijnen.

Artikel 12 Kwijtschelding

  • 1.

    Voor de invordering van afvalstoffenheffing kan kwijtschelding worden verleend voor het belastingbedrag zoals genoemd in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel.

  • 2.

    Voor de belastingbedragen als bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel, kan kwijtschelding worden verleend tot een bedrag van maximaal € 25,60.

    Toelichting:

    Het bedrag van maximaal € 25,60 stemt overeen met het aanbieden van maximaal 960 liter:

    • -

      Voor het aanbieden van restafval onder gebruikmaking van een verzamelcontainer voor restafval:

      maximaal 16 aanbiedingen van restafval, ongeacht het volume van de klepopening;

    • -

      Voor het aanbieden van restafval onder gebruikmaking van een minicontainer voor restafval aan huis van 240 liter:

      maximaal 4 aanbiedingen van restafval;

    • -

      Voor het aanbieden van restafval onder gebruikmaking van een minicontainer voor restafval aan huis van 140 liter:

      maximaal 7 aanbiedingen van restafval.

  • 3.

    Geen kwijtschelding wordt verleend voor de belasting bedoeld in hoofdstuk 2 tot en met 4 van de tarieventabel.

HOOFDSTUK 3 REINIGINGSRECHTEN

Artikel 13 Aard van de heffing en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam ‘reinigingsrechten’ worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

  • 2.

    De reinigingsrechten bestaan uit:

    • a.

      een vast bedrag per jaar;

    • b.

      vermeerderd met een gedifferentieerd bedrag per keer dat afvalstoffen ter inzameling worden aangeboden.

Artikel 14 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 15 Maatstaf van heffing en belastingtarieven

  • 1.

    De rechten worden geheven naar de maatstaven en tarieven zoals opgenomen in de hoofdstukken 5 en 6 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2.

    Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 16 Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten bedoeld in hoofdstuk 5.1 van de tarieventabel, is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 17 Wijze van heffing

  • 1.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 5 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat voor de belasting in hoofdstuk 5.2 geldt dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

  • 2.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 6 van de tarieventabel worden geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 18 Ontstaan van de belastingplicht en de heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 5 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het kalenderjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de rechten bedoeld in hoofdstuk 5.1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel driehonderd vijfenzestigste deel van de voor dat belastingjaar verschuldigde rechten als er in dat belastingjaar, na aanvang van de belastingplicht, nog volle etmalen overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing van de rechten bedoeld in hoofdstuk 5.1 van de tarieventabel voor zoveel driehonderd vijfenzestigste deel van de voor dat belastingjaar verschuldigde rechten als er in dat belastingjaar, na het einde van de belastingplicht nog volle etmalen overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.

  • 5.

    Indien de belastingplicht is beëindigd na de dagtekening van de aanslag, kan de belastingplichtige een aanvraag tot ontheffing indienen bij de ambtenaar belast met de heffing.

  • 6.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 6 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

  • 7.

    De rechten van hoofdstuk 5 van de tarieventabel worden niet geheven indien het totale belastingbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen minder dan € 1,00 bedraagt.

Artikel 19 Aanslaggrens

  • 1.

    De belasting wordt niet geheven, indien het totale belastingbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, minder dan € 1,00 bedraagt.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen als één aanslag aangemerkt.

Artikel 20 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, lid 1, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen, zoals bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel, dan wel op één aanslagbiljet verenigde aanslagen worden betaald in één termijn, die vervalt twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 van dit artikel worden belastingaanslagen waarvoor de belastingschuldige een machtiging heeft afgegeven om deze af te schrijven door middel van automatische incasso, betaald in tien maandelijkse termijnen. Als de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen voor of op de 15de van een kalendermaand, vervalt de eerste incassotermijn nog in diezelfde kalendermaand. In alle andere gevallen vervalt de eerste incassotermijn aan het einde van het kalendermaand volgens op de kalendermaand waarin de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen.

  • 3.

    Indien het totaal te betalen bedrag zoals vermeld op het aanslagbiljet € 10,00 of minder bedraagt, wordt dit bedrag in afwijking van lid 2 van dit artikel in één termijn afgeschreven twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 4.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 6 van de tarieventabel bedoeld in artikel 8, tweede lid:

    • a.

      indien de kennisgeving mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      indien de kennisgeving schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval toezending daarvan binnen veertien dagen na dagtekening van de schriftelijke kennisgeving.

  • 5.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel genoemde termijnen.

Artikel 21 Kwijtschelding

Voor de invordering van reinigingsrechten wordt geen kwijtschelding verleend.

HOOFDSTUK 4 AANVULLENDE BEPALINGEN

Artikel 22 Overgangsbepaling, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening reinigingsheffingen 2020, vastgesteld bij raadsbesluit van 12 december 2019 wordt ingetrokken met ingang van de in lid 3 van dit artikel genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening reinigingsheffingen 2021’.

Aldus besloten door de raad van de gemeente Leusden in zijn openbare vergadering van 10 december 2020,

I.Schutte-van der Schans

griffier

G.J.Bouwmeester

voorzitter

Tarieventabel behorende bij de ‘Verordening reinigingsheffingen 2021’

 

Hoofdstuk 1 Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing

1.1

Vast deel van de belasting:

 

 

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar voor het periodiek verwijderen van huishoudelijke afvalstoffen

€ 217,00

1.2

Variabel deel van de belasting:

 

1.2.1

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting voor het verwijderen van huishoudelijk restafval middels (ondergrondse) verzamelcontainers

 

1.2.1.1

bij een inwerptrommel van 30 liter, per aanbieding

€ 0,80

1.2.1.2

bij een inwerptrommel van 60 liter, per aanbieding

€ 1,60

 

 

 

1.2.2

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting voor het verwijderen van huishoudelijk restafval middels

 

1.2.2.1

een mini-container van 140 liter, per aanbieding:

€ 3,73

1.2.2.2

een mini-container van 240 liter, per aanbieding:

€ 6,40

 

 

 

 

Compensatie voor extra afval door medische oorzaak

 

1.3

Indien de belastingplichtige als gevolg van een medische oorzaak van langdurige aard extra restafval moet aanbieden kan de belastingplichtige een verzoek indienen bij Lariks om in aanmerking te komen voor het opleggen van alleen de vaste afvalstoffenheffing als bedoeld in hoofdstuk 1.1. ongeacht het werkelijke afvalaanbod.

 

 

 

 

 

Toelichting:

*) van langdurige aard: naar verwachting een jaar of langer

**) extra restafval: naar verwachting 1 vuilniszak (60 liter) per twee weken of meer

 

 

 

 

Hoofdstuk 2 tarieven bouw- en sloopafval, grofvuil, banden voertuigen

2.

Voor het achterlaten, aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats gelden de volgende tarieven:

 

2.1

Bouw- en sloopafval, per 10 kilogram

€ 0,82

2.2

Grof huishoudelijk afval, per 10 kilogram

€ 0,82

 

 

 

2.3

Banden van voertuigen:

 

2.3.1

motor- en autobanden zonder velg

€ 0,00

2.3.2

motor- en autobanden met velg, per 10 kilogram

€ 0,82

2.3.3

landbouwbanden, met of zonder velg, per 10 kilogram

€ 0,82

 

 

 

Hoofdstuk 3 tarieven ophalen grof huishoudelijk afval

3.1

Het tarief voor het ophalen van grofvuil bedraagt:

 

3.1.2

tot 1 m³

€ 33,60

3.1.3

voor elke volgende 0,5 m³

€ 11,20

 

tot een maximum van 3 m³ per keer

 

 

 

 

Hoofdstuk 4 tarief milieupas

4.1

Het tarief bedraagt voor het verstrekken van een nieuwe milieupas

€ 10,00

 

 

 

Hoofdstuk 5 Maatstaven en tarieven reinigingsrechten (bedrijfsafval)

5.1

Vast deel:

 

 

Het recht bedraagt per belastingjaar voor het periodiek verwijderen van bedrijfsafval inclusief btw

€ 262,57

 

 

 

5.2

Variabel deel:

 

5.2.1

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 5.1 bedraagt de belasting voor het verwijderen van bedrijfsafval middels (ondergrondse) verzamelcontainers, per aanbieding

 

5.2.1.1

bij een inwerptrommel van 30 liter inclusief btw

€ 0,97

5.2.1.2

bij een inwerptrommel van 60 liter inclusief btw

€ 1,94

5.2.2

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 5.1 bedraagt de belasting voor het verwijderen van bedrijfsafval middels een mini-container

 

5.2.2.1

van 140 liter, per aanbieding inclusief btw

€ 4,51

5.2.2.2

van 240 liter, per aanbieding inclusief btw

€ 7,74

 

 

 

Hoofdstuk 6 tarief bedrijfspas

6.1

Het tarief bedraagt voor het verstrekken van een nieuwe bedrijfspas inclusief btw

€ 12,10