Organisatie | Velsen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Coffeeshopbeleid Velsen 2020 |
Citeertitel | Coffeeshopbeleid gemeente Velsen 2020 |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-10-2020 | Nieuwe regeling | 24-09-2020 | 100066-2020 |
Sinds de jaren ’70 kent Nederland het zogenoemde gedoogbeleid als het gaat om softdrugs. Het landelijke kader van het gedoogbeleid wordt gevormd door de Opiumwet en de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie (OM). Op grond van artikel 3 van de Opiumwet is het verboden om hennepproducten te verkopen. Het OM heeft in de Aanwijzing Opiumwet neergelegd onder welke voorwaarden er niet strafrechtelijk wordt opgetreden tegen de verkoop van hennepproducten, ook wel het AHOJGI-criteria genoemd. Uitgangspunt hiervan is dat in de Opiumwet een onderscheid is gemaakt tussen verdovende middelen met een onaanvaardbaar risico voor de volksgezondheid (harddrugs) en andere middelen (softdrugs). Dit onderscheid heeft de wetgever gemaakt om een duidelijke scheiding aan te brengen tussen beide markten. Om te voorkomen dat de cannabisgebruiker in aanraking komt met harddrugs dat een groter gezondheidsrisico heeft, wordt de verkoop van cannabis vanuit coffeeshops gedoogd onder strenge voorwaarden. Deze voorwaarden gelden landelijk voor alle coffeeshops en gemeenten hebben niet de vrijheid om daarvan af te wijken.
Het lokale bestuur stelt binnen de landelijke kaders op gemeentelijk niveau het coffeeshopbeleid vast en voert daarop de regie. Het is aan de lokale driehoek om het beleid concreet in te vullen en prioriteiten te stellen aan de dagelijkse handhaving. Een handhavingsarrangement – waarbinnen het optreden van bestuur, politie en OM op elkaar aansluit en elkaar aanvult – is daarbij onontbeerlijk en vormt de basis voor de inzet van het bestuursrechtelijke en strafrechtelijke instrumentarium. Het handhavingsarrangement, waarin per gedoogcriterium de eventuele bestuurlijke en strafrechtelijke sancties zijn opgenomen, is in de driehoek afgestemd en is onderdeel van dit coffeeshopbeleid. Onder het begrip “coffeeshop” wordt in dit beleid verstaan: een alcoholvrije horeca-inrichting waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt die op lijst II van de Opiumwet staan.
Het coffeeshopbeleid van de gemeente Velsen beoogt de volgende doelstellingen:
Bescherming van de volksgezondheid
Door de verkoop van cannabis (softdrugs) onder strikte voorwaarden te gedogen moet worden voorkomen dat kopers van cannabis in aanraking komen met harddrugs. Door verkoop in coffeeshops te gedogen wordt de recreatieve gebruiker een verantwoorde en beheerste omgeving geboden waar de softdrugs kunnen worden gekocht. Een omgeving waar de gebruiker ook informatie kan krijgen over verantwoord gebruik en waar eventueel problematisch gebruik kan worden gesignaleerd.
Bescherming van het woon- en leefklimaat
Het doel van het coffeeshopbeleid is daarnaast het voorkomen van verstoringen van de openbare orde en veiligheid en het tegengaan van onaanvaardbare overlast voor het woon-, leef- en ondernemersklimaat. Door de verkoop van cannabis te reguleren en toe te staan in een gemaximeerd aantal coffeeshops, wordt straathandel tegengegaan. Straathandel gaat immers veelal gepaard met overlast en andere vormen van criminaliteit, terwijl de verkoop in coffeeshops gebonden is aan strenge regels, onder meer door een verbod op de verkoop aan minderjarigen en het veroorzaken van overlast. Om overlast en onveiligheid te beheersen wordt ingezet op kleinschalige verkooppunten van softdrugs voor de regionale markt.
Bestrijden van (georganiseerde) criminaliteit
Ook heeft dit beleid als doel het tegengaan van de criminaliteit in de coffeeshops en het tegengaan van criminele organisaties. Coffeeshops zijn in Nederland de belangrijkste directe of indirecte bron voor de aanschaf van cannabis en dragen bij aan de scheiding tussen de soft- en harddrugsmarkt. Door de verkoop van cannabis te reguleren en hieraan voorwaarden te verbinden, moet de georganiseerde criminaliteit buiten de deur van de coffeeshops worden gehouden. Daarnaast kan met behulp van de Wet Bibob worden voorkomen dat coffeeshops worden geëxploiteerd door criminele organisaties.
Verder worden met dit beleid tevens beoogd:
• het tegengaan van overconcentratie van verkooppunten van softdrugs;
• het voorkomen van verstoring van de openbare orde;
• het voorkomen van handel in drugs vanuit niet-gedoogde verkooppunten en straathandel; en
• het beschermen van kwetsbare groepen, zoals naar schoolgaande jeugd.
In 1995 is voor het eerst een beleid met betrekking tot coffeeshops vastgesteld. Op dat moment was sprake van een tweetal coffeeshops gesitueerd in panden met de bestemming horecadoeleinden die onofficieel werden gedoogd. Dit beleid ging uit van een maximumstelsel met één coffeeshop en voor de andere coffeeshop was een uitsterfconstructie afgesproken.
In 2008 is een nieuw coffeeshopbeleid vastgesteld met hieraan gekoppeld een handhavingsarrangement. Er waren nog steeds twee coffeeshops met een maximumstelsel van één coffeeshop en een uitsterfconstructie voor de andere coffeeshop.
In een raadssessie van 29 november 2012 heeft de gemeenteraad aan de hand van een discussienota nader richting gegeven aan een actualisatie van het coffeeshopbeleid. In hoofdlijnen is gestuurd op een maximumstelsel van twee coffeeshops, handhaving van het eerder vastgestelde afstandscriterium van 250 meter tussen een coffeeshop en een school voor voortgezet onderwijs en het loslaten van de uitsterfconstructie ten aanzien van de tweede coffeeshop (wel een voorkeur voor verplaatsing ervan). Hierop is in 2013 nieuw beleid vastgesteld met betrekking tot coffeeshops met een maximumstelsel van twee coffeeshops, waarmee in de lokale gebruikersbehoefte wordt voorzien.
Voorheen werd aan coffeeshops in de gemeente Velsen een exploitatievergunning verstrekt met daarin opgenomen bijzondere gedoogvoorwaarden voor de coffeeshop. Onder dit beleid worden de gedoogverklaring en de exploitatievergunning strikt van elkaar gescheiden. Met het afgeven van een exploitatievergunning wordt het exploiteren van zogenoemde “droge horeca” vergund, waarbij geen voorwaarden worden gesteld gericht op het exploiteren van een coffeeshop. In de gedoogverklaring zullen, naast de landelijk geldende AHOJGI-criteria, specifieke voorwaarden worden opgenomen die specifiek zijn gericht op het exploiteren van een coffeeshop.
Verder worden onder dit beleid op basis van het afstandscriterium openingstijden/sluitingstijden verbonden aan coffeeshops die zich in de buurt van scholen voor voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs bevinden. Het doel van de regel is om softdrugsgebruik onder jongeren te ontmoedigen. Het is van belang dat kwetsbare jongeren tegen de gevolgen van het gebruik van softdrugs worden beschermd.
De burgemeester is het bevoegd gezag als het gaat om het lokale coffeeshopbeleid. In algemene zin is de burgemeester belast met de handhaving van de openbare orde. Daarnaast is hij op grond van artikel 174 van de Gemeentewet belast met het toezicht op voor het publiek openstaande gebouwen, waaronder ook coffeeshops. Artikel 125 geeft de burgemeester de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang, indien de last dient tot handhaving van regels welke hij uitvoert.
Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob)
Het toepassingsbereik van de Wet Bibob is vastgelegd in de gepubliceerde beleidslijn voor vergunningverlening in het kader van de Wet Bibob. Coffeeshops vallen in de hoedanigheid van alcoholvrij horecabedrijf onder deze beleidsregels. De Wet Bibob is een (preventief) bestuursrechtelijk instrument, waarmee voorkomen kan worden dat een vergunning wordt gebruikt voor illegale praktijken. Met het Bibob-instrumentarium krijgt het bevoegde bestuursorgaan een extra mogelijkheid om een vergunning te weigeren of in te trekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, of geld waardeerbare voordelen te benutten, of strafbare feiten te plegen. Dit instrumentarium heeft het bestuursorgaan ter beschikking naast de reguliere weigerings- en intrekkingsgronden die gelden op grond van de regeling waarin de betreffende vergunningplicht is gesteld. In het Bibob-beleid van de gemeente Velsen is uitgewerkt hoe het bevoegd bestuursorgaan met het Bibob-instrumentarium omgaat.
Richtlijnen Openbaar ministerie (Aanwijzing Opiumwet)
De aanwijzing Opiumwet heeft betrekking op de opsporing en de vervolging van personen die delicten uit de Opiumwet begaan. In de Aanwijzing Opiumwet wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de bestuurlijke en strafrechtelijke aspecten van het gedoogbeleid ten aanzien van coffeeshops en aan de vervolging van voorbereidingshandelingen met betrekking tot lijst II-middelen. In de Aanwijzing Opiumwet zijn criteria geformuleerd waaraan coffeeshops dienen te voldoen, de zogeheten gedoogcriteria. Deze zijn van toepassing op het coffeeshopbeleid van alle gemeenten in Nederland waaronder Velsen. De handhaving van de gedoogcriteria ligt primair bij de burgemeester in de uitoefening van zijn sluitingsbevoegdheid ex artikel 13b van de Opiumwet.
Algemene Plaatselijke Verordening (APV)
Het is ingevolge de APV van de gemeente Velsen verboden om zonder vergunning van de burgemeester een openbare inrichting te exploiteren, waaronder ook wordt verstaan een coffeeshop. Met een exploitatievergunning wordt een vergunning verleend voor het bedrijfsmatig of in een omvang alsof bedrijfsmatig schenken van dranken en het bereiden of verstrekken van rookwaren of spijzen voor directe consumptie. De APV regelt de voorwaarden van vergunningverlening, de intrekking en de wijziging van de exploitatievergunning. Het verlenen van een exploitatievergunning maakt nog niet dat het verkopen van softdrugs in een coffeeshop, wat in beginsel op grond van de Opiumwet strafbaar is, wordt gedoogd. Daar is een afzonderlijke gedoogverklaring voor nodig.
In deze beleidsregels wordt binnen het geldende landelijke kader een lokale invulling gegeven aan het coffeeshopbeleid.
Artikel 2. Exploitatievergunning
Het is verboden een coffeeshop te exploiteren zonder te beschikken over een op grond van de Algemene plaatselijke verordening vereiste vergunning voor het exploiteren van een openbare inrichting.
Een coffeeshop wordt bij voorkeur niet gevestigd in een gebied waar meerdere horecabedrijven zijn gecentreerd of in gebieden waar naar oordeel van de burgemeester kan worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van coffeeshop of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
Artikel 10. Gedoogcriteria voor coffeeshops
De verkoop van softdrugs wordt door het Openbaar Ministerie gedoogd als wordt voldaan aan de zogeheten AHOJGI-criteria:
Coffeeshops mogen geen reclame maken anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit. Dit betekent geen reclame aan de gevel of verwijsborden met daarop door middel van een hennepblad aangegeven dat er softdrugs wordt verkocht. Ook het maken van reclame in huis-aan-huisbladen, op het internet, via flyers of andere media is niet toegestaan.
Coffeeshops mogen geen harddrugs voorhanden hebben of verkopen.
Coffeeshops of hun bezoekers mogen geen overlast veroorzaken. Hierbij moet worden opgemerkt dat niet iedere klacht over overlast zal leiden tot een onmiddellijke sluiting van een coffeeshop. Ook reguliere horecabedrijven brengen vaak enige hinder met zich mee voor de omgeving, zoals bijvoorbeeld geluidsoverlast door bezoekers die komen en gaan. Zolang de mate van overlast niet groter of anders is dan bij een regulier horecabedrijf is er geen sprake van overtreding van dit criterium.
Coffeeshops mogen niet toegankelijk zijn voor en niet verkopen aan jeugdigen. Dit houdt in dat het:
verboden is om personen onder de 18 jaar toe te laten in een coffeeshop;
verboden is om softdrugs te verkopen aan personen onder de 18 jaar.
De exploitant kan dit realiseren door een legitimatieplicht in te stellen voor bezoekers. Ook dient de exploitant ervoor te zorgen dat er geen verkoop plaatsvindt aan minderjarigen, ook niet door middel van doorverkoop van producten afkomstig van de coffeeshop.
Coffeeshops mogen slechts een beperkte hoeveelheid verkopen per transactie en slechts een beperkte handelsvoorraad hebben. Onder “transactie” wordt verstaan alle koop en verkoop in één coffeeshop op eenzelfde dag met betrekking tot eenzelfde koper. Dit betekent dat het verboden is om:
per transactie meer dan 5 gram te verkopen;
een handelsvoorraad van meer dan 500 gram softdrugs in de coffeeshop aanwezig te hebben.
6.geen verkoop aan niet ingezetenen (I)
Coffeeshops mogen niet toegankelijk zijn voor en niet verkopen aan anderen dan ingezetenen van Nederland. Onder ingezetene wordt verstaan een persoon die zijn adres heeft in een gemeente van Nederland. Het ingezetenschap kan worden aangetoond met een uittreksel uit de Basisregistratie Personen (BRP).
Artikel 11. Aanvullende voorwaarden
Naast de bovengenoemde landelijk vastgestelde criteria worden de volgende aanvullende gedoogvoorwaarden gesteld:
a.Een coffeeshop is in ieder geval gesloten tussen 00:00 uur en 07:00 uur.
b. Een coffeeshop die valt binnen het afstandscriterium als bedoeld in artikel 8, eerste lid, mag op werkdagen open zijn van 18.00 uur tot 00.00 uur. Dit betekent dat zij niet geopend zijn tijdens schooluren en in de directe periode daarna. De beperkte openingstijden gelden niet tijdens het weekend en in de officiële schoolvakanties, in dat geval zijn de openingstijden onder sub a van toepassing.
2.Open karakter/vrije toegankelijkheid
De verkoop en het gebruik van softdrugs achter gesloten deuren en geblindeerde ramen kunnen argwaan en gevoelens van onveiligheid oproepen bij bijvoorbeeld omwonenden. Er moet daarom sprake zijn van een open inrichting die vrij toegankelijk is en die vanaf de straat is te overzien. Hierdoor kan tevens makkelijker toezicht plaatsvinden op de naleving van de gedoogvoorwaarden. Afhankelijk van de specifieke situatie kan deze voorwaarde bij voorkeur in overleg met de coffeeshophouder nader worden ingevuld en geconcretiseerd.
Een coffeeshop mag niet in verbinding staan met een woning.
In coffeeshops mag geen alcohol worden geschonken.
5.Geen loketverkoop aan straat
De verkoop van hennepproducten vanuit een loket aan de straat is niet toegestaan.
Bij coffeeshops worden geen terrassen toegestaan om te voorkomen dat publiek ongewild in aanraking komt met softdrugs en om te voorkomen dat de drempel voor drugsgebruik te laag wordt.
7.Alleen verkoop tegen directe betaling
Hennepproducten mogen niet gratis worden verstrekt en moeten direct worden betaald. Andere manieren van het voldoen van de rekening, zoals verkoop op rekening, ruilen tegen goederen of diensten of het werken met stempel- of zegelkaarten is niet toegestaan.
In de coffeeshop moet een prijslijst duidelijk zichtbaar aanwezig zijn.
9.Geen verkoop van andere softdrugs dan hennepproducten
In coffeeshops mogen geen andere softdrugs worden verkocht dan hennepproducten. Dit betekent dat er bijvoorbeeld ook geen ecodrugs, smartdrugs of smartproducts mogen worden verkocht in een coffeeshop.
Coffeeshopexploitanten dienen in het belang van een verantwoord gebruik van hennepproducten daarover goede voorlichting te geven. In de coffeeshop dient op een zichtbare plaats voorlichtingsmateriaal over het gebruik van cannabis aanwezig te zijn waarin aandacht wordt gegeven aan de gevaren van cannabisgebruik en de mogelijkheden ten aanzien van de hulpverlening. Daarnaast moeten bezoekers in de coffeeshop terecht kunnen met vragen over het gebruik van hennepproducten en moeten daarop adequate antwoorden worden gegeven.
De exploitant van de coffeeshop en personeelsleden dienen aantoonbaar deskundig te zijn op het gebied van problematisch drugsgebruik en drugsverslaving en beschikken over een bewijs hiervan, afgegeven door een verslavingszorginstelling. Daarnaast dient de coffeeshophouder bij klanten, van wie wordt gesignaleerd dat er sprake is van risicovol gebruik en/of verslaving, actief de gevaren onder hun aandacht te brengen en hen te wijzen op de mogelijkheden van hulpverlening.
Coffeeshopexploitanten dienen een juiste en inzichtelijke boekhouding bij te houden zodat de handelsvoorraad en de maximale transactie per klant per dag kan worden gecontroleerd.
Overtredingen worden beëindigd door het opleggen van een last onder dwangsom of door het toepassen van bestuursdwang in de vorm van een (tijdelijke) sluiting volgens de handhavingsmatrix opgenomen in bijlage 2. In de handhavingsmatrix, die onderdeel uitmaakt van dit coffeeshopbeleid, is omschreven op welke manier de burgemeester handelt als er overtredingen van dit coffeeshopbeleid worden geconstateerd.
Met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze beleidsregels gestelde voorwaarden zijn belast:
a. de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren;
b. de door het college dan wel de burgemeester aangewezen personen.
Artikel 14. Intrekken oude beleidsregels
Het “Beleid coffeeshops en illegale verkooppunten verdovende middelen gemeente Velsen 2013” wordt ingetrokken.
Op grond van de Algemene plaatselijke verordening is voor het exploiteren van een openbare inrichting een exploitatievergunning vereist. Onder een openbare inrichting wordt verstaan de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Aangezien in een coffeeshop in ieder geval rookwaren voor directe consumptie worden bereid of verstrekt (en daarnaast eventueel ook dranken of spijzen), valt ook een coffeeshop onder de definitie van een openbare inrichting. Naast een gedoogverklaring is voor de exploitatie van een coffeeshop dus ook een “reguliere” exploitatievergunning nodig.
Op lokaal niveau hebben gemeenten de vrijheid om te kiezen voor een zogenoemd nulbeleid of een maximumstelsel. Een nulbeleid houdt in dat in de lokale driehoek wordt afgesproken dat er geen coffeeshops worden gedoogd in de gemeente en dat dit wordt vastgelegd in beleid. In de gemeente Velsen wordt een zogenoemd maximumstelsel gehanteerd van twee coffeeshops. Dit houdt in dat de burgemeester aan maximaal twee coffeeshops een gedoogverklaring verstrekt, waarmee de handel in en het gebruik van hennepproducten die op lijst II van de Opiumwet staan wordt gedoogd. Hiermee wordt voorzien in de lokale behoefte binnen de gemeente Velsen. De beperking in het aantal coffeeshops is gelegen in de wens om inwoners van Velsen enigszins te beschermen tegen de blootstelling aan softdrugs.
Een gedoogverklaring wordt alleen verstrekt indien het maximum aantal van twee gedoogde coffeeshops nog niet is bereikt. Daarnaast wordt een gedoogverklaring voor het exploiteren van een coffeeshop alleen door de burgemeester afgegeven indien reeds een exploitatievergunning is verleend op grond van de Algemene plaatselijke verordening. In het kader van die beoordeling wordt ook gekeken naar het bestemmingsplan, naar het levensgedrag van de ondernemer en eventuele leidinggevenden en naar de invloed op de woon- en leefsituatie in de omgeving.
Eisen exploitant en leidinggevende
Om voor een gedoogverklaring in aanmerking te komen moeten zowel de exploitant als eventuele leidinggevenden aan bepaalde eisen voldoen. Een gedoogverklaring wordt om te beginnen alleen verstrekt aan natuurlijke personen en dus niet aan rechtspersonen. Zij moeten daarnaast de leeftijd van eenentwintig jaar hebben bereikt, mogen niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn (dit aspect wordt ook al meegenomen in de beoordeling van de aanvraag om een exploitatievergunning) en mogen niet onder curatele staan. De gedoogverklaring is dan ook persoonsgebonden en niet overdraagbaar.
De exploitant is verantwoordelijk voor de veiligheid, gezondheid en zedelijkheid van de bezoekers en dient er voor te zorgen dat de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de coffeeshop, en in de directe nabijheid ervan, niet worden verstoord. De aanwezigheid van de exploitant of een leidinggevende als vermeld op de vergunning is van cruciaal belang voor een verantwoorde exploitatie. Zij dienen er op toe te zien dat er geen verstoring van de openbare orde plaatsvindt en zo nodig bezoekers op hun gedrag aan te spreken. Indien desondanks de openbare orde of het woon- en leefklimaat wordt aangetast, of als een exploitant dit vertrouwen schaadt door op een niet-verantwoorde wijze de coffeeshop te exploiteren, dan kan en zal de burgemeester hier handhavend tegen optreden.
Daarnaast worden ook eisen gesteld aan de locatie waar de exploitant een coffeeshop wil vestigen. Een coffeeshop wordt bij voorkeur niet gevestigd in een gebied waar meerdere horecabedrijven zijn gecentreerd of in een woonstraat.
Ook is het niet wenselijk als een coffeeshop is gelegen in de directe nabijheid van een school. Er wordt dan ook een zogenoemd afstandscriterium gehanteerd van 250 meter, wat inhoudt dat een coffeeshop niet mag worden gevestigd binnen een stand van 250 meter van een school voor voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs. Om de afstand tussen een coffeeshop en een school te bepalen geldt de reëel af te leggen afstand te voet over de openbare weg tussen de voordeur van de coffeeshop en de hoofdingang van de school. Dit vloeit voort uit de wens om de naar het voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs gaande jeugd niet met coffeeshops te confronteren en hen de verkoop van softdrugs niet als iets normaals te laten beschouwen. Als een school zich in de buurt (binnen de afstandscriteria) van een bestaande coffeeshop vestigt hoeft een coffeeshop niet gesloten te worden, maar gelden per direct beperkte openingstijden.
Gelet op al deze eisen omtrent de locatie is een gedoogverklaring locatie gebonden. Dit houdt in dat de exploitant van een coffeeshop, naast een nieuwe exploitatievergunning, ook een nieuwe gedoogverklaring moet aanvragen als hij de exploitatie van de coffeeshop wil voortzetten op een andere locatie. Uiteraard dient de exploitant ook te zorgen voor de nodige planologische toestemmingen.
Op gedoogde coffeeshops zijn in ieder geval de eerder genoemde AHOJGI-criteria van het OM van toepassing. Daarnaast kan de burgemeester nog aanvullende voorwaarden stellen waar gedoogde coffeeshops zich aan moeten houden. Zowel de AHOJGI-criteria als de eventuele aanvullende voorwaarden worden in de gedoogverklaring opgenomen die door de burgemeester wordt verstrekt. Daarnaast zijn de regels opgenomen in dit coffeeshopbeleid steeds van toepassing.
Coffeeshops mogen geen reclame maken (affichering: A), geen harddrugs voorhanden hebben of verkopen (harddrugs: H), geen overlast veroorzaken (overlast: O), niet toegankelijk zijn voor en niet verkopen aan jeugdigen (jeugd: J), slechts een beperkte hoeveelheid verkopen per transactie en slechts een beperkte handelsvoorraad hebben (geringe hoeveelheid: G), niet toegankelijk zijn voor en niet verkopen aan anderen dan ingezetenen van Nederland (ingezetenen van Nederland: I), de zogeheten AHOJGI-criteria.
Naast de zogeheten AHOJGI-criteria kunnen in overleg met de partners in de lokale driehoek aanvullende voorschriften worden geformuleerd waaraan gedoogde coffeeshops moeten voldoen. Deze voorschriften vormen een onderdeel van het lokale coffeeshopbeleid en kunnen worden opgenomen in de gedoogverklaring.
Een coffeeshop is in beginsel gesloten tussen 00:00 uur en 07:00 uur. Afhankelijk van de concrete omstandigheden zoals de locatie en de omgeving kunnen ruimere of beperktere openingstijden worden opgenomen in de voorwaarden. Het beperken van de openingstijden volgt uit de APV waarin is bepaald dat de burgemeester in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen tijdelijk verplichte sluitingstijden of afwijkende toelatingstijden kan vaststellen of tijdelijk sluiting kan bevelen.
Als een school zich in de buurt (binnen het afstandscriterium) van een bestaande coffeeshop vestigt is het uitgangspunt is dat de openingstijden van de coffeeshop gelegen in de buurt van de school worden beperkt, zodat zij tijdens en direct na de schooluren niet geopend zullen zijn. De beperking van de openingstijden van de coffeeshop strekt tot bescherming van scholieren tegen de gevolgen van softdrugsgebruik. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat het softdrugsgebruik onder jongeren dient te worden ontmoedigd vanwege de kwalijke gevolgen van dat gebruik.
De handhaving van de gedoogcriteria (de AHOJGI-criteria) die onderdeel uitmaken van de gedoogverklaring ligt primair bij de burgemeester in de uitoefening van zijn sluitingsbevoegdheid ex artikel 13b van de Opiumwet. De strafrechtelijke handhaving door het OM is het sluitstuk op de bestuurlijke handhaving door de gemeente. Het integrale beleid ten aanzien van coffeeshops dient ertoe om tot een evenwichtige inzet van de verschillende beheersingsinstrumenten te komen. De bestuursdwangbevoegdheid van artikel 13b van de Opiumwet kan worden uitgeoefend indien in woningen of lokalen dan wel op daarbij behorende erven drugs worden verkocht, verstrekt of afgeleverd. Deze bevoegdheid kan ook worden gebruikt ten aanzien van coffeeshops die zich niet aan de voorwaarden houden.
In het lokale driehoeksoverleg wordt de maximale handelsvoorraad van gedoogde coffeeshops vastgesteld. Tegen een handelsvoorraad onder dit maximum zal in beginsel niet worden opgetreden. De door het lokale driehoeksoverleg vastgestelde maximale handelsvoorraad zal in elk geval de 500 gram niet te boven mogen gaan.
Gezien het bijzondere karakter van de exploitatie van een coffeeshop is er voor gekozen om specifieke sancties op te leggen voor het overtreden van de gedoogvoorwaarden. Als uitgangspunt is aansluiting gezocht bij de wijze van handhavend optreden zoals vastgelegd in het Damoclesbeleid gemeente Velsen.
Een belangrijk uitgangspunt van het coffeeshopbeleid is de scheiding tussen soft- en harddrugs. Wanneer harddrugs worden aangetroffen in een coffeeshop is de openbare orde per definitie in het geding. Dit is ook het geval wanneer aannemelijk is dat in deze drugs wordt verhandeld in of vanuit de inrichting, ook indien dit gebeurt buiten medeweten van de exploitant of zijn personeel om. Daarom wordt bij deze overtredingen gekozen voor het direct toepassen van bestuursdwang en niet voor het opleggen van een last onder dwangsom. Bestuursdwang is directer en zal (op termijn) succesvoller tot een feitelijke beëindiging van de overtreding leiden.
Bij het toepassen van bestuursdwang wordt gekozen voor sluiting van de coffeeshop, omdat dit als het meest effectieve middel wordt beschouwd om de met de Opiumwet strijdige situatie te doen beëindigen en herhaling te voorkomen. Ook het verbod op verkoop aan minderjarigen en het aanhouden van niet al te grote handelshoeveelheden zijn dusdanig belangrijke voorwaarden van het gedoogbeleid dat bij overtredingen direct met bestuursdwang wordt opgetreden. Bij het aanhouden van een handelshoeveelheid is wel rekening gehouden met de zogenaamde ‘achterdeurproblematiek’ waarbij een coffeeshophouder zijn coffeeshop moet kunnen bevoorraden en de jurisprudentie hierover. Daarom is een grens getrokken bij een handelshoeveelheid van 1000 gram. Bij een overschrijding van de toegestane hoeveelheid van 500 gram tot 1000 gram wordt eerst een waarschuwing gegeven. Bij recidive of een grotere overschrijding wordt wel direct bestuursdwang toegepast.
Voor de overige overtredingen kan met een voor de exploitant als lichter ervaren middel worden volstaan en wordt eerst een waarschuwing of een last onder dwangsom opgelegd.
Bij wijze van uitzondering kan de burgemeester in concrete gevallen afwijken van het genoemde handhavingsarrangement. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn bij een constatering van verschillende overtredingen tegelijkertijd. Ook de aard en de ernst van de feiten en omstandigheden kunnen voor de burgemeester aanleiding zijn om te besluiten tot het overslaan van bepaalde stappen in het handhavingsarrangement en/of direct over te gaan tot het opleggen van een zwaardere sanctie. Dit zal door de burgemeester in zijn besluit dan nader worden gemotiveerd.
De termijn die wordt gehanteerd om te bepalen of het bij herhaling gaat om recidive is twee jaar. Dit betekent dat de exploitant die een bestuurlijke maatregel opgelegd heeft gekregen en bij wie binnen de daarop volgende twee jaar geen nieuwe overtredingen zijn geconstateerd weer met een schone lei kan beginnen. Indien ná deze periode een nieuwe overtreding wordt geconstateerd, dan wordt dit beschouwd als een eerste overtreding. De voorgeschiedenis van een exploitant of het horecabedrijf kan wel worden meegenomen bij de beoordeling of de burgemeester nog vertrouwen heeft in een verantwoordelijke exploitatie. Deze beoordeling zal wel met feiten en omstandigheden moeten worden onderbouwd.