Organisatie | Leiden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening voor de fysieke leefomgeving Leiden 2020 |
Citeertitel | Verordening voor de fysieke leefomgeving Leiden 2020 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 149 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-03-2024 | bijlage 4 | 27-02-2024 | 24.0055 | ||
05-03-2024 | 07-03-2024 | artikel 3.4.5.2, 3.4.11.8, 3.4.11.15 | 01-02-2024 | 23.0131 | |
29-02-2024 | 01-01-2024 | 05-03-2024 | artikel 3.4.6.1 | 01-02-2024 | 22.0068 |
01-01-2024 | 29-02-2024 | afdeling 5.2, artikel 2.3.3.1, 2.3.3.3, 2.3.3.4, 3.1.2.1, 3.1.2.2, 3.1.2.3, 3.1.2.4, 3.2.1.3, 3.3.1.4, 3.3.2.1, 3.4.1.4, 3.4.4.1, 3.4.4.2, 3.4.4.3, 3.4.4.6, 3.4.4.9, 3.4.5.1, 3.4.6.1, 3.4.6.3, 3.4.7.5, 3.4.8.1, 3.4.8.2, 3.4.9.1, 3.4.10.1, 3.5.1.3, 3.6.2.2, 5.2.1.1, 6.2.3.1, 6.2.3.2, 7.1.2.3, 7.2.1.3, bijlage 1 | 01-12-2022 | 22.0068 | |
29-12-2023 | 01-01-2024 | afdeling 4.1, 5.1, paragraaf 3.6.1, 4.1.1, 4.1.2, 5.1.1, artikel 2.4.1.1, 2.4.1.2, 3.6.1.1, 3.6.1.2, 3.6.1.3, 3.6.1.4, 3.6.1.5, 3.6.1.6, 3.6.1.7, 3.6.1.8, 3.6.1.9, 3.6.1.10, 3.6.1.11, 3.6.1.12, 4.1.1.1, 4.1.1.2, 4.1.1.3, 4.1.2.1, 4.1.2.2, 5.1.1.1, 5.1.1.2, 5.1.1.3, 5.1.1.4, bijlage 1 | 21-12-2023 | 23.0085 | |
27-09-2023 | 29-12-2023 | artikel 3.4.6.1, 3.4.6.3, 3.4.7.10, 3.4.7.11, 3.4.5.1, 3.4.5.2 | 14-09-2023 | RV 23.0060 | |
22-03-2023 | 27-09-2023 | artikel 2.1.2.1, 2.1.2.2, 3.4.11.13, 3.4.11.14, 3.4.11.15, 3.4.11.16, 3.4.11.17, 7.1.1.3, bijlage 1 | 09-03-2023 | 23.0023 | |
20-12-2022 | 22-03-2023 | paragraaf 2.3.2, 3.2.3, 3.2.2, 3.3.2, 6.2.1, artikel 1.2, 1.3, 1.4, 2.1.2.1, 2.1.2.2, 2.2.1.2, 2.3.1.1, 2.3.2.1, 2.3.2.3, 2.3.2.4, 2.3.2.6, 2.3.3.1, 2.3.3.3, 2.4.1.1, 2.4.1.2, 3.2.3.1, 3.2.3.2, 3.2.3.3, 3.2.3.4, 3.3.1.4, 3.3.2.1, 3.4.1.4, 3.4.1.5, 3.4.1.6, 3.4.2.1, 3.4.2.4, 3.4.3.3, 3.4.3.7, 3.4.4.1, 3.4.4.2, 3.4.4.3, 3.4.4.8, 3.4.5.1, 3.4.5.3, 3.4.6.1, 3.4.6.2, 3.4.6.3, 3.4.6.4, 3.4.7.1, 3.4.7.2, 3.4.7.6, 3.4.7.8, 3.4.7.9, 3.4.7.10, 3.4.9.1, 3.4.10.1, 3.4.10.2, 3.4.11.2, 3.4.11.3, 3.4.11.8, 3.4.11.9, 3.4.11.15, 3.4.11.16, 3.5.1.1, 3.6.1.1, 3.6.1.2, 3.6.1.3, 3.6.1.4, 3.6.1.5, 3.6.1.6, 3.6.1.9, 3.6.1.10, 3.6.1.11, 3.6.1.12, 3.6.1.13, 3.6.2.1, 3.6.2.2, 4.1.1.1, 4.1.1.2, 4.1.1.3, 4.2.1.2, 5.1.1.1, 5.1.1.2, 5.1.1.3, 6.1.1.1, 6.1.2.1, 6.2.1.1, 7.1.1.2, 7.1.1.4, 7.1.2.2, 7.1.2.6, 7.1.2.7, 7.1.2.8, 7.2.1.3, 7.3.1.2, bijlage 1 | 01-12-2022 | 22.0068 | |
10-02-2022 | 20-12-2022 | paragraaf 3.2.3, artikel 3.2.3.1, 3.2.3.2, 3.2.3.3, 3.2.3.4, 7.1.2.8, bijlage 1 | 27-01-2022 | 21.0104 | |
30-12-2021 | 10-02-2022 | artikel 2.2.1.2, 3.4.1.11 | 21-12-2021 | 21.0128 | |
23-10-2021 | 30-12-2021 | paragraaf 3.2.2, paragraaf 7.1.2, artikel 7.1.2.5, 7.1.2.6, bijlage 1 | 07-10-2021 | Z22D3ACA0BC | |
12-08-2021 | 23-10-2021 | bijlage 4 | 30-03-2021 | ||
22-07-2021 | 12-08-2021 | hoofdstuk 2, afdeling 2.4, paragraaf 2.4.1, artikel 2.4.1.1 | 15-07-2021 | 21.0073 | |
09-07-2021 | 22-07-2021 | hoofdstuk 2, 3, 4, 5, 7, afdeling 2.4, 3.6, 4.1, 5.1, 7.1, paragraaf 2.4.1, 3.6.1, 4.1.1, 4.1.2, 5.1.1, 7.1.2, artikel 2.4.1.1, 2.4.1.2, 2.4.1.3, 2.4.1.4, 3.6.1.1, 3.6.1.2, 3.6.1.3, 3.6.1.4, 3.6.1.5, 3.6.1.6, 3.6.1.7, 3.6.1.8, 3.6.1.9, 3.6.1.10, 3.6.1.11, 3.6.1.12, 3.6.1.13, 4.1.1.1, 4.1.1.2, 4.1.1.3, 4.1.2.1, 4.1.2.2, 5.1.1.1, 5.1.1.2, 5.1.1.3, 5.1.1.4, 7.1.2.2, bijlage 1 | 03-06-2021 | RV. 21.0023 | |
01-07-2021 | 09-07-2021 | hoofdstuk 1, 2, 3, 4, 5, 7, afdeling 2.1, 3.2, 3.4, 3.7, 4.2, 5.3, 7.1, 7.2, 7.3, paragraaf 2.1.2, 3.2.2, 3.4.4, 3.4.5, 3.4.6, 3.4.9, 3.4.11, 3.7.1, 3.7.2, 3.7.3, 4.2.1, 4.2.2, 5.3.1, 7.1.1, 7.1.2, 7.2.1, 7.3.1, artikel 1.2, 2.1.2.1, 2.1.2.2, 2.1.2.3, 2.1.2.4, 2.1.2.5, 2.1.2.6, 2.1.2.7, 2.1.2.8, 3.2.2.1, 3.2.2.2, 3.2.2.3, 3.2.2.4, 3.2.2.5, 3.4.4.1, 3.4.4.3, 3.4.4.9, 3.4.5.1, 3.4.5.2, 3.4.6.3, 3.4.9.1, 3.4.9.2, 3.4.11.1, 3.4.11.2, 3.4.11.3, 3.4.11.4, 3.4.11.5, 3.4.11.6, 3.4.11.7, 3.4.11.8, 3.4.11.9, 3.4.11.10, 3.4.11.11, 3.4.11.12, 3.4.11.13, 3.4.11.14, 3.4.11.15, 3.4.11.16, 3.7.1.1, 3.7.2.1, 3.7.2.2, 3.7.2.3, 3.7.2.4, 3.7.2.5, 3.7.2.6, 3.7.2.7, 3.7.2.8, 3.7.2.9, 3.7.2.10, 3.7.2.11, 3.7.2.12, 3.7.2.13, 3.7.3.1, 3.7.3.2, 3.7.3.3, 4.2.1, 4.2.2.1, 5.3.1.1, 7.1.1.2, 7.1.1.3, 7.1.1.4, 7.1.2.3, 7.1.2.4, 7.1.2.5, 7.1.2.6, 7.1.2.7, 7.2.1.2, 7.2.1.3, 7.3.1.2, bijlage 1 | 29-04-2021 | 21.0021 | |
01-01-2021 | 01-07-2021 | nieuwe regeling | 08-10-2020 | 20.0079 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.3 Doel van deze verordening
Deze verordening is, met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu gericht op het in onderlinge samenhang:
Hoofdstuk 2 Aanwijzingen in de fysieke leefomgeving
Artikel 2.1.2.1 Reguliere warenmarkten (Instellingsbesluit markten)
Het college stelt de volgende reguliere warenmarkten in:
Artikel 2.1.2.5 Geen markt op feestdagen (Instellingsbesluit markten)
Op Nieuwjaarsdag, eerste en tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, eerste en tweede Pinksterdag en op eerste en tweede Kerstdag wordt geen markt gehouden. Op verzoek van de Commissie Ambulante Handel kan worden bekeken of de warenmarkt op een andere dag kan worden gehouden. Als 3 oktober op een woensdag of een zaterdag valt wordt er geen markt gehouden.
Artikel 2.1.2.6 Afwijking reguliere warenmarkt (Instellingsbesluit markten)
Het college kan afwijken van artikel 2.1.2.1 en bepalen dat om dringende redenen een markt tijdelijk zal plaatsvinden op:
Artikel 2.1.2.7 Afgelasten of anders inrichten markt (Instellingsbesluit markten)
Het college kan een markt geheel of gedeeltelijk afgelasten of opdragen dat een markt geheel of gedeeltelijk anders wordt ingericht, als dit nodig is in het kader van het algemeen belang, ter uitvoering van werken of in het geval van extreme weersomstandigheden.
Paragraaf 2.2.1 Ligplaatsenplan
Artikel 2.2.1.1 Categorieën bedrijfs- en pleziervaartuigen (Bedrijfs- en pleziervaartuigenverordening)
De gemeenteraad kan bij of krachtens deze verordening in het ligplaatsenplan verschillende categorieën ligplaatsen vaststellen voor bedrijfs- en pleziervaartuigen.
Paragraaf 2.3.2 De aanwijzing tot gemeentelijk monument
Artikel 2.3.2.2 Termijn aanwijzingsbesluit
Het college beslist binnen 14 weken na ontvangst van het advies van de Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden zoals bedoeld in artikel 6.2.1.1, maar in ieder geval binnen 26 weken na ontvangst van de aanvraag, dan wel het bekendmaken van het voornemen als bedoeld in artikel 2.3.2.1, tweede lid.
Paragraaf 2.3.3 De aanwijzing tot gemeentelijk beschermd stadsgezicht
Artikel 2.3.3.3 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd stadsgezicht (Erfgoedverordening)
De gemeenteraad kan, op voorstel van het college, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 2.3.3.1, wijzigen of intrekken. Hierop zijn artikel 2.3.3.2, eerste lid, en artikel 6.2.2.1, eerste lid, van overeenkomstige toepassing, tenzij het gaat om een aanpassing van ondergeschikte betekenis, of het stadsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig teniet is gegaan.
Hoofdstuk 3 Activiteiten in de fysieke leefomgeving
Paragraaf 3.1.2 Bepalingen ten aanzien van vergunningen
Artikel 3.1.2.5 Termijnen (APV)
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald, of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Paragraaf 3.2.1 Bouwactiviteiten, aanlegactiviteiten, sloopactiviteiten
Artikel 3.2.1.2 Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem (Bouwverordening)
Er mag niet worden gebouwd op een bodem die zodanig verontreinigd is dat schade of gevaar voor de gezondheid van de gebruikers is te verwachten, voor zover dat bouwen betrekking heeft op:
Artikel 3.2.1.3 Het onderzoek naar bodemverontreiniging (Bouwverordening)
De verplichting om een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht in te dienen, geldt niet als het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in artikelen 2 en 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, met uitzondering van de in deze artikelen genoemde hoogtebepalingen.
Als voor toepassing van artikel 3.2.1.2 bij het college al bruikbare recente onderzoeksresultaten beschikbaar zijn, staat het college het toe geheel of gedeeltelijk af te wijken van de verplichting om een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht in te dienen.
Als voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingstermijn, uit het in NEN 5725 bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en de bodemgesteldheid blijkt dat de locatie onverdacht is, dan wel dat de gerezen verdenkingen een volledig onderzoek volgens NEN 5740 niet rechtvaardigen, kan het college toestaan dat gedeeltelijk wordt afgeweken van de verplichting om een onderzoeksrapport in te dienen.
Paragraaf 3.2.2 Toeristische verhuur
Artikel 3.2.2.2 Registratienummer
Het is binnen de gemeentegrenzen van Leiden verboden woonruimte aan te bieden voor een vorm van toeristische verhuur van woonruimte die behoort tot de in het derde lid van dit artikel genoemde vormen van toeristische verhuur, zonder daarbij het registratienummer van de woonruimte te vermelden als bedoeld in artikel 23a, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014.
Artikel 3.2.2.3 Maximering aantal nachten toeristische verhuur
Als het college iemand die een dienst verleent gericht op het publiceren van aanbiedingen voor toeristische verhuur van woonruimte, er schriftelijk van in kennis heeft gesteld dat een woonruimte reeds voor het toegestane aantal nachten in dat jaar in gebruik is gegeven voor toeristische verhuur, is het die dienstverlener gedurende de rest van het jaar verboden voor die woonruimte aanbiedingen voor toeristische verhuur te tonen.
Artikel 3.2.2.4 Jaarverbod van toeristische verhuur
Het college kan aan een aanbieder een verbod opleggen tot het in gebruik geven van een woonruimte voor toeristische verhuur gedurende hoogstens een jaar, als een toezichthouder een overtreding van artikel 3.2.2.2 of 3.2.2.3, constateert en hem binnen het tijdvak van vijf jaren voorafgaand aan de constatering tweemaal of vaker een bestuurlijke boete is opgelegd voor overtreding van een van die artikelen.
Het college kan daarbij tevens een aanwijzing geven aan iemand die een dienst verleent gericht op het publiceren van aanbiedingen voor toeristische verhuur van woonruimte, om aanbiedingen voor toeristische verhuur van de betrokken aanbieder te blokkeren gedurende de periode waarvoor het verbod van het eerste lid geldt.
Paragraaf 3.3.1 Festiviteiten en geluidhinder
Artikel 3.3.1.2 Melding incidentele festiviteiten (APV)
Mits de houder van een inrichting het college minstens twee weken van tevoren op de hoogte heeft gesteld van de festiviteit, mag de inrichting mag maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar houden, waarbij de geluidnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 3.3.1.4 van deze verordening niet van toepassing zijn.
Mits de houder van een inrichting het college minstens twee weken van tevoren op de hoogte heeft gesteld van de festiviteit, mag de inrichting maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar houden, waarbij de voorwaarden met betrekking tot verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing zijn.
Paragraaf 3.3.2 Overige milieubelastende activiteiten
Artikel 3.3.2.1 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke (APV)
In het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of beëindiging van overlast of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid is het niet toegestaan op door het college aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, in de open lucht of buiten de weg, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Paragraaf 3.4.1 Algemene bepalingen met betrekking tot ligplaatsvergunningen
Artikel 3.4.1.2 Tijdelijke ligplaatsen (Bedrijfs- en pleziervaartuigenverordening)
Het is toegestaan een tijdelijke ligplaats in te nemen in de daartoe aangewezen passantenhavens of op de passantenligplaatsen zoals die zijn opgenomen in het ligplaatsenplan.
Artikel 3.4.1.5 Algemene intrekkings- of wijzigingsgronden (Bedrijfs- en pleziervaartuigenverordening)
Artikel 3.4.1.8 Nakoming aanwijzingen (Bedrijfs- en pleziervaartuigenverordening)
De vergunninghouder is bij het innemen van een ligplaats en bij het uitvoeren van werkzaamheden door de gemeente aan of nabij de ligplaats verplicht de aanwijzingen op te volgen die door of namens het college worden gegeven.
Artikel 3.4.1.9 Meldingsplicht (Bedrijfs- en pleziervaartuigenverordening)
De vergunninghouder is verplicht verontreiniging, gevaar of hinder, en beschadigingen, die betrekking hebben op zijn ligplaats direct te melden aan het college.
Artikel 3.4.1.10 Termijn voor verwijdering (Bedrijfs- en pleziervaartuigenverordening)
Als de ligplaatsenvergunning (van rechtswege) vervalt, wordt opgezegd of ingetrokken moet de vergunninghouder het/de vaartuig(en) direct, dan wel binnen een door het college te bepalen termijn, verwijderen en verwijderd houden.
Artikel 3.4.1.11 Bijzondere Voorrang
Het college kan, bij wege van uitzondering, in afwijking van artikel 3.4.2.3 en artikel 3.4.3.1 een vergunning verlenen aan een aanvrager die, op grond van de geldende verdeelsystematiek, niet in aanmerking komt voor een ligplaatsvergunning, indien de bijdrage van de aanvraag aan een maatschappelijk doel naar zijn oordeel zwaarder weegt dan het vasthouden aan een verdeling op basis van die verdeelsystematiek.
Paragraaf 3.4.2 Ligplaatsen voor pleziervaartuigen
Artikel 3.4.2.1 Aanvraag ligplaatsvergunning voor pleziervaartuigen (Bedrijfs- en pleziervaartuigenverordening)
Artikel 3.4.2.3 Wachtlijst ligplaatsvergunning pleziervaartuig (Bedrijfs- en pleziervaartuigenverordening)
Artikel 3.4.2.4 Geldigheidsduur, intrekkings- en wijzigingsgronden (Bedrijfs- en pleziervaartuigenverordening)
Als de vergunninghouder niet binnen zes maanden na het onherroepelijk worden van de ligplaatsvergunning voor een pleziervaartuig is begonnen met het zichtbaar gebruiken van de ligplaats zoals beschreven in de vergunning, komt de vergunning van rechtswege te vervallen. Het college kan hiervan afwijken in het besluit tot toekenning van de vergunning.
Paragraaf 3.4.3 Ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen
Artikel 3.4.3.1 Nadere regels omtrent vergunningverlening (Bedrijfs- en pleziervaartuigenverordening)
Het college stelt nadere regels op met betrekking tot het proces van vergunningverlening, waaronder begrepen – maar niet beperkt tot – de vorm en de inhoud van de aanvraag, de verdelings- en verleningssystematiek, en de wachtlijst en wijze waarop deze wordt gebruikt.
Artikel 3.4.3.3 Weigeringsgronden (Bedrijfs- en pleziervaartuigenverordening)
Een ligplaatsvergunning voor bedrijfsvaartuigen wordt, naast de redenen genoemd in artikel 3.4.1.4, geweigerd als:
Artikel 3.4.3.4 Overdracht vergunning in geval van bedrijfsoverdracht en wijzigen rechtsvorm (Bedrijfs- en pleziervaartuigenverordening)
In afwijking van artikel 3.4.1.3 kan een ligplaatsvergunning voor bedrijfsvaartuigen worden overgedragen, als de vergunninghouder zijn gehele onderneming (waarin als activum de vergunning is opgenomen) of een afgebakend bedrijfsonderdeel (waarin als activum de vergunning is opgenomen) verkoopt en in eigendom aan een derde overdraagt. De oude en de nieuwe vergunninghouder melden dit direct schriftelijk aan het college.
De aanvraag voor het overschrijven van de ligplaatsvergunning voor bedrijfsvaartuigen wordt ten minste zes weken voor de juridische eigendomsoverdracht digitaal ingediend. Het college stelt hiervoor een formulier beschikbaar op de website van de gemeente Leiden. Het college beslist binnen acht weken na ontvangst op de aanvraag. Deze termijn kan met acht weken worden verlengd.
Artikel 3.4.3.5 Het gebruik van de ligplaats (Bedrijfs- en pleziervaartuigenverordening)
De vergunninghouder van aaneengesloten ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen mag die ligplaatsen voor al zijn bedrijfsvaartuigen gebruiken, inclusief de vaartuigvrije zone van twee meter die tussen ligplaatsen wordt gerekend, mits de buitengrenzen van de gezamenlijk aaneengesloten ligplaatsen niet worden overschreden.
Artikel 3.4.3.7 Geldigheidsduur, intrekkings- en wijzigingsgronden (Bedrijfs- en pleziervaartuigenverordening)
Als de vergunninghouder niet binnen zes maanden na het onherroepelijk worden van de ligplaatsvergunning voor bedrijfsvaartuigen is begonnen met het zichtbaar gebruiken van de ligplaats zoals beschreven in de vergunning, komt de vergunning van rechtswege te vervallen. Het college kan hiervan afwijken in het besluit tot toekenning van de vergunning.
Paragraaf 3.4.4 Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare ruimten
Artikel 3.4.4.2 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg (APV)
Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Wegenwet, het Wetboek van Strafrecht of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.
Artikel 3.4.4.5 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp (APV)
Het is niet toegestaan een voorwerp of beplanting te hebben of aan te brengen op een manier dat voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat, of voor het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd.
Artikel 3.4.4.9 Voorwerpen op, in of boven openbaar water (APV)
Het verbod als bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.
Artikel 3.4.5.2 Aanvraag terrasvergunning en nadere regels voor gebruik van een terras (Regels terrassen)
Als zich in straten trottoirs bevinden moet de vrije breedte voor voetgangers op trottoirs minimaal 1,5 meter bedragen. De vrije breedte moet minimaal 2 meter bedragen bij de trottoirs van de Stationsweg, de Steenstraat, de Nieuwe Beestenmarkt, de Turfmarkt, de Prinsessekade, het Kort Rapenburg, de Breestraat, de Korevaarstraat, de Lange Mare en de Doezastraat.
In stegen en straten die smaller zijn dan 4 meter en waar alleen voetgangers zijn toegestaan, zijn terrassen mogelijk tot 1 meter uit de eigen gevel, mits deze geen overlast (ten aanzien van geluid en vrije doorgang) voor omwonenden zullen veroorzaken en mits de looproute minimaal 1,5 meter breed blijft.
Artikel 3.4.5.3 Nadere regels met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit van terrasmeubilair (Regels terrassen)
Paragraaf 3.4.6 Stadsschoon en handelsreclame
Artikel 3.4.6.3 Vergunningsplicht stadsschoon en handelsreclame (APV)
Zonder vergunning is het niet toegestaan voor de eigenaar of gebruiker van een onroerend goed, elektriciteitshuisjes en -kasten en andere nutsvoorzieningen als bedoeld in artikel 3.4.6.1, tweede lid, onder a, uitgezonderd, daarop of daarin opschriften, aankondigingen of afbeeldingen te hebben, in welke vorm dan ook en op welke manier dan ook.
Het verbod uit het eerste lid geldt alleen voor opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, in welke vorm dan ook, die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte, het openbaar water, de spoorbaan of enige andere voor het publiek toegankelijke plaats, voor zover de bedoeling hiervan is een boodschap naar die plaatsen over te brengen.
Het verbod uit het eerste lid geldt niet voor:
aankondigingen die worden gedaan om te voldoen aan een wettelijke verplichting, waarbij de in het wettelijk voorschrift genoemde minimum afmetingen niet mogen worden overschreden. Als er geen maten zijn vastgesteld dan geldt als maximum een oppervlakte van 0,15 m2 waarbij geen afmeting groter is dan 0,50 meter;
aankondigingen waarbij een onroerend goed geheel of gedeeltelijk te koop of te huur wordt aangeboden, mits deze worden aangebracht op dat onroerend goed dan wel daar waar de verkoping zal plaatsvinden en de aankondiging niet groter is dan 0,35 m2 en geen afmeting groter is dan 1 meter. Per onroerend goed zijn maximaal twee aankondigingen toegestaan. De aankondigingen zijn slechts toegestaan zolang zij feitelijk betekenis hebben;
aankondigingen die van tijdelijke aard zijn, mits de aankondiging niet groter is dan 0,75 m2 en geen afmeting groter is dan 1 meter. De aankondiging mag maximaal vier weken aanwezig zijn. Aankondigingen aan een onroerend goed die betrekking hebben op daar in gehouden wettelijk toegestane uitverkopen of opruimingen mogen niet groter zijn dan 3 m2 waarbij geen afmeting groter is dan 3 meter. Voor aankondigingen aan een bioscoop van de daarin te vertonen films gelden geen maximummaten;
Een opschrift, aankondiging of afbeelding dat op, aan of in een onroerend goed is aangebracht volgens het bepaalde in het derde lid, onder b tot en met h, mag niet in ernstige mate in strijd zijn met de redelijke eisen van welstand. Bij overtreding is het college bevoegd de eigenaar of de gebruiker van het onroerend goed aan te schrijven het opschrift, de aankondiging of de afbeelding binnen een gestelde termijn te verwijderen of op de aan te geven manier te wijzigen.
Bij het aanvragen van een vergunning als bedoeld in het eerste lid moet een tekening of foto worden geleverd die aangeeft hoe het opschrift, de aankondiging of de afbeelding eruitziet, waarbij in ieder geval de materialen en kleuren worden vermeld. Deze stukken moeten in tweevoud worden aangeleverd. Het college beslist binnen acht weken nadat zij de aanvraag heeft ontvangen.
Als een opschrift, aankondiging, of afbeelding is aangebracht op, in of aan een roerend goed en deze het stadsschoon ontsiert, is het college bevoegd de eigenaar of gebruiker van dat goed aan te schrijven het opschrift, de aankondiging of de afbeelding binnen een gestelde termijn te verwijderen of op de aan te geven manier te wijzigen.
De eigenaar of gebruiker van een gebouwd onroerend goed mag de muren daarvan niet zelf, of door een ander laten, verven, sausen of bepleisteren in een kleur die afwijkt van de omgeving, voor zover deze muren zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte, het openbaar water, de spoorbaan of enige andere voor het publiek toegankelijke plaats.
Als een erf dat bij een bouwwerk hoort wordt gebruikt voor het stallen van één of meer motorrijtuigen op meer dan twee wielen op een manier waardoor het stadsschoon wordt ontsierd, is het college bevoegd de eigenaar of gebruiker van dat erf aan te schrijven dat deze moet zorgen dat de betreffende motorrijtuigen van het erf of een aangewezen deel daarvan worden verwijderd en verwijderd gehouden.
Artikel 3.4.6.4 Vergunningsvrij (Nadere regels handelsreclame)
Het verbod als bedoeld in artikel 3.4.6.3, eerste lid geldt niet voor:
opschriften, aankondigingen of afbeeldingen die zijn aangebracht op borden op of bij in uitvoering zijnde bouwwerken voor zover ze betrekking hebben op de naam of aard van die bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, voor zo lang als zij feitelijk van betekenis zijn.
Artikel 3.4.7.3 Defecte voertuigen (APV)
Een voertuig waarmee niet kan of mag worden gereden door gebreken die niet eenvoudig te verhelpen zijn, mag niet langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg worden geparkeerd.
Artikel 3.4.7.4 Voertuigen met verlopen APK (APV)
Het is niet toegestaan om een voertuig op de weg te parkeren waarvan de Algemene Periodieke Keuring langer dan één maand is verlopen.
Artikel 3.4.7.7 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen (APV)
Het is niet toegestaan een voertuig dat inclusief de lading een lengte heeft van meer dan 6 meter, of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een gebouw dat gebruikt wordt voor bewoning of ander dagelijks gebruik op een manier dat het uitzicht van de bewoners of gebruikers op een hinderlijke manier wordt verstoord of zij op een andere manier hinder of overlast ervaren.
Artikel 3.4.7.8 Parkeren nabij een wijkcontainer (APV) of op verzamelplaats voor minicontainers
Het verbod als bedoeld in het tweede lid geldt vanaf 22:00 uur de dag voorafgaand aan de door het college vastgestelde dagen waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden tot 16:00 uur op de door het college vastgestelde dagen waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden.
Artikel 3.4.7.10 Overlast van fietsen of bromfietsen (APV)
Het is niet toegestaan om, in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of beëindiging van overlast of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, een fiets, bromfiets of vergelijkbaar vervoermiddel onbeheerd te laten staan op de door het college aangewezen plaatsen buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen.
Artikel 3.4.7.11 Weesfietsen (APV)
Het is niet toegestaan om een fiets, bromfiets of vergelijkbaar vervoermiddel langer dan de door het college vastgestelde periode onafgebroken te stallen in de openbare ruimte dan wel in of buiten de openbare fietsparkeervoorzieningen in de door het college aangewezen gebieden.
Paragraaf 3.4.10 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 3.4.10.1 Crossterreinen (APV)
Het is niet toegestaan op enig terrein, anders dan een weg, met een motorvoertuig of bromfiets te crossen buiten wedstrijdverband, een wedstrijd, trainings- of proefrit te houden, voor te bereiden of daaraan deel te nemen of een motorvoertuig of bromfiets daar aanwezig te hebben met het doel dat te doen.
Artikel 3.4.10.2 Beperking verkeer in natuurgebieden (APV)
Artikel 3.4.11.2 Mandaatverboden (Marktverordening)
De bevoegdheid om een vergunning te verlenen of in te trekken als bedoeld in deze paragraaf kan niet worden gemandateerd aan een toezichthouder afdeling handhaving openbare ruimte. De dagplaatsvergunning kan als uitzondering hierop wel aan een toezichthouder afdeling handhaving openbare ruimte worden gemandateerd.
Artikel 3.4.11.3 Overschrijven vergunning vaste standplaats (Marktverordening)
De vergunning voor een vaste standplaats, inclusief de daarbij behorende opgebouwde rechten, kan door het college worden overgeschreven op naam van de gehuwd of geregistreerd partner van de vergunninghouder, of een andere persoon met wie hij een duurzame gemeenschappelijke huishouding vormt of vormde:
Artikel 3.4.11.4 Intrekking en vervallen vergunning voor vaste standplaats (Marktverordening)
Als de vergunninghouder, of zijn vervanger als bedoeld in artikel 3.4.11.6, zijn standplaats niet uiterlijk bij de aanvang van de markt heeft ingenomen, dan vervalt de vergunning voor de rest van de dag. De standplaats komt dan in aanmerking voor een dagplaats. De regels over het in acht nemen van de markttijden uit het inrichtingsplan gelden hierbij.
Artikel 3.4.11.5 Tijdelijke intrekking van een vergunning voor een vaste standplaats (Marktverordening)
Het college kan, eventueel voorwaardelijk, een vergunning voor een vaste standplaats telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen intrekken, als de vergunninghouder of degene die hem bijstaat:
Artikel 3.4.11.8 Vergunning voor een dagplaats (Marktverordening)
Artikel 3.4.11.12 Uitsluiting standwerker of houder van een vergunning voor een dagplaats (Marktverordening)
Artikel 3.4.11.13 Bijstand (Marktverordening)
De houder van een vergunning voor een dagplaats of van een bedienvergunning kan zich laten bijstaan door één of meer andere personen.
Artikel 3.4.11.14 Vervangvergunning voor bedrijfsleider (bedrijfsleiderspas)
Op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder voor een vaste standplaats of voor een seizoensplaats, kan het college een vervangvergunning afgeven voor een bedrijfsleider. Per vergunninghouder voor een vaste standplaats dan wel voor een seizoensplaats kunnen maximaal twee vervangvergunningen voor bedrijfsleiders worden afgegeven. De bedrijfsleider voor wie de vervangvergunning wordt afgegeven moet een meerderjarige natuurlijke persoon zijn en mag zelf geen houder zijn van een andere vergunning als bedoeld in deze paragraaf. De bedrijfsleider staat de vergunninghouder voor de vaste standplaats cq. seizoensplaats bij dan wel komt, bij afwezigheid van de vergunninghouder, voor rekening en risico van de vergunninghouder diens verplichtingen na.
De vervangvergunning zoals bedoeld in het eerste lid wordt verleend onder voorwaarde dat de bedrijfsleider een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht heeft met de vergunninghouder. Dit dient te worden aangetoond door middel van een schriftelijke arbeidsovereenkomst of een schriftelijke overeenkomst van opdracht.
Indien het college de in het eerste lid bedoelde vervangvergunning heeft verleend, verleent het college de vergunninghouder, onder de voorwaarde dat een bedrijfsleider waarvoor een vervangvergunning is verleend persoonlijk op de staanplaats aanwezig is, ontheffing van de verplichting als opgenomen in artikel 3.4.11.6, eerste lid, om de hem toegewezen staanplaats persoonlijk in te nemen.
Aan de bedrijfsleider waarvoor een vervangvergunning is afgegeven, wordt door het college een bedrijfsleiderpas verstrekt. Indien een bedrijfsleiderpas verloren of gestolen is, is de vergunninghouder verplicht dit door te geven aan de afdeling Vergunningen van de gemeente Leiden. Na melding van verlies kan de vergunninghouder een nieuwe bedrijfsleiderpas aanvragen.
Indien een bedrijfsleider waarvoor de vervangvergunning is verleend, niet meer voldoet aan de voorwaarden als opgenomen in dit artikel, is de vergunninghouder voor de vaste standplaats cq. seizoensplaats verplicht dit door te geven aan de Afdeling Vergunningen van de gemeente Leiden. De vervangvergunning wordt dan direct ingetrokken en de bedrijfsleiderspas moet worden geretourneerd.
Indien de vergunninghouder voor de vaste standplaats cq. seizoensplaats niet langer een geldige vergunning heeft, worden de vervangvergunning(en) voor de bedrijfsleider(s) van deze vergunninghouder per direct automatische ingetrokken en is de (voormalig) vergunninghouder verplicht alle geleverde bedrijfsleiderpassen te retourneren.
Bij aanvraag van de vervangvergunning dient, naast de eerder in dit artikel opgenomen informatie, bewijs van het hebben van een marktstandplaatsvergunning op een van weekmarkten van Leiden die niet ouder is dan een maand, en twee goed gelijkende pasfoto’s van de bedrijfsleider te worden overhandigd.
Artikel 3.4.11.15 Markt schoonhouden (Marktverordening)
Een vergunninghouder bewaart het afval, waaronder begrepen verpakkingsmateriaal, dat vrijkomt tijdens of na de door hem uitgeoefende verkoop. Hij bewaart het afval op een zodanige manier dat het niet door anderen kan worden verwijderd. De vergunninghouder zorgt dat het marktterrein en de omgeving, daaronder begrepen het water, niet door het afval wordt verontreinigd. De vergunninghouder voert het afval onmiddellijk na afloop van de markt zelf af.
Artikel 3.4.11.17 Vervroegd einde markt (Instellingsbesluit markten)
De toezichthouder afdeling handhaving openbare ruimte kan toestemming geven aan standplaatshouders om af te wijken van de plicht om tot het einde van de markt aanwezig te blijven, in het geval van weersomstandigheden of andere dringende redenen.
Paragraaf 3.5.1 Activiteiten met betrekking tot cultureel erfgoed en werelderfgoed
Artikel 3.5.1.2 Intrekken van de vergunning (Erfgoedverordening)
De vergunning kan door het college worden ingetrokken als:
Paragraaf 3.6.1 Activiteiten met betrekking tot houtopstanden
Artikel 3.6.1.2 Vergunningsplicht voor het (doen) vellen van waardevolle houtopstanden in de niet-openbare ruimte
Artikel 3.6.1.4 Vergunningsplicht voor het (doen) vellen van houtopstanden in de openbare ruimte
Het verbod als bedoeld in het eerste en tweede lid geldt niet voor een houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantgezondheidswet of krachtens een last onder bestuursdwang van het college. De bepalingen in deze verordening over aanplanten van compensatie en schadevergoeding blijven wel van kracht.
Het verbod als bedoeld in het eerste en tweede lid geldt niet als sprake is van beheerkap en de te vellen houtopstand vervangen wordt door een andere houtopstand. Deze vervangende houtopstand hoeft qua soort, grootte of leeftijd niet gelijk te zijn aan de te vellen houtopstand, maar moet wel aan de voorwaarden voldoen als opgenomen in het zesde lid van dit artikel.
De vervangende aanplant als bedoeld in het vorige lid moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
de ecologische waardering van de vervangende aanplant, conform het Register ecologische bomen, moet gemiddeld 2 of meer zijn. De minimale ecologische waardering per houtopstand moet daarbij 0,5 zijn. Om de gemiddelde waarde te berekenen, worden alle houtopstanden van dezelfde eigenaar die binnen zes maanden worden geveld meegerekend. Het college is bevoegd om in uitzonderlijke gevallen, welke het college nader toelicht in de Beleidsregel houtopstanden Leiden 2023, een houtopstand met een ecologische waardering van minimaal 0 (nul) te planten als vervangende aanplant;
Als niet wordt voldaan aan de voorwaarden als opgenomen in het vorige lid en de vervangende aanplant daardoor niet aanslaat, moet opnieuw binnen een jaar na constatering een andere houtopstand aangeplant worden. De voorwaarden als opgenomen in het vorige lid, zijn op deze nieuwe aanplant van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3.6.1.5 Vergunningsplicht voor het (doen) vellen van houtopstanden bij (her)ontwikkelingen in de toekomstige openbare ruimte
Het is niet toegestaan om zonder vergunning van het college in het kader van een activiteit zoals bedoeld in afdeling 3.2 en 3.4 van deze verordening een houtopstand in de openbare ruimte of in ruimte die na de ontwikkelactiviteiten wordt overgedragen naar de openbare ruimte, te vellen of te doen vellen.
Het is niet toegestaan om zonder vergunning van het college in het kader van een activiteit zoals bedoeld in afdeling 3.2 en 3.4 van deze verordening een compensatieboom in de openbare ruimte of in ruimte die na de ontwikkelactiviteiten wordt overgedragen naar de openbare ruimte, te vellen of te doen vellen.
Het verbod als bedoeld in het eerste en tweede lid geldt niet voor een houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantgezondheidswet of krachtens een last onder bestuursdwang van het college. De bepalingen in deze verordening over aanplanten van compensatie en schadevergoeding blijven wel van kracht.
Artikel 3.6.1.6 Verplichtingen houder vergunning voor het (doen) vellen van houtopstanden
Tenzij in deze verordening of de vergunning van het college anders is bepaald, is de vergunninghouder verplicht een te vellen houtopstand te verplanten op hetzelfde perceel of in de nabije omgeving, waarbij de eigenaar van het betreffende perceel, als dit niet de aanvrager van de vergunning is, schriftelijk akkoord moet zijn gegaan.
Als het niet mogelijk is om een te vellen houtopstand te verplanten, of de te vellen houtopstand een ecologische waardering (conform het Register ecologische bomen) van minder dan 3 heeft of wanneer de kosten van het verplanten hoger zijn dan de actuele vervangingskosten, dan wordt in afwijking van het vorige lid aan de vergunninghouder de verplichting opgelegd een compensatieboom aan te planten conform het door het college bij de vergunningsaanvraag goedgekeurde compensatieplan.
De verplante houtopstand of de aangeplante compensatieboom moet geplant worden in een groeiplaats van voldoende kwalitatieve waarde om de houtopstand duurzaam te handhaven. De verplante houtopstand of de aangeplante compensatieboom moet tenminste drie jaar afdoende nazorg krijgen. Wanneer de verplante houtopstand of de aangeplante compensatieboom niet aanslaat, moet deze binnen een jaar na constatering worden vervangen. Voor elke (nieuwe) vervanging geldt opnieuw drie jaar nazorg.
Als uit de bij de aanvraag gevoegde en door het college goedgekeurde alternatievenstudie blijkt dat het aanplanten van een compensatieboom niet mogelijk is, moet een financiële compensatie plaatsvinden. De verplichting als opgenomen in het eerste en tweede lid komt dan te vervallen na storting van de financiële compensatie in het Bomenfonds als bedoeld in paragraaf 5.1.1. De financiële compensatie is gelijk aan de actuele vervangingskosten en wordt berekend met behulp van de meest actuele richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB) door een bij de NVTB aangesloten taxateur van bomen en moet door het college worden goedgekeurd.
Artikel 3.6.1.7 Indienen aanvraag vergunning voor het (doen) vellen van een houtopstand
De aanvrager verstrekt bij de aanvraag in ieder geval de volgende stukken en informatie:
een afschrift van een recente boomveiligheidscontrole, in opdracht van de aanvrager uitgevoerd door een boomtechnisch deskundige met certificaat als European Tree Technician (ETT), European Tree Worker (ETW) of gelijkwaardig, als de aanvraag is ingediend voor vellen uit veiligheid of beheerbaarheid vanwege sterk teruglopende kwaliteit of conditie, gelet op het belang van het voorkomen van letsel of ernstige schade, of een afschrift van een recente gemotiveerde negatieve beoordeling hiervan opgesteld door een daarvoor gecertificeerde partij in opdracht van de beheerder van de waterkering;
als een vergunning wordt aangevraagd als bedoeld in artikel 3.6.1.4 of 3.6.1.5: een kaart waarop aangegeven is waarnaartoe te de te vellen houtopstand verplant zal worden en, als de aanvrager niet zelf eigenaar is van het perceel waarop de houtopstand verplant zal worden, een schriftelijk akkoord van de eigenaar van het betreffende perceel dat de houtopstand daar mag worden verplant;
Artikel 3.6.1.8 Inhoud compensatieplan
Het compensatieplan bevat het voorstel voor duurzame, kwalitatieve compensatie van de (op die plek) verloren gaande houtopstand, door middel van gelijkwaardige aan te planten compensatie (of verplant van de te behouden houtopstand) op hetzelfde perceel of in de nabije omgeving. De kwaliteit wordt afgewogen aan de hand van de wijze waarop de compensatie bijdraagt aan ecologie, klimaat en beeldkwaliteit. In het compensatieplan wordt in ieder geval het volgende bepaald:
Te vellen houtopstanden binnen een molenbiotoop worden buiten de binnenste 100 meter van de molenbiotoop gecompenseerd. Bij aan te planten compensatie binnen de rest van de molenbiotoop (100 tot 400 meter vanaf de molen) dient rekening gehouden te worden met de beoogde eindhoogte van de te planten houtopstand.
Artikel 3.6.1.9 Criteria voor weigering vergunning voor het (doen) vellen van houtopstanden
Voor de beoordeling van een aanvraag om een vergunning voor het vellen of doen vellen van waardevolle houtopstanden, wordt het belang van het behoud van de waardevolle houtopstand afgewogen tegen het belang van de aanvrager. De vergunning kan in ieder geval worden geweigerd als het maatschappelijk belang waarvoor de houtopstand moet wijken onvoldoende is aangetoond of als de onveiligheid of gevaarzetting onvoldoende is aangetoond.
Artikel 3.6.1.10 Dreiging voortbestaan waardevolle houtopstand en illegaal vellen
Als het voortbestaan van een waardevolle houtopstand bij (her)ontwikkelingen in de (na geplande overdracht) openbare ruimte wordt bedreigd door menselijk handelen, kan het college aan de rechthebbende van de houtopstand, of aan degene die op een andere manier bevoegd is voorzieningen te treffen, in het kader van een op te leggen last onder bestuursdwang of last onder dwangsom, de verplichting opleggen om:
de schade die wordt veroorzaakt aan houtopstanden die eigendom zijn van de gemeente te vergoeden door het bedrag voortvloeiend uit een boomschade-taxatie, berekend met behulp van de meest actuele richtlijnen van de NVTB door een bij de NVTB aangesloten taxateur van bomen, te storten in het Bomenfonds als bedoeld in paragraaf 5.1.1, inclusief de taxatiekosten.
Als een houtopstand zonder vergunning is geveld terwijl daar wel een vergunning voor nodig was, kan het college door middel van een herstelsanctie de verplichting opleggen om te compenseren. De aanplant van de compensatieboom vindt plaats volgens de bij de herstelsanctie aangegeven manier en binnen de aangegeven termijn. Deze verplichting wordt opgelegd aan de (voormalig) rechthebbende van de gevelde houtopstand en/of degene die de houtopstand heeft geveld of heeft laten vellen. Als er niet fysiek kan worden gecompenseerd, moeten de actuele vervangingskosten van de gevelde houtopstand, berekend met behulp van de meest actuele richtlijnen van de NVTB door een bij de NVTB aangesloten taxateur van bomen, als financiële bijdrage worden gestort in het Bomenfonds als bedoeld in paragraaf 5.1.1, inclusief de taxatiekosten. De overige verplichtingen als opgenomen in dit artikel, zijn ook van toepassing.
Artikel 3.6.1.12 Noodkap of sterk dreigend gevaar
Bij acuut gevaar of acuut dreigend gevaar (noodkap), dan wel sterk dreigend gevaar waarbij niet meer dat een maand gewacht kan worden met het vellen van de houtopstand, zijn de bepalingen uit deze paragraaf (paragraaf 3.6.1 Activiteiten met betrekking tot houtopstanden) niet van toepassing, voor zover in dit artikel niet anders is bepaald.
Artikel 3.6.1.13 Bestrijding iepziekte en andere boomziekten
Als op een erf of terrein één of meer iepen zich bevinden die volgens het college gevaar opleveren voor het verspreiden van de iepziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkever, is de rechthebbende die daarvoor door het college is aangeschreven verplicht binnen de daarvoor gegeven termijn:
Artikel 3.7.2.2 Aanvragen vergunning (Leidingenverordening)
In het geval van reparaties en het maken van huisaansluitingen met een maximale lengte van 25 meter in de openbare ruimte geldt een verkorte procedure. Het college verleent toestemming voor de beoogde werkzaamheden als de leidingexploitant ten minste twee werkdagen voorafgaand aan de werkzaamheden daarvan digitaal een melding heeft gedaan op de manier die door het college is vastgesteld. Het college kan voorwaarden stellen aan de toestemming. Artikel 3.7.2.5 tweede lid, is hierbij van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3.7.2.4 Beslistermijn (Leidingenverordening)
Het college houdt een beslissing op de aanvraag om een leidingvergunning aan als er op grond van artikel 3.4.4.2 van deze verordening ook een omgevingsvergunning nodig is voor het aanleggen, verplaatsen of verwijderen van de leiding, en er verder geen andere redenen zijn om de aanvraag om een leidingvergunning te weigeren. Dit geldt niet als de omgevingsvergunning is verleend en er zes weken zijn verstreken waarbinnen geen bezwaar is aangetekend, of als er een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend en op dat verzoek is beslist.
Artikel 3.7.2.6 Wijzigings- en intrekkingsgronden (Leidingenverordening)
Het college kan, onverminderd het bepaalde in artikel 3.7.2.5, derde lid, de vergunning wijzigen of intrekken als:
Artikel 3.7.2.7 Intrekken vergunning (Leidingenverordening)
Degene die een verklaring als bedoeld in het eerste lid afgeeft, wordt gedurende de tijd dat de leiding na opzegging in de openbare ruimte aanwezig is, beschouwd als leidingexploitant, tenzij de leiding is overgedragen of wordt geëxploiteerd of beheerd door een andere persoon. In dat geval wordt de laatstgenoemde persoon als leidingexploitant beschouwd.
In afwijking van het tweede lid wordt in het geval van een persoonsgebonden vergunning als bedoeld in artikel 3.7.2.3, derde lid, de vergunninghouder als leidingexploitant beschouwd, tot aan het moment dat hij schriftelijk aan het college verklaart geen gebruik meer te willen maken van de vergunning en de exploitatie van de leiding staakt, of de leiding waar de vergunning betrekking op heeft in eigendom overdraagt en hij daarvan bij het college schriftelijk melding heeft gedaan, met dien verstande dat hij het bewijs van de overdracht kan leveren.
Artikel 3.7.2.8 De aanleg (Leidingenverordening)
Het college kan de leidingexploitant verplichten binnen een vast te stellen termijn na het verlenen van de vergunning, en voor de beoogde aanvang van de feitelijke werkzaamheden voor de aanleg, wijziging of verwijdering van de leiding, bij het college documenten in te dienen zoals aangegeven in het Handboek Leidingen.
Artikel 3.7.2.9 Oplevering (Leidingenverordening)
Als door de leidingexploitant werkzaamheden aan leidingen in de openbare ruimte worden uitgevoerd, brengt het college de kosten in rekening bij de leidingexploitant voor het herstel, beheer, onderhoud en degeneratie van die openbare ruimte die het rechtstreekse gevolg zijn van de uitgevoerde werkzaamheden, volgens het Besluit vaststelling tarieven voor schade veroorzaakt door ingravingen in verhardingen gemeente Leiden.
Artikel 3.7.2.10 Ondergrondse obstakels (Leidingenverordening)
Het college kan bij gebleken ondergrondse obstakels in of nabij het tracé van de leiding aan de leidingexploitant maatregelen opdragen ter bescherming van de belangen waartoe deze verordening strekt en opschorting van de werkzaamheden gelasten. De kosten van de te nemen maatregelen zijn voor rekening van de vergunninghouder.
Artikel 3.7.2.11 Ter beschikking stellen tekeningen (Leidingenverordening)
Het college kan de leidingexploitant verplichten na de voltooiing van het werk tekeningen kosteloos aan het college ter beschikking te stellen waaruit de feitelijke situatie na de uitvoering van de werkzaamheden blijkt.
Artikel 3.7.2.12 Verontreiniging, gevaar en hinder (Leidingenverordening)
De leidingexploitant is verplicht om verontreiniging, gevaar of hinder, dan wel storingen waarbij verontreiniging, gevaar of hinder kunnen optreden onmiddellijk te melden aan het college.
Artikel 3.7.3.1 De aanvraag voor een aansluiting (Rioolverordening)
Als er werkzaamheden in de openbare weg nodig zijn bij de uitvoering van de aanleg of wijziging van de aansluiting van het particulier riool op de openbare riolering, of bij de verwijdering van een bestaande aansluiting als bedoeld in artikel 3.7.3.2, worden deze alleen door of namens de gemeente uitgevoerd. De kosten daarvan zijn op basis van de werkelijke kosten geheel voor rekening van de rechthebbende.
De datum en de voorlopig begrote kosten van de aanleg of wijziging van de aansluiting worden zo snel mogelijk na het ontvangen van de aanvraag vastgesteld en aan de rechthebbende meegedeeld. Bij het vaststellen van het tijdstip voor de uitvoering wordt zo veel mogelijk met de wensen van de rechthebbende rekening gehouden.
Artikel 3.7.3.3 Storingen (Rioolverordening)
Bij een verstopping, lekkage of een andere storing in de particuliere afvoerleiding onderzoekt de rechthebbende of de gebruiker of het gaat om een storing in de particuliere afvoerleiding (terreinleiding) of in de perceelaansluitleiding. Aan de perceelaansluitleiding mogen onder geen enkele voorwaarde werkzaamheden worden uitgevoerd zonder voorafgaande toestemming van de gemeente.
Als uit het onderzoek bedoeld in het eerste lid blijkt dat er sprake is van een verstopping of storing in de perceelaansluitleiding, of van een verstopping of storing als gevolg van inspoeling vanuit het openbare riool, neem de rechthebbende of de gebruiker met de gemeente contact op voor het verrichten van de noodzakelijke werkzaamheden. De ontstoppingsvoorziening moet worden vrijgehouden totdat deze werkzaamheden zijn verricht. Als de rechthebbende of de gebruiker zelf aan een derde de opdracht geeft om werkzaamheden te verrichten, zonder dat de gemeente voorafgaand toestemming heeft gegeven, komen de kosten daarvan voor rekening van de rechthebbende of de gebruiker.
Als er sprake is van een verstopping of storing als bedoeld in het tweede lid, moet de rechthebbende of de gebruiker, voordat de gemeente met de werkzaamheden start, schriftelijk akkoord gaan met de voorwaarde dat de kosten van die werkzaamheden aan de rechthebbende of de gebruiker in rekening worden gebracht als blijkt dat deze kosten voor de rechthebbende of de gebruiker zijn.
Hoofdstuk 4 Beheer en onderhoud
Paragraaf 4.1.1 Activiteiten bij of aan houtopstanden
Artikel 4.1.1.1 Toegelaten activiteiten aan houtopstanden
Activiteiten aan houtopstanden zijn toegestaan als deze geen afbreuk doen aan de doelstellingen zoals bedoeld in artikel 1.3 van deze verordening of als instandhouding niet verantwoord is vanwege kans op letsel of schade aan personen of goederen. Tot deze activiteiten behoren:
Artikel 4.1.1.2 kabel en/of leidingwerkzaamheden in de nabijheid van houtopstanden
De schade aan houtopstanden wordt achteraf vastgesteld op basis van de meest actuele richtlijnen van de NVTB. De aansprakelijkheidsstelling voor de schade vindt plaats conform het civiele aansprakelijkheidsrecht. Het totale schadebedrag wordt opgebouwd uit de getaxeerde schade inclusief taxatiekosten, beredderingskosten en overige bijkomende kosten zoals voor verhalen van schade.
Artikel 4.1.1.3 activiteiten in de nabijheid van houtopstanden
Als in de nabijheid van houtopstanden ruimtelijke ontwikkelingen (al dan niet met enig maatschappelijk belang) zijn voorzien waarbij houtopstanden betrokken zijn, is de ontwikkelaar verplicht een vooropname uit te voeren, om te bepalen of beoogde ontwikkelingen en activiteiten daarvoor van invloed zouden kunnen zijn op in of bij het gebied aanwezige houtopstanden. Een vooropname wordt uitgevoerd als in het te ontwikkelen gebied houtopstanden staan, of als er binnen een straal van 50 meter van de projectgrens houtopstanden aanwezig zijn.
Als in de nabijheid van houtopstanden werkzaamheden gaan plaatsvinden die duurzaam behoud van de houtopstand nadelig kunnen beïnvloeden, is de uitvoerder verplicht van de werkzaamheden een Boom Effect Analyse op te stellen voorafgaand aan de werkzaamheden en de daaruit voortvloeiende maatregelen met betrekking tot bescherming van de houtopstand op te volgen.
Bij aangerichte schade ten gevolge van de aanleg, instandhouding en opruiming van werkzaamheden in de nabijheid van houtopstanden, wordt het herstel verricht door een door de gemeente geselecteerde aannemer. De marktconforme kosten worden aan de uitvoerder doorberekend. De uitvoerder wordt hiervan vooraf (schriftelijk of per mail) op de hoogte gebracht door de gemeente Leiden.
De schade aan houtopstanden wordt achteraf vastgesteld op basis van de Richtlijnen NVTB of het Handboek Bomen van het Norminstituut Bomen. De aansprakelijkheidsstelling voor de schade vindt plaats conform het civiele aansprakelijkheidsrecht. Het totale schadebedrag wordt opgebouwd uit de getaxeerde schade inclusief taxatiekosten, beredderingskosten en overige bijkomende kosten zoals voor verhalen van schade.
Paragraaf 4.1.2 Boomveiligheidscontrole en beheerplan
Artikel 4.1.2.2 Inhoud van het beheerplan
Het beheerplan (Uitvoeringsprogramma beheer en onderhoud groen Leiden 2022-2026 of de opvolger hiervan) geeft per onderdeel of type beplanting aan hoe vaak bestendig beheer plaatsvindt, in welke tijd van het jaar en of er gefaseerd wordt gewerkt. Ook kunnen voorschriften worden opgenomen voor compensatiemaatregelen.
Paragraaf 4.2.1 Water en riolering
Artikel 4.2.1.1 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen (APV)
Sloten en andere wateren, en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen geen gevaar voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen opleveren.
Artikel 4.2.1.2 Beheer, onderhoud, renovatie en vervanging (Rioolverordening)
Het beheer en onderhoud, de renovatie dan wel de vervanging van de perceelaansluitleiding wordt uitgevoerd door of namens de gemeente en voor rekening van de gemeente, tenzij het aannemelijk is dat deze werkzaamheden moeten worden uitgevoerd door een onjuist gebruik van het particuliere riool. In dat geval zijn de kosten voor rekening van de rechthebbende of de veroorzaker.
De kosten voor het beheer en onderhoud, de renovatie dan wel de vervanging van de particuliere afvoerleiding (terreinleiding) zijn voor rekening van de rechthebbende, tenzij vaststaat dat de noodzaak voor onderhoud is veroorzaakt door inspoeling vanuit het openbare riool. Dit geldt ook voor verzamelleidingen in particuliere grond die zijn aangelegd voor de gezamenlijke afvoer van twee of meer woningen.
Paragraaf 4.2.2 Stadsverwarming
Artikel 4.2.2.1 Stadsverwarming (Leidingenverordening)
De beheerder van de stadsverwarming moet aan de gemeente aannemelijk maken dat de veiligheidsaspecten van de stadsverwarmingsleidingen in voldoende mate zijn gewaarborgd. De beheerder kan dit onder andere aannemelijk maken door een daartoe strekkende verklaring van de Autoriteit Consument & Markt aan te leveren. De hiervoor genoemde verplichting voor de beheerder van de stadsverwarming vervalt als een toereikende regeling voor de veiligheidsaspecten in de Warmtewet wordt opgenomen.
Hoofdstuk 5 Financiële bepalingen
Artikel 5.1.1.4 Voorwaarden teruggave storting in Bomenfonds
Het terug te storten bedrag is niet hoger dan de financiële compensatie die de vergunninghouder in het Bomenfonds heeft gestort. Alleen de kosten voor het aankopen van de houtopstand, het inrichten van de groeiplaats, het planten (inclusief volledig aanslaan en doorgroeien) en drie jaar beheerkosten komen voor terugstorten in aanmerking.
De gelden in het Bomenfonds die niet meer geoormerkt zijn worden primair en hoofdzakelijk gebruikt voor de versterking van het bomenbestand. Deze gelden kunnen slechts worden aangewend voor versterking van ecologisch waardevol groen in zoverre dit plaatsvindt in de directe omgeving van en/of ten behoeve van de bodemverbetering van een nieuw te planten houtopstand.
Paragraaf 5.3.1 Nadeelcompensatie leidingen
Artikel 5.3.1.1 Nadeelcompensatie (Leidingenverordening)
Als blijkt dat een leidingexploitant als gevolg van een besluit van het college om de vergunning in te trekken of te wijzigen als bedoeld in artikel 3.7.2.6, onder g, schade lijdt of zal lijden die redelijkerwijs niet of niet geheel tot het normale bedrijfsrisico kan worden gerekend, en waarvan een vergoeding niet of niet voldoende is verzekerd, kent het college op verzoek aan hem een vergoeding toe. Een dergelijke vergoeding wordt toegekend zo lang de gemeente op grond van artikel 228 van de Gemeentewet precario kan heffen.
Paragraaf 6.2.2 Advies bij aanwijzing gemeentelijk beschermd stadsgezicht
Paragraaf 6.2.3 Advies bij omgevingsvergunning monument
Artikel 6.2.3.1 Advies van de Gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Leiden (Erfgoedverordening)
Artikel 6.2.3.2 Advies omgevingsvergunning beschermd rijksmonument (Erfgoedverordening)
Het college stuurt een afschrift van een ontvankelijke aanvraag om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit, conform artikel 16.15a, onder c, ten eerste Omgevingswet, direct door voor advies aan de Gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Leiden.
Hoofdstuk 7 Handhaving, overgangs- en slotbepalingen
Paragraaf 7.1.1 Toezichthouders en handhaving
Artikel 7.1.1.1 Toezichthouders
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn de toezichthouders belast die bij besluit van het college zijn aangewezen.
Artikel 7.1.1.3 Legitimatieplicht (Marktverordening)
Degene die een standplaats of een standwerkplaats op een markt inneemt of wil innemen, of die handelt met een bedienvergunning of opbouwvergunning, is verplicht aan te tonen dat hij daartoe gerechtigd is bij het eerste verzoek van een toezichthouder. De bedrijfsleider als bedoeld in artikel 3.4.11.14 is verplicht op eerste verzoek van een toezichthouder zijn bedrijfsleiderpas te tonen.
Artikel 7.1.1.4 Onmiddellijke verwijdering (Marktverordening)
Het college kan, onverminderd het bepaalde in artikel 7.1.2.4, een vergunninghouder of iemand die hem bijstaat of vervangt gelasten onmiddellijk van de markt te vertrekken als deze zich op de markt schuldig heeft gemaakt aan wangedrag of aan bedrog, of een bij of krachtens deze verordening gestelde bepaling heeft overtreden.
Paragraaf 7.1.2 Strafbepalingen
Artikel 7.1.2.1 Strafbepaling bedrijfs- en pleziervaartuigen (Bedrijfs- en pleziervaartuigenverordening)
Overtreding van artikel 3.4.1.1 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.
Artikel 7.1.2.2 Strafbepaling bomen
Degene die handelt in strijd met het bij of krachtens artikel 3.6.1.2 tot en met artikel 3.6.1.6, en artikel 3.6.1.11 tweede lid bepaalde kan worden gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke veroordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de actuele vervangingskosten.
Artikel 7.1.2.3 Strafbepaling erfgoed (Erfgoedverordening)
Het overtreden van de artikelen in afdeling 3.5 wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie, als deze overtreding niet al strafbaar is gesteld krachtens de Omgevingswet.
Artikel 7.1.2.4 Strafbepaling markten (Marktverordening)
Het overtreden van de artikelen in paragraaf 3.4.11 en artikelen 7.1.1.3 en 7.1.1.4 wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.
Artikel 7.1.2.5 Strafbepaling leidingen (Leidingenverordening)
Het overtreden van de artikelen 3.7.2.1, 3.7.2.3, tweede lid, 3.7.2.8, tweede lid, 3.7.2.10, eerste lid, en 3.7.2.13 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maande of een geldboete van de tweede categorie.
Artikel 7.1.2.6 Strafbepaling APV
Overtreding van het bij of krachtens de in paragraaf 3.1.2, 3.3.1, 3.3.2, 3.4.4 tot en met 3.4.10 en 3.6.2 en artikel 4.2.1.1 bepaalde en de op grond van artikel 3.1.2.2 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie, met uitzondering van de artikelen genoemd in het tweede lid.
Artikel 7.1.2.7 Bestuurlijke boete toeristische verhuur
Paragraaf 7.2.1 Overgangsrecht
Artikel 7.2.1.2 Overgangsrecht leidingen (Leidingenverordening)
Voor leidingen die op de datum van inwerkingtreding van de Leidingenverordening 2012 aanwezig waren en in gebruik zijn, geldt de schriftelijke toestemming of vergunning op grond waarvan die leidingen zijn gelegd, als een vergunning krachtens deze verordening. Voorschriften die zijn verbonden aan een eerder verleende schriftelijke toestemming of vergunning zijn daarop niet van toepassing.
Als het college van oordeel is dat een schriftelijke toestemming of een eerder verleende vergunning als bedoeld in het eerste lid niet voldoet aan de voorschriften bij of krachtens deze verordening, dan kan het college de leidingexploitant een termijn stellen waarbinnen hij het college meer informatie over de leiding moet geven of een vergunning moet aanvragen. Als de leidingexploitant dat niet doet komt de schriftelijke toestemming te vervallen op een tijdstip dat door het college wordt bepaald.
Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden: De commissie of instantie die door het college is ingesteld om volgens het Reglement voor de Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden het college te adviseren over de aanwijzing van monumenten, de toepassing van de Erfgoedwet, de bepalingen uit deze verordening met betrekking tot erfgoed en het monumentenbeleid. Het adviseren over het verlenen van vergunningen bij wijziging, verbouw of sloop van monumenten valt hier niet onder;
Afgebakend bedrijfsonderdeel: Een onderdeel van een onderneming met een watergebonden bedrijfsactiviteit, die verschilt van de andere onderdelen van de onderneming. Een bedrijfsonderdeel heeft zijn eigen plannen, inkomsten, kosten en bedrijfsmiddelen en gebruikt deze om met goederen en/of diensten waarde toe te voegen voor zijn klanten;
Bed and Breakfast: Een kleinschalige accommodatie bedoeld voor overnachting waarbij alleen ontbijt wordt verstrekt. De onderneming is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel gevestigd op het bouwperceel van de hoofdbewoner(s) die de werkzaamheden omtrent de accommodatie (overwegend) zelf uitvoeren. Een en ander zoals bedoeld in het Bed & Breakfast Beleid gemeente Leiden d.d. 19 april 2011;
Bedrijfsvaartuig: Een vaartuig dat voornamelijk wordt gebruikt en bestemd is voor het uitoefenen van een beroep of bedrijf, of daarvoor bestemd is, waaronder begrepen: goederenvervoer, goederenopslag, rondvaarten en/of verhuur ten behoeve van de pleziervaart. Hieronder vallen ook vaartuigen die feitelijk niet geschikt zijn om zich door het water te verplaatsen, met uitzondering van terrasboten waar een terrasvergunning voor is verleend en waarvan de locatie de aanduiding “terrasboot” heeft in het omgevingsplan;
Beheerkap: Het door een publiekrechtelijke rechtspersoon vellen van een of meerdere houtopstanden in de openbare ruimte, waarbij een redelijk maatschappelijk belang is, niet zijnde een ruimtelijke ontwikkeling, om betreffende houtopstand te doen vellen. Het redelijk maatschappelijke belang is in ieder geval aanwezig als betreffende houtopstand kwarrend of onveilig is;
Bomenfonds: Het door het college ingestelde en door haar beheerde fonds waarin vergunninghouders gelden storten ter uitvoering van het in de verordening of in de omgevingsvergunning opgenomen voorschrift tot financiële compensatie van de houtopstanden die met de vergunning worden geveld; of ter uitvoering van handhavingsmaatregelen voor als een houtopstand zonder de benodigde vergunning is gekapt en er geen verplichting kan worden opgelegd om op het perceel een compensatieboom te planten;
Compensatieplan: Een document dat door het college is vastgesteld, waarin door de eigenaar en de vergunninghouder is aangegeven waar en hoe compensatie zal plaatsvinden van de houtopstand die wordt geveld. Bij het document is in ieder geval een tekening met maatvoering toegevoegd van de situatie voor en na het vellen;
Cultureel erfgoed: Materiële en immateriële bronnen uit het verleden, die in de loop der tijd door mensen, eventueel in wisselwerking met hun omgeving, tot stand zijn gebracht. Deze bronnen worden gezien als een weerspiegeling en uitdrukking van zich voortdurend ontwikkelende waarden, overtuigingen, kennis en tradities, en bieden een referentiekader aan de huidige en toekomstige generaties:
Gebouwriolering: Stelsel van afvoerleidingen en ontspanningsleidingen, met inbegrip van alle hulpstukken, dakafvoeren, stankafsluiters, afdichtingen en bevestigingen – voor zover geen deel uitmakend van lozingstoestellen – dat zich binnen een gebouw bevindt, of buiten een gebouw voor zover het aan het gebouw is bevestigd;
Gemeentelijk beschermd stadsgezicht: Groepen van onroerende zaken die op grond van deze verordening als gemeentelijk beschermd stadsgezicht zijn aangewezen, omdat deze van algemeen belang zijn vanwege hun schoonheid, onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang, wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich een of meer monumenten bevinden;
Houtopstand: Een houtachtig, opgaand gewas, levend of afgestorven, met een stamomtrek van minimaal 45 centimeter, gelijkstaand aan een diameter van 14 centimeter, gemeten op 130 centimeter boven het maaiveld. Hieronder vallen dus bomen, struiken, hakhout of griend voor zover deze aan de gestelde afmeting voldoen. Bij meerstammigheid geldt de omtrek van de dikste stam;
Leiding: Een buis bestemd voor het transport van vaste stoffen, vloeistoffen en gassen, of een kabel gelegen in, op of boven de grond, met uitzondering van bovengrondse hoogspanningskabels, of in infrastructurele voorzieningen, met alle daarbij behorende voorzieningen, zoals mantelbuizen, kabelgoten, afsluiters, brandkranen, kasten, etc.;
Passantenhaven: Een gebied met ligplaatsen die zijn bedoeld voor pleziervaartuigen die op doorreis zijn en maximaal 72 uur in de gemeente Leiden verblijven, en waarvoor niet al voor een andere ligplaats binnen de gemeente Leiden binnenhavengeld wordt betaald en/of een ligplaatsvergunning is verleend;
In overige gevallen: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel. Hieronder wordt niet verstaan een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet en een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:24 van de APV;
Vellen: Alle handelingen aan een houtopstand, niet zijnde bestendig beheer, zoals rooien, met inbegrip van verplanten, het voor de eerste keer knotten, kandelaberen, of kandelaren, het voor de eerste keer omvormen naar hakhoutbeheer, het snoeien van meer dan 40% van een boomkroon in één keer, alsmede het verrichten van handelingen die de dood ten gevolg kunnen hebben of ernstige beschadiging of ernstige en onomkeerbare aantasting van de habitus kunnen veroorzaken waardoor de houtopstand zijn beeldbepalende karakter verliest, waaronder begrepen dunnen.
Onder vellen wordt niet verstaan:
In het verleden werden ligplaatsenplannen opgesteld per categorie watergebruik. Dus een apart ligplaatsenplan voor iedere vaartuigcategorie. Er bestonden drie ligplaatsenplannen te weten:
In dit ligplaatsenplan worden de eerste twee, het ligplaatsenplan pleziervaartuigen en het ligplaatsenplan bedrijfsvaartuigen samengevoegd. Het Ligplaatsenplan Woonschepen blijft buiten beschouwing omdat woonschepen sinds enige tijd planologisch worden geregeld en derhalve worden meegenomen bij (de actualisatie van) bestemmingsplannen. Het Ligplaatsenplan Woonschepen verliest daarmee stukje bij beetje zijn noodzaak en zal over afzienbare termijn overbodig zijn. Dit is mede ingegeven door de komst van het Omgevingsplan na de invoering van de Omgevingswet. Bij deze wet wordt geregeld dat alle regelgeving die de fysieke leefomgeving raakt opgenomen moet worden in het Omgevingsplan. Het opnemen van woonschepen in de bestemmingsplannen is een manier om daarop voor te sorteren.
Het opstellen van het Omgevingsplan zal niet voor de geplande invoering van de wet in 2021 plaatsvinden. Ligplaatsen voor bedrijfs- en pleziervaartuigen hebben naar hun aard thans geen plaats in een bestemmingsplan. Daarom is een werkwijze gelijk aan die voor woonschepen niet uitvoerbaar. Een herziening van het Ligplaatsenplan Bedrijfsvaartuigen 2009 en het Ligplaatsenplan Pleziervaartuigen 2010 kan echter niet wachten op een omgevingsplan. In de afgelopen jaren heeft zich een hele serie ontwikkelingen voorgedaan die een herziening van deze ligplaatsenplannen noodzakelijk maken. Dit betreft bouwontwikkelingen langs het water maar ook de aankoop door het gemeentebestuur van stukken water van onder andere het Rijk. Daarmee zijn er stukken openbaar water binnen de werkingssfeer van de verordening en de ligplaatsenplannen gekomen die nu niet in die ligplaatsenplannen zijn opgenomen. Tevens liggen er meerdere verzoeken tot (kleine) wijzigingen en zijn er ook binnen de gemeentelijke organisatie andere invalshoeken ontstaan over het gebruik van (delen van) het Leidse water.
De ligplaatsen zoals die zijn vastgelegd in de voorgaande ligplaatsenplannen zijn tot stand gekomen in een periode dat het water veel minder intensief gebruikt werd dan nu. Bij de vaststelling van met name het Ligplaatsenplan Bedrijfsvaartuigen 2009 is expliciet gekozen om de tot dat moment historisch gegroeide ligplaatsen vast te leggen en niet te kiezen voor een ander systeem of een herverdeling van plekken. Sinds de vaststelling van dat ligplaatsenplan is de (bedrijfsmatige) activiteit op het water alleen maar toegenomen. Niet alleen is het drukker geworden op het water door meer pleziervaart maar ook zijn er in de bedrijfsvaart ondernemers bijgekomen, zien bestaande ondernemers hun bedrijf groeien en bezoeken bedrijven van buiten Leiden steeds vaker de Leidse wateren. Slechts heel sporadisch verdwijnt er een bedrijf.
Op dit moment wedijveren ook verschillende vormen van gebruik om de beperkte hoeveelheid openbaar water in Leiden. Naast de vraag naar meer ruime voor de bedrijfsvaart is er een lange wachtlijst voor pleziervaartuigplekken en neemt het aantal passanten en varende bezoekers aan Leiden toe. Dit laatste is in lijn met een groeiend toerisme in de stad Leiden. Daarbij is er in de stad meer aandacht voor het water an sich maar ook voor alles wat zich om het water bevindt op cultureel maar ook op het gebied van groenontwikkeling. Het Singelpark is daar bij uitstek een voorbeeld van. Met dit ligplaatsenplan trachten we recht te doen aan de eisen van vandaag en zoeken we naar een balans tussen de rechten van de verschillende vormen van gebruik van het openbaar water. Voor dit ligplaatsenplan kiezen we niet voor een ingrijpende herstructurering van alle ligplaatsen. Dit nu te doen zou een te grote wijziging zijn tegen de achtergrond van een markt die continu in beweging is. Te meer omdat reeds eerder is vastgesteld dat rust op het water zou moeten gaan boven innovatie 1 . Dit ligplaatsenplan is dan ook conserverend van aard, echter niet zonder dat er de nodige wijzigingen worden doorgevoerd om een aantal geconstateerde problemen op te lossen. Ook voeren we een aantal algemene wijzigingen door die bevorderlijk zijn voor bedrijfsvoering van de verschillende bedrijfsvaartondernemers en voor het recreatief gebruik van de Leidse wateren.
Dit ligplaatsenplan beschrijft in hoofdstuk 2 de verschillende type walkanten van watergangen die worden onderscheiden. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 van het in dit ligplaatsenplan nieuw toegevoegde water beschreven welke status daaraan wordt gegeven en welke vormen van gebruik daar wordt toegestaan. In hoofdstuk 4 worden de wijzigingen ten opzichte van de voorgaande ligplaatsenplannen die in dit ligplaatsenplan worden doorgevoerd besproken en tot slot in hoofdstuk 5 worden de overige regelingen die met dit ligplaatsenplan worden getroffen besproken.
Bij dit ligplaatsenplan hoort een kaart waarop alle watergangen en bijbehorende functies staan afgebeeld. Deze kaart heet: Ligplaatsenplan Bedrijfs- en Pleziervaartuigen 2017, d.d. 01-06-2018, met nummer Z/17/434605/1063790.
Hoofdstuk 2 Categorieën walkanten
In het Ligplaatsenplan Pleziervaartuigen 2010 waren de walkanten voorzien van een kleurcodering. Deze codering bestond uit de volgende vijf kleuren:
Rood: Geen ligplaatsen mogelijk
Geel: Ligplaatsen voor passanten
Groen: Ligplaatsen vergunninghouders
Bruin: Ligplaatsen voor Woonschepen, Bedrijfsvaartuigen en Terrasboten
Aan deze categorieën wordt in dit ligplaatsenplan een aantal wijzigingen aangebracht. Hieronder wordt per categorie de wijziging besproken.
Onder het Ligplaatsenplan Pleziervaartuigen 2010 waren specifieke watergangen of delen van watergangen om een verscheidenheid van redenen aangewezen als plekken waar geen ligplaatsen konden worden afgegeven. Dat kon te maken hebben met de staat van de oever en het soort oever maar ook bijvoorbeeld voor het vrijhouden van het aangezicht van monumenten. Daarnaast waren veel, vaak kleinere watergangen in het geheel niet aangeduid. In feite houdt dat ook in dat er daar geen ligplaatsen uitgegeven kunnen worden. Uit het oogpunt van eenduidigheid zal in dit ligplaatsenplan enkel worden aangegeven waar wel ligplaatsen mogelijk zijn. Op plekken waar niet is aangegeven dat er ligplaatsen mogelijk zijn zullen derhalve ook geen ligplaatsen worden uitgegeven. Dit betekent niet per definitie dat er niet (kortstondig) mag worden afgemeerd. Voor een afmeerverbod is een verkeersbesluit op basis van de Scheepvaartwet noodzakelijk en zal een locatie met bebording kenbaar moeten worden gemaakt. Dit valt derhalve ook buiten de werking van dit ligplaatsenplan.
Voorts werden onder het oude plan de commerciële of verenigingsjachthavens ook aangeduid met de rode kleur. Hoewel het klopt dat het college daar geen ligplaatsvergunningen verleend is het niet zo dat daar geen ligplaatsen mogelijk zijn. Deze ligplaatsen worden echter op een andere wijze door de rechthebbende verdeeld. Deze havens zullen daarom met een andere kleur worden aangeduid.
Onder ligplaatsen voor passanten werden onder het ligplaatsenplan pleziervaartuigen 2010 alle plaatsen waar passanten voor langere of kortere tijd een ligplaats in konden nemen geschaard. Onder de Verordening fysieke leefomgeving Leiden 2020 wordt een onderscheid gemaakt tussen de passantenhaven waar men over het algemeen een of meerdere nachten verblijft en overige plekken in de stad waar me alleen kortstondig ligt als passant, zowel op doorvaart als recreatief. Deze 2 verschillende categorieën krijgen derhalve onder het onderhavige plan een eigen aanduiding. De passantenhavens krijgen de kleur oranje en de passantenligplaatsen blijven geel.
Met de groene kleur worden de ligplaatsen voor pleziervaartuigen aangeduid. Hieraan vind geen wijziging plaats.
In het Ligplaatsenplan Pleziervaartuigen 2010 werd de kleur paars gebruikt om particuliere wal achter en aan woonhuizen aan te duiden. Deze vorm van particuliere wal blijft bestaan en met dit ligplaatsenplan voegen we twee sub categorieën van particuliere wal toe.
Particuliere wal achter of bij woonhuizen
Aan deze particuliere wal kan de bewoner van het perceel een aanvraag doen voor het aanleggen van één pleziervaartuig onder voorwaarde dat de breedte van het perceel achter of bij de woning niet wordt overschreden en op voorwaarde dat de doorvaarbaarheid van de watergang waarin de ligplaats is gewenst niet in gevaar komt. Om de reden van doorvaarbaarheid kan het voorkomen dat aan bepaalde stukken particuliere wal de status particuliere wal, zoals bedoeld in dit ligplaatsenplan, en de bijbehorende kleur niet wordt toegekend.
Particuliere wal bij appartementen e.d.
Op een aantal plekken in de stad bestaat de situatie dat de particuliere wal een perceel van een appartementencomplex of ander woongebouw met meerdere wooneenheden betreft. In beginsel komen dan alle eigenaren en/of bewoners van die wooneenheden in aanmerking voor een ligplaats. Gewoonlijk is er echter geen ruimte om iedereen een plek voor een vaartuig te geven. In de regel zou het dan zijn dat degene die zich het eerste meldt bij het college voor een vergunning die ook krijgt. Omdat een dergelijke werkwijze wellicht als oneerlijk kan worden gezien is het voor een Vereniging van Eigenaren van een pand mogelijk om een convenant met de gemeente af te sluiten om zo de verdeling van de ligplaatsen aan deze vorm van particuliere wal te reguleren.
Particuliere wal bij bedrijfspercelen
Op een aantal plekken in de stad bestaat de situatie dat de particuliere wal een bedrijfsperceel betreft. Bij een dergelijk perceel is het mogelijk dat de eigenaar of gebruiker een ligplaatsvergunning voor een pleziervaartuig aan particuliere wal aanvraagt. Hiervoor gelden dezelfde voorwaarden als bij een reguliere vergunning voor een pleziervaartuig aan een woning. Daarnaast is het mogelijk in het geval dat een bedrijf dat is gevestigd op het perceel dat grenst aan het water en dat vanaf dat perceel bedrijfsmatig een watergebonden activiteit uitvoert hiervoor een of meerdere ligplaatsen wenst. Met dit ligplaatsenplan bieden we de mogelijkheid dat het college voor watergebonden bedrijfsmatige activiteit een of meerdere ligplaatsvergunningen voor bedrijfsvaartuigen aan particuliere wal kan verlenen. Hierbij geldt dat de ligplaatsen de breedte van het perceel niet mogen overschrijden en dat het aan de beoordeling van het college is of deze watergebonden bedrijfsmatige activiteit en deze ligplaatsen wenselijk zijn op de aangevraagde locatie. Bij deze beoordeling kunnen verkeerstechnische zaken en een goede ruimtelijke ordening worden betrokken.
Onder deze kleur werden alle ligplaatsen voor woonschepen, terrasboten en bedrijfsvaartuigen. Voor woonschepen en terrasboten geldt dat we die nu planologisch regelen. De delen van het water waarin deze liggen hebben of krijgen binnen het bestemmingsplan de bestemming die past bij het gebruik als woonschip of terras. Op die plek kan dan ook geen andere vorm van ligplaats mogelijk worden gemaakt. Aan een terrasboot is het niet toegestaan om vaartuigen aan te leggen in verband met de beperkingen die dat oplevert voor de doorvaart. Deze plekken zijn dus niet geschikt voor ligplaatsen van enig soort en zullen derhalve onder dit plan geen aanduiding meer krijgen.
Blijft over dat de kleur bruin enkel nog voor de ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen gebruikt wordt. Bij deze categorie is het mogelijk dat per (deel van een) watergang onderscheid wordt gemaakt voor welke type bedrijfsvaartuigen de ligplaatsen zijn bedoeld. We onderscheiden dan de volgende categorieën:
De kleurcoderingen voor aanduidingen voor de kades die aangehouden worden in dit ligplaatsenplan zijn dan als volgt:
Groen: Ligplaatsen vergunninghouders
Geel: Ligplaatsen voor passanten
Bruin: Ligplaatsen voor Bedrijfsvaartuigen
Waarbij geldt dat daar waar geen kleur is aangegeven het innemen van een ligplaats niet mogelijk is en ligplaatsvergunningen niet worden uitgegeven.
Sinds de vaststelling van het Ligplaatsenplan Bedrijfsvaartuigen 2009 en het Ligplaatsenplan Pleziervaartuigen 2010 is er door de gemeente Leiden water aangekocht dat tot dan toe niet of niet geheel in het ligplaatsenplan was opgenomen. Ook is er water dat wel openbaar toegankelijk is én onder gemeentelijk beheer valt maar wat nog niet eerder was openomen in de ligplaatsenplannen. Deze wateren worden in dit ligplaatsenplan wel opgenomen en daar waar noodzakelijk voorzien van aanduidingen voor ligplaatsen. Het betreft de volgende watergangen:
Dit betreft het bevaarbaar water in de nieuwbouwwijk Groenoord, de op dit moment nog onbenoemde watergang waar de tuinen van de woningen aan de Lebeauhof direct aan grenzen. Achter deze woningen kunnen ligplaatsvergunningen voor pleziervaartuigen aan particuliere wal worden verleend. In verband met de breedte van de watergang kunnen aan de openbare wal aan de overzijde (Cornetkade en Evenementenlaan) geen vergunningen worden uitgegeven.
Dit betreft het water in de Oude Rijn tussen de Schrijversbrug (Zijlsingel) en de Sumatrabrug (Admiraalsweg). Dit water heeft een totale lengte van ongeveer 420 meter, 250 meter daarvan is particuliere wal en aan de westzijde van de Sumatrabrug aan de Willem Barentszstraat zijn al 2 ligplaatsen bedrijfsvaartuigen opgenomen in eerdere ligplaatsenplannen. Voor nieuwe ligplaatsen blijft daar dan ongeveer 150 meter over. Dit vertaalt zich in 10 ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen of 15 ligplaatsen voor pleziervaartuigen. Gezien de locatie en de voornamelijk bedrijfsmatige omgeving kiezen we ervoor om in het ligplaatsenplan deze watergang op te nemen als ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen. Op dit moment ligt er nog een aantal vaartuigen illegaal afgemeerd. Voordat er vergunningen voor ligplaatsen kunnen worden uitgegeven zal daar eerst handhavend tegen moeten worden opgetreden. Pas op het moment dat dat traject voldoende is afgerond zal er met de uitgifte worden begonnen.
Dit betreft het water dat is gelegen tussen de Potgieterlaan en de spoorlijn Leiden Centraal – Leiden Lammenschans. Het water heeft een directe verbinding met De Rijn. Dit water heeft een lengte van ongeveer 330 meter en biedt daarmee plaats aan ongeveer 33 ligplaatsen voor pleziervaartuigen. In dit water liggen van oudsher al pleziervaartuigen. Hier werden echter geen vergunningen voor verleend door het college omdat dit water onder de oude verordening en ligplaatsenplannen niet binnen het havengebied viel. De vaartuigen die hier nu liggen, liggen er derhalve illegaal en komen in beginsel niet voor legalisering in aanmerking.
Dit betreft het gedeelte van de Rijn tussen de A44 en de Rijnzichtbrug. Dit water is grotendeels al opgenomen in het ligplaatsenplan pleziervaartuigen 2010. In verband met provinciale regelgeving moeten er enkele kleine wijzigingen in vooral de status van de openbare wal worden doorgevoerd. Dit betreft onder andere de Andrej Sacharovstraat waar in het ligplaatsenplan pleziervaartuigen 2010 een aantal ligplaatsen voor pleziervaartuigen is gerealiseerd. Hierbij is in het verleden abusievelijk vastgesteld dat dit ligplaatsen aan particuliere wal zouden zijn. Dit zal met dit ligplaatsenplan worden rechtgezet. Dit betekent dat in beginsel de ligplaatsen onder het reguliere regime komen te vallen. De op dit moment op dit locatie verleende vergunningen voor ligplaatsen behouden onder de nieuwe verordening hun status.
Dit betreft een inham van de Zijl aan het Steneveltpark. Ter plaatse zijn twee insteekhavens die behoorden bij de scheepswerf Boot die vroeger op deze locatie was gevestigd. Na het verdwijnen van de scheepswerf is ter plaatse een woongebouw gerealiseerd en zijn de oude insteekhavens als waterpartij bewaard gebleven. In de jaren 90 is door de gemeente Leiden en de woningbouwvereniging Zijl en Vliet, thans woningbouwvereniging De Sleutels, in de zuidelijke insteekhaven een haven met ongeveer 26 ligplaatsen gerealiseerd. De noordelijke insteekhaven is afgesloten voor vaartuigen en voorzien van wandel en vissteigers. Het water is in eigendom en beheer van de gemeente Leiden. In het in 1993 tussen de woningbouwvereniging en de gemeente gesloten convenant zijn afspraken gemaakt over de verdeling van rechten en plichten. Kortweg betekende dit dat de verhuur van de ligplaatsen en het dagelijks onderhoud door de woningbouwvereniging werd gedaan en al het overige door de gemeente. Met de komst van de Woningwet 2015 mag een corporatie als De Sleutels dergelijke activiteiten niet meer uitvoeren. Dit deel zal derhalve ook aan de gemeente worden overgedragen. Nadat er tussen de gemeente en de woningcorporatie afspraken zijn gemaakt over de overdracht zal aan de huidige houders van een ligplaats ambtshalve een vergunning worden verstrekt. Vooruitlopend op dit proces nemen we dit deel van het water vast op in dit ligplaatsenplan.
Dit betreft het water dat is gelegen tussen het bedrijventerrein De Veiling aan de noordzijde en de Moerbeistraat aan de zuidzijde. De totale lengte openbare wal is daar ongeveer 250 meter en zou ruimte bieden aan zo’n 25 ligplaatsen voor pleziervaartuigen. Net als bij de Potgieterlaan liggen hier van oudsher al pleziervaartuigen. Hier werden echter geen vergunningen voor verleend door het college omdat dit water onder de oude verordening en ligplaatsenplannen niet binnen het havengebied viel. De vaartuigen die hier nu liggen, liggen er zonder enige vergunning of toestemming en komen in beginsel niet voor legalisering van hun ligplaats in aanmerking.
Hoofdstuk 4 wijzigingen ten opzichte van voorgaande ligplaatsenplannen
In dit hoofdstuk worden de wijzigingen besproken die worden doorgevoerd in dit ligplaatsenplan ten opzichte van het Ligplaatsenplan Pleziervaartuigen 2010 en het Ligplaatsenplan Bedrijfsvaartuigen 2009. Dit hoofdstuk is opgedeeld in een paragraaf over wijzigingen in bestaand water en een paragraaf over technische wijzigingen ten opzichte van de voorgaande ligplaatsenplannen.
4.1 Wijzigingen in bestaand water
Dit betreft de weerszijden van de Rijn tussen de nieuwe Catharinabrug en de Kippenbrug. Dit gedeelte komt door de oplevering van het Aalmarktproject in een ander licht te staan voor wat betreft de rol binnen het kernwinkelgebied en als verblijfsgebied. In dit ligplaatsenplan wordt er dan ook voor gekozen om hier meer mogelijkheden te creëren voor passanten om kortstondig af te meren. De bestaande vaste ligplaatsen voor pleziervaartuigen worden opgeheven. Hierbij zullen reeds verleende vergunningen niet worden ingetrokken maar er zal wel een uitsterfbeleid worden gevoerd. De gehele kade aan beide zijden van het water, met uitzondering van de hieronder te benoemden ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen, wordt aangewezen als passantenligplaats.
Er zijn aan de Aalmarkt in het Ligplaatsenplan Bedrijfsvaartuigen 2009 twee ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen ten westen van de Catharinabrug gesitueerd en een ligplaats voor een bedrijfsvaartuig ten oosten van de Catharinabrug tussen de brug en het Waaghoofd. Ten einde meer ruimte rond de Catharinabrug te creëren ten behoeve van passanten verplaatsen we twee ligplaatsen van de huidige locatie ter hoogte van de huisnummers 11-17 naar de locatie ter hoogte van huisnummers 3-7 en verplaatsen we de oostelijke ligplaats bedrijfsvaart naar locatie ter hoogte van de huisnummers 12-13.
Er zijn aan de Stille Rijn in het Ligplaatsenplan Bedrijfsvaartuigen 2009 twee ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen direct ten westen van de Catharinabrug gesitueerd. Door aan de westzijde een ligplaats voor een bedrijfsvaartuig toe te voegen wordt een ruimtelijk probleem elders in de stad opgelost. De ondernemer die de toegevoegde ligplaats gaat innemen zal elders een aan hem vergunde ligplaats moeten inleveren.
In dit deel van de Rijn zijn in een eerder ligplaatsenplan twee ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen en twee ligplaatsen voor pleziervaartuigen op dezelfde locatie vergund. Dit betreft de situatie ter hoogte van de huisnummers 28, 29 en 30 en moet worden rechtgezet. Uit dossieronderzoek blijkt dat de ligplaatsvergunningen voor pleziervaartuigen eerder zijn uitgegeven dan de vergunningen voor de bedrijfsvaartuigen. Daarbij zijn de ligplaatsen voor de pleziervaartuigen uitgegeven tegenover de woningen van de vergunninghouders. Dit betekent dat de ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen moeten wijken. Bij een inventarisatie ter plaatse blijkt een omvangrijke verplaatsingsoperatie zoals die in eerste instantie was voorzien niet noodzakelijk. Er blijkt in de praktijk voldoende ruimte voor het verplaatsen van de meest oostelijke ligplaats naar de westzijde van de drie oostelijke ligplaatsen. De situatie in dat rak wordt dan van west naar oost: een ligplaats voor bedrijfsvaartuigen, twee ligplaatsen voor pleziervaartuigen, twee ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen, vijf ligplaatsen voor pleziervaartuigen, drie ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen en vier ligplaatsen voor pleziervaartuigen. De overige vrije ruimte in dit rak is dan bestemd voor passanten.
Blauwpoortshaven, Turfmaktzijde
In dit deel van de Blauwpoortshaven liggen nu drie terrasboten. De uitbater van de terrasboot direct naast de Blauwpoortsbrug heeft de wens uitgesproken om deze terrasboot op te geven in ruil voor het aldaar afmeren van zijn bedrijfsvaartuig dat nu een ligplaats heeft in de Oude Singel. Voor de terrasboot is in het verleden een ligplaatsvergunning op basis van de Verordening op de bedrijfsvaartuigen 2010 afgegeven. Er zijn in beginsel geen bezwaren om de terrasboot op die locatie te laten vervallen en deze te vervangen voor een bedrijfsvaartuig met veel geringere afmetingen. Deze wijziging wordt met dit ligplaatsenplan dan ook doorgevoerd. Dit heeft wel tot gevolg dat de ligplaats in de Oude Singel van het betreffende bedrijfsvaartuig komt te vervallen, zie daarover ook hieronder onder Oude Singel.
Galgewater ter hoogte van de Rembrandtplaats
Ter plaatse zijn vier ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen gelegen waarvan er twee tegen een woonschip zijn gesitueerd en twee aan particuliere wal. Deze ligplaatsen waarvoor vergunningen waren uitgegeven voor verhuurboten en roeiboten zijn alleen bruikbaar en bereikbaar met toestemming van de eigenaren en bewoners van het woonschip en/of de woning. Dit maakt dat deze ligplaatsen niet uit te geven zijn als een reguliere ligplaats voor een bedrijfsvaartuig. Ook eventuele overdracht van deze plekken is door die beperking niet op de reguliere wijze mogelijk. Daarbij heeft de vergunninghouder in 2016 zijn ligplaatsvergunningen voor het grootste deel opgezegd. Zoals beschreven in hoofdstuk 2, worden ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen aan particuliere wal conform dit ligplaatsenplan op een andere wijze uitgegeven dan ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen aan openbare wal. Om die reden en gezien voornoemde beperkingen op de ligplaats zullen deze vier ligplaatsen niet in dit ligplaatsenplan als ligplaats voor een bedrijfsvaartuig terugkeren en krijgt de kade aldaar de aanduiding particuliere wal. Waarbij de twee ligplaatsen die gesitueerd zijn tegen het woonschip worden aangemerkt als “particuliere wal” zoals bedoeld in hoofdstuk 2 van dit ligplaatsenplan.
Galgewater ter hoogte van het Rembrandtpark
Ter plaatse is een ligplaats gesitueerd aan de waterzijde van een woonschip. Daarmee is deze plek alleen te bereiken vanaf of via het woonschip en alleen bruikbaar en bereikbaar met toestemming van de eigenaren en bewoners van het woonschip. Voor regulier gebruik als ligplaats bedrijfsvaartuig is deze niet geschikt. Deze plek was in een eerder ligplaatsenplan gerealiseerd voor een atelierschip. Deze plek wordt echter al vele jaren niet gebruikt. Met de Verordening fysieke leefomgeving Leiden 2020 en dit ligplaatsenplan wordt op ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen enkel watergebonden bedrijvigheid toegestaan. Een atelierschip zou daarom niet meer voor een vergunning in aanmerking komen. Om deze redenen verdwijnt met dit ligplaatsenplan deze ligplaats.
Galgewater ter hoogte van de Van der Tasstraat
Tegen de woning Van der Tasstraat 13 en deels tegen de openbare wal aan de Van der Tasstraat is in een eerder ligplaatsenplan een ligplaats voor een bedrijfsvaartuig mogelijk gemaakt. Deze locatie is ontstaan omdat de toenmalige bewoner een bedrijfsvaartuig had. Inmiddels is deze ligplaats al enige jaren niet meer in gebruik en is de betreffende vergunninghouder niet meer daar woonachtig. De ligplaats voor een bedrijfsvaartuig komt in dit ligplaatsenplan om die reden niet meer terug en de kade wordt aangemerkt als particuliere wal als bedoeld in hoofdstuk 2 van dit ligplaatsenplan.
Het punt waarop de Oude Rijn en de Nieuwe Rijn samenkomen. Op deze plek is een nieuw drijvend terras beoogd op de plaats van het huidige terras van Annie’s Verjaardag. Daarnaast is de Waaghoofdbrug vervangen door de Catharinabrug en de walkant aan de zijde van de Stille Mare is heringericht. Dit noopt ertoe om anders te kijken naar de afmeermogelijkheden in deze kom. De afmeermogelijkheden waren eerder al beperkt. Aan de Stille Mare zijde was een op- en afstapplaats voor een rondvaartboot. Aan de Aalmarktzijde waren passantenplekken ingetekend in het Ligplaatsenplan Pleziervaartuigen 2010. De op- en afstapplaats voor de rondvaatboot is verplaatst naar een locatie verderop aan de Stille Rijn. De kade op die plaats is nu hoger gemaakt en grenst direct aan een terras van een horecabedrijf. Voor wat betreft de passantenplekken geldt dat deze weinig tot niet werden gebruikt door de hoogte van de kade. Door de gewijzigde locatie van de brug is het waaghoofd vrijgekomen. Door de hoge kade aldaar en door de aanwezigheid van een horecaterras op het waaghoofd is dat ook geen geschikte locatie voor het (tijdelijk) afmeren van pleziervaartuigen. In dit ligplaatsenplan zal dan ook de mogelijkheid voor (passanten)ligplaatsen op deze locatie niet terugkeren.
Dit betreft de kade van de Zijlsingel direct grenzend aan (het terrein van) de Meelfabriek. In het Ligplaatsenplan Pleziervaartuigen 2010 zijn hier geen ligplaatsen toegestaan. Op dit moment wordt de Meelfabriek ontwikkeld tot een combinatie van wonen, werken en leisure. Daar past mogelijk ook de noodzaak voor een of meerdere ligplaatsen bij. Daarom zal de betreffende kade de status “Particlier” (paarse kleur) krijgen. Zodoende ontstaat de mogelijkheid voor eigenaren en gebruikers om een ligplaatsvergunning te krijgen wanneer de doorvaarbaarheid en de overige belangen die de verordening en het ligplaatsenplan beogen te beschermen niet worden geschaad.
Oude Singel tussen de Turfmarktbrug en de Lijsbethbrug
In het water van de Oude Singel zijn drie ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen gesitueerd ter hoogte van de huisnummers 10 tot en met 26. De twee vergunninghouders voor deze ligplaatsen hebben beide wensen tot het wijzigen van de ligplaats. De ene wijziging betreft de verplaatsing van een bedrijfsvaartuig naar de Blauwpoortshaven (zie hierboven onder Blauwpoortshaven Turfmarktzijde). De andere wijziging is de wens om de twee bestaande ligplaatsen direct aansluitend te situeren en daarbij enkele meters in oostelijke richting te verplaatsen in verband met een obstakel dat zich onder de oppervlakte bevindt. De verplaatsing van een ligplaats naar de Blauwpoortshaven maakt deze wijziging mogelijk zonder dat daarmee ligplaatsen verloren gaan. deze wijzigingen worden in dit ligplaatsenplan vastgelegd.
Dit betreft het water in de Rijn nabij de Rijnzichtbrug en grenzend aan het appartementencomplex Rijnoever 1 t/m 47. Op dit terrein is enige jaren geleden een appartementencomplex ontwikkeld. Hierbij zijn op de onderste woonlaag woningen gecreëerd die direct grenzen aan het water. Daarmee is een situatie ontstaan zoals bedoeld in het in hoofdstuk 2 beschreven “Particuliere wal achter of bij woonhuizen”. Deze locatie wordt in dit ligplaatsenplan met de paarse kleur aangeduid en kunnen er door het college op aanvraag vergunningen voor ligplaatsen voor pleziervaartuigen worden verleend.
Tussen de Slaaghsloot en de Zijl ligt het Zijleiland. De zuidelijke punt van het Zijleiland is in particulier eigendom en krijgt in dit ligplaatsenplan de aanduiding particuliere wal.
Witte Singel ter hoogte van de Sterrenwacht
Dit is de kade van de witte Singel tussen de 5e Binnenvestgracht en de Vreewijkbrug. Dit terrein is in particulier eigendom (Universiteit Leiden) en is door de eigenaar herontwikkeld. Er worden hier woningen gerealiseerd. Een deel van deze woningen grenst aan het water van de Witte Singel Waar in voorgaande ligplaatsenplannen hier geen ligplaatsen waren toegestaan (kleuraanduiding: Rood) zal er in dit ligplaatsenplan de aanduiding Particuliere wal (Paars) worden opgenomen.
De kade aan de Zijlsingel tussen de Schrijversbrug en de Weverbrug was in het voorgaande ligplaatsenplan grotendeels aangewezen als ligplaats voor passanten, in het zuidelijk deel ter hoogte en tegenover de Meelfabriek waren vier ligplaatsen voor pleziervaartuigen en tot slot liggen er twee woonschepen. Gezien de toegenomen vraag naar ligplaats voor bezoekende grote passagiersschepen van het type (fiets)vakantieboot komen met dit ligplaatsenplan de ligplaatsen voor pleziervaartuigen te vervallen. Dit met dien verstande dat de op dit moment daar verleende vergunningen niet zullen worden ingetrokken maar dat daarvoor een uitsterfbeleid zal worden gehanteerd. De ter plaatsen aanwezige woonschepen worden planologisch geregeld in het bestemmingsplan Binnenstad.
4.2 Technische wijzigingen ten opzichte van het Ligplaatsenplan Pleziervaartuigen 2010
Technische wijzigingen in verband met gewijzigde inzichten met betrekking tot ruimtelijke aspecten. Het betreft hier met name wijzigingen in de aantallen ligplaatsen binnen een bepaald rak.
Hoofdstuk 5 Overige regelingen
5.1 Ligplaatsen bij Woonschepen
Voor woonschepen is de regelgeving zoals bepaald in het vigerende bestemmingsplan en / of de Verordening Woonschepen 2009 met het bijbehorende Ligplaatsenplan Woonschepen 2000 van toepassing. Die regelgeving stelt de eisen aan de afmetingen en het gebruik van de ligplaats voor het woonschip. Daarbij kan een bijboot inbegrepen zijn. Een bijboot is een klein vaartuig dat is bestemd en wordt gebruikt voor de bereikbaarheid en/of het onderhoud van het woonschip. Een bijboot is geen pleziervaartuig zoals bedoeld in de Verordening fysieke leefomgeving Leiden 2020 en dit ligplaatsenplan, een pleziervaartuig mag dan in beginsel ook niet binnen de ligplaats van het woonschip worden afgemeerd..
De ruimtelijke situatie rond een woonschip in openbaar water is vergelijkbaar aan de situatie “particuliere wal achter of bij een woonhuis” zoals beschreven in hoofdstuk 2 van dit ligplaatsenplan. Daarom is het begrijpelijk dat het in sommige gevallen voor de bewoners van woonschepen wenselijk is om een pleziervaartuig aan het woonschip af te meren. Met dit ligplaatsenplan maken wij het mogelijk dat het college aan eigenaren en gebruikers van een woonschip op aanvraag één ligplaatsvergunning voor een pleziervaartuig bij het woonschip verleend. Hierbij geldt dat bij realisatie van die ligplaats de doorvaarbaarheid en de overige belangen die de verordening en het ligplaatsenplan beogen te beschermen niet worden geschaad.
5.2 Op en afstapplaatsen bedrijfsvaartuigen
In het Ligplaatsenplan Pleziervaartuigen 2010 waren globaal een aantal aanduidingen opgenomen van locaties van op en afstapplekken voor bedrijfsvaartuigen. Dit betreffen openbare op en afstapplekken voor algemeen gebruik. Een aantal van deze plekken is ook als zodanig ingericht zoals bijvoorbeeld de Trouwsteiger bij het Stadhuis of de afmeerlocatie bij Stedelijk Museum de Lakenhal. Een aantal andere plekken hebben nooit de bedoelde functionaliteit gekregen en komen in dit ligplaatsenplan dan ook te vervallen. Tot slot is er een plek die niet opgenomen was in eerdere ligplaatsenplannen maar die wel deze inrichting en functionaliteit heeft. De in dit ligplaatsenplan opgenomen openbare op- en afstapplekken voor de bedrijfsvaart zijn:
De ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen zoals bedoeld in dit ligplaatsenplan hebben een standaard afmeting. Iedere ligplaats is een box met een lengte aan de kade van 12,5 meter en een breedte van 4 meter. Conform artikel 3.36 van de Verordening fysieke leefomgeving Leiden 2020 mag de vergunninghouder naar eigen inzicht gebruik maken van de ligplaats voor elk van zijn bedrijfsvaartuigen, mits hij daarbij de buitengrenzen van de individuele ligplaats niet overschrijdt. In het geval dat hij meerdere aaneengesloten ligplaatsen ten behoeve van bedrijfsvaartuigen heeft kan van het geheel van die ligplaatsen gebruik maken voor elke van zijn bedrijfsvaartuigen - inclusief de tussen iedere ligplaats geprojecteerde twee-meter vaartuigvrije zone - mits hij daarbij de buitengrenzen van de gezamenlijk aaneengesloten ligplaatsen niet overschrijdt. In voorkomende gevallen is er sprake van een afwijkende maat van een ligplaats, bijvoorbeeld indien de breedte van de watergang een smallere ligplaats noodzakelijk maakt om de doorvaart te garanderen of indien door lokale omstandigheden in het verleden een vergunning voor een afwijkende maatvoering is verleend. Voor die gevallen wordt maatwerk toegepast. Deze afwijkende maatvoering wordt in de bij dit ligplaatsenplan behorende tekening vermeld en in de voor die ligplaats verleende vergunning vermeld.