Organisatie | Ede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Ede houdende regels omtrent de procedure bij behandeling aanvragen planschade (Procedureverordening planschade Ede) |
Citeertitel | Procedureverordening planschade Ede |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Procedureverordening aanvragen om tegemoetkoming in planschade en de Verordening tot wijziging van het recht als bedoeld in artikel 49, lid 3, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-10-2020 | nieuwe regeling | 24-09-2020 | 164808 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
derden-belanghebbenden: de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.
planologische maatregel: oorzaak als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, Wet ruimtelijke ordening.
planschade: schade als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, Wet ruimtelijke ordening.
Artikel 2. Verschuldigd recht planschadeverzoek
Het recht dat is verschuldigd voor het indienen van een aanvraag om tegemoetkoming in planschade bedraagt €500,-.
Artikel 3. Informeren derden over aanvraag
Burgemeester en wethouders stellen eventuele andere betrokken bestuursorganen en eventuele derden-belanghebbenden schriftelijk in kennis van de ontvangst van een aanvraag.
Artikel 4. Opdrachtverstrekking advies
Burgemeester en wethouders verstrekken één of meer adviseurs de opdracht om over de aanvraag advies uit te brengen, tenzij:
Artikel 5. Adviseur of adviescommissie
Artikel 7. Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur of adviescommissie
Artikel 11. Beslissing burgemeester en wethouders
Burgemeester en wethouders stellen de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en eventuele derden-belanghebbenden schriftelijk in kennis van hun besluit.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 24 september 2020, zaaknummer 164808,
De raad voornoemd,
dr. G.H. Hagelstein
de griffier,
mr. L.J. Verhulst
de voorzitter.
De aanleiding voor het vaststellen van deze verordening is de aanstaande inwerkingtreding van de Omgevingswet. Ter voorbereiding op het nieuwe wettelijk kader zijn bestaande verordeningen tegen het licht gehouden en geactualiseerd. Een groot aantal artikelen is herschreven om de leesbaarheid van de verordening te vergroten.
Het onderwerp van deze verordening is de procedure om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming in planschade. Deze verordening bevat dus uitsluitend voorschriften van procedurele aard. In artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is bepaald wanneer het mogelijk is om een aanvraag voor tegemoetkoming in planschade in te dienen. Op aanvragen om tegemoetkoming in planschade zijn naast deze verordening van toepassing: afdeling 6.1 van de Wro en afdeling 6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Op deze plaats wordt nog opgemerkt dat in de Wro enkel is voorzien in een (gedeeltelijke) tegemoetkoming in planschade: dit is zeker niet hetzelfde als een (volledige) schadevergoeding. Of en in welke mate recht bestaat op een tegemoetkoming volgt uit afdeling 6.1 van de Wro en de daarover ontwikkelde rechtspraak.
De verordening zelf wordt vastgesteld door de gemeenteraad en is juridisch bindend. Deze toelichting wordt niet vastgesteld en is niet juridisch bindend. Wel kan deze dienen ter verduidelijking en als interpretatiehulp voor de verordening.
Bij de omschrijving van begrippen is aansluiting gezocht bij de Wro en het Bro. Voor zover nodig is hierop een aanvulling gegeven. Voor een goed begrip van de verordening is het belangrijk ook de algemene bepalingen te lezen die staan in artikel 6.1.1.1 van het Bro.
Artikel 2. Verschuldigd recht planschadeverzoek
Een aanvrager die een tegemoetkoming wil ontvangen in planschade betaalt hiervoor een recht van €500,-. Het recht is geen leges. Als de aanvraag wordt toegewezen dan betalen burgemeester en wethouders het recht namelijk terug. Wordt de aanvraag afgewezen, niet ontvankelijk verklaard of buiten behandeling gesteld dan bestaat geen recht op teruggaaf van het betaalde recht.
Het doel van het recht is om een drempel op te werpen tegen het zonder goede reden indienen van een aanvraag om tegemoetkoming in planschade. Voor de gemeente zijn er namelijk aanzienlijke kosten gemoeid met de behandeling van deze aanvragen. Dit betreft met name de kosten van extern advies.
Sinds 20 oktober 2005 is het recht voor behandeling van planschadeverzoeken gesteld op €500,-. Dit is bij deze herziening niet gewijzigd.
Artikel 3. Informeren derden over aanvraag
Bij grote bouw- en ontwikkelprojecten worden regelmatig afspraken gemaakt met ontwikkelaars over planschade. Gebruikelijk is een voorwaarde dat de gemeenteraad alleen overgaat tot wijziging van een bestemmingsplan als de ontwikkelaar eventuele planschade betaalt. In dat soort situaties is het uiteraard voor de ontwikkelaar van belang om te weten dat er planschadeverzoeken zijn ingediend. In artikel 6.4a van de Wro is hiervoor een informatieplicht opgenomen. De informatieplicht geldt ook voor anderen met een financieel belang in de vorm van een exploitatiebijdrage.
Aanvullend hierop is in deze verordening bepaald dat eventuele andere betrokken overheidsorganisaties worden geïnformeerd.
Artikel 4. Opdrachtverstrekking advies
In dit artikel is geregeld dat er geen adviseur wordt aangewezen als de aanvraag kennelijk ongegrond of niet-ontvankelijk is. Burgemeester en wethouders zijn enkel bevoegd binnen een bepaalde periode na ontvangst van de aanvraag deze kennelijk ongegrond of niet-ontvankelijk te verklaren. Een en ander is geregeld in artikel 6.1.3.1 van het Bro.
Artikel 5. Adviseur of adviescommissie
Burgemeester en wethouders schakelen één of meer adviseurs gezamenlijk in voor de advisering over de op de aanvraag te nemen beslissing. In dit artikel is bepaald in welke gevallen een adviseur of een adviescommissie dient te worden ingeschakeld en over welke deskundigheid een adviseur dient te beschikken.
Een adviseur kan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon zijn. De keuze tussen een natuurlijke persoon of een rechtspersoon wordt aan de gemeente overgelaten (zie de Nota van Toelichting bij het Bro, Stb. 2008, 145, p. 63). Een in planschade gespecialiseerd adviesbureau kan dus worden aangewezen als adviseur bedoeld in het eerste lid, of als één van de adviseurs (tweede of derde lid) in een adviescommissie.
Hoewel voor iedere aanvraag een aanwijzing van één of meer adviseurs nodig is, bestaat de mogelijkheid om telkens dezelfde adviseur(s) aan te wijzen (vaste adviseur of adviescommissie). Op basis van het tweede en derde lid kan zo nodig extra deskundigheid worden ingeschakeld. Wordt hiertoe overgegaan, dan is sprake van een adviescommissie.
Artikel 6. Deskundigheid en onafhankelijkheid
Artikel 6.1.3.3, tweede lid, onder a, van het Bro schrijft voor dat de verordening regels moet bevatten over de deskundigheid en onafhankelijkheid van de adviseur. In dit licht dient het bepaalde in het eerste lid te worden gezien.
Om de onafhankelijkheid van de adviseur te waarborgen mag deze niet:
Bijvoorbeeld via het opstellen van een planschade risicoanalyse.
Een adviseur mag ook niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders. Dit staat in artikel 6.1.1.1 onder c van het Bro. Praktisch betekent dit dat er altijd advies wordt uitgebracht door een adviseur van buiten de gemeentelijke organisatie.
Artikel 7. Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur of adviescommissie
In het eerste lid staat dat burgemeester en wethouders bij de aanvraag betrokken derden moet informeren over het voornemen om een bepaalde adviseur aan te wijzen. Als zij het niet eens zijn met dit voornemen dan kunnen zij een wrakingsverzoek indienen.
In het tweede lid is opgenomen dat de termijn voor mededeling wie burgemeester en wethouders voornemens zijn aan te wijzen als adviseur wordt opgeschort indien de aanvrager in de gelegenheid wordt gesteld om zijn aanvraag aan te vullen. Er wordt dan als het ware op de ‘pauze’ knop gedrukt en de termijn loopt weer verder als de aanvulling is ontvangen of de mogelijkheid voor aanvulling ongebruikt is verstrekt. De opschorting moet worden gezien tegen de achtergrond van artikel 4 van deze verordening. Dit artikel bepaalt dat geen adviseur wordt aangewezen als de aanvraag kennelijk ongegrond of niet-ontvankelijk is. Tot de aanvulling van de aanvraag binnen is zal het voor burgemeester en wethouders dus niet altijd mogelijk zijn om te bepalen of inschakeling van een adviseur noodzakelijk is.
In het derde lid is de mogelijkheid opgenomen voor betrokken derden om de voorgestelde adviseur of adviescommissie te wraken. Een wrakingsverzoek moet schriftelijk worden gedaan en voldoende toegelicht worden. Wraking is mogelijk als er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat een adviseur onvoldoende deskundig is of niet onafhankelijk kan adviseren.
Een verzoek tot wraking wordt ingediend binnen vier weken nadat burgemeester en wethouders betrokkenen hebben geïnformeerd. Vervolgens nemen burgemeester en wethouders binnen vier weken een besluit over het verzoek. Tegen deze procedurebeslissing staat op dat moment geen bezwaar of beroep open. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 15 mei 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:3113. Wel kan de beslissing van burgemeester en wethouders over de wraking in een eventuele juridische procedure tegen de besluit op de aanvraag om tegemoetkoming aan de orde komen.
Artikel 8. Informatie adviseur of adviescommissie
In dit artikel staat beschreven hoe de adviseur informatie verkrijgt om een advies te kunnen uitbrengen over de aanvraag. Opgemerkt wordt dat het bijvoorbeeld mogelijk is om een hoorzitting (artikel 9) te combineren met een bezichtiging. Volgens artikel 6.1.3.5, lid 2, Bro mag van de bezichtiging worden afgezien, als uit de inhoud van de aanvraag direct blijkt dat deze behoort te worden afgewezen.
Artikel 9. Hoorzitting en artikel 10. (Concept)advies
Deze artikelen zijn opgesteld tegen de achtergrond van artikel 6.1.3.3, tweede lid, onder e van het Bro. Door het organiseren van ten minste één hoorzitting is geborgd dat de partijen worden gehoord. Van het horen wordt een verslag opgemaakt: dit kan zijn in de vorm van een vermelding in het conceptadvies of definitieve advies (afhankelijk van wanneer de hoorzitting precies plaatsvindt). Betrokken partijen moeten in ieder geval in de gelegenheid worden gesteld om gedurende vier weken te reageren op het conceptadvies. Dit kan worden gecombineerd met de hoorzitting.
Artikel 12. Uitbetaling tegemoetkoming
In dit artikel zit de grootste wijziging ten opzichte van de vorige verordening. In de vorige regeling bestond recht op betaling zodra burgemeester en wethouders een besluit namen over de hoogte van de tegemoetkoming. In de nieuwe regeling bestaat pas een recht op tegemoetkoming nadat het besluit onherroepelijk is geworden. Dit is dus inclusief de termijn van eventuele juridische procedures. Wel kunnen burgemeester en wethouders een voorschot toekennen.
Er zijn een aantal redenen voor deze wijziging:
Doorgaans is al wel duidelijk bij de toekenning over welk deel van de tegemoetkoming discussie bestaat. Een derde kan bijvoorbeeld vinden dat de vergoeding niet €3.000,- moet zijn, maar €2.000,-. In zo’n geval kunnen burgemeester en wethouders besluiten vast een voorschot van €2.000 toe te kennen. De volgende factoren zijn bij een besluit over het verlenen van een voorschot in ieder geval van belang:
In de verordening is overgangsrecht opgenomen voor lopende aanvragen. Hierop blijven de voorheen geldende verordeningen van toepassing. Dit is met name van belang voor het recht op uitbetaling van de tegemoetkoming (artikel 12). Overigens bevat de nieuwe verordening slechts ondergeschikte wijzigingen.