Organisatie | Hoogheemraadschap van Rijnland |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Keur Rijnland 2020 |
Citeertitel | Keur Rijnland 2020 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Geconsolideerde versie Keur |
Geen
artikel 78, eerste lid, van de Waterschapswet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-2020 | Keur Rijnland 2020 | 13-05-2020 |
De verenigde vergadering van het hoogheemraadschap van Rijnland heeft op 23 september 2020 een tweetal wijzigingen in de Keur Rijnland 2020 vastgesteld.
De Keur Rijnland 2020 is vastgesteld op 13 mei 2020 en in werking getreden op 1 juni 2020. De wijzigingen behelzen de artikelen 3.2, tweede lid, onder g en 3.3, eerste lid, onder f. Met deze wijzingen wordt het toepassingsbereik van de artikelen verduidelijkt. Tevens trekt de verenigde vergadering de Keur Rijnland 2015 met terugwerkende kracht in.
De verenigde vergadering van het hoogheemraadschap van Rijnland;
gelezen het voorstel van dijkgraaf en hoogheemraden van 14 juli 2020;
en gelet op artikel 59 en artikel 78 van de Waterschapswet;
g. Het aanleggen van 500 m² tot 5000 m² verharding, wanneer:
i. deze verharding in een op kaart 15 weergegeven gebied ligt en de neerslag die hierop terecht komt niet volledig in de bodem infiltreert, of
ii. deze verharding wordt aangelegd op onverharde grond in een gebied dat niet op kaart 15 is weergegeven.
f. Het aanleggen van meer dan 5000 m² verharding wanneer:
i. deze verharding in een op kaart 15 weergegeven gebied ligt en de neerslag die hierop terecht komt niet volledig in de bodem infiltreert, of
ii. deze verharding wordt aangelegd op onverharde grond in een gebied dat niet op kaart 15 is weergegeven.
De geconsolideerde versie (inclusief bovenstaande wijziging en afbeeldingen) van de Keur 2020 is opgenomen als bijlage bij deze bekendmaking.
Aldus vastgesteld door de verenigde vergadering van het hoogheemraadschap van Rijnland in de vergadering van 23 september 2020.
De oorspronkelijke tekst Keur Rijnland 2020 luidde als volgt:
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN 3
Artikel 1.1 – Begripsomschrijvingen 3
Artikel 1.2 – Hoofdelijke aansprakelijkheid 3
HOOFDSTUK 2 BEHEER VAN WATERSTAATSWERKEN 4
2.1 Gebodsbepalingen objecten in, op of nabij waterstaatswerken 4
Artikel 2.1.1 – Afrasteringen 4
Artikel 2.1.3 – Peilregulerende kunstwerken 4
Artikel 2.1.4 – Verwijderen of verplaatsen van werken vanwege beheer van waterstaatswerken 4
2.2 Onderhoud aan waterstaatswerken 4
Artikel 2.2.1 – Onderhoudsplichtigen en onderhoudsplicht waterstaatswerken (algemeen) 4
Artikel 2.2.2 – Onderhoudsplicht oppervlaktewateren 4
Artikel 2.2.3 – Onderhoudsplichtigen waterkeringen 4
Artikel 2.2.4 – Onderhoudsplicht waterkeringen (dagelijks onderhoud en stuifvrij houden) 5
Artikel 2.3.1 – Onderhoudsplicht en onderhoudsverplichtingen werken 5
HOOFDSTUK 3 HANDELINGEN IN HET WATERSYSTEEM 6
Artikel 3.1 – Zorgplicht (ja, tenzij) 6
Artikel 3.2 – Algemene regels (ja, mits) 6
Artikel 3.3 – Vergunningplicht (nee, tenzij) 10
Artikel 3.4 − Bijzonder verbod toegang zeewering 13
Artikel 3.5 – Vrijstelling 3.2 en 3.3 14
Artikel 3.6 – Vrijstelling meet- en registratieplicht grondwateronttrekkingen 14
Artikel 3.7 – Algeheel verbod bij calamiteiten 14
Artikel 3.8 – Voorschriften algemene regels en beleidsregels 14
HOOFDSTUK 4 TOEZICHT EN HANDHAVING 15
Artikel 4.2 – Toezichthouders 15
Artikel 4.3 – Strafbepalingen 15
HOOFDSTUK 5 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN 16
Artikel 5.1 – Situatie vóór inwerkingtreding keur en overgangsrecht 16
Artikel 5.3 – Overige (regionale) waterkeringen 16
HOOFDSTUK 6 INWERKINGTREDING EN CITEERTITEL 17
Artikel 6.1 – Inwerkingtreding 17
Bijlage 1: begrippen en definities 18
BIJLAGE 2: SCHEMATISCHE TEKENING ZONERINGEN WATERKERINGEN 24
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 – Begripsomschrijvingen
Bijlage 1 bij deze keur bevat begrippen en definities voor de toepassing van deze keur en daarop berustende bepalingen.
Hoofdstuk 2 Beheer van waterstaatswerken
2.1 Gebodsbepalingen objecten in, op of nabij waterstaatswerken
De eigenaren van in waterkeringen voorkomende coupures kunnen door of namens het bestuur verplicht worden deze onmiddellijk te sluiten.
Artikel 2.1.3 – Peilregulerende kunstwerken
De eigenaren of gebruikers van peilregulerende kunstwerken kunnen door of namens het bestuur verplicht worden deze op een daarbij bepaald peil te stellen.
2.2 Onderhoud aan waterstaatswerken
Artikel 2.2.2 – Onderhoudsplicht oppervlaktewateren
1. Gewoon en buitengewoon onderhoud aan oppervlaktewateren wordt gedefinieerd in de legger Oppervlaktewateren van Rijnland.
Artikel 2.3.1 – Onderhoudsplicht en onderhoudsverplichtingen werken
Voor zover dit niet bij of krachtens een legger of een vergunning is geregeld, dan wel op andere wijze is vastgelegd in een overeenkomst of overdrachtsdocument, geldt voor de onderhoudsplicht van werken dat onderhoudsplichtig zijn degenen die kadastraal bekendstaan als eigenaar van het perceel waarin het werk is gelegen.
Hoofdstuk 3 Handelingen in het watersysteem
Artikel 3.1 – Zorgplicht (ja, tenzij)
Degene die handelingen, met uitzondering van de handelingen die zijn genoemd in artikel 3.2 lid 2, 3.3 lid 1 en 3.4 lid 1 van deze keur, verricht of laat verrichten en weet of redelijkerwijs had kunnen weten dat door die handeling nadelige effecten voor het watersysteem ontstaan of kunnen ontstaan, voorkomt die gevolgen of beperkt die, voor zover voorkomen niet mogelijk is en voor zover dit redelijkerwijs van diegene kan worden verwacht.
Artikel 3.2 – Algemene regels (ja, mits)
2. Het is toegestaan om met inachtneming van het vorige lid de volgende handelingen in het watersysteem te verrichten of te laten verrichten:
Artikel 3.3 – Vergunningplicht (nee, tenzij)
Het is verboden om zonder vergunning van het college van dijkgraaf en hoogheemraden de volgende handelingen te verrichten of te laten verrichten:
Het onttrekken, retourneren en/of infiltreren van grondwater, voor zover het gaat om:
grondwateronttrekkingen en/of infiltraties ten behoeve van het drooghouden van een bouwput, een kabel- of leidingsleuf, of voor overige doeleinden, met uitzondering van brandblusvoorzieningen, grondwatersaneringen, beregening, veedrenking en bemalen drainages bestemd voor agrarische doeleinden, wanneer:
Artikel 3.4 − Bijzonder verbod toegang zeewering
Het bestuur is bevoegd om een kaart vast te stellen waarop delen van de zeewering zijn aangegeven die niet mogen worden betreden. Ter plaatse wordt dit met bebording en/of afrastering aangegeven.
Artikel 3.5 – Vrijstelling 3.2 en 3.3
Het in artikel 3.2 en 3.3 bepaalde is niet van toepassing voor handelingen, werken, werkzaamheden en gedragingen ten behoeve van het herstel van, onderhoud of buitengewoon onderhoud aan (waterstaats-)werken, mits daarbij voldaan wordt aan de nadere eisen en voorschriften die bij of krachtens de keur daaraan gesteld worden.
Het in artikel 3.2 en 3.3 bepaalde is eveneens niet van toepassing op handelingen die plaatshebben door of in opdracht van het waterschap ten behoeve van het aan het waterschap op grond van artikel 2 van de Waterschapswet opgedragen beheer en het daarover bepaalde in het Reglement van bestuur voor het hoogheemraadschap van Rijnland.
Artikel 3.7 – Algeheel verbod bij calamiteiten
In geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien een zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, kan het bestuur – zo nodig in afwijking van verleende vergunningen of geldende peilbesluiten – het verbod uitvaardigen om:
Hoofdstuk 4 Toezicht en handhaving
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde in of krachtens deze keur zijn belast de daartoe door het bestuur aangewezen ambtenaren of andere personen.
Overtreding van het bij of krachtens deze keur bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete tot ten hoogste het bedrag van de tweede categorie als genoemd in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Indien ten tijde van het plegen van de in het eerste lid genoemde overtreding nog geen jaar is verlopen sedert een vroegere veroor¬deling van de schuldige, welke veroordeling wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan hechtenis tot het dubbele van het gestelde maximum worden opgelegd.
Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 5.1 – Situatie vóór inwerkingtreding keur en overgangsrecht
De vergunningen cq. vergunningsvoorschriften, vastgesteld bij of krachtens een voorgaande keur, die onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van het van toepassing worden van deze keur in werking en onherroepelijk waren, vervallen van rechtswege indien op grond van deze keur geen vergunningplicht meer geldt, dan wel minder strenge voorschriften gelden.
De voorschriften van een vergunning dan wel nadere eisen, vastgesteld bij of krachtens een voorgaande keur, die onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van het van toepassing worden van deze keur in werking en onherroepelijk waren, zijn – indien op grond van deze keur strengere bepalingen gelden – gedurende één jaar na inwerkingtreding nog van kracht.
Wateren en waterkeringen waarvoor bij of krachtens de wet, of bij verordening het vaststellen van een legger niet is voorgeschreven, dan wel waarvoor het vaststellen van een legger wel is voorgeschreven maar waar vaststelling op het moment van inwerkingtreding van deze keur nog niet heeft plaatsgehad, worden voor de toepassing van deze keur aangemerkt als waterstaatswerk.
Waar gronden, zonder als waterkering herkenbaar te zijn, voor achterliggend gebied toch een waterkerende functie hebben, wordt als kernzone aangemerkt een strook van deze gronden ter breedte van 10,00 meter, gemeten uit de insteek c.q. waterlijn, tenzij door het bestuur van Rijnland andere begrenzingen zijn of worden aangegeven.
Artikel 5.3 – Overige (regionale) waterkeringen
Onder ‘overige waterkeringen’ als bedoeld in artikel 1, sub a onder 2 van Rijnlands reglement worden, zolang deze niet zijn aangegeven respectievelijk vastgelegd in een legger als bedoeld in artikel 78, tweede lid van de Waterschapswet juncto artikel 5.1 van de Waterwet, voor de toepassing van deze keur ook begrepen:
Hoofdstuk 6 Inwerkingtreding en citeertitel
Artikel 6.1 – Inwerkingtreding
Deze keur is vastgesteld door de verenigde vergadering op 11 maart 2015, en gewijzigd vastgesteld op 1 juni 2016. De eerstgewijzigde versie is inwerking getreden op 10 juni 2016. De tweede gewijzigde versie zal worden vastgesteld op 13 mei 2020 en in werking treden op 1 juni 2020.
Bijlage 1: begrippen en definities
In deze keur en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:
aanlegdiepte: de minimaal vereiste aan te leggen waterdiepte;
aanmeervoorziening: een constructie in het water die bestaat uit palen die met een gording met elkaar zijn verbonden;
aanvoeren: het door middel van een werk of langs natuurlijke weg naar een oppervlaktewater halen of laten stromen van water uit een ander oppervlaktewater;
afvoeren: het door middel van een werk of langs natuurlijke weg, brengen of laten stromen van water uit een oppervlaktewater naar een ander oppervlaktewater;
algemene regel: een door het college van dijkgraaf en hoogheemraden vastgestelde regel; deze algemene regel bevat de voorwaarden waaraan bij de betreffende handeling moet worden voldaan;
alternatieve waterberging: een voorziening waarbij op een andere wijze dan door middel van het graven van oppervlaktewater, hemelwater al dan niet tijdelijk kan worden geborgen. Onder alternatieve waterberging worden onder andere verstaan: wadi’s, polderdaken en bergingskelders;
banket: kunstmatige strandverhoging nabij de duinvoet die wordt gebruikt als standplaats voor strandpaviljoens op recreatiestranden;
basisrioleringsplan: een plan waarin op gedetailleerde wijze wordt aangegeven hoe de inzameling en afvoer van afvalwater en neerslag binnen een gebied dient te gebeuren;
bebouwingscontour: de in kaart 11 weergegeven gebieden waarbinnen veel bebouwing aanwezig is;
beheer: de overheidszorg met betrekking tot een of meer afzonderlijke watersystemen of onderdelen daarvan, gericht op de in de Wet genoemde doelstellingen;
beleidsregel: een regel waarin het college van dijkgraaf en hoogheemraden heeft vastgelegd hoe een aanvraag om een vergunning wordt beoordeeld;
beregening: water geven aan gewassen;
Berging Rekening Courant: een saldo van gedempt en gegraven water;
bergingsgebied: een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied in de legger is opgenomen;
beschermingszone: een aan een waterstaatswerk grenzende zone, die als zodanig in de legger is opgenomen en waarin ter bescherming van dat werk voorschriften en beperkingen kunnen gelden;
beschoeiing: materiaal dat is aangebracht langs de oever om de oever tegen afkalving te beschermen en/of te voorkomen dat afkalving van de oever de doorstroming, de waterbeheersing of het vaarwegverkeer belemmert;
bestuur: het dagelijks bestuur;
beweiding: het houden en/of laten grazen van vee in een weiland;
bodemonderzoek: geotechnisch en milieukundig bodemonderzoek, (inclusief de daarbij behorende lading en optredende krachten door verankering), waarbij boringen en/of sonderingen in de bodem worden verricht;
boezempeil: het in een peilbesluit vastgelegde streefpeil van een boezem ten opzichte van het Normaal Amsterdams Peil, afgekort NAP;
botenhuis: al dan niet drijvende constructie ten behoeve van bescherming van een vaartuig;
bouwen: het realiseren of veranderen van een bouwwerk;
bouwwerk: een direct of indirect met de grond verbonden constructie van hout, steen, metaal of een ander materiaal;
bouwputbemaling: het onttrekken van (grond)water uit een bouwput of het onttrekken van grondwater uit de bodem, naast en onder een bouwput (spanningsbemaling);
brandblusvoorziening: een voorziening waarmee grondwater uit de bodem kan worden onttrokken om als bluswater te worden gebruikt;
brug: een vaste of beweegbare verbinding tussen twee percelen die gescheiden zijn door oppervlaktewater;
buitenbeschermingszone: een aan de beschermingszone grenzende zone, die als zodanig in de legger is aangegeven;
buitentalud: de zone tussen de waterbodem en de kruin van de waterkering;
coupure: doorsnijding van een dijklichaam waarvan de opening bij hoogwater kan worden afgedicht;
cunet: een uitgegraven gedeelte in een niet draagkrachtige grondlaag; in deze uitgraving wordt een aardebaan aangelegd als dragend lichaam voor wegen, opstelterreinen, nutsleidingen of kabels;
dempen: het verkleinen van het bergend oppervlak, zoals vastgelegd in de legger Oppervlaktewateren; bij de beoordeling of een oppervlaktewater (gedeeltelijk) wordt gedempt, wordt onder andere uitgegaan van de in de legger Oppervlaktewateren gekarteerde oeverlijn;
dijk-in-duinconstructie: een met stenen beklede zanddijk, waarop en waarvoor zand is aangebracht in de vorm van duinen en strand; deze zijn aanwezig in Katwijk en in Noordwijk;
drooglegging: het hoogteverschil tussen de waterspiegel in een waterloop en het grondoppervlak;
duiker: een constructie die watergangen door een grondlichaam heen met elkaar verbindt;
duinvoet: benedenrand van het duin; overgang van het duinbeloop naar het strand;
dynamische gebieden van de zeewering: de in kaart 8 weergegeven gebieden in de zeewering waar natuurlijke processen van de duinen en het strand, zoals aangroei, afslag en verstuiving mogen plaatsvinden;
erkende maatregel: een door het college van dijkgraaf en hoogheemraden vastgestelde maatregel ter invulling van de zorgplicht; wanneer conform de erkende maatregel wordt gehandeld, wordt per definitie voldaan aan de zorgplicht;
freatische grondwaterstand: het water in de verzadigde zone met een vrije grondwaterspiegel; het betreft het grondwater dat als eerste wordt aangetroffen bij graaf- en boorwerkzaamheden;
gemeentelijk rioleringsplan: een document waarin een gemeente een aantal zaken vastlegt omtrent het beheer van de riolering; artikel 4.22 van de Wet Milieubeheer stelt het hebben van een actueel GRP verplicht voor alle Nederlandse gemeenten, sinds de invoering van de Wet gemeentelijke watertaken (Wgw) moet het GRP ook ingaan op het beheer van grondwater en hemelwater;
grensprofiel zeewering: het deel van het duin dat na een maatgevende storm minimaal aanwezig moet zijn om de veiligheid te kunnen waarborgen;
grondverzet: het verplaatsen van grond, zoals: graven, ophogen/aanvullen, omspuitingen, omdreggingen of omzettingen van grond;
grondwater: water dat vrij onder het aardoppervlak voorkomt met de daarin aanwezige stoffen;
grondwaterlichaam: samenhangende grondwatermassa;
grondwateronttrekking: het uit de bodem halen van grondwater;
grondwaterpeil: het actuele niveau van het grondwater ten opzichte van het Normaal Amsterdams Peil, afgekort NAP;
grondwatersanering: verwijderen van verontreinigd grondwater uit de bodem;
grootvee: alle paarden en runderen, inclusief veulens en kalfjes;
hemelwateruitlaat: het punt waar in een hemelwaterriool verzameld hemelwater in het oppervlaktewater wordt gebracht;
hoofdwatergang: ‘primair oppervlaktewater’ zoals gedefinieerd in de legger Oppervlaktewateren; een primair oppervlaktewater is een oppervlaktewater met een belangrijke functie (een regionaal belang) in de wateraan- en afvoer en/of waterberging en/of voor de instandhouding van de waterkering;
hoogwatervoorziening: een voorziening waarmee het waterpeil wordt verhoogd ten opzichte van het in het peilbesluit vastgestelde waterpeil;
huisaansluiting: een kabel of leiding waarmee een woning of woongebouw is aangesloten op het elektriciteits-, gas-, drinkwater-, warmte- of media/(tele)communicatienetwerk of een daarmee vergelijkbare kabel of leiding;
infiltreren van water: het in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater;
inrichting/infiltratiewerk: een werk bestaande uit een of meer winmiddelen, bestemd tot het onttrekken van grondwater, dan wel middelen tot het infiltreren van water in de bodem;
inlaatconstructie: een voorziening om water vanuit een hoger gelegen gebied (vanuit de boezem of een ander peilvak) in te laten in een lager gelegen gebied;
insteek: de snijlijn van het schuine oevertalud en het horizontaal gelegen maaiveld, dan wel de plaats van een aanwezige beschoeiing;
kernzone: het centrale gedeelte van het waterstaatswerk, dat als zodanig in de legger is aangegeven;
klein meubilair: kleine objecten, zoals vlaggenmasten, prullenbakken en speeltoestellen;
kleinvee: al het vee, met uitzondering van grootvee;
kruin: een zone van de waterkering, die als zodanig in de legger is opgenomen;
kunstwerken: alle werken die een functie hebben in het functioneren van het waterstaatkundig systeem;
kwel: grondwater, dat omhooggestuwd wordt als gevolg van potentiaalverschil of stijghoogteverschil (drukverschil) tussen het gebied waar het grondwater inzijgt en waar het omhoogkomt;
kwetsbaar kwelgebied: een op kaart 2 weergegeven gebied waar kwel een negatieve invloed (kwalitatief en kwantitatief) op het watersysteem kan hebben;
kwetsbaar onttrekkingsgebied: een op kaart 6 weergegeven gebied waar een grondwateronttrekking een negatieve invloed kan hebben;
laagwaterlijn: de lijn op de grens van het laagwater (eb) op het strand;
legger: openbaar register van de beheerder, waarin onderhoudsplicht en de gewenste of vereiste (onderhouds)toestand van wateren, waterkeringen en andere waterhuishoudkundige werken en voorzieningen zijn aangegeven, evenals de keurbegrenzingen;
leggerprofiel: het als het theoretisch bepaalde minimaal vereiste profiel dat nodig is om de waterkerende functie met zodanige veiligheid te vervullen dat wordt voldaan aan de vastgestelde veiligheidsnorm. Het profiel zal verschillen afhankelijk van het verval (verschil tussen buitenpeil en binnenpeil), de geometrie (vereiste kruinhoogte boven buitenpeil en vereiste kruinbreedte), de ondergrondopbouw en de veiligheidsnorm (zie bijlage 2 afb. 1).
leggerzones: alle in de legger opgenomen zones, dit zijn de kernzone, beschermingszone, buitenbeschermingszone, het profiel van vrije ruimte en de kruin;
lichte constructie: een ongefundeerd of licht gefundeerd bouwwerk gemaakt van lichte materialen, zoals hout of kunststof, met uitzondering van damwanden en beschoeiing;
maaiveld: bovenkant of oppervlakte van het terrein;
maatwerkvoorschrift: een beschikking van het college van dijkgraaf en hoogheemraden, waarmee wordt afgeweken van de voorwaarden uit een algemene regel;
mediumvoerende leiding: een leiding waardoor een gas of vloeistof wordt getransporteerd;
meerpaal: een paal in het water, die over het algemeen gebruikt wordt voor het aanmeren van vaartuigen;
meldplicht: de in een algemene regel opgenomen verplichting om de handeling voorafgaand bij het bestuur te melden;
nat oppervlak: het onder de waterspiegel gelegen oppervlak van de dwarsdoorsnede van een watergang;
oever: de scheiding tussen water en land;
oeverherstel: het herstel van afkalving van de oever, door de oeverlijn terug te brengen in zijn oorspronkelijke staat;
oeverlijn: de scheidingslijn tussen water en land;
onderbemaling: het verlagen van het waterpeil ten opzichte van het in het peilbesluit vastgestelde waterpeil;
ontgrondingskuil: de kuil die in het maaiveld ontstaat bij het omvallen van een boom of struik, of door een breuk of lekkage in een leiding;
onttrekken: het door middel van een werk halen van water uit een oppervlaktewater, zonder dat het water daarbij in een ander oppervlaktewater wordt gebracht, of het onttrekken van grondwater door middel van een onttrekkingsinrichting;
onttrekkingsinrichting: inrichting of werk, bestemd voor het onttrekken van grondwater, waaronder tevens inrichtingen en/of infiltratiewerken die vanwege één opdrachtgever en/of één project plaatsvinden en die een samenhangend geheel vormen gelden als één inrichting; in aanvulling hierop is er geen sprake van een samenhangend geheel indien de invloedsgebieden van onttrekkingen en/of infiltraties elkaar niet overlappen en/of bij onttrekkingen een periode van zes maanden of langer ligt tussen de beëindiging van een onttrekking en het begin van de volgende onttrekking en/of is aangetoond dat voorafgaand aan een opvolgende onttrekking de grondwaterstand en de stijghoogte in de diepere watervoerende pakketten zich hebben hersteld tot het natuurlijk niveau;
oppervlaktewater: watergang, kanaal, meer, sloot en een al dan niet droogstaande greppel die in open verbinding met andere oppervlaktewateren staat en/of onderdeel van het watersysteem uitmaakt;
overige watergang: ‘overig oppervlaktewater’ zoals gedefinieerd in de legger Oppervlaktewateren. Dit is oppervlaktewater met een voornamelijk lokale transportfunctie en/of die een zekere drooglegging (ontwatering) dient te geven;
peilafwijking: onderbemaling en/of hoogwatervoorziening;
peilvak: een in een peilbesluit vastgelegd geografisch afgebakend gebied waar hetzelfde waterpeil wordt nagestreefd;
plaatsgebonden drijvend object: ieder object dat zelfstandig blijft drijven en gebonden is aan een vaste ligplaats, zoals woonboten, woonschepen, woonarken, drijvende botenhuizen, drijvende steigers, pontons en dergelijke;
polderpeil: het in een peilbesluit vastgelegde streefpeil van een in de polder gelegen watergang ten opzichte van het Normaal Amsterdams Peil, afgekort NAP;
profiel van vrije ruimte: de ruimte ter weerszijden van en boven een waterkering die nodig is voor toekomstige verbeteringen aan de waterkering en in de legger is vastgesteld (zie bijlage 2 afb. 2);
provinciaal milieubeschermingsgebied: een door de provincie aangewezen gebied, waarmee de drinkwaterwinning wordt beschermd;
retourneren: het in de bodem terugbrengen van onttrokken grondwater;
riooloverstort: het punt waar in een riool verzameld afvalwater in pieksituaties in het oppervlaktewater wordt gebracht;
risicovolle werken: werken die grote risico’s geven voor de stabiliteit en waterkerendheid van waterkeringen en zeeweringen;
seizoensbebouwing: bebouwing die alleen in de periode tussen 1 februari en 1 november op het strand aanwezig is;
steiger: een constructie in het water, bestaande uit palen en een beloopbaar gedeelte;
straatmeubilair: voorzieningen ten behoeve van straatverlichting, plaatsaanduiding, bewegwijzering, alsmede recreatieve voorzieningen zoals bankjes en vuilnisbakken;
strand: de kuststrook tussen de duinvoet en de zee;
strategische zoetwaterreserve: het zoete grondwater dat zich in de watervoerende pakketten onder de deklaag bevindt, in de gebieden met overwegend zoet grondwater; komt overeen met de zoete grondwaterlichamen (diep) uit de KRW; moet behouden blijven om ook in de toekomst verschillende functies, zoals voor drinkwaterwinning, te kunnen vervullen;
talud: bij water de zijdelingse begrenzing tussen waterbodem en maaiveld, bij waterkeringen gelegen tussen de (min of meer) horizontale bovenzijde en de teen van het dijklichaam (helling tussen 1:1 en 1:10);
veedrenking: het laten drinken van vee;
veiligheidszone: de in de NEN 3650 en NEN 3651 gehanteerde zone langs een waterkering;
Verenigde Vergadering: het hoogste orgaan van een waterschap, oftewel het algemeen bestuur;
vergunningplicht: de verplichting uit artikel 3.3 van de keur om voorafgaand aan de handeling een vergunning te hebben;
verharding: de verharding als gevolg waarvan neerslag niet of zeer beperkt in de bodem kan infiltreren;
verheelde kering: niet als zodanig ‘in het veld’ herkenbare waterkering, maar dient wel als boezem-, polderkade of land- of peilscheiding;
verval: hoogteverschil tussen twee punten binnen een watergang;
volledige overkluizing: een object dat op of boven maaiveldhoogte een watergang van oever tot oever bedekt;
waardevolle oevers: de op kaart 1 weergegeven oevers die (1) met behulp van een subsidie als natuurvriendelijke oever zijn aangelegd en (2) oevers waarvan tijdens een inventarisatie is gebleken dat daar een bijzondere vegetatie aanwezig is;
watergangen: hoofdwatergangen en overige watergangen;
waterkeringen: kunstmatige hoogten, waterscheidingen en (gedeelten van) natuurlijke hoogten of hooggelegen gronden, met inbegrip van de daarin of daaraan aangebrachte werken, die een waterkerende of mede een waterkerende functie hebben;
a. een oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of bijbehorende beschermingszones en ondersteunende kunstwerken, die als zodanig in de legger als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet zijn aangegeven, tenzij dat werk is vrijgesteld van de opneming in de legger;
b. nog niet in de legger opgenomen wateren die gegraven worden na de inwerkingtreding van deze keur;
c. nog niet in de legger opgenomen waterkeringen die aangelegd worden na de inwerkingtreding van deze keur;
watersysteem: een samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken;
watervergunning: een vergunning als bedoeld in de Wet;
werken: alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies of inrichtingen met toebehoren;
winmiddel: een middel om grondwater, in afwijking van het natuurlijke stromingspatroon, in meer of mindere mate geforceerd te doen toestromen;
winterpeil: het waterpeil dat in de winter wordt nagestreefd;
zeereep: een direct aan de kust liggende duinenrij;
zeewering: waterkeringen die beschermen tegen de zee en als zodanig zijn aangewezen in de legger;
zilte kwel: kwel met een verhoogd chloridegehalte;
zomerpeil: het waterpeil dat in de zomer wordt nagestreefd;
zomerseizoen: de periode tussen 1 februari en 1 november;
zorgplicht: de in artikel 3.1 van de keur opgenomen verplichting om bij het handelen voldoende zorg voor het watersysteem in acht te nemen.