Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Venlo

Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders gemeente Venlo 2019

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVenlo
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling rechtspositie burgemeester en wethouders gemeente Venlo 2019
CiteertitelRegeling rechtspositie burgemeester en wethouders gemeente Venlo 2019
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerprechtspositie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 44 van de Gemeentewet
  2. artikel 66 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-10-202001-01-2019nieuwe regeling

13-10-2020

gmb-2020-268234

1686495

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders gemeente Venlo 2019

Burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo;

gezien het voorstel van 13 oktober 2020;

gelet op de artikelen 44 en 66 van de Gemeentewet en de artikelen 3.2.10, 3.3.2, 3.3.3, tweede lid en 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en artikel 3.8 van de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers;

besluiten:

vast te stellen de regeling

 

Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders gemeente Venlo 2019

Artikel 1. Definitiebepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    College: college van burgemeester en wethouders.

  • b.

    Burgemeester: voorzitter van het college van burgemeester en wethouders.

  • c.

    Secretaris: de secretaris bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet.

  • d.

    Wethouder: lid van het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2. Ter beschikking gestelde auto burgemeester en wethouders

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen voor reizen ten behoeve van de gemeente gebruik maken van een dienstauto met of zonder chauffeur. Onder dienstauto wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan een door de gemeente gecontracteerde auto.

  • 2.

    De dienstauto kan door de burgemeester en wethouders uitsluitend gebruikt worden voor zakelijke doeleinden.

  • 3.

    Onder gebruik voor zakelijke doeleinden wordt in dit artikel verstaan: gebruik dat voor de toepassing van artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 en de daarop berustende bepalingen niet als gebruik voor privédoeleinden wordt aangemerkt.

  • 4.

    Indien de burgemeester of de wethouder een aan hem ter beschikking gestelde auto gebruikt, worden vergoedingen van derden in verband met het gebruik van die auto in de gemeentekas gestort.

  • 5.

    Voor zover de burgemeester of de wethouder gebruik maakt van een dienstauto heeft hij geen aanspraak op vergoeding van reiskosten, bedoeld in artikel 3.2.7, tweede lid, onder b, en artikel 3.2.9, eerste lid van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

Artikel 3. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing burgemeester en wethouders

  • 1.

    De burgemeester of de wethouder die wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers in verband met de vervulling van hun functie dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de secretaris of een door hem aangewezen ambtenaar.

  • 2.

    De aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3.

    De kosten voor scholing komen voor rekening van de gemeente als deelname naar de mening van het college noodzakelijk of wenselijk wordt geacht in verband met de behoorlijke uitoefening van het ambt.

  • 4.

    Het college beslist op de aanvraag op basis van de overlegde stukken.

Artikel 4. Informatie- en communicatievoorzieningen

  • 1.

    De burgemeester of de wethouder tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 2.

    De burgemeester of de wethouder levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

Artikel 5. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze regeling, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel 6. Betaling en declaratie van onkosten

  • 1.

    Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze regeling voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

    • a.

      betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur,

    • b.

      betaling vooruit uit eigen middelen of

    • c.

      betaling ten laste van de gemeentelijke creditcard.

  • 2.

    Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een volledig ingevuld en ondertekend declaratieformulier en bewijsstukken.

  • 3.

    Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen 3 maanden na factuurdatum of betaling door de burgemeester of wethouder ingediend bij de secretaris.

  • 4.

    Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan burgemeester of wethouders binnen 3 maanden na het indienen van de aanvraag wordt overgemaakt.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie van het Gemeenteblad waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

Artikel 8. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders gemeente Venlo 2019

Toelichting Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders gemeente Venlo 2019

ALGEMEEN DEEL

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van burgemeesters en wethouders alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nadere regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

Hoofdlijnen gemeentelijke regeling

In deze regeling zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van burgemeester en wethouders zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers.

Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018) betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal van wettelijke regelingen af te wijken. Wel kunnen er nadere regels gesteld worden.

Op lokaal niveau kunnen, met de inwerkingtreding van het nieuwe besluit, nog maar een beperkt aantal zaken rechtspositioneel worden geregeld en/of nader ingevuld. Voor collegeleden betreft dit:

- de mogelijkheid om een (dienst)auto ter beschikking te stellen aan de wethouder en/of burgemeester en

- de mogelijkheid om nadere regels te stellen voor de vergoeding van scholingskosten.

Indien een gemeente besluit om nadere regels te stellen, is een aantal regels van belang. In artikel 44 en 66 Gemeentewet is bepaald dat ‘buiten hetgeen bij of krachtens de wet is toegekend’, de burgemeester en wethouders als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente ontvangen.

De nieuwe Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders gemeente Venlo 2019 is een (nadere) uitwerking van de gestelde regels van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen voor de burgemeesters en wethouders.

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Burgemeesters en wethouders zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente, maar wel benoemd. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat burgemeesters en wethouders wél ambtenaar in formele zin zijn, worden zij fiscaal behandeld als ware zij actief in dienstbetrekking door de Wet op de loonbelasting 1964. Er wordt daarom op de bezoldiging van burgemeesters en wethouders ook loonheffing ingehouden.

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is van toepassing op wethouders en burgemeesters. De burgemeester volgt de pensioenaanspraken van de ABP-Pensioenregeling.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2. Ter beschikking gestelde auto burgemeester en wethouders.

Voor burgemeesters en wethouders is expliciet bepaald dat een auto ter beschikking kan worden gesteld. Dit kan een dienstauto zijn, maar ook een leaseauto. Zowel in het geval van een dienstauto als bij een leaseauto is sprake van een ter beschikking gestelde auto. Het financieringsarrangement kan verschillend zijn; het fiscaal regime geldt voor beide soorten auto’s onverkort.

Op grond van het onderhavige artikel kan ook een gemeenschappelijke auto ter beschikking worden gesteld. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om de situatie dat het hele dagelijks bestuur gebruikmaakt van de auto (i.c. de elektrische dienstauto’s die de gemeente Venlo beschikbaar heeft), of dat de leden van het dagelijks bestuur gebruik maken van gecontracteerd vervoer op afroep.

Gemeenschappelijk gebruik

De elektrische dienstauto’s en het gecontracteerd vervoer op afroep zijn per definitie voor gemeenschappelijk gebruik. De dienstauto met chauffeur is primair bedoeld voor het vervoer van de burgemeester. Indien de dienstauto niet gebruikt wordt door de burgemeester kunnen wethouders eveneens gebruik maken van de dienstauto met chauffeur. De burgemeester heeft te allen tijde voorrang. De dienstauto met chauffeur is daardoor feitelijk eveneens voor gemeenschappelijk gebruik, omdat zowel de burgemeester als de wethouders hiervan gebruik kunnen maken.

Gebruik dienstauto uitsluitend voor zakelijke doeleinden

In het tweede lid is de beperking opgenomen dat dienstauto uitsluitend worden gebruikt voor zakelijke doeleinden. Onder gebruik voor zakelijke doeleinden wordt verstaan het fiscaal-zakelijk gebruik. Onder fiscaal-zakelijk gebruik vallen:

- ritten voor woon-werkverkeer;

- dienstreizen;

- ritten voor ambtsgebonden (qq-) functies .

Als de burgemeester (of de wethouder) de gemeente vertegenwoordigt en daarvoor de dienstauto gebruikt, is er vanuit zijn functie bezien sprake van zakelijk gebruik van die auto. Ook bij de onbezoldigde commissies en functies van de VNG neemt de Belastingdienst het standpunt in dat sprake is van zakelijke ritten voor burgemeesters en wethouders.

Bestuurlijke doeleinden: fiscaal aangemerkt als privégebruik

Fiscaal gezien wordt al het andere gebruik - dan zakelijk gebruik voor het ambt - aangemerkt als gebruik voor privédoeleinden, waarop de Regeling privégebruik auto van de werkgever (de zogenoemde bijtellingsregeling) van toepassing is.

Bij gebruik van een auto voor gemeenschappelijk gebruik of een auto op afroep is er vanwege de ongewenste fiscale consequenties daarom maar één optie: uitsluitend zakelijk gebruik.

Geen reiskostenvergoeding bij gebruik van de dienstauto

Voorts is geregeld dat een burgemeester of wethouder die gebruik maakt van een ter beschikking gestelde auto geen aanspraak kan maken op reiskostenvergoedingen (inclusief vergoeding voor woon-werkverkeer), wanneer hem (persoonlijk) een auto ter beschikking is gesteld. Als hem niet persoonlijk een auto ter beschikking is gesteld, maar hij maakt wel gebruik van een gemeenschappelijke auto of gecontracteerde auto, ontvangt hij alleen voor de desbetreffende ritten geen vergoeding.

Rittenadministratie

Een rittenadministratie zal vrijwel altijd nodig zijn. Als de auto alleen zakelijk wordt gebruikt, is een rittenadministratie nodig voor de fiscus.

Artikel 3. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing burgemeester en wethouders

Voor burgemeesters en wethouders is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.

Overigens kan de gemeente ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen. Ook die lasten komen ten laste van de gemeente.

Artikel 4. Informatie en communicatievoorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een wethouder of de burgemeester voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking op grond van een bruikleenovereenkomst.

Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan een smartphone, een computer en de daarbij behorende (internet)abonnementen. Een computer is een desktop, een tabletcomputer of een laptop. Er mag slechts één computer verstrekt worden.

Eventuele overname van ICT-middelen aan het einde van de bestuursperiode, al dan niet tegen restwaarde, is niet toegestaan. De overweging hierbij is, dat het risico van datalekken zo veel mogelijk moet worden voorkomen. Politieke ambtsdragers hebben veel informatie op hun telefoons en andere apparatuur. Bij overname zou de gemeente hierover de regie kwijt zijn, ook als de apparaten geschoond zijn.

Artikel 5. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en in deze regeling aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan een burgemeester of wethouder kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de bestuurder loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.

Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen

Artikel 6. Betaling en declaratie van onkosten

Het Rechtspositiebesluit en Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen op welk moment vergoedingen en onkosten betaald worden aan burgemeesters en wethouders. Daar waar geen expliciete termijn is genoemd, kan dit artikel uitkomst bieden. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente. Het verdient aanbeveling dat het college een (digitaal) formulier vaststelt waarmee burgemeester en wethouders gemaakte onkosten kunnen verantwoorden. Burgemeester en de wethouders declareren hun kosten bij de secretaris.

 

 

 

Venlo, 13 oktober 2020

Burgemeester en wethouders van Venlo

de secretaris, de burgemeester

Twan Beurskens, Antoin Scholten