Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Westvoorne

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westvoorne houdende regels omtrent handhavingsafspraken tussen politie, OM en de gemeenten op Voorne Putten en Goeree- Overflakkee

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWestvoorne
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westvoorne houdende regels omtrent handhavingsafspraken tussen politie, OM en de gemeenten op Voorne Putten en Goeree- Overflakkee
CiteertitelHandhavingsprotocol Horeca Voorne-Putten en Goeree-Overflakkee
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-12-2016nieuwe regeling

29-09-2016

Website van de gemeente Westvoorne, 21-12-2016

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westvoorne houdende regels omtrent handhavingsafspraken tussen politie, OM en de gemeenten op Voorne Putten en Goeree- Overflakkee

Voorwoord

 

Horecagelegenheden zijn van groot belang voor gemeenten. Het is een sociale ontmoetingsplaats en ze zijn sfeerbepalend. Daarnaast zorgt de horeca ook voor bedrijvigheid en werkgelegenheid. Echter heeft de horeca niet alleen positieve effecten, maar ook negatieve effecten. Het kan leiden tot aantasting van de openbare orde en zorgen voor overlast voor de omgeving. Het is daarom van belang dat de handhaving van de wet – en regelgeving duidelijk is voor allen.

 

Het Handhavingsprotocol horeca Voorne-Putten en Goeree-Overflakkee 2016 is geactualiseerd naar de recente ontwikkelingen op gebied van de Drank- en horecawet, Algemene Plaatselijke Verordeningen, Opiumwet en Wet op de kansspelen..

In dit document wordt aangegeven over welke handhavingsinstrumenten de gemeenten beschikken en hoe deze toegepast worden bij overtredingen. Het doel is een leidraad te bieden aan iedereen die betrokken is bij de handhaving van de wet – en regelgeving voor de horeca. Ook verschaft het ondernemers en derden inzicht in het bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden tegen overtredingen in de horeca.

 

Wij hopen dat dit protocol voorziet in praktisch uitvoerbare handhavingsstappen en wensen alle betrokkenen succes met de uitvoering hiervan. Ook burgers en horeca ondernemers hopen wij met dit protocol van dienst te kunnen zijn, door helderheid te geven in de stappen die wij zetten.

 

Voor opmerkingen en/of vragen over dit handhavingsprotocol, kunt u contact opnemen met de behandelend afdeling van uw gemeente.

 

De burgemeesters van de gemeenten op Voorne Putten en Goeree-Overflakkee, de Districtschef van politie District E Rijnmond Zuid West,

de Officier van Justitie.

1 . H A N D H A V I N G S K A D E R

1.1 Achtergrond en aanleiding

Het toezicht op de Drank- en horecawet (DHW) is per 1 januari 2013 veranderd. Op basis van de nieuwe DHW is de burgemeester verantwoordelijk voor het merendeel van het DHW-toezicht. Daarvoor was dat nog de taak van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

 

In deze nota, die de status heeft van een beleidsregel, worden de handhavingskaders en de wijze waarop handhavingsmiddelen worden toegepast (het handhavingsarrangement) beschreven. Het handhavingsarrangement heeft betrekking op de horeca - gerelateerde artikelen uit de APV (bv. exploitatievergunningen), de DHW, de Wet op de Kansspelen (WOK) en de Opiumwet.

 

1.2 Doelstelling DHW

De doelstelling van de DHW is het voorkomen van gezondheidsschade en verstoring van de openbare orde door alcoholgebruik.

De wet is bijvoorbeeld aangescherpt om drankmisbruik door jongeren beter aan te kunnen pakken. Jongeren onder de achttien jaar worden door de nieuwe wet nu ook zelf strafbaar als ze in een openbare inrichting alcohol drinken of in de openbare ruimte alcohol bij zich hebben.

1.3 Handhaving

Regelgeving is zinloos zonder handhaving. Dat geldt ook bij de regels voor de horeca. De gemeenten Brielle, Westvoorne, Hellevoetsluis, Goeree-Overflakkee en Nissewaard (hierna: deelnemende gemeenten) zorgen er via toezicht en handhaving voor dat die regels worden nageleefd. Daarbij is er de wens dat er, in voorkomende gevallen, eenduidig wordt opgetreden. Handhavingsafspraken zijn er op gericht dat:

  • burgers, bedrijven en instellingen weten welke visie de gemeente heeft op handhaving, dat de gemeente ook daadwerkelijk handhaaft en daar verantwoording over aflegt;

  • burgers, bedrijven en instellingen weten hoe de gemeente haar handhavingstaak op basis van uniformiteit en

  • rechtszekerheid uitvoert;

  • de uitvoering van de handhaving uiteindelijk leidt tot een beter gedrag met als uiteindelijk resultaat een grotere leefbaarheid en veiligheid.

De deelnemende gemeenten leggen in dit handhavingsprotocol vast op welke wijze op overtredingen gereageerd wordt. Het handhavingsprotocol Voorne-Putten en Goeree Overflakkee zorgt ervoor dat afspraken rond handhaving eenduidig en consistent worden uitgevoerd. Tenzij er zeer bijzondere omstandigheden een rol spelen, worden geconstateerde overtredingen niet gedoogd.

In veel gevallen wordt bij een eerste overtreding tot het geven van een bestuurlijke waarschuwing overgegaan. In het handhavingsprotocol is opgenomen dat optreden van de gemeente ingrijpender wordt wanneer de overtreding aanhoudt of wordt herhaald. Door eerst te waarschuwen krijgt een overtreder de ruimte om zijn gedrag aan te passen en maatregelen te nemen.

1.4 Optreden door de politie

De politie treedt op bij een strafbare feiten. Uitgangspunt is dat de politie optreedt conform het handhavingsprotocol. Ook mondelinge waarschuwingen worden altijd vastgelegd in een mutatie en de gemeente wordt door de politie geïnformeerd. Mocht de situatie dat vereisen, dan kan de politie op grond van artikel 3 van de Politiewet 2013 en/of namens de burgemeester, de openbare inrichting ontruimen en sluiten.

Voor een adequate bestuurlijke reactie na incidenten in een openbare inrichting en het doorlopen van een eventueel juridisch (na)traject, is een goed dossier essentieel. De politie levert zo spoedig mogelijk na een incident, de afdeling Toezicht en handhaving alle relevante informatie aan, op basis waarvan de burgemeester een passende bestuurlijke maatregel kan nemen.

1.5 Maatregelen door de burgemeester

Bij een ernstige overtreding, illegale situatie of opeenstapeling van feiten kan de burgemeester ‘bestuursdwang’ toepassen. Dit kan betekenen het (tijdelijk) sluiten van de openbare inrichting. De hieraan verbonden kosten moeten door de overtreder worden betaald. De burgemeester kan daarbij ook besluiten tot het (tijdelijk) intrekken van de exploitatievergunning. Ten aanzien van de meeste overtredingen van de Drank- en horecawet kan gelijktijdig ook een bestuurlijke boete worden opgelegd.

 

Iedere exploitant is verantwoordelijk voor een goede exploitatie. Uitgangspunt is dat de openbare orde en het woon - en leefklimaat niet mogen worden aangetast. Het intrekken van de exploitatievergunning gebeurt wanneer door een incident het vertrouwen in de exploitant is weggevallen. Dat kan ook gebeuren bij gevallen die in de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV), de Drank- en horecawet of in artikel 13b van de Opiumwet genoemd worden. Is herhaling waarschijnlijk, dan kan de inrichting voor onbepaalde tijd worden gesloten. Dient dezelfde exploitant binnen een jaar na de sluiting en/of intrekking van de vergunning een nieuwe aanvraag in, dan wordt deze geweigerd, behalve als er duidelijk sprake is van gewijzigde omstandigheden. Maar ook daarna weegt de voorgeschiedenis van de betrokkene mee bij een nieuwe aanvraag. Die aanvraag kan dan dus ook worden geweigerd.

 

In bepaalde gevallen kan de burgemeester een dwangsom opleggen. Als de exploitant zich niet aan de eisen houdt, moet deze een bedrag betalen. Na een dwangsom kan alsnog bestuursdwang of een nieuwe dwangsom volgen.

1.6 High trust, High penalty

Het handhavingskader gaat uit van vertrouwen in de ondernemer. De maatregelen die volgen bij niet naleving sluiten aan bij de ernst van de overtreding. Als de ondernemer het vertrouwen schaadt, volgt daarop een strenge maatregel (high penalty). De ondernemer krijgt het vertrouwen dat hij voldoet aan de vergunningsvoorwaarden die vooraf zijn gesteld en exploiteert conform aanvraag. De ondernemer die de regels naleeft, wordt minder gecontroleerd.

 

Afhankelijk van de ernst van het incident of de overtreding en de rol van de horecaondernemer hierbij, wordt bekeken hoe toekomstige onregelmatigheden in en rondom het bedrijf kunnen worden voorkomen. De horecaondernemer krijgt de gelegenheid aan te tonen dat hij kan zorgen voor een deugdelijke exploitatie van de inrichting. Bijvoorbeeld door een gedegen exploitatieplan op te stellen.

Als naar het oordeel van de burgemeester wel een maatregel getroffen moet worden, zal, behoudens directe of tijdelijke sluiting, deze maatregel zo veel mogelijk ruimte laten aan de ondernemer om aan te tonen dat zijn exploitatie zonder openbare orde problemen kan worden voortgezet. Uitgaan van vertrouwen brengt een grote eigen verantwoordelijkheid voor ondernemers met zich mee. Een goede bedrijfsvoering is daarbij een eerste vereiste.

1.7 Proportionaliteit en subsidiariteit

Een bestuursrechtelijke handhavingsmaatregel moet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit voldoen. Dit houdt in dat de maatregel niet verder mag strekken dan noodzakelijk en dat bij de keuze uit verschillende bevoegdheden geen zwaardere bevoegdheid wordt gebruikt dan de concrete situatie vereist. De feiten en omstandigheden van de situatie spelen dan ook een rol bij de beoordeling of een maatregel nodig is, en zo ja, welke maatregel.

De proportionaliteit en subsidiariteit zijn in het handhavingsarrangement ingebouwd. De burgemeester toetst elke zaak afzonderlijk, aan de hand van dit handhavingsarrangement.

1.8 Openbare orde

Handhaving heeft tot doel het voorkomen van (verdere) aantasting van de openbare orde en veiligheid en het woon - en leefklimaat. Maar ook het herstel van de openbare orde als deze is geschaad.

 

De burgemeester weegt in zijn besluitvorming over een bestuurlijke maatregel het belang van de ondernemer en derden af tegen dat van de openbare orde. De openbare orde weegt daarbij zwaar en prevaleert boven de belangen van derden.

Een horecaondernemer heeft in die zin een zogenoemde 'risicoaansprakelijkheid'. Bij incidenten kijkt de burgemeester ook naar de handelwijze van de ondernemer voor, tijdens en na het incident. Hoe heeft de ondernemer gehandeld? Wat heeft de ondernemer gedaan om het incident te voorkomen of te beperken? Wat is de geschiedenis van de betreffende inrichting?

Op basis van deze overwegingen kan de burgemeester besluiten dat er geen aanleiding is om een maatregel te treffen of dat een waarschuwing voldoende is. De openbare orde en veiligheid zijn altijd leidend. Het kan dus zijn dat de ondernemer heeft gedaan wat hij kon, maar dat toch een maatregel getroffen moet worden om de openbare orde en veiligheid in en rond de inrichting te herstellen.

1.9 Afwijkingsbevoegdheid

De burgemeester heeft bij zijn besluitvorming over te treffen maatregelen een eigen afwijkingsbevoegdheid. De stappen in het handhavingsprotocol gelden daarbij als uitgangspunt. Als de feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven, kan de burgemeester afwijken van deze uitgangspunten. Zo kan worden besloten om een stap over te slaan en niet eerst te waarschuwen, terwijl dit wel in het stappenplan is opgenomen, maar meteen tot een maatregel over te gaan. Bij een dergelijk besluit wordt dit expliciet gemotiveerd. Waar het stappenplan aangeeft dat normaliter eerst wordt gewaarschuwd, kan de burgemeester besluiten dat hier een sluiting noodzakelijk is. Aan de andere kant kunnen overmachtssituaties en de mate van verwijtbaarheid een rol spelen om minder zware maatregelen op te leggen.

1.10 Meerdere maatregelen/’stapeling’

Het kan zijn dat op bepaalde feiten en omstandigheden meerdere bestuurlijke maatregelen of verschillende handhavingsstappen van toepassing zijn. In dat geval kan de zwaarste bestuurlijke maatregel worden opgelegd (bijvoorbeeld bij ernstige overlast door een openbare inrichting die stelselmatig de sluitingstijden overtreedt). Voor overlast geldt in principe een strenger handhavingsregime dan voor het overtreden van sluitingstijden. De maatregel die geldt bij overlast, gaat dan vóór op de maatregel voor het overtreden van de sluitingstijden.

Feit blijft dat meerdere maatregelen kunnen worden getroffen. Bijvoorbeeld de sluiting van een horecapand vanwege drugshandel (op basis van de Opiumwet) en eveneens intrekking van de exploitatievergunning omdat het vertrouwen in de horecaondernemer is weggevallen. Opeenstapeling van bestuurlijke maatregelen is in het bestuursrecht soms toegestaan. Het gaat dan wel telkens om verschillende maatregelen (sluiting en intrekking van de vergunning bijvoorbeeld).

Stapeling van sluitingstermijnen gebeurt niet. Als een openbare inrichting overlast veroorzaakt en geen exploitant of beheerd er aanwezig was terwijl het bedrijf wel was geopend voor publiek, is het niet zo dat het bedrijf eerst een periode, bijvoorbeeld twee weken, dicht moet en daarna nog eens de openingstijden worden beperkt vanwege overtreden van de aanwezigheidsplicht. Wel kan het samengaan van overtredingen en incidenten de burgemeester doen besluiten om een handhavingsstap over te slaan of een zwaardere maatregel te treffen. De burgemeester zal dit in zijn besluit expliciet motiveren.

1.11 Bestuursrecht en strafrecht

Het kan zijn dat een incident of overtreding maakt dat zowel op basis van bestuursrecht als op basis van strafrecht een maatregel of sanctie wordt getroffen. Een bestuursrechtelijke maatregel is altijd reparatoir bedoeld en heeft als doel om de geschokte openbare orde en veiligheid te herstellen. Strafrecht is punitief: op een overtreding van een wetsartikel volgt als straf een sanctie. Bestuursrecht en strafrecht kunnen dus naast elkaar worden toegepast. Een uitzonderling daarop is de bestuurlijk e boete. Dit is een bestuurlijke strafsanctie en die gaat niet samen met een strafrechtelijke strafsanctie. Dit geldt ook bij maatregelen die worden getroffen in het kader van geluidsoverlast. Op basis van het handhavingsarrangement kan de burgemeester bij de door DCMR gemeten geluidsoverschrijdingen besluiten dat sprake is van een overlastsituatie en een herstelmaatregel nemen. De DCMR kan tegelijkertijd haar eigen (strafrechtelijke) handhavingskader toepassen en een bestuurlijke strafbeschikking opleggen. Het één sluit het ander dus niet uit.

1.12 Lastgeving onder dwangsom en hersteltermijn

Het opleggen van een lastgeving onder dwangsom heeft niet het karakter van een straf, maar is een middel om de overtreder te bewegen tot herstel van een illegale situatie. Deze herstelsanctie strekt tot het binnen de hersteltermijn ongedaan maken of beëindigen van een overtreding of - bij een preventieve lastgeving – tot het voorkomen van een klaarblijkelijke overtreding, onder de verplichting tot betaling van een geldsom, indien de lastgeving niet of niet tijdig wordt uitgevoerd. De hoogte van de dwangsom en de lengte van de hersteltermijn zijn onder andere gerelateerd aan de aard en de ernst van de overtreding. Het dwangsombedrag moet in ieder geval hoog genoeg zijn om effect te hebben, maar mag niet hoger zijn dan voor het gewenste effect nodig is. Een rol mag spelen welk financieel voordeel de overtreder zou behalen met het voortzetten van de overtreding . Van de in het Handhavingsarrangement DHW opgenomen hoogte van de dwangsombedragen kan gemotiveerd worden afgeweken wanneer het aannemelijk is dat het financiële voordeel voor de overtreder groter is dan de hoogte van die bedragen. De lengte van de hersteltermijn moet redelijk zijn en in ieder geval voldoende lang om de last te kunnen uitvoeren. Afhankelijk van de soort overtreding, bijvoorbeeld als het gaat om een gedragswijziging, kan ook een termijn van enkele dagen worden gekozen. Toepassing van deze herstelsanctie betekent maatwerk.

1.13 Bestuurlijke boete

De burgemeester is belast met het toezicht op de DHW. De burgemeester kan sinds de nieuwe DHW in werking is getreden ook bestuurlijke boetes opleggen. In artikel 44a lid 4 van de wet is bepaald dat er geen bestuurlijke boete mag worden opgelegd wanneer de burgemeester van plan is de vergunning in te trekken.

Het opstellen van een boeterapport vergt grondige kennis van de DHW. Dit is nodig om de feitelijke waarnemingen zo te beschrijven dat een overtreding kan worden bewezen.

1.14 Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Het opleggen van sancties zijn besluiten in de zin van de Awb. De Awb is dan ook van toepassing op de voorbereiding van deze besluiten. Dit betekent onder meer dat voordat een sanctie wordt opgelegd, de overtreder vooraf in staat wordt gesteld een zienswijze op het voornemen te geven. Na bekendmaking van het besluit staan bovendien de reguliere bezwaar- en beroepsmogelijkheden open.

1.15 Erfelijke belasting

Handhaving vindt plaats per horecaondernemer, per bedrijf en per locatie. Wanneer een nieuwe ondernemer het bedrijf overneemt, worden in beginsel de stappenplannen in het handhavingsarrangement ‘gereset’ (teruggebracht naar de startsituatie). In een enkel geval kan het zo zijn dat de volgende ondernemer wordt belast met de "erfenis" van zijn voorganger(s). Dit gebeurt bijvoorbeeld bij nadere eisen aan de geluidsproductie of langdurige en steeds terugkerende locatie gebonden vormen van overlast of verstoringen van de openbare orde. Voorbeeld hiervan is de situatie waarbij het verschillende horecaondernemers niet is gelukt op een bepaalde plek de overlast voor de woon- en leefomgeving te beteugelen. Dit wordt expliciet aan de nieuwe ondernemer verteld bij zijn vergunningaanvraag en, voor zover van toepassing, ook als voorwaarde in zijn vergunning opgenomen.

"Erfelijke belasting" geldt in ieder geval als een ondernemer zijn ondernemingsvorm wijzigt, bijvoorbeeld wanneer er een vennoot in de zaak bij komt. De nieuw intredende ondernemer krijgt dan ook te maken met het verleden van zijn compagnon. De stap in het handhavingsarrangement blijft in dit geval gewoon gelden (dus bij een volgende overtreding; ook al is er een nieuwe vennoot) en volgt gewoon de volgende stap. De stappen worden niet 'gereset'. Dit geldt ook als een ondernemer in de tussentijd zijn vergunning wijzigt of vernieuwt en als een beheerder op dezelfde locatie de gevestigde openbare inrichting overneemt.

Voorts kan een geluidsovertreding op grond van de Wet milieubeheer zich ook lenen voor het toepassen van een zogenaamde ‘zakelijke werking’ bij het opleggen van een herstelsanctie. Dit heeft tot gevolg dat deze herstelmaatregel ook geldt voor de rechtsopvolgers en jegens hen dan ook kan worden geëffectueerd. Een rechtsopvolger is degene die in de rechten van de oorspronkelijke overtreder treedt door eigendomsoverdracht, huuroverdracht of aandelenovername. In de horecabranche is wisseling van rechthebbenden een veelvuldig voorkomend verschijnsel.

 

Een maatregel kan ook gevolgen hebben voor meerdere horecabedrijven. Bijvoorbeeld wanneer een ondernemer meerdere inrichtingen heeft en hij in één van de bedrijven ernstige overlast of anderszins veroorzaakt.

1.16 Artikel 35 ontheffing (DHW)

Wanneer een overtreding wordt geconstateerd die betrekking heeft op een verleende ontheffing op grond van artikel 35 van de DHW kan, gelet op de omstandigheden, een stap uit het handhavingsarrangement worden opgelegd als de leidinggevende van de ontheffing ook ondernemer is van een openbare inrichting die in de gemeente is gevestigd. Deze stap uit het handhavingsarrangement wordt dan opgelegd aan de openbare inrichting van de betreffende ondernemer. Dit is een extra stimulans ook bij en tijdens evenementen de voorschriften na te leven. Naast het opleggen van een stap wordt bij de geconstateerde overtreding ten aanzien van de ontheffing volgens artikel 35 DHW ook op een andere wijze (proces verbaal, bestuurlijke boete, last onder dwangsom of bestuursdwang) handhavend opgetreden.

1.17 Beleidsregel tijdelijke exploitatievergunning

In het kader van de actualiteit en de bruikbaarheid van een vergunning vervalt de vergunning als een exploitant (of exploitanten) de exploitatie van de inrichting beëindigt. Als dit naar aanleiding van een overname of een gewijzigde samenstelling is, werkt het vervallen van de vergunning van rechtswege beperkend voor de bedrijfsvoering. In die gevallen kan worden gewerkt met een tijdelijke vergunning. De burgemeester verleent een tijdelijke exploitatievergunning alleen wanneer wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden.

1.18 Beleidsregel beperkte hertoetsing exploitatievergunning bij wijziging beheerder en wijziging terras

Een veel voorkomende wijziging van een exploitatievergunning is het bijschrijven of het er af halen van een beheerder of de wijziging voor de inrichting van een terras. In het kader van de vermindering van de administratieve lasten, kan in dergelijk e gevallen worden volstaan met een beperkte hertoets van de verleende exploitatievergunning. Alleen wanneer de wijzigingen hiertoe aanleiding geven wordt een volledige herbeoordeling van de exploitatievergunning plaats.

1.19 Sluiting openbare inrichting of tijdelijk intrekken (schorsen) exploitatievergunning

Er is een wezenlijk (juridisch) verschil tussen sluiting (het pand) of tijdelijk intrekken voor bepaalde tijd van de exploitatievergunning (de ondernemer). De sluiting van het horecapand is bedoeld om de openbare orde zich te laten herstellen. Sluiting van het pand langer dan een maand houdt in dat de Drank- en horecawetvergunning moet worden ingetrokken. Dit is dwingend voorgeschreven in artikel 5 van het Besluit eisen zedelijk gedrag DHW 1999. Een nadeel van sluiting is wel dat een nieuwe horecaondernemer een verzoek moet doen aan de gemeente om de eerst de sluiting van de openbare inrichting af te halen voordat hij een exploitatievergunning aan kan vragen. Tijdelijk intrekken (schorsen) van de exploitatievergunningen kan daarom wenselijker zijn. Dit heeft geen effecten voor de Drank- en horecawetvergunning terwijl een zelfde effect wordt bereikt: de openbare inrichting mag niet geopend zijn of worden geëxploiteerd. Hierdoor kan de openbare orde zich ook herstellen. Tijdelijk intrekken (schorsen voor bepaalde tijd) is daarom vaak gunstiger voor de doorlooptijd.

1.20 Geluidoverlast

Er kunnen in relatie tot horeca verschillende klachten worden onderscheiden. Vaak betreffen het klachten over geluidsoverlast.

Het is van groot belang serieus om te gaan met dit soort klachten. De DCMR is verantwoordelijk voor het verrichten van metingen bij aanhoudende geluidoverlast bij openbare inrichtingen op grond van de Wet milieubeheer. De gemeente is primair verantwoordelijk voor de afhandeling van horecaklachten. De DCMR moet de bij de controle, naar aanleiding van klachten, gesignaleerde feiten zorgvuldig registreren en aan de afdeling Toezicht en Handhaving toezenden.

2. H A N D H A V I N G S A R R A N G E M E N T E N

 

Overtredingen APV

2.1 PRINCIPES HANDHAVINGSKADERS

De algemene uitgangspunten van het handhavingskader zoals in hoofdstuk 1 zijn weergegeven, worden onderstaand op hoofdlijnen aangegeven:

  • Hoe ernstiger de overtreding, des te korter is het handhavingstraject (des te sneller wordt besloten tot een zwaardere sanctie);

  • Hoe ernstiger de overtreding, des te groter (zwaardere sanctie) zijn de handhavingsstappen;

  • De maatregel past bij de overtreding;

  • De handhavingstrajecten exploitatievergunning en Drank- en horecavergunning sluiten op elkaar aan en de maatregelen zijn op elkaar afgestemd;

  • Afhankelijk van de feiten en omstandigheden kan de burgemeester gemotiveerd besluiten van een maatregel af te zien of te volstaan met een waarschuwing. Dit geldt zelfs voor de gevallen waarin volgens het handhavingskader een sluiting of intrekking gerechtvaardigd zou zijn. De burgemeester kan echter ook besluiten een stap in het handhavingsarrangement over te slaan (en bijvoorbeeld wel een maatregel te treffen waar normaliter eerst een waarschuwing zou volgen).

Met het in de tabellen van de handhavingsarrangementen opgenomen begrip “toezichthouder” of “gemeentelijk opsporingsambtenaar” worden personen bedoeld die door het college of de burgemeester zijn aangewezen om toezichthoudende taken (zie ook de Algemene wet bestuursrecht) uit te voeren voor de wetten en verordeningen die van toepassing zijn op de overtredingen. Politieambtenaren hebben een algemene opsporingsbevoegdheid en zijn op grond van artikel 6:2 van de APV, naast de aangewezen BOA’s, belast met het toezicht op de naleving van de APV. Op grond van art. 41 van de DHW zijn in de gemeente alleen de door de burgemeester aangewezen ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van de DHW. Politieambtenaren moeten dus zijn aangewezen door de burgemeester voor de DHW.

2.2 EXPLOITATIEPLAN

In bepaalde gevallen moet een horecaondernemer een exploitatieplan inleveren om een vergunning te krijgen. Ook kan het zijn dat na een incident of overtreding de verplichting wordt opgelegd om een exploitatieplan in te leveren. De ondernemer krijgt dan de kans om te laten zien hoe hij in de toekomst zonder incidenten of overtredingen zijn openbare inrichting wil exploiteren. Het exploitatieplan wordt in deze gevallen gezien als een onderdeel van de vergunning, of beter gezegd: aan de vergunning wordt het voorschrift verbonden dat wordt geëxploiteerd volgens het exploitatieplan. Als wordt geconstateerd dat de ondernemer dit plan niet naleeft, is dit een ernstige overtreding, die kan leiden tot intrekking van de exploitatievergunning .

2.3 SPOEDSLUITING

Bij ernstige en acute verstoringen van de openbare orde volgt altijd een voorlopige sluiting van maximaal twee weken. De voorlopige sluiting dient om de openbare orde en veiligheid in en rond de inrichting te laten herstellen.

Deze periode is ook bedoeld om meer informatie te krijgen over de toedracht van het incident dat de openbare orde heeft verstoord. In die twee weken maakt de politie een dossier op voor de burgemeester en wordt er op basis van dat dossier een zienswijzengesprek met de ondernemer gehouden.

Als na het politieonderzoek en het gesprek met de ondernemer het gevaar voor de openbare orde en veiligheid voldoende is weggenomen, kan de burgemeester het openbare inrichting toestemming geven de deuren weer te openen tenzij de exploitatievergunning wordt ingetrokken op grond van weggevallen van het vertrouwen in de exploitant. Als er nog steeds een gevaar is en/of een kans op herhaling van een incident, zal aanvullend op de voorlopige sluiting een maatregel door de burgemeester worden getroffen.

2.4 INTREKKEN OF SCHORSEN EXPLOITATIEVERGUNNING

In dit handhavingsarrangement wordt een onderscheid gemaakt tussen schorsing en intrekking van de exploitatievergunning. De burgemeester schorst de exploitatievergunning, wanneer hij meent dat met betrekking tot deze vergunning een maatregel voor bepaalde tijd noodzakelijk is (als bijvoorbeeld voor twee weken niet mag worden geëxploiteerd). Dit heeft geen effect op een aanwezige Drank- en horecawetvergunning. De burgemeester trekt de vergunning in als hij meent dat de desbetreffende ondernemer niet meer over een exploitatievergunning moet beschikken (bijvoorbeeld omdat deze strafbaar heeft gehandeld of omdat uit opeenvolgende incidenten blijkt dat de ondernemer niet in staat is om zijn bedrijf zonder gevaar voor de openbare orde te exploiteren). Dit geldt dan voor onbepaalde tijd. Ook de Drank- en horecawetvergunning zal moeten worden ingetrokken (artikel 5 Besluit eisen zedelijk gedrag 1999).

2.5 SCHIJNBEHEER

Er is sprake van schijnbeheer als blijkt dat niet de vergunninghouder feitelijk zeggenschap heeft over (en leiding geeft aan) de openbare inrichting, maar een persoon die niet als zodanig op de vergunning staat vermeld. Een reden kan bijvoorbeeld zijn da t een persoon vanwege zijn/haar strafrechtelijke verleden geen vergunning kan krijgen en daarom een ander de vergunning laat aanvragen. Dergelijke schijnbeheerconstructies worden niet getolereerd.

 

Overtreding of incident

Toezichthouder

Burgemeester

Schijnbeheer

Ernstigeovertreding

1e constatering:Proces-

verbaal en dossier naar burgemeester

1e constatering:intrekken

exploitatievergunning

Onder schijnbeheer worden die situaties verstaan waarbij de feitelijke eigenaar bewust op de achtergrond blijft. Bijvoorbeeld om een antecedentencheck te ontwijken. Op basis van het dossier zal de burgemeester beoordelen of voldoende aannemelijk is dat een schijnbeheerconstructie wordt gebruikt. Gaat het niet om schijnbeheer, dan volgt handhaving volgens de stappen bij 'Wijzigen exploitant zonder nieuwe vergunning'.

2.6 SLECHT LEVENSGEDRAG

Van een exploitant wordt verwacht dat deze niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is. Ook verwacht de gemeente dat de exploitant gekwalificeerd personeel aanstelt en de leiding over zijn openbare inrichting in handen geeft van personen aan wie deze leiding kan worden toevertrouwd. Wanneer wordt geconstateerd dat de exploitant of zijn beheerder(s) in enig opzicht van slecht levensgedrag is, is dit reden om de exploitatievergunning in te trekken dan wel te wijzigen door de beheerder hiervan te verwijderen.

 

Overtreding of incident

Toezichthouder

Burgemeester

Slecht levensgedrag exploitant

Ernstigeovertreding

1e constatering:

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

1e constatering:

Indien exploitant: Intrekken exploitatievergunning

Slecht levensgedrag

beheerder

Overtreding

1e constatering:

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

1e constatering:

Indien beheerder: Wijzigen exploitatievergunning door verwijderen beheerder

Ernstige overtreding

Elke volgende constatering

(beheerder):

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

Elke volgende constatering

(beheerder):Wijzigen exploitatievergunning door verwijderen beheerder of maatregelen conform paragraaf “Geen vertrouwen in ondernemer”.

De constatering, dat een exploitant of beheerder van slecht levensgedrag is, kan er tevens voor zorgen dat hij volgens de DHW niet in aanmerking komt voor een DHW-vergunning en dat ook ten aanzien van deze vergunning maatregelen getroffen moeten worden. Zie hiervoor het Handhavingsarrangement Drank- en horecawet.

Herhaling van constateringen dat beheerders van slecht levensgedrag zijn, kan ertoe leiden dat de burgemeester zijn vertrouwen verliest in de horecaondernemer en dienovereenkomstig maatregelen treft (zie onderdeel ‘Geen vertrouwen in ondernemer’). Tevens kunnen er omstandigheden zijn waarin de gemeente aanleiding ziet om een BIBOB-onderzoek te doen naar de onderneming.

2.7 ERNSTIG GEWELD

Als ernstige geweldsincidenten (in, vanuit of in de directe omgeving van de openbare inrichting) worden in ieder geval beschouwd:

  • Incidenten waarbij één of meer vuur-, steek-, of slagwapens is/zijn gebruikt of met gebruik ervan is gedreigd;

  • Incidenten waarbij één of meer dodelijke slachtoffer(s) is/zijn gevallen;

  • Incidenten waarbij één of meer slachtoffer(s) ernstig gewond is/zijn geraakt;

  • Grootschalige vechtpartijen waarbij grote groepen bezoekers, dan wel personeel van de openbare inrichting bij betrokken zijn;

  • Ernstige zedendelicten (zoals verkrachting);

  • (Onvrijwillige) toediening van bedwelmende middelen zoals GHB (lijst II Opiumwet).

Bij ernstige geweldsincidenten zijn de openbare orde en veiligheid in en rondom de openbare inrichting per definitie aangetast. Daarbij wordt in dit handhavingsarrangement ook nadrukkelijk gekeken naar de ernst van het letsel dat door het geweld is veroorzaakt. Uitgangpunt daarbij is dat de openbare orde geacht wordt ernstiger geschokt te zijn, naarmate het letsel ernstig er is. Om de openbare orde en veiligheid onmiddellijk te herstellen, wordt de openbare inrichting voor een korte periode gesloten. De horecaondernemer, of in voorkomende gevallen zijn beheerder, wordt in dat geval (telefonisch) gehoord. Als uit onderzoek en een (zienswijzen)gesprek met de ondernemer blijkt dat er kans is op herhaling van geweldsincidenten en/of de openbare orde zo ernstig is geschokt dat heropening van het bedrijf niet verantwoord is, besluit de burgemeester om de openbare inrichting gesloten te houden. Bij een geweldsincident waarbij uit de door de politie aangeleverde rapportage blijkt dat de exploitant van de inrichting als slachtoffer of als niet-betrokkene, kan worden aangemerkt en er daardoor geen enkele sprake is van enige verwijtbaarheid of nalatigheid, zal niet worden overgegaan tot intrekking van de exploitatievergunning ofwel sluiting van de inrichting voor een langere periode. (N.B. Hiermee wordt niet bedoeld dat sprake moet zijn van schuld. De verantwoordelijkheid van exploitanten reikt verder (risicoaansprakelijkheid)).

De burgemeester kan ook besluiten dat een langere sluiting niet noodzakelijk is. De feiten en omstandigheden moeten hiertoe wel aanleiding geven (bijvoorbeeld dat de horecaondernemer overtuigend kan aantonen dat hij maatregelen treft die herhaling in de toekomst voorkomen).

 

Overtreding of incident

Toezichthouder

Burgemeester

Ernstig geweld

Ernstigeovertreding

1e constatering:

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

Bij acute noodzaak volgt een directe sluiting op grond van artikel 3

Politiewet tot het moment dat APV-sluiting is geëffectueerd

1e constatering:

1. sluiting max.2 weken, dan

2a. (Indien van toepassing) Intrekken bevel sluiting (horecabedrijf kan dan weer open); of

2b. (Indien van toepassing)

Sluiten horecapand 3 maanden

2e constatering(binnen jaar

na vorigeernstige

geweldsincident):

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

Bij acute noodzaak volgt een directe sluiting op grond van artikel 3

Politiewet tot het moment dat APV-sluiting is

2e constatering:

1. sluiting max.2 weken, dan

2a. (Indien van toepassing) Intrekken bevel sluiting (horecabedrijf kan dan weer open) ; of

2b. (Indien van toepassing) Sluiten horecapand 6 maanden en intrekken exploitatievergunning

Geweldsincidenten kunnen ook gevolg hebben voor de DHW-vergunning, omdat het van kracht blijven van deze vergunning gevaar zou kunnen opleveren voor de openbare orde, veiligheid en zedelijkheid.

 

Voor het Handhavingsarrangement Exploitatievergunning (par. 2.1) geldt bij diverse overtredingen dat een volgende stap wordt gezet in het stappenplan wanneer binnen een jaar na een vorig incident of vorige constatering opnieuw een incident of overtreding plaatsvindt. Een incident of overtreding blijft wel vijf jaar meetellen. Vindt een incident of overtreding plaats binnen vijf jaar na het vorige incident of de vorige overtreding, maar is die vorige keer langer dan een jaar geleden, dan wordt de handhavingsstap die voor dat bedrijf en die ondernemer geldt, herhaald. Dit tenzij er aanleiding is om hiervan af te wijken, bijvoorbeeld omdat de burgemeester oordeelt dat er wel degelijk reden is om een handhavingsstap over te slaan of een ander stappenplan te hanteren.

Als de exploitant en/of zijn personeel (waaronder ook de portiers van de openbare inrichting worden verstaan) bij het incident betrokken zijn en hierbij een laakbare rol spelen, dan wel onvoldoende in het werk hebben gesteld om het incident te doen stoppen of het te voorkomen, kan de burgemeester zijn vertrouwen in de ondernemer opzeggen en dienovereenkomstig (aanvullende) maatregelen treffen.

2.8 GEWELD

Onder geweldsincidenten worden verstaan de situaties waarin een handgemeen of ongewenste intimiteiten plaatsvinden in, in de directe nabijheid van of vanuit de openbare inrichting, voor zover geen sprake is van ernstige geweldsincidenten. Ook hier geldt dat bij een geweldsincident waarbij uit de door de politie aangeleverde rapportage blijkt dat de exploitant van de inrichting als slachtoffer, als niet-betrokkene, kan worden aangemerkt en er daardoor geen enkele sprake is van enige verwijtbaarheid of nalatigheid, niet zal worden overgegaan tot intrekking van de exploitatievergunning ofwel sluiting van de inrichting voor een langere periode. (N.B. Hiermee wordt niet bedoeld dat sprake moet zijn van schuld. De verantwoordelijkheid van exploitanten reikt verder (risicoaansprakelijkheid).

 

Geweldsincidenten kunnen ook gevolg hebben voor de DHW-vergunning, omdat het van kracht blijven van deze vergunning gevaar zou kunnen opleveren voor de openbare orde, veiligheid en zedelijkheid.

 

Als er zich binnen vijf jaar opnieuw een geweldsincident voordoet volgt een herhaling van de desbetreffende stap. Als de exploitant en/of zijn personeel (dus ook de portiers van de openbare inrichting) bij het incident betrokken zijn en hierbij een laakbare rol spelen, dan wel onvoldoende in het werk hebben gesteld om het incident te doen stoppen of het te voorkomen, kan de burgemeester zijn vertrouwen in de ondernemer opzeggen en dienovereenkomstig (aanvullende) maatregelen treffen (zie paragraaf ‘Geen vertrouwen in ondernemer’).

2.9 STRAFBARE FEITEN IN OF VANUIT INRICHTING

De deelnemende gemeenten tolereren niet dat horecabedrijven het toneel zijn van strafbare handelingen of een uitvalsbasis vormen voor criminelen. Daarom treden zij streng op tegen horecabedrijven waar dergelijke praktijken plaatsvinden. Van horecaondernemers wordt verwacht dat zij ervoor zorgen dat in hun bedrijf geen zaken gebeuren die het spreekwoordelijke daglicht niet kunnen verdragen.

Hierbij kan onder andere (maar niet uitsluitend) gedacht worden aan:

  • Heling;

  • Illegaal gokken;

  • Tewerkstellen van illegalen (werknemers zonder geldige titel voor het verrichten van arbeid).

 

Overtreding of incident

Toezichthouder

Burgemeester

Strafbare feiten

Overtreding

1e constatering:

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

1e constatering:

Bestuurlijke waarschuwing

2e constatering(binnen

jaar na vorige constatering):

Proces-verbaal en dossier

naar burgemeester

2e constatering:

Sluiten horecapand 1 maand

3e constatering(binnen

jaar na vorige constatering):

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

3e constatering:

Sluiten horecapand 3 maanden

4e constatering(binnen

jaar na vorige

constatering):

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

4e constatering:

Sluiten horecapand 6

maanden en intrekken exploitatievergunning

Binnen vijf jaar: herhaling desbetreffende stap

De betreffende strafbare feiten kunnen ook gevolg hebben voor de DHW-vergunning, omdat het van kracht blijven van deze vergunning gevaar zou kunnen opleveren voor de openbare orde, veiligheid en zedelijkheid.

 

Als de exploitant en/of zijn personeel (dus ook de portiers van de openbare inrichting) bij de strafbare feiten betrokken zijn en hierbij een laakbare rol spelen dan wel onvoldoende in het werk hebben gesteld om de feiten te doen stoppen of te voorkomen, kan de burgemeester de ondernemer of zijn personeel van slecht levensgedrag achten. Ook kan de burgemeester zijn vertrouwen in de ondernemer opzeggen en dienovereenkomstig (aanvullende) maatregelen treffen (zie “Geen vertrouwen in ondernemer”). Dit alles is afhankelijk van de rol van de betrokkenen.

2.10 AANTREFFEN VUUR WAPENS

De aanwezigheid van vuurwapens levert een direct risico op voor personeel en bezoekers van de openbare inrichting en passanten en omwonenden rondom de onderneming. Wanneer vuurwapens in een openbare inrichting worden aangetroffen , is dit een ernstige overtreding.

Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen de aanwezigheid van vuurwapens en het gebruik ervan. Wordt met een vuurwapen geschoten, dan is er sprake van een ernstig geweldsincident en wordt gehandhaafd volgens het bijbehorende stappenplan. Dit geldt ook wanneer met een vuurwapen wordt gedreigd of als deze ter hand wordt genomen.

 

De aanwezigheid van een vuurwapen in een openbare inrichting wordt gezien als een gevaar voor de openbare orde. Op basis van het dossier beoordeelt de burgemeester of het nemen van een maatregel noodzakelijk is. Hierbij spelen het optreden door de horecaondernemer en maatregelen die in de openbare inrichting zijn getroffen om vuurwapens uit de onderneming te weren een belangrijke rol.

 

De aanwezigheid van vuurwapens kan ook gevolg hebben voor de DHW-vergunning, omdat het van kracht blijven van deze vergunning gevaar zou kunnen opleveren voor de openbare orde, veiligheid en zedelijkheid. In het stappenplan Drank- en horecawet is dit verder uitgewerkt.

2.11 DRUGSHANDEL/AAN WEZIGHEIDS HANDELSHOEVEELHEID VERDOVENDE MIDDELEN

De deelnemende gemeenten tolereren niet dat horecagelegenheden een uitvalsbasis zijn voor drugshandel. Daarom treedt de gemeente, samen met politie en het Openbaar Ministerie, hard op tegen dergelijke praktijken. De deelnemende gemeenten verwachten van horeca-exploitanten dat zij er streng op toezien dat in hun bedrijven geen drugs worden gebruikt en verhandeld.

Als toch het sterke vermoeden bestaat dat in of vanuit een openbare inrichting drugs worden gebruikt en/of verhandeld, treft de gemeente maatregelen om deze activiteiten te stoppen. Er is in ieder geval een ernstig vermoeden van drugsgebruik en/of handel in drugs vanuit de openbare inrichting als één of meer van deze omstandigheden zich voordoen (niet-limitatieve opsomming):

  • aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs;

  • meerdere (ten minste twee) afzonderlijke handelshoeveelheden drugs worden gevonden op verschillende plekken in de openbare inrichting;

  • een handelshoeveelheid drugs wordt gevonden op een plaats in de openbare inrichting die alleen door personeel kan worden betreden (bijvoorbeeld achter de bar of in de keuken);

  • uit de manier waarop de drugs zijn verpakt kan worden opgemaakt dat deze voor de handel bestemd zijn;

  • behalve één of meer handelshoeveelheden drugs ook een groot geldbedrag wordt gevonden waarvan aannemelijk is dat dit met de verkoop van drugs is verdiend; of

  • één of meer getuigenverklaring(en) tegenover de politie wijzen op handel in drugs vanuit de openbare inrichting;

  • andere signalen die duidelijk wijzen op de handel in drugs vanuit de openbare inrichting (bijvoorbeeld klachten van

  • bewoners over af- en aan rijdende auto's); of

  • constateringen (door bijvoorbeeld de politie) dat in of vanuit de openbare inrichting wordt gehandeld in drugs.

Van de exploitant wordt verwacht dat hij, bij een 1e constatering, binnen in beginsel twee weken, een exploitatieplan aanlevert. Dit exploitatieplan wordt beschouwd als onderdeel van de exploitatievergunning en als voorschrift aan de exploitatievergunning verbonden. Wanneer een ondernemer vervolgens niet exploiteert conform dit exploitatieplan heeft dat direct een maatregel tot gevolg (zie stappenplan ‘Exploiteren niet conform aan vergunning verbonden voorschriften’).

 

Naast het feit dat er sprake kan zijn van drugshandel in de openbare inrichting is er te allen tijde sprake van drugshandel als de hoeveelheid drugs die wordt aangetroffen een handelshoeveelheid is. De gemeente gaat bij het bepalen hiervan uit van de richtlijnen die het Openbaar Ministerie hierover heeft opgesteld. Bij middelen volgens lijst I van de Opiumwet (harddrugs) ga at het om een hoeveelheid groter dan 0,5 gram of drie pillen/tabletten. Bij middelen volgens lijst II van de Opiumwet (softdrugs) gaat het om een hoeveelheid groter dan 30 gram.

Wanneer een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen in een openbare inrichting is de openbare orde per definitie in het geding. Dit is zeker het geval wanneer aannemelijk is dat in drugs wordt gehandeld in of vanuit de inrichting, ook als dit gebeurt buiten medeweten van de ondernemer of zijn personeel om. Als de horecaondernemer of zijn personeel zelf betrokken is bij de drugshandel of andere personen met zijn medeweten vanuit de openbare inrichting in drugs handelen, geldt dit als verzwarende omstandigheid.

Bij het bepalen van de te treffen bestuurlijke maatregel kijkt de burgemeester naar de omstandigheden van de drugshandel en de openbare inrichting die het betreft. Uitgangspunt is dat bij het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs en/of bij drugshandel een maatregel volgt, maar in sommige gevallen kan de burgemeester besluiten dat hij voorlopig volstaat met een waarschuwing (dus: "een maatregel tenzij"). Een waarschuwing kán bijvoorbeeld volstaan, wanneer een kleine hoeveelheid drugs wordt gevonden en er gelet op de feiten en omstandigheden kan worden uitgesloten dat de ondernemer had kunnen weten dat zich in zijn openbare inrichting drugs bevonden. Dit zal echter gelet op het genoemde grote belang dat de gemeente hecht aan het tegengaan van drugshandel, eerder uitzondering zijn dan regel.

 

Drugshandel of aanwezigheid van drugs in een openbare inrichting kan ook gevolg hebben voor de DHW-vergunning, omdat het van kracht blijven van deze vergunning gevaar zou kunnen opleveren voor de openbare orde, veiligheid en zedelijkheid. De overtreding is op grond van de APV en art. 13b Opiumwet).

2.12 OVERLAST

Bij (klachten van) overlast moet het volgende in ieder geval duidelijk zijn:

  • er zijn duidelijke effecten op de woon- en leefomgeving (de situering van de openbare inrichting en het karakter van de omgeving wordt daarbij meegewogen); en

  • de overlast moet te herleiden zijn tot het bedrijf waarop de klachten betrekking hebben; en

  • het moet gaan om "objectiveerbare" overlast. Dat wil zeggen dat gemiddeld genomen ieder weldenkend mens dit als overlast zou beschouwen. Deze overlast moet dan wel worden waargenomen (en als zodanig geregistreerd) door politieambtenaren (algemeen), toezichthouders van DCMR (waar het om geluid gaat) of gemeentelijke toezichtmedewerkers (voor zover bevoegd en waar het om ergernissen in de buitenruimte gaat). Voorbeelden zijn parkeerexcessen, vandalisme, brakende of urinerende bezoekers op straat, afval, schreeuwen op straat enz.). Overschrijding van de geluidsnorm vanuit de inrichting wordt doorgaans pas gemeten als klachten zijn gemeld van overlast. De productie van meer decibellen dan wettelijk toegestaan is daarom mede een aantasting van het woon- en leefklimaat.

Geur en geluid van koelmotoren en luchtbehandelingsinstallaties van horeca zorgen minder frequent dan muziekgeluid voor overlastsituaties. Daarbij komt dat minder snel sprake is van ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat. Dit laat onverlet dat bij excessen het handhavingsarrangement van toepassing kan zijn.

Hoewel door meerdere toezichthouders kan worden geconstateerd dat overlast wordt veroorzaakt, is er wel verschil in de mate waarin constateringen bijdragen aan de ‘bewijslast’. Een geluidsmeting door daartoe opgeleide DCMR-medewerkers die een overschrijding van de wettelijk geldende geluidsnorm laat zien, weegt zwaarder dan een enkele constatering door een politiemedewerker “dat de muziek wel erg hard staat”. De burgemeester beoordeelt deze constateringen op hun merites. De constatering door de politieambtenaar zal in dit geval ten minste ondersteund moeten worden door andere constateringen die aannemelijk maken dat het openbare inrichting overlast veroorzaakt, bijvoorbeeld klachten van omwonenden of een eerdere geluidsmeting. Dit geldt des te meer voor stankoverlast: medewerkers van DCMR worden deskundig gevonden om te kunnen vaststellen dat een openbare inrichting ontoelaatbare stank veroorzaakt.

Dit betekent niet dat constateringen door andere toezichthouders geen waarde hebben. Omdat overlast door horeca als belangrijke klacht zeer serieus wordt genomen, kiest de gemeente ervoor dat een dossier, op basis waarvan kan worden gehandhaafd, niet slechts hoeft te bestaan uit metingen. Ook op andere manieren kan aannemelijk worden gemaakt dat een openbare inrichting overlast veroorzaakt en kan worden opgetreden.

 

Afhankelijk van de omstandigheden, bijvoorbeeld als het gaat om ernstige overlast of uit onderzoek blijkt dat de ondernemer weinig doet om de overlast te beperken, kan de burgemeester besluiten één of meer handhavingsstappen over te slaan. De burgemeester motiveert dit dan expliciet in zijn besluit. Bij geluidsoverlast kunnen meerdere maatregelen worden opgelegd, namelijk bestuursrechtelijk volgens bovenstaand stappenplan, maar ook strafrechtelijk.

 

De mogelijkheid om een incidentele ontheffing van de openings- en sluitingstijden te krijgen en/of incidentele verhoging van het geluidsplafond is een gunst die elke horecaondernemer volgens de daarvoor geldende regels kan krijgen. Die gunst wordt alleen maar verleend als de ondernemers hiervan gebruik maken zonder overlast te veroorzaken. In bijlage 6 zijn de nadere regels voor de geluidsplafonds bij incidentele verhoging van het geluidsplafond te vinden.

 

Overtreding of incident

Toezichthouder

Burgemeester

Overlast tijdens incidentele ontheffing openings- en sluitingstijden en/of incidentele verhoging van het geluidsplafond (incidentele festiviteit)

Overtreding

1e constatering:

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

1e constatering:

Bestuurlijke waarschuwing

2e constatering(binnen 1

jaar na vorige constatering): Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

2e constatering:

weigering aanvraag incidentele festiviteit voor een periode van 1 jaar

2.13 DISCRIMINATIE

Discriminatie door personeel (waaronder portiers) aan de deur van een openbare inrichting of in een horecagelegenheid is voor de gemeente onacceptabel. Discriminatie kan door toezichthouders en de politie, worden geconstateerd, maar kan ook via klachten worden aangegeven. Wanneer regelmatig klachten van discriminatie worden ontvangen of wanneer aangifte wordt gedaan van discriminatie, stelt de politie nader onderzoek in en stelt zij, als het onderzoek hiertoe aanleiding geeft, een dossier op voor de burgemeester.

 

Overtreding of incident

Toezichthouder

Burgemeester

Discriminatie

Overtreding

1e constatering:

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

1e constatering:

Bestuurlijke waarschuwing

2e constatering(binnen 1

jaar na vorige

2e constatering:

Schorsen

2.14 EXPLOITATIE ZONDER GELDIGE VERGUNNING

Exploiteren van een openbare inrichting mag alleen met een geldige vergunning. Zolang er geen vergunningen zijn verleend, moet de openbare inrichting gesloten blijven. De burgemeester maakt gebruik van zijn bevoegdheid om de openbare inrichting te sluiten (in beginsel nadat een waarschuwing is gegeven) tenzij de horecaondernemer zelf het bedrijf gesloten houdt.

Er is in ieder geval sprake van illegale exploitatie als:

  • wordt geëxploiteerd bijvoorbeeld bij een overname terwijl nog geen (tijdelijke) vergunning(en) is/zijn verleend;

  • wordt geëxploiteerd terwijl de vergunning(en) is/zijn ingetrokken of geweigerd; of

  • wordt geëxploiteerd nadat de exploitatievergunning is vervallen.

Tijdelijke vergunning

De exploitatievergunning vervalt volgens de APV als een exploitant (of exploitanten) de exploitatie van de inrichting beëindigt.

Wanneer dit naar aanleiding van een overname, of een gewijzigde samenstelling is, werkt het vervallen van de vergunning van rechtswege beperkend voor de bedrijfsvoering. In die gevallen kan worden gewerkt met een tijdelijke vergunning. De burgemeester verleent een tijdelijke exploitatievergunning onder de navolgende voorwaarden:

  • 1.

    De bestaande exploitatievergunning voor een inrichting vervalt van rechtswege doordat de exploitatie wordt beëindigd of door één van de exploitanten wordt beëindigd en de bedrijfsvoering wordt voortgezet door een nieuwe exploitant.

  • 2.

    De tijdelijke exploitatievergunning wordt verleend onder de voorwaarde dat binnen een uiterlijke termijn van vijf werkdagen na beëindiging van exploitatie een ontvankelijke aanvraag om exploitatievergunning is ingediend door de nieuwe exploitant.

  • 3.

    Aan de tijdelijke exploitatievergunning worden dezelfde voorschriften verbonden als aan de beëindigde exploitatievergunning.

  • 4.

    De tijdelijke exploitatievergunning heeft een geldigheid totdat de burgemeester een besluit neemt op de aanvraag, maar ten hoogste voor een periode gelijk aan de behandeltermijn van acht weken.

EXPLOITATIE VAN VERGUNNINGVRIJE INRICHTINGEN

Behalve vergunning plichtige horecabedrijven bestaan ook bedrijven met een ondersteunende horecafunctie die van de vergunningplicht zijn vrijgesteld. Dit zijn bedrijven die een andere primaire functie hebben dan horeca. Deze bedrijven dienen zich aan de voorwaarden voor vergunningsvrije exploitatie te houden. Deze voorwaarden zijn ook leidend voor de te treffen maatregelen, met andere woorden: er wordt dan gehandhaafd volgens onderstaand kader en niet volgens andere stappenplannen (niet, bijvoorbeeld, wanneer het bedrijf te lang open blijft volgens de stappen bij ‘Overtreden sluitingstijden’). Exploitatie niet conform vergunningsvrije voorwaarden is in ieder geval als bij de mengformule niet wordt voldaan aan alle criteria zoals die staan geformuleerd in het “Aanwijzingsbesluit inzake uitzondering vergunningsplicht openbare inrichtingen 2013”. Daarnaast worden in de APV specifieke vergunningsvrije openbare inrichtingen genoemd zoals bijvoorbeeld een bedrijfsrestaurant.

Als aan één of meerdere van de criteria niet wordt voldaan, dan is geen sprake van een mengformule maar van horeca als hoofdactiviteit.

 

Overtreding of incident

Toezichthouder

Burgemeester

Exploitatie niet volgens de vergunningsvrije voorwaarden

Overtreding

1e constatering: Mondeling verzoek tot

vrijwillige sluiting

1e constatering: Bestuurlijke

waarschuwing (exploitant moet exploitatie onmiddellijkstaken)

2e constatering(binnen 1

jaar na vorige constatering):

Proces-verbaal en dossier

naar burgemeester

2e constatering:

Sluiten horecapand voor 1 maand

3e constatering(binnen 1

jaar na vorige constatering):

Proces-verbaal en dossier

naar burgemeester

3e constatering:

Sluiten horecapand voor 3 maanden

4e constatering(binnen 1

jaar na vorige constatering):

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

4e constatering:

Sluiten horecapand voor onbepaalde tijd

Binnen vijf jaar: herhaling

desbetreffende stap

WIJZIGEN EXPLOITATIEVORM (ACTIVITEIT) ZONDER NIEUWE VERGUNNING

In het vergunningstelsel zijn niet meer de exploitatievormen (zoals café, restaurant of snackbar) vergund, maar de activiteit en. Uit de vergunning blijkt daarmee duidelijk welke activiteiten in een openbare inrichting wel en welke niet zijn toegestaan. Vinden in een openbare inrichting activiteiten plaats die niet zijn vergund dan wordt hiertegen streng opgetreden.

Dit geldt ook voor het niet uitvoeren van activiteiten die wel zijn vergund. Dit laatste kan bijvoorbeeld optreden wanneer de vergunde activiteit met het verstrekken van maaltijden de indruk wekt dat een restaurant wordt geëxploiteerd. Het niet verstrekken van de maaltijden maakt dat dus eigenlijk een café wordt geëxploiteerd.

 

Overtreding of incident

Toezichthouder

Burgemeester

Wijzigen exploitatievorm (activiteit) zondergeldige vergunning

Overtreding

1e constatering:

Mondelinge waarschuwing (exploitant moet activiteit onmiddellijk staken.

1e constatering:

Bestuurlijke waarschuwing (exploitant moet exploitatie onmiddellijkstaken)

2e constatering(binnen 1

jaar na vorige constatering):

Proces-verbaal en dossier

naar burgemeester.

2e constatering:

Schorsen exploitatievergunning 1 maand

3e constatering(binnen 1

jaar na vorige constatering):

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

3e constatering:

Schorsen exploitatievergunning 3 maanden

4e constatering(binnen 1

jaar na vorige

constatering):

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

4e constatering:

Intrekken

exploitatievergunning

Binnen vijf jaar: herhaling

desbetreffende stap

UITBREIDING EXPLOITATIE ZONDER NIEUWE VE RGUNNING (ILLEGALE UITBREIDING)

De exploitatievergunning wordt verstrekt voor het exploiteren van een openbare inrichting binnen bepaalde vertrekken/vierkante meters van het desbetreffende pand. Wordt er geëxploiteerd binnen vertrekken of vierkante meters, die niet binnen de vergunning vallen, dan is sprake van illegale uitbreiding. Voorbeeld hiervan is dat er een vergunning is verleend voor een aantal vierkante meters gelegen op de begane grond van een pand, terwijl ook geëxploiteerd wordt op de eerste verdieping, in de kelder of in een achtervertrek. Dit is volgens de vergunning niet toegestaan.

 

Overtreding of incident

Toezichthouder

Burgemeester

Illegale uitbreiding

Overtreding

1e constatering:

Mondelinge waarschuwing

1e constatering:Bestuurlijke

waarschuwing (exploitant moet de strijdige exploitatie onmiddellijk staken)

2e constatering(binnen 1

jaar na vorige constatering):

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

2e constatering:

Schorsen exploitatievergunning 1 maand

3e constatering(binnen 1

jaar na vorige

constatering):

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

3e constatering:

Schorsen

exploitatievergunning 3 maanden

4e constatering(binnen 1

jaar na vorige

constatering):

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

4e constatering:

Intrekken

exploitatievergunning

Binnen vijf jaar: herhaling

desbetreffende stap

WIJZIGEN EXPLOITANT ZONDER MELDING

De exploitant is te allen tijde verantwoordelijk voor de exploitatie van de openbare inrichting. De vergunning wordt dan ook verleend aan degene die hem aanvraagt (of aan degene namens wie een vergunning is aangevraagd).

De exploitant is verplicht elke wijziging in de zeggenschap (bijvoorbeeld doordat een vennoot toetreedt tot de vennootschap of een eenmanszaak een BV wordt met aandeelhouders) door te geven en een nieuwe vergunning aan te vragen. Doet hij dit niet, dan kan de burgemeester een maatregel treffen. In beginsel wordt de exploitant gewaarschuwd dat hij een nieuwe vergunning moet aanvragen en wordt hem een termijn geboden om de aanvraag te doen. Doet hij dit niet dan is dat reden voor de burgemeester om de exploitatievergunning in te trekken.

Ook als de ondernemer, na een waarschuwing, de situatie weer aan geeft te hebben hersteld naar de vergund e situatie (bijvoorbeeld wanneer hij de niet-vergunde BV weer terugbrengt naar de oorspronkelijke eenmanszaak), moet hij een nieuwe vergunning aanvragen. De zeggenschap heeft immers in de tussentijd bij een andere persoon gelegen. De gemeente moet kunnen bepalen in hoeverre de leiding weer volledig in handen is van de ondernemer.

Als blijkt dat moedwillig is gekozen voor een constructie waarbij eigenlijk wordt geëxploiteerd door een andere persoon die n iet op de vergunning staat en de verplichting dat deze persoon als exploitant wordt geregistreerd wordt ontweken, dan is sprake van schijnbeheer en worden dienovereenkomstig maatregelen genomen

 

Overtreding of incident

Toezichthouder

Burgemeester

Wijzigen exploitant zonder nieuwe vergunning

Overtreding

1e constatering:

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

1e constatering:

Bestuurlijke waarschuwing en verplichting om binnen 2 weken een exploitatievergunning aan te vragen

2e constatering(binnen 1

jaar na vorige constatering of alsniet binnen 2 weken een exploitatievergunning is aangevraagd of wanneer de nieuwe aanvraagwordt geweigerd:

Proces-verbaal en dossier

naar burgemeester

2e constatering:

Intrekken exploitatievergunning

Wijzigen exploitant zonder melding heeft ook gevolg voor de DHW-vergunning. In de sanctiestrategie Drank- en horecawet is dit verder uitgewerkt.

2.15 ILLEGALE PORTIER

Schakelt de exploitant een portier in voor het bewaken van de orde aan de deur en in de openbare inrichting, dan moet deze portier beschikken over de juiste papieren. Het gaat om een gecertificeerde portier die toestemming heeft om beveiligingswerk te doen. Van deze portier mag worden verwacht dat hij weet hoe te handelen in situaties waarin die (openbare) orde en veiligheid onder druk staat. Gezien deze zware verantwoordelijkheid wordt slechts toegestaan dat gecertificeerde portiers dit werk doen. Illegale (niet-gekwalificeerde portiers zonder toestemming of aanmelding bij de korpschef, worden niet geduld. De exploitant moet erop toezien dat hij een legale portier inhuurt en is daar ook verantwoordelijk voor. De Minister van Veiligheid en Justitie beboet de exploitant die een illegale portier in dienst neemt.

 

Overtreding of incident

Toezichthouder

Burgemeester

Illegale portier

Overtreding

1e constatering:

Mondelinge waarschuwing

1e constatering:Bestuurlijke

waarschuwing (Illegale portier moet de werkzaamheden direct staken)

2e constatering(binnen 1

jaar na vorige constatering):

Proces-verbaal en dossier

naar burgemeester

2e constatering:

Schorsen exploitatievergunning 1 maand

3e constatering (binnen 1

jaar na vorige constatering):

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

3e constatering:

Schorsen exploitatievergunning 3 maanden

4e constatering(binnen 1

jaar na vorige constatering):

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

4e constatering:

Intrekken exploitatievergunning

Binnen vijf jaar: herhaling desbetreffende stap

2.16 AFWEZIGHEID LEIDINGGEVENDE

De gemeente stelt als voorwaarde dat een op de vergunning genoemde exploitant of beheerder aanwezig is wanneer het bedrijf is geopend voor publiek. Deze persoon is voorts verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering. Bovendien wordt hij/zij geacht de openbare orde in en rondom de openbare inrichting te kunnen bewaken (gekwalificeerd toezicht).

Een bedrijf is open voor publiek, wanneer de deur is geopend en iedereen feitelijk het bedrijf kan binnengaan of wanneer er bezoekers in het bedrijf zijn (ook als de deur dicht is).

 

Afwezigheid van leidinggevende personen kan ook gevolgen hebben voor de DHW-vergunning. In het stappenplan Drank- en horecawet is dit verder uitgewerkt.

2.17 OVERTREDEN SLUITINGSTIJDEN

Horecabedrijven zijn gebonden aan in de APV vastgestelde openings- en sluitingstijden. De tijden waarbinnen een bedrijf mag exploiteren zijn in de vergunning nadrukkelijk benoemd. Is het bedrijf desondanks geopend, zonder dat een (incidentele) ontheffing van de sluitingstijden is verleend) dan wordt dit gezien als een overtreding.

2.18 OVERTREDEN VOORSCHRIFTEN

Aan de exploitatievergunning worden altijd voorschriften verbonden. Dit kunnen algemene voorschriften zijn die in de reguliere vergunningverlening aan de desbetreffende openbare inrichting worden opgelegd (bijvoorbeeld dat wordt geëxploiteerd conform het bij de vergunningaanvraag ingediende exploitatieplan), maar ook specifieke voorschriften die bijvoorbeeld zijn bedoeld om de exploitant expliciet te dwingen om op de voorgeschreven manier te exploiteren. Dit is bijvoorbeeld het geval als de exploitant na een incident een exploitatieplan moet inleveren. Ook kan de burgemeester aan de vergunning voorschriften verbinden op grond van de Wet BIBOB of naar aanleiding van een BIBOB-onderzoek.

Als wordt geconstateerd dat de exploitant zich niet aan de voorschriften houdt, wijst de burgemeester de exploitant er in principe altijd eerst op dat hij zich aan de voorschriften moet houden.

Dit zal altijd het geval zijn bij BIBOB-voorschriften. Ook geldt dit wanneer na een incident is bepaald dat een exploitatieplan moet worden aangeleverd en conform dit exploitatieplan geëxploiteerd dient te worden.

2.19 TERRAS

Voor het voeren van een terras bij een openbare inrichting is een vergunning nodig. Dat een terras mag worden gevoerd en zo ja, waar en met welke omvang (maatvoering en vierkante meters) staat in de exploitatievergunning vermeld. Voert men een terras zonder vergunning, dan wordt dit gezien als een ernstige overtreding die gevolgen kan hebben voor de exploitatievergunning.

 

In de exploitatievergunning is opgenomen met hoeveel vierkante meters een terras mag worden geëxploiteerd. Voert de horecaondernemer toch een groter terras dan is vergund, dan overtreedt hij daarmee feitelijk de beperkingen die aan zijn vergunning zijn verbonden. Ten aanzien van zijn terras worden maatregelen getroffen.

 

Wanneer de ondernemer een terras exploiteert gedurende de periode dat een maatregel geldt, voert hij een illegaal terras en worden stappen ondernomen zoals omschreven bij 'Illegaal terras'. De eerste stap (waarschuwen) slaat de burgemeester daarbij over. De burgemeester gaat in deze gevallen meteen over tot het treffen van een maatregel (vanaf de 2e constatering onder 'Illegaal terras').

2.20 GEEN VERTROUWEN IN ONDERNEMER

Wanneer een ondernemer telkens regelgeving overtreedt en zich ogenschijnlijk door getroffen maatregelen niet ertoe laat leiden dat hij zijn bedrijfsvoering dusdanig aanpast dat hij overtredingen of incidenten in de toekomst zal voorkomen, kan de burgemeester oordelen dat hij zijn vertrouwen in de desbetreffende ondernemer is kwijtgeraakt. De burgemeester meent dan dat de ondernemer met zijn exploitatie een gevaar vormt voor de openbare orde en het woon- en leefklimaat en treft maatregelen om een verstoring van de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de toekomst tegen te gaan.

Dit geldt des te meer wanneer de exploitatie van de desbetreffende ondernemer al heeft geleid tot al dan niet ernstige incidenten of wanneer de ondernemer of zijn personeel bij deze incidenten op een ontoelaatbare wijze betrokken zijn geweest of zelfs verwijtbaar hebben gehandeld. De burgemeester kan, afhankelijk van de omstandigheden, besluiten dat hij een laatste waarschuwing geeft en de ondernemer verplichten een afdoend exploitatieplan aan te leveren. De burgemeester kan echter ook besluiten dat intrekking van de exploitatievergunning wenselijk is.

De burgemeester zal in zijn besluit expliciet motiveren wat maakt dat hij zijn vertrouwen in de ondernemer heeft verloren en welke maatregel hij passend acht.

 

S A N C T I E S T R A T E G I E W E T O P D E K A N S S P E L E N

Wanneer een bijzonder opsporingsambtenaar van de gemeente of algemeen opsporingsambtenaar van de politie een overtreding constateert, wordt de aangegeven acties volgens het onderstaande handhavingsarrangement uitgevoerd. Hierop is de Awb van toepassing, wat betekent dat voordat besloten wordt tot intrekking van de vergunning of het opleggen van een dwangsom of een last onder bestuursdwang, de vergunninghouder eerst een voornemen van dat besluit krijgt, en zijn zienswijze daarover naar voren kan brengen. Tevens wordt in het voornemen van dat besluit kenbaar gemaakt dat er rechtsmiddelen openstaan: bezwaar en beroep.

 

Indien herhaald strijdig wordt gehandeld met artikel 31 lid 2 DHW kan de Kansspelvergunning ook worden ingetrokken.

 

Er zijn maximaal twee kansspelautomaten in een hoogdrempelige inrichting toegestaan.

 

Artikel 2.21 Overtredingen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening

 

2.22 Overtredingen op grond van de Drank- en horecawet

 

 

2.23 Overtredingen op grond van de Wet op de Kansspelen

 

Toelichting: het toezicht houden op het exploiteren of vervaardigen van speelautomaten of speelautomatenhal/casino zonder vergunning van het Ministerie is voorbehouden aan de Kansspelautoriteit Gemeenten kunnen eigen toezichthouders aanwijzen voor het houden van toezicht op de naleving van de aanwezigheidsvergunning.

 

Op grond van artikel 30ckan een gemeente bij verordening bepalen hoeveel speelautomaten in een inrichting aanwezig mogen zijn.

2.24 Overtredingen op grond van de Opiumwet

 

Toelichting:

· Lijst I en II bij de Opiumwet omvatten zowel hard- als softdrugs. Onder een handelshoeveelheid wordt verstaan: een hoeveelheid soft- of harddrugs die een gebruikershoeveelheid overschrijdt en bestemd is voor handel en verkoop. Onder een gebruikershoeveelheid drugs wordt verstaan: een hoeveelheid die doorgaans wordt aangeboden voor eigen gebruik. Dit kan voor harddrugs één bolletje, één pil ofeen halve gramzijn. Voor softdrugs isdit maximaal 5 gram.

· Handel in drugs is aannemelijk ingeval er aanwijzingen zijn op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat erin- of vanuit de inrichting in drugs

wordt gehandeld. Deze aanwijzingen kunnen voortkomen uit feitelijke acties/observaties c.q. waarnemingen ter plaatse door de politie (onder meer het aantreffen van drugs, verklaringen van schepklanten (d.w.z. getuigen/verdachten van een strafbaar feiten) en/of personeel, bekendheid vande inrichting als uitvalsbasis c.q. ontmoetingsplaats voor drugsdealers en verslaafden). Andere aanwijzingen zijn onder meer de aanwezigheid vaneen weegschaal, verpakkingen (gripzakjes), voorverpakte en/of geprijsde drugs of bestellijsten in de inrichting.

· Verkoop van softdrugs mag alleen vanuit de coffeeshop plaatsvinden die door de gemeente wordt gedoogd (d.m.v. exploitatievergunning op grond vande APV onder de voorwaarden van de (I) AHOJGI-criteria).

4 Maximaal 12 maanden wil zeggen: uitgangspunt is sluiting voor 6 maanden, sluiting voor 3 maanden indien reden voor matiging; sluiting voor 12 maanden indien reden voor verscherping.

· De gedoogde bedrijven zijn:

o Spijkenisse: geen Brielle: geen

o Bernisse: geen Hellevoetsluis: Kerkstraat

o Westvoorne: geen Goeree-Overflakkee: geen

· Het wordt andere exploitanten van een reguliere openbare inrichting zwaar aangerekend wanneer er in een dergelijke inrichting softdrugs worden aangetroffen en/of vanuit de inrichting illegale verkoop van softdrugs dan wel handel in softdrugs plaatsvindt.

 

2.25 Overtredingen op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer

 

NB: In het door de gemeenten vastgestelde Nota Handhaving DCMR is de toezicht-, sanctie-, gedoog- en nalevingsstrategie vastgelegd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen overtreding vankernbepalingen en niet-kernbepalingen. Afhankelijk van het soort overtreding wordt de sanctie bepaald.

 

§ 6 Overige overtredingen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening m.b.t. geluid

§ 7 Wet Arbeid Vreemdelingen

*) Een mutatie verstrekken aan de sociale recherche kan niet buiten een lopend strafrechtelijk onderzoek. Er kan niet worden besloten tot een strafrechtelijk onderzoek naar aanleiding van de verstrekte mutatie.