Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oldenzaal

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldenzaal houdende regels omtrent het ten dele niet aanmerken van giften als middelen in de zin van de Participatiewet (Beleidsregel vrijlating giften Participatiewet gemeente Oldenzaal 2020)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOldenzaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldenzaal houdende regels omtrent het ten dele niet aanmerken van giften als middelen in de zin van de Participatiewet (Beleidsregel vrijlating giften Participatiewet gemeente Oldenzaal 2020)
CiteertitelBeleidsregel vrijlating giften Participatiewet gemeente Oldenzaal 2020
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 31, tweede lid, van de Participatiewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-10-2020nieuwe regeling

29-09-2020

gmb-2020-260125

INTB-20-04694

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldenzaal houdende regels omtrent het ten dele niet aanmerken van giften als middelen in de zin van de Participatiewet (Beleidsregel vrijlating giften Participatiewet gemeente Oldenzaal 2020)

Het college van de gemeente Oldenzaal;

 

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 31, tweede lid, onder m, van de Participatiewet

 

b e s l u i t :

 

 

vast te stellen de Beleidsregel vrijlating giften Participatiewet gemeente Oldenzaal 2020.

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    Gift: elke financiële bevoordeling uit vrijgevigheid van personen of instellingen (fondsen e.d.). Kenmerkend voor een gift is dat geen sprake is van enige vorm van tegenprestatie;

  • b.

    Schenking in natura: een schenking in natura wordt eveneens als gift in de zin van deze beleidsregel aangemerkt;

  • c.

    Bijzondere bijstand: de bijstand die kan worden versterkt voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan, overeenkomstig artikel 35 Participatiewet;

  • d.

    Algemene bijstand: de algemene periodieke bijstand ter voorziening in de noodzakelijke kosten van het bestaan zoals die op grond van hoofdstuk 3 van de Participatiewet kan worden verstrekt;

  • e.

    De wet: de Participatiewet.

Hoofdstuk 2 Giften

Artikel 2. Giften

  • 1.

    Giften in de vorm van verstrekkingen van de Voedselbank, kledingbank, speelgoedbank, Vincentiusvereniging en soortgelijke charitatieve instellingen worden niet als middelen in de zin van de wet beschouwd.

  • 2.

    Periodieke giften met een bepaalde bestemming, waarvoor anders periodieke bijzondere bijstand zou (kunnen) worden verstrekt, worden vrijgelaten. Er is dus sprake van noodzakelijke, uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten waarin wordt voorzien door een gift van een derde. Voorwaarde is ook dat de gift aantoonbaar wordt aangewend voor dit doel.

  • 3.

    Periodieke giften die ter vrije besteding van de ontvanger zijn of zijn aan te merken als bestemd voor een doel dat overeenkomt met het doel van de algemene periodieke bijstand, kunnen tot een bedrag van € 50 per maand worden vrijgelaten. Bij giften boven € 50 per maand wordt het meerdere van de gift als middelen in de zin van artikel 31 van de wet aangemerkt waarmee bij de vaststelling van de bijstand rekening moet worden gehouden.

  • 4.

    Incidentele giften met een bepaalde bestemming, waarvoor anders incidentele bijzondere bijstand zou (kunnen) worden verstrekt, worden vrijgelaten. Er is sprake van noodzakelijke, uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten waarin wordt voorzien door een gift van een derde. Voorwaarde is ook dat de gift aantoonbaar wordt aangewend voor dit doel. Incidentele giften die ter vrije besteding van de ontvanger zijn of zijn aan te merken als bestemd voor een doel dat overeenkomt met het doel van de algemene periodieke bijstand kunnen worden vrijgelaten tot maximaal € 600 per kalenderjaar. Bij giften boven € 600 wordt het meerdere van de gift als middelen in de zin van artikel 31 van de wet aangemerkt waarmee bij de vaststelling van de bijstand rekening moet worden gehouden.

Artikel 3. Maximum

Het geheel van de vrij te laten bedragen - ter vrije besteding of aan te merken als bestemd voor een doel dat overeenkomt met het doel van de algemene periodieke bijstand - mag het bedrag van € 600 per jaar niet te boven gaan. Al het meerdere wordt als middelen aangemerkt.

Artikel 4. Giften in natura

Van een gift in natura wordt de tegenwaarde in het economisch verkeer in aanmerking genomen.

Artikel 5. Afwijking

  • 1.

    Het college kan in zeer bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van deze bepalingen indien onverkorte toepassing daarvan aanleiding geeft of zou leiden tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid.

  • 2.

    In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 6. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel vrijlating giften Participatiewet gemeente Oldenzaal 2020”.

Vastgesteld op 29 september 2020.

Het college van burgemeester en wethouders

de secretaris

de burgemeester

Toelichting behorende bij de Beleidsregel vrijlating giften Participatiewet gemeente Oldenzaal 2020 (vastgesteld bij collegebesluit van 29 september 2020, reg. nr. INTB-20-04694)

Algemeen

 

De Participatiewet vormt het sluitstuk van de sociale zekerheid. Dat betekent dat de Participatiewet het laatste vangnet is voor mensen die het op eigen kracht niet redden. Het betekent ook dat bij de vaststelling van het recht op bijstand rekening dient te worden gehouden met de eigen mogelijkheden en eigen middelen om het beroep op bijstand zo gering mogelijk te doen zijn.

 

Dat uitgangspunt laat echter onverlet dat de Participatiewet de mogelijkheid biedt om schenkingen en giften ten dele buiten beschouwing te laten. In artikel 31 lid 1 onderdeel m van de Participatiewet is daarom bepaald dat “giften (…) voorzover deze naar het oordeel van het college uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn” niet tot de middelen worden gerekend in de zin van de Participatiewet. Door giften ten dele niet als middelen in de zin van de wet aan te merken wordt voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen.

 

Uitgangspunt blijft echter altijd dat de toepassing van deze bepalingen niet mag leiden tot een bestedingsniveau dat niet verenigbaar is met hetgeen op bijstandsniveau gebruikelijk moet worden geacht. De mogelijkheid om van de regels af te wijken is daarom ook opgenomen.

 

Ten aanzien van de inlichtingenplicht zij hier vermeld dat degene die bijstand ontvangt wordt geacht al hetgeen te melden dat voor de vaststelling en voorzetting van het recht op bijstand van belang is. Dat betekent dat ook de ontvangst van giften gemeld dient te worden opdat de gemeente kan beoordelen welke gevolgen daaraan verbonden moeten worden. De vaststelling van een maximale vrijlating van € 600 leidt er dus niet toe dat schenkingen onder dit bedrag niet gemeld zouden moeten worden.

 

Artikel 1. Begripsbepaling

In dit artikel is een aantal begrippen gedefinieerd.

 

Artikel 2. Giften

Allereerst wordt vastgesteld dat giften en schenkingen van maatschappelijke en charitatieve instellingen buiten beschouwing worden gelaten. Het primaat van hetgeen ooit “armenzorg” werd genoemd ligt sedert invoering van de Algemene bijstandswet in 1965 bij de overheid. Dat neemt echter niet weg dat nog steeds een zeer belangrijke rol is weggelegd voor diverse andere maatschappelijke instellingen en groeperingen. Deze bepaling geeft daartoe de ruimte.

 

Verder worden in dit artikel een aantal situaties onderscheiden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen incidentele en periodieke giften en onderscheid naar het doel van de gift. Giften met een doel dat voor bijzondere bijstand in aanmerking zou (kunnen) komen, worden vrijgelaten. Aan een dergelijke vrijlating ligt - in meer of mindere mate - een noodzaakbepaling in het kader van de Participatiewet ten grondslag. Die beoordeling is wellicht minder strikt dan bij daadwerkelijke bijstandsverlening.

Voorbeeld 1. Als iemand van zijn ouders geld voor een nieuwe koelkast krijgt, hoewel de oude koelkast strikt genomen nog niet aan vervanging toe was, kan de gift wel worden vrijgelaten als de gift ook daadwerkelijk voor dit doel wordt aangewend. Daarbij kan ook in redelijkheid worden afgeweken van de richtbedragen die de gemeente hanteert.

 

Alle overige giften – ongeacht de bestemming die de schenker of betrokkene voor ogen heeft – worden als giften ter vrije besteding aangemerkt of als giften waarvan het doel overeenkomt met het doel van de algemene periodieke bijstand, namelijk de voorziening in de dagelijkse bestaanskosten.

Voorbeeld 2a. Iemand krijgt geld voor een terrasscherm. Dan geldt de gift als “ter vrije besteding”. Dat betekent dat van deze gift € 600 kan worden vrijgelaten, en dat het meerdere tot de middelen moet worden gerekend.

Voorbeeld 3. Als de ouders van de bijstandsontvanger iedere maand zijn zorgkostenverzekering voor hun rekening nemen, komt het doel van de gift overeen met het doel van de periodieke algemene bijstand. Iedereen wordt immers geacht zijn eigen premie te kunnen betalen van zijn inkomen. Vrijlating is dan tot € 50 per maand mogelijk, tot maximaal € 600 per jaar.

 

Artikel 3. Maximum

De vrijlating van giften is aan een maximumbedrag per jaar gebonden. Gelet op het vangnetkarakter van de bijstand kan de mogelijkheid tot vrijlating immers niet onbeperkt zijn. Het bedrag van de maximale vrijlating geldt per kalenderjaar. Het is niet mogelijk om een “ongebruikt” deel van de vrijlating mee te nemen naar een volgend kalenderjaar.

 

Artikel 4. Giften in natura

Giften kunnen plaats vinden in de vorm van financiële middelen of als een gift in natura. De bepalingen in deze beleidsregels zullen in de praktijk wellicht vooral bij financiële giften toepassing vinden. Ook giften in natura dienen echter beoordeeld te worden op basis van deze beleidsregels. In dit artikel is daarom bepaald dat de geldswaarde van een gift in natura daarbij als uitgangspunt wordt genomen.

Voorbeeld 2b. Iemand krijgt een terrasscherm in natura. Hij ontvangt zelf dus geen geld, maar de kosten worden door een derde voldaan. Ook dan geldt dat van deze gift € 600 kan worden vrijgelaten, en dat het meerdere tot de middelen moet worden gerekend.

 

Artikel 5. Afwijking

Niet alle situaties laten zich in regels vatten. Deze bepaling geeft het college de gelegenheid om maatwerk te leveren op grond van bijzondere individueel bepaalde omstandigheden.

 

Artikel 6. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.