Organisatie | Sittard-Geleen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Handhavingsprotocol kwaliteit kinderopvang gemeente Sittard-Geleen |
Citeertitel | Handhavingsprotocol kwaliteit kinderopvang gemeente Sittard-Geleen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet kinderopvang
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-12-2008 | 13-09-2011 | nieuwe regeling | 18-11-2008 Trompetter, 3 dec. 2008 | n.b. |
Op grond van de Wet Kinderopvang is het college verantwoordelijk voor toezicht en handhaving op de kwaliteit van gastouderbureaus en kindercentra. Het college moet er voor zorgen dat de wet en regelgeving op het terrein van de kinderopvang worden nageleefd. Om te voorkomen dat er voor elke overtreding een intensief sanctioneringstraject moet worden gestart en om alle betrokkenen duidelijkheid te verstrekken op welke wijze wordt gehandhaafd bij overtredingen, is dit handhavingsbeleid opgesteld.
Voor wat betreft de kwaliteit van de kinderopvang en gastouderbureaus is de volgende wet- en regelgeving van belang.
Daarnaast moet een kindercentrum of gastouderbureau ook rekening houden met vigerende wet- en regelgeving:
·Overige wet- en regelgeving : Arbowet, Warenwet, Bouwbesluit, Bouwverordening, Vergunning brandweer, CAO-kinderopvang, besluit veiligheid van attractie- en speeltoestellen.
In de wet is bepaald dat de GGD de kwaliteitsbewaking uitvoert. Deze taak heeft de minister nader uitgewerkt in de beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang.
Het College heeft medewerkers van de GGD als toezichthouder aangewezen. Deze aanwijzing geeft de toezichthouder op grond van artikel 5.2 van de Awb bepaalde bevoegdheden, waaronder het betreden van kindercentra en gastouderbureaus met of zonder toestemming, het vorderen van inlichtingen en het vorderen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden.
De toezichthouder van de GGD controleert bij melding, daarna jaarlijks en incidenteel of de kindercentra en gastouderbureaus voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen. Deze stelt hiervoor een inspectierapport op. Zie bijlage 1 voor de procedure inspecties toezichthouders. Als het kindercentrum niet of in onvoldoende mate voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen moet het College overgaan tot handhaving.
Het College is verantwoordelijk voor het toezicht op de kwaliteit van de kindercentra en gastouderbureaus. Wanneer de GGD een overtreding constateert, moet het college ervoor zorgen dat de kwaliteitseisen weer nageleefd worden.
De gemeenten in Zuid-Limburg hanteren het afwegingsmodel handhaving kinderopvang, zie bijlage 2, bij het uitvoeren van de handhavingacties die nodig zijn als een houder van een kindercentrum of een gastouderbureau niet voldoet aan een of meer kwaliteitseisen van de Wet Kinderopvang en de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang. In het model zijn de algemene geldende regels opgenomen die de gemeenten hanteren bij het overtreden van de kwaliteitseisen.
Het gemeentelijke handhavingtraject begint direct na ontvangst van het inspectierapport van de GGD. In het rapport is het ‘Overzicht bevindingen toezichthouder per inspectiedomein’ de basis voor het afwegen van de te ondernemen handhavingactie. In dit overzicht beschrijft de toezichthouder per domein de context van de voorwaarden waar de houder niet aan voldoet. De individuele gemeente kan de aangegeven verzwarende of verzachtende omstandigheden, de inspanning van de houder etc. mee laten wegen bij het beoordelen van de te nemen handhavingactie.
De gemeente kan in bijzondere gevallen, voordat de eerste juridische stap van aanwijzing wordt gezet, overwegen eerst een schriftelijke waarschuwing te geven. Ook kan overwogen worden eerst op basis van mondelinge overreding de houder te bewegen de overtreding te herstellen. Zowel de waarschuwing als de overreding hebben geen juridische status en betekenen daarom een uitstel van het handhavingtraject.
De eerste (juridische) stap is in vrijwel alle gevallen een aanwijzing. Als de GGD een bevel heeft gegeven, dan kan dit worden beschouwd als fase 1 en kan de gemeente onmiddellijk over gaan tot het opleggen van andere sancties, zonder nog eerst een aanwijzing te hoeven geven, dus gelijk naar fase 2. De GGD geeft alleen een bevel in spoedeisende situaties en is dus niet van belang bij lage of gemiddelde prioritering.
De zwaarte van de prioritering komt tot uiting in de hersteltermijn van de aanwijzing. Deze hersteltermijn wordt aangegeven in een bandbreedte. Na een hersteltermijn moet opnieuw worden gecontroleerd, hiervoor worden afspraken gemaakt met de GGD.
In bijlage 3 worden de sancties en procedures nader toegelicht.
2.2. Niet-gemelde kinderopvang
Houders van kindercentra en gastouderbureaus die zich niet bij de gemeente hebben gemeld voor registratie plegen in principe een economisch delict in de zin van de wet Economische delicten. Het actief strafrechtelijk opsporen van niet-gemelde kinderopvang hoort niet tot de taak van de toezichthouder. Krijgt de gemeente echter een signaal dat in haar gemeente kinderopvang of gastouderopvang plaatsvindt zonder dat de houder in het register is opgenomen, dan geeft de gemeente de GGD opdracht een zogenaamde voorselectie te doen. De GGD zal dan onderzoeken of er sprake is van kinderopvang of gastouderopvang in de zin van artikel 1, eerste lid van de Wet Kinderopvang. Weigert de houder mee te werken aan het onderzoek en bestaat een vermoeden dat opvang in de zin van de Wet Kinderopvang plaatsvindt, kan aangifte gedaan worden bij de politie.
De inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op gemeenten. Het College moet jaarlijks, op een door de minister te bepalen tijdstip, verantwoording over toezicht en handhaving afleggen aan de inspectie en de gemeenteraad.
Bijlage 1 Procedure inspecties toezichthouder
Jaarlijkse inspectie of binnen drie maanden na exploitatieneming
Nader onderzoek (herinspectie)
Bijlage 2 AFWEGINGSMODEL HANDHAVING KINDEROPVANG
Handhaving- en sanctiebeleid gemeenten betreffende kwaliteit en handhaving kinderopvang
1. Afwegingsmodel handhaving buitenschoolse opvang
De kwaliteitsaspecten die de toezichthouder beoordeelt voor buitenschoolse opvang, zijn ingedeeld naar de volgende domeinen:
Bijlage 3 Toelichting en procedures sanctiemiddelen
Op grond van artikel 4:8 is het college verplicht om de houder in de gelegenheid te stellen zijn zienswijze bekend te maken alvorens de definitieve aanwijzing te versturen. De houder mag dit mondeling of schriftelijk doen (artikel 4:9 Awb). In bepaalde gevallen mag worden afgeweken van de verplichting tot zienswijze geven, zoals in het geval van spoed (zie de artikelen 4:11 en 4:12). In dergelijke gevallen ligt het echter voor de hand om een bevel te geven in plaats van een aanwijzing.
De toezichthouder GGD is verplicht om de houder in de gelegenheid te stellen zijn zienswijze bekend te maken, alvorens het definitieve bevel te geven (artikel 4:8 Awb). De houder mag dit mondeling of schriftelijk doen (artikel 4:9 Awb). In bepaalde gevallen mag worden afgeweken van de verplichting tot zienswijze geven, zoals in het geval van spoed (zie de artikelen 4:11 en 4:12). In het geval van een bevel kan dit voorkomen, maar gelet op de zwaarte van een dergelijk middel zal getracht moeten worden de zienswijze van de houder te vernemen. Dat kan via een telefoongesprek met de houder of door de houder ter plaatse zijn visie te vragen. Van deze visie moeten notities gemaakt worden die in het latere bevel verwerkt worden. Hetzelfde geldt voor de verlenging van de termijn.
De toezichthouder geeft een redelijke termijn voor het uitvoeren van het bevel. Gelet op de aard van de bevoegdheid kan dit variëren van enkele uren tot enkele dagen. Nakoming moet redelijkerwijs mogelijk zijn.
Het bevel heeft een geldigheidsduur van zeven dagen. Na deze zeven dagen kan het college het bevel verlengen conform de procedure verlenging bevel. De verlenging geldt zo lang als noodzakelijk. De toezichthouder adviseert het college over de verlenging en geeft daarbij aan waarom het bevel verlengd moet worden.
3. Verbod exploitatie voort te zetten
zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het toepassen van | ||
artikel 66, eerste lid Wet kinderopvang. Het geven van een verbod tot exploitatie is een beschikking in de zin van de Awb. | ||
De toezichthouder geeft een redelijke termijn voor ingaan van een exploitatieverbod.
Houd rekening met het informeren van ouders en het afsluiten van de zaak zelf. Indien de houder geen gehoor geeft, kan het exploitatieverbod worden gehandhaafd met behulp van bestuursdwang, de zaak kan dichtgezet worden, of met behulp van een dwangsom. Het niet nakomen van het verbod kan tevens leiden tot het opleggen van een bestuurlijke boete in de zin van artikel 72, eerste lid en onder a van de Wet kinderopvang.
4. Verbod om in exploitatie te gaan
5. Verwijdering uit het register
Op grond van artikel 4:8 Awb moet de houder in de gelegenheid worden gesteld zijn zienswijze bekend te maken voordat de registratie wordt verwijderd. De houder mag dit mondeling of schriftelijk doen, artikel 4:9 Awb. In bepaalde gevallen mag worden afgeweken van de verplichting tot zienswijze geven, zoals in het geval van spoed (zie de artikelen 4:11 en 4:12). Gelet op de impact van een dergelijke beslissing ligt het voor de hand dit besluit zeer zorgvuldig voor te bereiden. Verwijdering op termijn is ook mogelijk.
artikel 125 Gemeentewet juncto artikel 5:32, eerste lid van de Awb | ||
het niet opvolgen van een bevel of aanwijzing als bedoeld in artikel 65 van de Wet kinderopvang | ||
In de Wet kinderopvang wordt het college of de toezichthouder de keuze gelaten rapport op te maken van de overtreding in artikel 77, eerste lid. Uit het oogpunt van behoorlijk bestuur en vooruitlopend op een wetswijziging in de Awb verdient het de voorkeur altijd een rapport op te
In het rapport van de overtreding vermeldt het college of de toezichthouder in ieder geval:
In het besluit vermeldt het college in ieder geval:
Toelichting procedure bestuurlijke boete houder
Voordat het college een boete kan opleggen, moet een aantal vragen worden beantwoord.
9. Strafrechtelijke mogelijkheden